Oldenburgia-15 augustus herdenking slachtoffers WO II in Ned.Indië en bevrijdingsdag Ned. Indië

15 augustus 1945 Capitulatie van Japan en het einde van de Tweede Wereldoorlog.  Dit feit werd  gisteren op verschillende plaatsen in Nederland herdacht, o.a. bij het Nationaal Monument in Den Haag.  Maar ook in Rumah Kita in Wageningen werden de slachtoffers herdacht en het bevrijdingsfeest gevierd. Ook onze familie is elk jaar   bij deze herdenking en viering betrokken. Waarom? Zie hieronder enige getuigenissen.

De familie Oldenburger, de grootouders van Juliet (Frederik Oldenburger en Ronesca Groustra), woonde vanaf eind jaren twintig van de twintigste eeuw,  in het dorp Sanga Sanga Dalam, bij het boorterrein Louise van de B.P.M. (Oost-Borneo), in de delta van de rivier de Mahakam.
In januari 1942 viel Japan het eiland Tarakan voor de kust van Noord-Borneo aan; het KNIL (Koninklijk Nederlandsch-Indische Leger) capituleerde begin maart 1942. Mijn man en de vader van Juliet (Feddo Oldenburger) kwam met zijn moeder en zusje in het vrouwen-interneringskamp Tjihapit in Bandung terecht; zijn vader in een krijgsgevangenkamp langs de Birma-Siamspoorweg (in Nakon Pathom, Thailand).  Langs deze spoorweg  liet bijna de helft van de 250.000 dwangarbeiders het leven door de barre omstandigheden.  Gelukkig heeft Frederik het overleefd.  In de laatste oorlogsmaanden verbleef Feddo Oldenburger eerst wegens ziekte alleen in kamp St. Vincentius (voormalig klooster) en werd later weer verenigd met het gezin in kamp Kampong Makassar, beide in Batavia. Hieronder de Japanse registratiekaart van Frederik, gevold door een foto van het huis St.Vincentius, waar Feddo alleen verbleef  en een overzichtstekening en een foto van het vrouwenkamp Kampong Makassar, waar moeder Ronesca en Feddo (na Vincentius) en zusje waren geïnterneerd.  De datum die bij het vliegtuig staat geschreven (28-8-1945) geeft aan wanneer de (eerste?) vlucht met medicijnen en voedsel het kamp bevoorraadde.  Na de bevrijding half augustus moesten de kampbewoners nog enkele maanden in hun kampen blijven vanwege het gevaar buiten de kampen. De  opstandige Indonesiërs bevochten hun vrijheid en waren de Hollanders toen zeer vijandig gezind. Dit was het begin van de Bersiap (Wees paraat)-periode. Toen werden de Hollanders door de Japanners bewaakt.

De laatste foto geeft een kijkje in kamp Kampong Makassar weer. Feddo heeft altijd beweerd dat hij een van deze jongetjes was, maar of dit werkelijk zo is, is nooit bewezen.

GROEN GOOI TENTOONSTELLING HUIZER MUSEUM

Nu te zien

(overgenomen van website Huizer Museum):

BewarenBewaren

Oldenburgia-Tamara Reeder en haar oma op de Open Tuinendag in Amsterdam

Tamara Reeder (een tot voor kort mij onbekende dame uit Suriname) vroeg mij onlangs of ik haar helpen kon aan landschapsfoto’s  en het geven van feedback op een artikel dat haar schoonvader geschreven had over de Sipaliwini-savanne in Zuid-Suriname. Mijn vorig jaar overleden echtgenoot en zijn collega hebben een website over die savanne samengesteld (sipaliwinisavanna.com).

Vier Gebroeders gebergte op Sipaliwini-savanne (Zuid-Suriname)

Ik gaf haar feedback, wat er op neer kwam dat ik haar duidelijk maakte dat ik zeker wist dat bijna geen enkele Nederlander het verschil weet tussen de Sipaliwini-savanne en het Sipaliwini-district (ongeveer 80 % van het oppervlak van Suriname) en in verband met verder contact wisselden we adresgegevens uit.  Nieuwsgierig geworden keek Tamara op onze website. Haar commentaar mag ik hieronder overnemen:

Open Tuinendag in Amsterdam. Tuin Museum Van Loon
Ik wil dit toch even delen. Aangezien ik heel nieuwsgierig ben, ben ik even op jullie website gaan kijken, wat een prachtig werk dat jullie doen! 
Het zal geen toeval zijn, maar de website zien heeft mij gelijk terug gebracht naar 1 van de mooiste dagen die ik in Nederland heb gehad met wijlen mijn Oma (die vandaag 91 zou zijn geworden). Dat was de Open tuinendag in Amsterdam ongeveer 10 jaar geleden. Wij zijn dol op tuinen en alles wat groen is dus wij hebben toen onzettend genoten van die dag, de tuinen waren echte parels om te ontdekken.
Ik woon nu inmiddels al weer 10 jaar in Suriname (ik heb maar 4 jaren in Nederland gewoond), maar mijn hart bloedt elke dag hoe er hier met het groen wordt omgegaan.
Vervuiling van de eigen omgeving is normaal bij velen. En dan heb ik het nog niet eens over de industriële bouwwerken en winkels die als paddestoelen de grond uitkomen, midden in woonwijken. Ik verlang ernaar dat er een stadsplan zou komen waar men zich aan zou houden en dat we met respect met de omgeving en natuur omgaan. Suriname is een prachtig groen land maar in deze ontwikkeling zijn wij nog ver achter. Al zie ik het mooie Suriname al voor me..
Tuin Zeezicht, Suriname. Diorama van Gerrit Schouten (1779-1839)
Hier ligt nog wel een taak voor ons dus. Dank Tamara voor je waardering en tegelijkertijd voor je zorgen wat Suriname betreft. Leuk dat de Sipaliwini-savanne en de Nederlandse Tuinkunst voor even samen kwamen. Mijn man noemde de Sipaliwini-savanne vaak  een schitterende tuin.

 

 

John Bergmans (1892-1980). Biografie

JOHN BERGMANS (1892-1980)

Het doet ons veel genoegen gelezen te hebben dat