Categoriearchief: Begraafplaatsen

Feddo Oldenburger Praamschipper Winschoten, aanvulling

(262) In het website-Bericht ‘Turfschip van Opa’ wordt het leven van Feddo Oldenburger als binnenschipper (Winschoten *08-01-1869; Winschoten †03-07-1949) en van zijn voorvaderen die hetzelfde vak uitoefenden, duidelijk belicht. Het gezinsleven liet ik echter buiten beschouwing.

Nu ik een prachtige foto heb gevonden van de nog bestaande grafsteen van opa Feddo en zijn vrouw, wil ik toch nog even ingaan op dat gezinsleven. Opa Feddo was getrouwd met Grietje Zweep (* 22-06-1869 – † 22-11-1954), die samen met hem begraven ligt op de Oude Begraafplaats in Winschoten.

Grafsteen van Feddo Oldenburger en Grietje Zweep, op de Oude Begraafplaats, Hofstraat Winschoten

Feddo en Grietje kregen drie kinderen, Bouwina (1893-1975, gehuwd met Leferdus Berend Hunnersen), Geertruida (1895-1975, gehuwd met Jacob Emestus Tulleken) en Frederik (1899-1975, de vader van mijn man Feddo Hans Frits Oldenburger, gehuwd met Ronesca Elisabeth Groustra, de moeder van mijn man Feddo). Het ouderlijk huis van Bouwina en Geertruida en Frederik lag aan de Garst te Wischoten. Hieronder wordt het huis van Opa Feddo afgebeeld.

Opa Feddo Oldenburger en Oma Grietje Oldenburger – Zweep voor hun huis aan de Garst

Het was een eind-19de eeuws (?) ruim huis met paardenstal en erf. De hoger gelegen Garst bestond uit een rug van keileem, vaak gebruikt als gemeenschappelijke dorpsweide of akker. De Garst als weg was één van de betere wegen waarover sinds vroeger eeuwen gereisd kon worden of waar mensen zich konden vestigen. Geleidelijk aan was over de Garst een handelsroute ontstaan tussen de Duitse stad Münster en de stad Groningen. Het lijkt niet onwaarschijnlijk dat de familie Oldenburger oorspronkelijk vanuit de omgeving van de stad Oldenburg naar Nederland is getrokken om daar te proberen een beter bestaan op te bouwen. De afstand Oldenburg – Groningen is tenslotte maar 130 km. 

Algemene Begraafplaats Heemstede – het oudste deel van J.D. Zocher jr.

(257) In de Gids voor de Nederlandse Tuin- en Landschapsarchitectuur (4 delen, 1995-2000) staat een korte tekst over deze begraafplaats. Deze heb ik aangevuld met graf-beschrijvingen van onze familie-leden.

Op de plaats van de menagerie van de voormalige buitenplaats Westermeer, waarvan het huis in 1829 werd gesloopt, ontwierp J.D. Zocher jr. vanaf 1829 de Algemene Begraafplaats Groenendaal. Deze werd door de Van Merlen Vaart gescheiden van het complex Groenendaal/Meerenberg/Bosbeek.

Wanneer men het oudste deel van de begraafplaats betreedt, wordt men eerst gewezen op het volgende:

Entree van het oudste gedeelte van de begraafplaats. Foto Carla Oldenburger

Het door Zocher aangelegde deel wordt gekenmerkt door flauw gebogen lanen rondom druppelvormige grafvelden. De hoofdopzet van het oude deel is ook enigszins symmetrisch. De hand van Zocher jr. is duidelijk herkenbaar. Helaas is er geen ontwerp bewaard gebleven.

Het graf van meester-timmerman Gerrit Munk (geen foto), de grootvader van de broer van onze (bet)overgrootmoeder Maria Catharina van Alkemade Munk (1851-1881), is een van de oudste graven uit de eerste periode van deze begraafplaats.
Gerrit Munk (1764-1829), was eigenaar van Bleekrust 1820-1822 en werd geboren te Heemstede als zoon van Gerrit Munk en Elizabeth van Dijk. Naast meestertimmerman wa hij ook plaatsvervangend vrederechter in Heemstede (soort kantonrechter). In 1813 trouwde hij met Geertruy van Loon. Even voorbij de grafkelder van de familie Enschedé (op de kaart het vierkantje links van AFDI) gaat een gebogen laantje naar rechts, naar een open plek waar vele lanen bij elkaar komen. Langs dit laantje zijn aan de rechterkant vele graven verdwenen, maar het nummerpaaltje (I-056-E) van het jong gestorven broertje van mijn grootvader Amse (broertje’s naam Willem Frederik Amse, genoemd naar zijn grootvader; geboren / overleden 1880) staat nog achter de grafsteen van Catharina Wilhelmina Elisabeth van Deventer-Munk (geboren in Heemstede 1859; overleden in Den Haag 1923); waarschijnlijk is zij de jongste zuster van onze (bet)overgrootmoeder Ames-Van Alkemade Munk).

Heemstede Algemene begraafplaats. Oudste deel ontworpen door J.D. Zocher jr. 1829. Foto Carla Oldenburger

Van de familie Ebbers zijn nog twee grafzerken over. Het betreft een oudoom en een oudtante en hun beider echtgenoten, broer en zuster van onze (over)grootvader Jan Ebbers, resp. Gustaaf Adolf Ebbers (1881-1943) , getrouwd met Johanna Granneman (1884-1949) én Everdina Ebbers (1883-1938), getrouwd met Gerlof Hendrik Hospes (1887-1927). Voor Gustaaf Adolf loopt men naar de driesprong boven de letter E en volgt dan heel even het pad richting B.

Heemstede Algemene Begraafplaats. Grafsteen van Gustaaf Adolf Ebbers, jongere broer van onze (over)grootvader Jan Ebbers.
Foto Carla Oldenburger

Direct links ligt het graf F-06-E. Everdina is te bereiken via het pad tegenover de zwarte ster tot de driesprong, en dan het eerste paadje rechts nemen. Op dat paadje vrij snel rechts is de grafsteen van het echtpaar Hospes te zien.

Heemstede, Algemene Begraafplaats. Grafsteen van Everdina Ebbers, jongste kind van apotheker (bet)overgrootvader Jan Ebbers en zuster van onze (over)grootvader Jan Ebbers. Foto Carla Oldenburger
Heemstede Alg. Begraafplaats. Grafsteen Catharina Wilhelmina Elisabeth van Deventer-Munk (1859-1923). Hierachter staat het nummerpaaltje dat het graf van baby Willem Frederik Amse (geboren en overl. 1880) aangeeft. Foto Carla Oldenburger

De eerste, tweede en derde uitbreiding zijn van de tuinarchitect Gerard Bleeker, die hier tussen 1928 en 1948 werkte. Deze delen zijn modern geometrisch van opzet en de graven liggen voornamelijk langs rechte paden.

De laatste toevoeging, uitgevoerd in 1993 naar ontwerp van tuinarchitect Victor van Boven, betreft de zogenaamde urnentuin en het columbarium. Rondom een breed pad, dat gericht is op een monumentale grafkelder, liggen groepsgewijs urnenvelden in grasbermen. Deze velden zijn omgeven door rozen en laurierhagen. De sfeervolle en kleurrijke urnentuin is een waardige gedenkplaats en vormt een soort loper vanaf de grafkelder naar het halfronde columbarium waarin nissen zijn voor het plaatsen van urnen. Halverwege de loper staat een fontein. Het idee van een ommuurde tuin met bomen en rozenperken heeft Van Boven mede ontleend aan oude Romeinse voorbeelden.

Al met al is de combinatie van tuinstijlen niet storend en straalt de begraafplaats als geheel rust en vrede uit.

Ook de vier (over)grootouders van Carla en Juliet Oldenburger, Jan Ebbers- Carolina S. Vogelesang en Johan C.W. Amse- Anna Vetter én de twee (groot)ouders Jan Ebbers-Maria C.J. Amse zijn allen op deze begraafplaats begraven, maar al deze graven zijn geruimd.

Begraafplaats ‘Huis te Vraag’ opnieuw bedreigd

(255) De historische begraafplaats Huis te Vraag (Rijnsburgstraat 51, Amsterdam) wordt momenteel bedreigd door de gemeentelijke plannen voor het zogenaamde Schinkelkwartier: een nieuwe woonwijk ten noorden van de Nieuwe Meer met 11.000 woningen. Om deze te ontsluiten moet er een nieuwe brug over de rivier de Schinkel komen en zouden er over de begraafplaats verschillende (snel)fiets- en wandelpaden moeten worden aangelegd, zodat Huis te Vraag kan worden opgenomen in een groot recreatiepark.
Entree Begraafplaats Huis te Vraag, Amsterdam. Foto Carla Oldenburger

De oorspronkelijke aanleg van de begraafplaats, in 1891 door Pieter Oosterhuis, is eigenlijk niet zo bijzonder. Het is een min of meer rechthoekige lap grond van circa een hectare, door een hoofdas in tweeën verdeeld en vervolgens door smallere paden ingedeeld in lange stroken, die op hun beurt zijn samengesteld uit grafvakken van circa een bij twee meter. Ondanks dit formele patroon maakt de begraafplaats een schilderachtige indruk. De grafheuvel wordt gedeeltelijk bedekt door een tapijt van klimop en de iepen en kastanjes die bij de aanleg werden geplant, zijn inmiddels uitgegroeid tot monumentale bomen. Toch is de begraafplaats niet overgeleverd aan de natuur; nergens zijn de paden overwoekerd en de klimop wordt zo over de grafstenen geleid dat de namen van de overledenen indien mogelijk zichtbaar blijven.

Op Te Vraag vindt men behalve altijd groene bomen en heesters als metafoor voor het eeuwig leven, ook treurvormen van iepen, essen en moerbeien. Tussen de graven schieten wilde planten op als teunisbloem en cichorei, en in het voorjaar bloeien hier duizenden witte dichtersnarcissen (Narcissus poeticus). Het bijzondere van ‘Huis Te Vraag’ is dat in 1987 in de voormalige aula de beeldend kunstenaar Leon J. van der Heijden (1938-2020) kwam wonen met zijn vrouw Willemijn, die de begraafplaats – ondanks de voortdurende bedreiging door de oprukkende bebouwing – door hun gestage arbeid wisten om te toveren tot een volstrekt unieke tuin – in 2009 aangewezen als gemeentelijk monument.

Op dit moment vormt een groot smeedijzeren hek (zie eerste foto) nog de enige toegang tot het domein. Het einde van deze toegangslaan biedt uitzicht over een klein weiland, een van de weinige relicten van het typisch Hollandse polderlandschap in Amsterdam. De kleine weilanden rondom behoren tot de begraafplaats; hier graasden vroeger de paarden die de rouwkoetsen trokken. Van der Heijden noemde de veenweide ten zuiden van de begraafplaats ‘het weiland van het uitzicht’ – niet alleen op het Amsterdamse bos dat in de verte aan de horizon verschijnt, maar ook op ‘gene zijde’. En hoewel er in 1962 voor het laatst iemand werd begraven, komen hier nog vrijwel dagelijks mensen, niet alleen om de graven te bezoeken, maar vooral ook om te genieten van deze oase van rust.

Uitzicht over het weiland aan het einde van de toegangslaan. Foto Maarten Brinkgreve, 2007

Voor wie dit uitzicht kent is onvoorstelbaar dat dwars hier doorheen een druk fietspad zal worden aangelegd. Samen met een aantal andere erfgoedorganisaties heeft de Vereniging Vrienden Amsterdamse Binnenstad (VVAB) daarom een protestbrief van de Bond Heemschut medeondertekend. Om de begraafplaats te behouden kunt u ook zelf een steentje bijdragen door de petitie te tekenen.

[Teken de petitie]

Dit bericht is geschreven door Juliet Oldenburger en overgenomen van de website van de Vereniging Vrienden Amsterdamse Binnenstad. Al eerder in 2007 schreef Juliet over deze begraafplaats een artikel in het Tijdschrift Binnenstad, nr. 223/224, getiteld Groene necropolis.

Zie ook: T. den Herder, “’t Huis Te Vragh in de banne van Slooten, zijn geschiedenis, eigenaars, bewoners en omgeving 1618-1890”, in: Jaarboek Amstelodamum, 1975.

Een onbeschermde onbekende buitenplaats in Schiermonnikoog: Huis Rijsbergen

Schiermonnikoog: Huis Rijsbergen of De Burch, gebouwd in 1757 door Johan Willem Tjarda van Starkenborgh Stachouwer. In 1860 kreeg het huis in opdracht van de nieuwe eigenaar John Eric Banck zijn huidige neo-classicistische aanzien. Foto Walther Schoonenberg

(248) Na onze kennismaking met de onbekende en onbeschermde buitenplaats Huis Brakestein op Texel enkele jaren geleden, zijn we nu op Schiermonnikoog op zoek gegaan naar voormalige buitenplaatsen, die misschien nu niet meer als zodanig bekend zijn. ‘Huis Rijsbergen’ of zoals de Eilanders het huis noemen ‘De Burcht’ en sinds 2021 bekend als Cisterciënzer ‘Klooster Schiermonnikoog’ voldoet aan de definitie van voormalige buitenplaats.

Dit huis Rijsbergen is omstreeks 1757 (jaartal op gevel) gebouwd in opdracht van Johan Willem Tjarda van Sterkenborch Stachouwer, Heer van Rijsbergen en Schiermonnikoog, ter vervanging van het huis Binnendijken bij het voormalige dorp Westerburen, dat omstreeks 1760 door de zee werd verzwolgen. Ook de nabijgelegen boerderij Patmos (op de kadasterkaart nrs. 505 en 506), volgens een gevelsteen gebouwd in 1762, maakte deel uit van het complex Rijsbergen of De Burch.

De kadasterkaart uit 1832 en een foto van een schilderij van het huis (kunstenaar, jaartal, vindplaats en techniek onbekend) verschaffen meer duidelijkheid over de eigenaren, de ligging, de stijl en het uiterlijk van het gebouw.

Slot Rijsbergen op de Kadasterkaart Sectie B2, 1832, getekend door W. van der Vegt, landmeter Iste Klasse). Links boven (nr. 505 en 506) ligt de boerderij Patmos; midden boven (nr. 570) Slot Rijsbergen met omliggende weilanden en bossen (562, 565, 571). Karakteristiek voor de tuinaanleg behorend bij een 18de eeuwse buitenplaats is de zichtlaan (nr.563) achter het huis Rijsbergen, gericht op het midden van de achter(zuid)gevel. Tussen de Boerderij en het slot loopt de Oosterreeweg. Ten zuiden van Boerderij Patmos loopt het kerkenlaantje. Noorden boven. Collectie RCE

Op de kadastrale leggers behorend bij de kadasterkaart worden ook de eigenaren van slot Rijsbergen en boerderij Patmos genoemd. Het slot is in 1832 eigendom van Edzard Tjarda Starkenborch Stachouwer (lid der Provinciale Staten Groningen) en de boerderij is op dat moment in bezit van Johan Stachouwer (Grietman Schiermonnikoog). Beide gebouwen liggen aan de Langestreek aan de overzijde van de reeks nieuwe huizen die gebouwd werden ter vervanging van de ‘verdronken’ huizen van Westerburen. Het dorp werd langzaam maar zeker, na de overstromingen van 1717 en 1720 en de hevige stormvloed van 1760, in zijn geheel naar het oosten verplaatst; vandaar dat de naam van het dorp Schiermonnikoog eerst Oosterburen was. We zien midden achter (op de kaart onder) het slot een zichtlaan lopen, evenwijdig aan de Oosterreeweg (links). Aan weerszijden van deze laan liggen vlak achter en opzij van het slot elzenbossen (nrs. 562 en 565; 571) en daar achter twee weilanden of hooilanden (nrs. 561 en 564). Deze symmetrische aanleg achter het huis is karakteristiek voor classicistische tuinen, maar is in 1832 wel ouderwets te noemen. Anthony Winkler Prins bezocht het huis ook eind jaren dertig van de 19de eeuw en beschrijft (zie literatuur, p.12) het land achter het huis als volgt: een “vrij uitgestrekt elzenbos met talrijke op een hoofdlaan uitkomende zijlanen, des zomers met de klokvormige bloesems der witte winde rijk versierd.” Van een toegangslaan is op de kadasterkaart niets te zien. Wel benoemt Winkler Prins het kerken(elzen)laantje, dat loopt van de burcht naar de kerk (zie op kad. kaart onder boerderij Patmos) en is er volgens hem “ten westen van de kerk, tussen de Langestreek en de Middenstreek, door de zorg van de heer Banck, een sierlijk en vrij uitgestrekt plantsoen aangelegd. Het opgaand geboomte belommert er de slingerpaden, die met bloeiende heesters zijn omzoomd.” Dit moet begin jaren zestig geweest zijn, in de begintijd van Banck. Het slot zelf vertoont aan de noordzijde twee kleine torenvormige uitbouwen die ook op het schilderij waarneembaar zijn en aan de zuidzijde twee langere en bredere uitbouwen. De beschrijving van het plantsoen met ‘slingerpaden en bloeiende heesters’ duidt op de gardeneske landschapsstijl die halverwege de 19de eeuw erg populair begon te worden. Hoe de slottuin er in de tweede helft van de 19de eeuw precies uitzag, is niet in detail bekend, Wel zien we op het schilderij een aanplant van heesters vóór het slot. Deze zou op een ‘A-ha’ kunnen duiden, een onzichtbare afscheiding tussen een dierenweide en de grond voor het huis, gevormd door een diepe (droge) sloot met steile walkanten, waardoor geen visuele verstoring door hekwerken ontstaat.

Huis Rijsbergen. Kunstenaar, techniek en vindplaats onbekend. Laatste kwart 18de eeuw. Zicht op de noordgevel. Huis met gewolfd zadeldak en aangebouwde torentjes. Achter het linker torentje is een uitbouw te zien. Op dit schilderij is geen sprake van bosaanplant achter en opzij van het huis. Bovendien ontbreekt een toegangslaan. Dit schilderij is waarschijnlijk geschilderd voor de tijd van Banck (voor 1860) want er zijn geen bossen achter het huis te zien.

De familie Stachouwer kocht het eiland ‘als heerlycheijt van het Eilant Schiermunckoogh’ (met ‘heerlijke rechten’ o.a. het zeerecht en het jachtrecht) omstreeks 1640 van de Friese Staten, nadat het eerst tot 1580 in bezit was geweest van de kloosterorde van Cisterciënzers. Zij bewoonden de abdij Klaarkamp te Rinsumageest ten zuidwesten van Dokkum en hadden op Schiermonnikoog hun ‘uithof’, die in de middeleeuwen bij laag water te voet bereikbaar was. Zo gek en ver was dat dus niet. De Cisterciënzers staan in heel Nederland bekend om hun ontginningen. Hierdoor werd het land geschikt gemaakt voor veeteelt en akkerbouw. De grijze monniken van Schiermonnikoog (schier duidt op hun grijze pijen en koog betekent eiland) hebben het eiland bewoonbaar gemaak

Na de familie Stachouwer ging het eiland en ook het slot in 1858 in andere handen over (na twintig jaar in bezit te zijn geweest van Gerrit Fenenga; maar deze verkoop aan Fenenga is niet notarieel vastgelegd). De Nederlandse jurist en letterkundige Mr. John Eric Banck (1833-1902) werd de nieuwe eigenaar. Hij is vooral bekend geworden door het aanleggen van de zuidelijke zeedijk als bescherming tegen het water van de Waddenzee en door ontginning van een deel van het eiland (Banckpolder). Hij liet de duinen verstevigen door ze met helm te beplanten. Ook was hij een van de oprichters van de Zeevaartschool en liet hij het Badhotel bouwen. En wat Rijsbergen betreft ‘renoveerde’ hij het gebouw, met gevolg dat de gevel een neo-classicistisch uiterlijk heeft gekregen. Volgens Winkler Prins werden de torentjes in Banck’s tijd afgebroken en kwamen er kleine huisjes (soort koepeltjes) voor in de plaats.

Huis Rijsbergen, ca. 1925. Prentbriefkaart

 In 1893 kocht Hartwig Arthur Berthold graaf Von Bernstorff, lid van de Duitse Rijksdag,  het eiland Schiermonnikoog en het slot van Eric Banck. Drie generaties Von Bernstorff kregen het eiland achtereenvolgens in bezit; het bleef wel Nederlands grondgebied, onder Nederlands bestuur. De familie kwam graag naar Schiermonnikoog en genoot van Rijsbergen als zomerhuis en als jachtslot. De laatste Von Bernstorff is begraven op de gemeentelijke begraafplaats achter de kerk.

Graven van de Von Bernstorff-familie. Rechts (gedeeltelijk te zien) de grafsteen van Bechtold Eugen Von Bernstorff, die het eiland en het huis Rijsbergen in 1945 moest opgeven; links die van zijn vrouw Ursula. De middelste steen is een herinnering aan de tijd dat de familie Von Bernstorff het eiland in bezit had. Foto Carla Oldenburger

Na de Tweede Wereldoorlog werden Duitse goederen (i.c. het bezit van Bechtold Graaf Von Bernstorff) door Nederland geconfisqueerd. Het eiland en huis Rijsbergen kwamen in bezit van de Nederlandse Staat (Dienst Domeinen). Het beheer van het eiland kwam in 1988 in handen van Staatsbosbeheer, welke dienst het vervolgens overdroeg aan de Ver. Natuurmonumenten. Het hele eiland Schiermonnikoog werd toen aangewezen als natuurreservaat. Het huis viel onder beheer van Rijksgebouwendienst. Het gebouw ging functioneren als jeugdherberg (NJHC) tot 1992. In dat jaar werden huis en een deel van het terrein verkocht aan de heer Victor Claessens en mevrouw Els Claessens. Zij renoveerden het interieur (1992-1993). Een bijzondere ontdekking was toen dat diverse scheepsonderdelen uit het verleden bij de bouw van het huis gebruikt werden voor de balkenconstructies. Huis Rijsbergen werd zo tot een geliefd hotel omgetoverd. In 2019, dienden de Cisterciënzer monniken uit Abdij Sion zich als kopers aan. Zij waren van dezelfde orde, de Cisterciënzers, als de monniken die in de middeleeuwen vanuit Abdij Klaarkamp naar Schiermonnikoog trokken. Zij hebben hun abdij Sion in 2015 moeten verlaten omdat ze met vijf monniken het beheer van deze grote abdij niet meer aan konden. We hebben even naar ze gezwaaid, maar vanwege corona mochten we elkaar niet ontmoeten.

We hopen over niet al te lange tijd het huis en de monniken nog eens te bezoeken om samen met hen over de 18de eeuwse aanleg van Rijsbergen te praten en hen enthousiast te maken voor het aanleggen van een Benedictijnse kloostertuin.

Literatuur:

  • Claessens, Els. Rijsbergen, van burcht tot klooster. Uitgave Cultuurhistorische Vereniging ’t Heer en Feer, Themanummer 2019. –
  • Mellema, L. Schiermonnikoog: lytje pole. 1973/1981.
  • Winkler Prins, A. Geschiedenis en beschrijving van het eiland Schiermonnikoog. Amsterdam, 1867 [na een bezoek aan Rijsbergen in de jaren dertig van de 19de eeuw].

Groene Ommegang, ontwerp Dom van der Laan

Mamelis (gem. Vaals). Complex St. Benedictusberg.
Architecten van het Kloosterhuis (het carré van gebouwen rondom een kloosterhof) waren Dom Böhm en M. Weber (1922).
Architect van de abdijkerk grenzend aan de nieuwe kloosterhof (1968) en de bibliotheek met voorhof (1987) was Dom van der Laan. 

Ontwerp Dom van der Laan. Mamalis.Aansluitend aan het gebouwencomplex liggen de groene trapeziumvormige ommegang (te bereiken vanuit de voorhof) en de moestuin (in de zuidoostelijke hoek van de ommegang). Het weiland in het centrum van de ommegang is vanwege de droogte bijna geel gekleurd. Noorden boven. Foto Google Earth 2020. Jaarlijks wordt er door de monniken van St. Benedictusberg (Mamelis, gem. Vaals) Sacramentsdag gevierd met een processie door de groene ommegang. Sacramentsdag valt op de tweede donderdag na Pinksteren (of op de zondag erna) en herdenkt de instelling van het Sacrament van de Heilige Eucharistie. 
St. Benedictusberg, Mamelis. Processie in trapeziumvormige ommegang met 4 rijen bomen (beuken?) en rondom een weiland. Foto Carla Oldenburger, 2006

In Mamelis lopen de monniken op Sacramentsdag in processie (met het Sacrament onder een baldakijn) vanuit de kerk door de groene ommegang (gevormd door 4 rijen bomen), langs de begraafplaats van de overleden monniken en langs de moestuin, en beëindigen de rondgang (via de voorhof) in de ‘nieuwe kloosterhof’. Hier is een slotbijeenkomst, waarin het Allerheiligste Sacrament wordt gezegend.

St. Benedictusberg, Mamelis.. Zicht op het centrale weiland, vanuit de groene ommegang. Foto Carla Oldenburger 2006

Het woord ommegang wordt vooral gebruikt bij bedevaartskerken. Men vindt daar in het algemeen een aangelegde ommegang (in een kerk of in een tuin) met kapellen waar men kan bidden bij de voornaamste gebeurtenissen uit het leven van de vereerde heilige; analoog hieraan noemt men ook een kruisweg met zijn veertien staties (gebeurtenissen uit het leven van Christus) wel een ommegang.

St. Benedictusberg, Mamelis.. Processie door de groene ommegang langs de klooster-begraafplaats. Ontwerp kruis Dom van der Laan. Foto Carla Oldenburger 2006

 

St. Benedictusberg, Mamelis.. Vanuit de groene ommegang zicht op de nieuw aangeplante vruchtbomen, in de moestuin / boomgaard. Foto Carla Oldenburger 2006

 

Mamelis, gem. Vaals .St. Benedictusberg. Moestuin en kassen zijn de laatste jaren niet optimaal in gebruik. Foto RCE

 

Mamelis, gem. Vaals .St. Benedictusberg. Einde processie in de arcade van de ‘nieuwe’ tweede kloosterhof. Ontwerp Dom van der Laan, 1968. Foto RCE

Zoals boven in de ondertitel van de luchtfoto aangegeven, is Dom van der Laan naast de ontwerper van de abdijkerk, de nieuwe hof, de bibliotheek en de voorhof, ook de ontwerper van de trapeziumvormige groene ommegang, gevormd door 4 rijen bomen en rondom een centraal weiland waar vroeger het kloostervee graasde. In het Archief van Dom van der Laan bevindt zich het eerste ontwerp van Van der Laan getekend in 1956 op een deel van de Hoogtekaart van Nederland.

De abdij is gesitueerd vlak bij de provinciale weg Maastricht-Aken, op een hoogte uitkijkend over het dal van de Selzerbeek. Dit Selzerbeekdal wordt aan de noordzijde begrensd door het Plateau van Bocholtz, met de Schneeberg en het Kolmonderbosch. Aan de zuidzijde rijst het Plateau van Vijlen op.

Het abdijcomplex St. Benedictusberg staat op de rijksmonumentenlijst, d.w.z. het complex van Böhm en Weber. De kerk en bibliotheek en consistorie van Dom van der Laan nog niet. Ook de groene ommegang rond genoemd weiland, incl. de kloosterbegraafplaats en de moestuin, komen niet in de redengevende omschrijving voor. De werken van Dom van der Laan zijn nu echt wel 50 jaar oud. Dat dat nog niet zo is, staat als reden opgegeven waarom het werk van Dom van der Laan niet in de redengevende omschrijving is opgenomen, maar die restrictie van vijftig jaar is anno 2021 wel vervallen.

Overzicht Oldenburgers.nl-2020

VILLA KRUISHEIDE HILVERSUM

(224) Vroeger in mijn functie als conservator van Wageningen Universiteit en Researchcentrum (Landbouwuniversiteit) moest ik altijd in januari een verslag / overzicht van projecten van het afgelopen jaar maken. Dat werd dan weer in het jaarverslag van de Bibliotheek Landbouwuniversiteit opgenomen en gepubliceerd. Sinds 2000 gebeurde dat als e-uitgave.

Een dergelijk jaarverslag is de afgelopen jaren soms wel en soms niet opgemaakt over de werkzaamheden van Bureau Binnenstad & Buitenleven (Oldenburgers.nl). Een verslag over dit afgelopen jaar willen wij weer eens graag aan onze lezers en klanten voorleggen.

2020-Projecten Oldenburgers Binnenstad en Buitenleven:

ONTWERP TUIN BRAKESTEIN TEXEL. JULIET OLDENBURGER, 2019/2020.
  • Wassenaar Backershagen ontwerp vroeg-20ste eeuwse tuin bij entree, in de geest van L.A. Springer. Afgeleverd en aanvaard). Part. Uitvoering wordt vervolgd.
  • Heemstede  Groenendaal, advisering reconstructie Belvédère. I.s.m. KPG Architecten. Winnend ontwerp. Gem. Heemstede. Wordt vervolgd. 
  • Wieringerwaard, vóór-onderzoek en offerte voor 17de eeuws tuinontwerp bij Polderhuis. Part. Wordt vervolgd. 
  • Hilversum Villa Kruisheide (rijksmonument). Tekst redengevende omschrijving tuin Villa Kruisheide opgesteld. Gem. Hilversum. Afgeleverd. Gevolgd door advisering. 
  • Amsterdam Vondelpark. Cultuurhistorisch onderzoek (uitgevoerd door Walther Schoonenberg) naar de geschiedenis van Het Groot Melkhuis. 34 p. Via Rod’or Advies. Afgeleverd.
ONTWERP GROOT MELKHUIS. OF BOERDERIJ, L.P. ZOCHER, 1874. COLLECTIE PANDENARCHIEF, STADSARCHIEF AMSTERDAM
  • Amsterdam begraafplaats St. Barbara. Ontwerp urnenmuur. In opdracht van Begraafplaats St. Barbara. I..s.m. Coen van der Heiden, architect. Oriëntatie, wordt vervolgd in 2021. 
  • Amsterdam Claes Claesz.Hofje. Kleurontwerp schilderwerk Hofzijde, in opdracht van St. Diogenes. Het schilderen begint in januari 2021.

2020-Artikelen:

Artikel JO: ‘Der Garten als Spiegel der Welt’, in: ‘Historische Gärten und Gesellschaft. Kultur-Natur-Verantwortung’. p. 302-308. Berlin (Stiftung Preussische Schlösser und Gärten, Berlin Brandenburg, Schnell + Steiner), 2020. Eveneens engelse uitgave.

Artikel CO: ‘Over het Damplantsoen, zijn ontwerper en de ‘Oud-Hollandse stijl’. 13 p. Cascade Bulletin 2020, p. 33 t/m 44. (verschenen in nieuw format jan. 2021).

Artikel JO: ‘Iepen bedreigd door kademuurrenovatoe?’ Binnenstad 296 (jan./febr.2020), p. 8-10. 

Artikel JO: ‘Iepen toch bedreigd’. Binnenstad 298 (mei/juni 2020), p.37.

Losse relevante adviseringen, uitgewerkt in weblogs: 1) Kaart van de Hofstede Adrichem. Uitgewerkt in weblog: ‘Huis Adrichem, is dit een ontwerp van J.G. Michael?’; 2) Welke Zocher ligt begraven op Kerkhof NH Kerk te Bloemendaal? Uitgewerkt in weblog: ‘Zocher-grafsteen op het kerkhof in Bloemendaal’;  3) Tuinontwerpen in de Collectie Six? Uitgewerkt in weblog: ‘Ontwerp rond Huis Mereveld van Johannes Montsche (1734-1799)? 4) N.a.v. een toegezonden notaris-advertentie omtrent Zocher en de buitenplaats Rosorum. Uitgewerkt in weblog: ‘Nieuwe Zocher (J.D. en L.P.) gedetecteerd’. 5a) Vraag over de aanwezigheid van een historisch doolhof-patroon op Texel. Uitgewerkt in weblog: ‘Het Bosch van Engelsteen op het eiland Texel’; en 5b) ‘Het Bosch van Engelsteen of ’t Bossie heden ten dage (2). 6) N.a.v. de vraag welke tuin bedoeld zou kunnen zijn met een prent genoemd Angiers (in de salon van Brakestein), genoemd in de boedelscheiding van 1711?  Uitgewerkt in weblog: ‘Prenten in de salon van Buitenplaats Brakestein te Texel’. 7) N.a.v. een vraag van de ‘St. Historische Behangsels en Wanddecoraties’, een artikeltje voor hun Nieuwsbrief over ‘bloemschilderen’.

Bureau Oldenburgers Binnenstad & Buitenleven 2020 tot heden

2020-Projecten Oldenburgers Binnenstad en Buitenleven

(212) Het jaar 2020 zal lang in ons geheugen staan gebrand. O ja, corona, maar over een aantal jaren weten we vast niet meer precies hoe we die vreemde situatie het hoofd boden. Ons bureau heeft in deze onzekere tijd weerstand geboden door gewoon door te werken aan de opdrachten die we al hadden ontvangen en nieuwe kansen te zien en op te pakken. Hierbij een kort overzicht van ons werk in 2020 tot 1 oktober. Aan het eind van het jaar komen we met een aanvulling.

  • Texel Buitenplaats Brakestein onderzoek en ontwerp 17de eeuwse tuin (rapport en ontwerp ingeleverd en aanvaard). Part.
  • Wassenaar Buitenplaats Backershagen ontwerp vroeg -20ste eeuwse  tuin bij entree, in de geest van L.A. Springer (ontwerp ingeleverd en aanvaard). Part.
  • Heemstede  Groenendaal, advisering reconstructie Belvédère. Ontwerp ‘De Wandeling’ I.s.m. KPG Architecten. Winnend ontwerp. Wordt vervolgd. Gem. Heemstede.
Ontwerpteam ‘De Wandeling’ Groenendaal Belvédère
Winnend ontwerp ‘De Wandeling’ van bovenstaand ontwerpteam. Foto KPG
  • Wieringerwaard, voor-onderzoek en offerte voor 17de eeuws tuinontwerp bij Polderhuis (stolpboerderij). Wordt vervolgd.
Polder Wieringerwaard met polderhuis, 1609. Huis in hoek van Vak B. Coll. Zijpemuseum
  • Hilversum Villa Kruisheide (rijksmonument). Onderzoek en redengevende omschrijving tuin Villa Kruisheide. 5 p. Gem. Hilversum. Aanvaard.
Zicht op de bibliotheek van het Landhuis Kruisheide Hilversum, gezien vanaf onderstaand tuinornament. Foto Carla Oldenburger
Origineel tuinornament (bankje in halfronde cirkelvorm als Eye-catcher vanuit de bibliotheek). Foto Carla Oldenburger
  • Amsterdam Vondelpark. Cultuur- en bouwhistorisch onderzoek Het Groot Melkhuis / Vondelpark Amsterdam. 34 p. Ingeleverd. Opdr. gever Rod’or Advies.
De boerderij in het Vondelpark bij winter gezien. Foto uit ca. 1880. Stadsarchief, Amsterdam.
Het boerengehucht (vgl. Le hameau de la Reine in Versailles) met v.l.n.r. hooiberg, de boerderij naar ontwerp van Louis P. Zocher, met aanbouw (i.e. later het Groot Melkhuis), het bakhuisje met daarvoor het melkbussenbootje. Heel vaag rechts is ook nog het dak van het ontspanningslokaal van Jan Springer te zien
  • Artikel JO: ‘Der Garten als Spiegel der Welt’. 12 p. Duits tijdschrift. In druk.
  • Artikel CO: ‘Over het Damplantsoen: ontwerper en karakteristieke kenmerken’. 13 p. Ingeleverd. Cascade Bulletin 2020-2.
  • Artikel JO: ‘Iepen bedreigd door kademuurrenovatie?’ Binnenstad 296 (jan./febr.2020), p. 8-10. 
  • Artikel JO: ‘Iepen toch bedreigd’. Binnenstad 298 (mei/juni 2020).
Boompje planten op de Keizersgracht. Foto Wim Ruigrok
  • Losse adviseringen, uitgewerkt in ‘Berichten’ op website in de vorm van weblogs. 1) Kaart van de Hofstede Adrichem. Uitgewerkt in weblog: ‘Huis Adrichem, is dit een ontwerp van J.G. Michael?’; 2) Welke Zocher ligt begraven op Kerkhof NH Kerk te Bloemendaal? Uitgewerkt in weblog: ‘Zocher-grafsteen op het kerkhof in Bloemendaal’;  3) Tuinontwerpen in de Collectie Six? Uitgewerkt in weblog: ‘Ontwerp rond Huis Mereveld van Johannes Montsche (1734-1799)?’
Detoil Kaart Watergraafsmeer, 1725. Mereveld is hier aangegeven met het perceel van Jan Lups. Tegenover (boven) de bezittingen van Jan Lups, aan de overzijde van de Grote Tocht Sloot ligt de buitenplaats Merenburg (niet te verwarren met Merenveld van Lups). Noorden beneden

4) N.a.v. een toegezonden notaris-advertentie omtrent Zocher en de buitenplaats Rosorum. Uitgewerkt in weblog: ‘Nieuwe Zocher (J.D. en L.P.) gedetecteerd’. 5a) Vraag over de aanwezigheid van een historisch doolhof-patroon op Texel. Uitgewerkt in weblog ‘Het Bosch van Engelsteen op het eiland Texel’; en 5b) ‘Het Bosch van Engelsteen of ’t Bossie heden ten dage’ (2).

Verder de weblogs lezen? Ga op deze website naar Zoeken en vul zoekterm uit de weblogtitel in.

Snipper Zocher-geschiedenis toegevoegd

Onlangs vertelde Mw. Joan Patijn mij dat er in Bloemendaal (rondom de oude Dorpskerk ) een oud kerkhof ligt en dat een zekere mevrouw C.J. Louisse in de jaren 1986-1990 een inventarislijst had samengesteld van grafstenen, die daar nog steeds aanwezig zijn.

Jan David Zocher geschilderd door Woutherus Mol, ca. 1830. Coll. Frans Hals Museum

Eerst iets over de kerk en de begraafplaats (overgenomen en aangevuld van de website van Vrienden van de Dorpskerk / dorpskerkbloemedaal.nl):

“De Bloemendaalse Dorpskerk kent een lange geschiedenis. In 1632 besloten bezitters van buitenplaatsen een kerk in het dorp te bouwen, speciaal voor de protestantse erediensten. Ook de dorpelingen zelf wensten een ‘Predikhuys’. Op 25 maart 1636 werd de eerste eredienst gehouden. Vanaf die tijd werden de leden van de kerk begraven in de kerk en op het kerkhof dat rondom de kerk is gelegen. … … Bijzonder in het interieur zijn de 17e-eeuwse gebrandschilderde ramen van de Haarlemse ‘glasschrijver’ Pieter Holsteyn I, schenkingen van de kerkstichters en de Heer van Brederode, de Staten van Holland en de steden Haarlem, Alkmaar, Hoorn, Dordrecht, Beverwijk en Leiden. Andere historische elementen zijn de preekstoel met daarvoor het doophek, de herenbanken en enkele graf- en gedenkstenen. Ook de luidklok uit 1637 is nog in de toren aanwezig. Als monument in een monument prijkt het orgel van de 18e-eeuwse Leidse orgelbouwer Pieter Assendelft, dat voorheen in Groningen in de kerk van Baflo stond. Het onderhoud van de kerktuin is in handen van een team enthousiaste vrijwilligers.”

Naast een bijzondere glazenier was Pieter Holsteyn (1585-1662) ook een bekend schilder en tekenaar. Vooral zijn tekeningen van insecten en vogels zijn bekend gebleven. De Bibliotheek Wageningen UR bewaart ook enkele van zijn tekeningen, waaronder deze verzameling vlinders.

Pieter Holsteyn I. Blad met verzameling vlinders. Coll. Bibliotheek WUR / Speciale Collecties

Joan Patijn en haar man zijn twee van die enthousiaste vrijwilligers. Zij nam contact met mij op omdat op de lijst van de grafstenen “Jan David Zocher, overleden 1827”, voorkomt. De grafsteen zelf hebben zij nog niet her-ontdekt, deze ligt nu nog onder het zand, maar iedere zaterdagmiddag worden grafstenen schoongemaakt en hoopt men deze steen te kunnen fotograferen en te vergelijken met de gegevens op de lijst. Een foto van de Jan David Zochersteen hoop ik ter zijner tijd te mogen ontvangen.

Oude Dorpskerk (PKN) Bloemendaal met rondom de tuin met kerkhof

Maar de verstrekte gegevens stellen mij toch voor een raadsel. De grafsteen van J.D. Zocher jr. is reeds bekend. Zie foto hieronder. Deze staat op de begraafplaats Kleverlaan (de oude buitenplaats Akendam) te Haarlem.

Joan Patijn legt een Cascade-kransje bij grafsteen van J.D. Zocher op begraafplaats Kleverlaan te Haarlem. Foto Niek Steenbergen, 2013

We nemen dus aan dat de grafsteen in Bloemendaal J.D. Zocher sr. zal betreffen. Hij overleed in 1817 (en niet in 1827) op Soestdijk. Heeft Mw. Louisse zich misschien vergist of is de Bloemendaalse steen mogelijk deels onleesbaar, zodat zij het jaartal 1827 gelezen heeft in plaats van 1817? Maar waarom zou Zocher sr. begraven liggen in Bloemendaal? In 1817 woonde J.D. Zocher sr. voorzover we weten buiten de Kennemerpoort, op de kwekerij Rozenhagen. Het gezin van J.D. Zocher jr. woonde in 1827 op de buitenplaats Akendam, gelegen in de gemeente Schooten, ten noorden van Haarlem en ten oosten van de gemeente Bloemendaal. Als het werkelijk zo is dat het jaartal 1817 niet goed leesbaar is en men om die reden 1827 heeft genoteerd, dan zou deze grafsteen de steen van J.D. Zocher sr. kunnen zijn, want zijn graf en steen zijn tot heden niet teruggevonden.

Te mooi om waar te zijn zou je bijna zeggen. Ik deed verder onderzoek naar het jaar 1827 en de geschiedenis van Bloemendaal. Waarom werd er een Jan David Zocher begraven in Bloemendaal in 1817 of 1827? De familie woonde toch helemaal niet in Bloemendaal. Het zou ook een her-begrafenis kunnen zijn van Jan David senior, die misschien eerder in Soestdijk was begraven?

Begraafplaats Kleverlaan, aangelegd en ontworpen door Jan David Zocher jr. Uitbreidingen van Louis Paul Zocher (ontwerp 1879) en Leonard A. Springer (ontwerp 1915)

Nader onderzoek wees uit dat Jan David Zocher jr. en zijn vrouw Amy May (weduwe van Arnoldus Martinus Penninck Hoofd en voor de tweede maal in 1819 gehuwd met Jan David Zocher jr.) geruime tijd na het overlijden van Penninck Hoofd (1818) op de buitenplaats van Pennink Hoofd hebben gewoond (L.P. Zocher werd in 1820 op Akendam geboren), totdat zij de plaats moesten verlaten omdat zij deze hadden verkocht aan de gemeente Haarlem, om er een buiten-begraafplaats te realiseren, naar ontwerp van Zocher jr. zelf. Waarschijnlijk is het gezin Zocher-May in 1827 vertrokken naar een huis op de kwekerij Rozenhagen te Haarlem (even buiten de Kennemerpoort). Als het jaartal 1827 wel correct is overgenomen, is het begrijpelijk dat er in 1827 niet begraven kon worden op Akendam, omdat Akendam vanaf die tijd op de schop ging.

Het nader onderzoek bracht ook nog een geheel andere kijk op de zaak naar voren, die mogelijk tot de meest logische oplossing leidt. Jan David en Amy May kregen in 1820 een zoon, de eveneens bekende tuinarchitect Louis Paul Zocher. Een paar jaar later kreeg Louis Paul een zusje, genaamd Amy Zocher (geboren 10-01-1825 en overleden 27-04-1827). Zou de grafsteen op de oude begraafplaats te Bloemendaal haar grafsteen kunnen zijn en zouden op die grafsteen ook de namen van haar vader en moeder zijn gehakt en zouden die nu bijna 200 jaar later grotendeels onleesbaar zijn geworden? Mogelijk zijn die namen dan maar half en half te lezen geweest en heeft Mw. Louisse alleen het jaartal van overlijden en de naam van de vader kunnen noteren? Het lijkt een logische oplossing; we wachten rustig af tot de vrijwilligers de steen vinden en fotograferen. Wordt vervolgd.

het gestolen schilderij en de kerkjes van Van Gogh

Vincent van Gogh. Lentetuin. Pastorietuin te Nuenen. 1884. Collectie Groninger Museum. Olieverf op papier (op houten paneel geplakt)

Dit unieke schilderij Lentetuin, pastorietuin te Nuenen, in 1884 geschilderd door Vincent van Gogh, is zondag 29 maart 2020 gestolen uit het Singer Museum, waar het deel uitmaakte van de tentoonstelling Spiegel van de ziel. Toorop tot Mondriaan.

(overgenomen van whichmuseum.nl): ‘In deze tentoonstelling staat de private wereld van de 19de-eeuwse Nederlandse kunstenaar centraal. Het gaat hier om schilder- en tekenkunst als persoonlijke uiting. Thema’s als het interieur, het stilleven, de besloten tuin, maar ook de geesteswereld van de kunstenaar komen aan bod. Er is werk te zien van o.a. Jan Toorop, Vincent van Gogh, Willem Witsen en Piet Mondriaan’. 

Dat het (bovenstaande) schilderij van de pastorietuin een persoonlijke uiting is van de kunstenaar Vincent van Gogh is alleen al duidelijk omdat het de tuin betreft van zijn ouders achter de pastorie in Nuenen. In de verte zien we de toren van de Oude Kerk van Nuenen. Dit is niet de Hervormde kerk waar Vincent’s vader dominee was, maar de oorspronkelijk rooms katholieke kerk gebouwd in de tweede helft van de 15de eeuw, die in 1823 werd afgebroken, op de toren na, die in 1885 werd gesloopt, een jaar nadat Vincent Van Gogh het schilderij van de Lentetuin / pastorietuin en de Oude Kerk maakte. Vincent woonde sinds eind 1883 in Nuenen, zodat we mogen aannemen dat hij van de afbraak op de hoogte was geweest en dat hij juist als herinnering deze toren heeft willen verenigen met de achtertuin van de pastorie waar zijn ouders nog niet zo lang woonden. De Ned. Hervormde kerk van zijn vader is bekend van het schilderij ‘het uitgaan van de kerk in Nuenen’ uit 1884-1885.

Links: Hervormde kerk van Nuenen.
Rechts: Het ‘uitgaan van de Hervormde kerk van Nuenen’, geschilderd door Vincent van Gogh, 1884-1885. Collectie Van Gogh Museum
Vincent Van Gogh. Oude Kerk en begraafplaats Nuenen, 1884. Coll. Stiftung Sammlung E.G. Bührle. Dit is de kerk die ook op het schilderij van de lentetuin voorkomt

Nogmaals De Nieuwe Ooster en een borstbeeld van LEONARD SPRINGER

Vorige week maakte ik een uitstapje naar De Nieuwe Ooster omdat ik daar een tentoonstelling wilde zien in het Uitvaart Museum en ook zin had daar weer eens te genieten van de rust en goede sfeer op deze begraafplaats en de bijzondere bomen die de tuinarchitect Leonard Springer daar aan het eind van de negentiende eeuw geplant had. Aangezien ik eerder die middag de oude hortus op de Plantage Middenlaan had bezocht, was ik nogal laat en besloot dan eerst maar de tentoonstelling in het Uitvaartmuseum “Tot Zover” te bekijken. Ik kwam speciaal voor de knekelberg van Herman de Vries, die daar echter niet ‘in natura’ was te bewonderen, maar ‘op foto’ hing in de tentoonstellingszaal, aangezien deze berg niet verplaatsbaar is en zich in Vlaanderen bevindt. Heel bijzonder was hij wel.

Herman de Vries. Knekelberg. Part. Collectie. Foto Carla Oldenburger

In verband met de inzamelingsactie t.b.v. een borstbeeld van de tuinarchitect Leonard Springer (zie ook vorig bericht), wil ik hier nog eens nader ingaan op Springers betrekkingen met De Nieuwe Ooster. Leonard Antony Springer was een zoon van de bekende Amsterdamse historieschilder Cornelis Springer (1817-1891) en Geertrui ten Cate (1819-1902). Cornelis’ voorvaderen kwamen al generaties lang voort uit een Amsterdams geslacht van timmerlieden, aannemers en architecten. Zijn vader en ook zijn drie oudere broers Hendrik, Jan Cornelis en Willem (van 1858 tot 1890 opzichter Publieke Werken Amsterdam) waren allen architect en/of timmerman evenals Jan, de zoon van Willem. Cornelis was als kunstschilder dus het buitenbeentje van de familie, maar de onderwerpen die hij schilderde, hadden toch bijna altijd architectuur tot onderwerp. 

Cornelis kreeg van zijn oudste broer Hendrik les in bouwkundig tekenen en perspectiefleer en wist met die kennis zijn stads- en dorpsgezichten een realistisch aanzien te geven. Leonard kreeg op zijn beurt weer les van zijn vader en van zijn Oom Willem. 

In dit kunstzinnige milieu groeide Leonard op als kind in een gezin van zes kinderen, dat woonde op de Overtoom, vlakbij het Vondelpark, dat tijdens zijn jeugd werd aangelegd. Langs de Overtoom, waar in het verleden verschillende Amsterdammers zich een buitenplaats hadden laten bouwen, verliet men in die tijd de stad in de richting van Amstelveen en Sloten. Het gebied fungeerde als een schakel tussen de drukke stad en het aangename buitenleven. Ook Leonard wandelde samen met zijn vader en broers geregeld langs deze weg de stad uit en kwam dan thuis met planten en boomtwijgen in zijn botaniseertrommel. De financiën voor de aanleg van het park werden door de burgers zelf opgebracht en de familie Springer die zeer bij de ontwikkeling van de stad was betrokken, zal zeker aan dit initiatief hebben bijgedragen. 

In ieder geval is bekend dat de jonge Leonard sinds de aanleg van het park geïnteresseerd was geraakt in de totstandkoming ervan. Aangenomen wordt dat hij hierdoor enthousiast geworden is voor tuinarchitectuur, tuinbouw en bosbouw.
Op 15 juni 1865, toen Leonard 10 jaar oud was, werd het eerste deel van het toen genoemde ‘Nieuwe Park’ (ontwerp J.D. en L.P. Zocher) opengesteld. Jammer genoeg zijn er uit deze jaren geen catalogi van de kwekerij van de Firma Zocher en Co. bewaard gebleven, zodat we ons geen exact beeld kunnen vormen van de toegepaste soorten. Er zullen echter niet veel exoten zijn geplant, daar de ondergrond van laagveen hier niet geschikt voor was. Na zijn lagere en middelbare schoolopleiding koos Springer voor de nieuw opgerichte tuinbouwschool ‘Linnaeus’ aan de Middenweg in de Watergraafsmeer, die hij van 1871-1874 heeft bezocht. ‘Linnaeus’ was gevestigd op de buitenplaats Frankendael en was eigenlijk een handelskwekerij met een opleiding voor boomkwekers. Onderwijs in tuinarchitectuur en evenmin in bosbouw bestond toen nog nergens in Nederland. Wilde men zich bekwamen in deze vakken, dan was zelfstudie de enige weg. Door het meedoen aan prijsvragen en het geven van ongevraagde adviezen heeft Springer langzaamaan een plaats in de wereld van de tuinarchitectuur en bosbouw verworven. 

Ontwerp De Nieuwe Oosterbegraafplaats / Leonard Springer, 1889. Coll. Bibliotheek Wageningen UR, Afd. Speciale Collectie. Links boven op de plaats waar geschreven staat “Oud Roosenburch”, is nu het Uitvaartmuseum “Tot Zover”

 Zijn eerste prijsvraag-ontwerpen (uitgeschreven door de gemeente Amsterdam in 1888 en 1890) betroffen ‘De Nieuwe Oosterbegraafplaats’ en het ‘Oosterpark’, beide gepland in de Watergraafsmeer. Voor de Nieuwe Oosterbegraafplaats werden door de gemeente naast Springer ook H. Copijn, L.J. Ritter en de firma J.D. en L.P. Zocher uitgenodigd. De Zochers zagen af van deelname. De locatie in de Watergraafsmeer was een voordeel voor Springer omdat hij al in deze polder had gewerkt. Hij had immers op ‘Linnaeus’ ervaring in het boomkwekersvak opgedaan en wist precies welke bomen en andere houtige gewassen hier goed zouden kunnen aanslaan.
Springer deed aan beide prijsvragen mee en heeft ook beide gewonnen. De ‘parken’ werden door Springer ontworpen in de ‘gemengde’ of ‘late’ landschapsstijl. Gebogen paden, harmonieus gecombineerd met boom- en heestergroepen en solitaire bomen op karakteristieke zorgvuldig uitgezochte plaatsen bepalen de grote lijnen in deze stijl. Enkele kleinere rechtlijnige parkdelen worden met deze natuurlijke lijnvorming samengevoegd. 

 We gaan ervan uit dat de jury Springer’s beide ontwerpen heeft uitverkoren vanwege zijn stijlopvattingen, zijn aanpassingen aan de vlakke polder-omgeving en zijn deskundige beplantingsadviezen. Toch had hij nog een streepje voor. Oom Willem Springer was in die jaren assistent-stadsarchitect Publieke Werken van de gemeente en zal zeker zijn invloed hebben doen gelden. 

In Amsterdam heeft Springer door de aanleg van (het eerste deel van) de Nieuwe Ooster en het Oosterpark bekendheid gekregen. In vakkringen rees zijn ster doordat hij mede-oprichter was van de Bond van Nederlandsche Tuinarchitecten (1922) en de Nederlandsche Dendrologische Vereniging (1924). 

Tegenwoordig wordt de Nieuwe Ooster een arboretum genoemd, dat wil zeggen dat hier op deze plek veel verschillende soorten bomen groeien, zowel loofbomen als naaldbomen. De wandelaar wordt telkens weer verrast door zonbelichte en/of donkerbladige bomen, door solitaire naaldbomen en door stammen, bladeren, bloemen en vruchten in alle vormen en kleuren. De oorsprong van deze verscheidenheid is te danken aan de tuinarchitect en dendroloog Leonard Antony Springer, die zijn grote dendrologische kennis ter beschikking stelde aan deze prachtige bomentuin met vreedzame rustplaatsen voor velen. 

Informatie en schenkingen: denieuweoosterbomenpark.nl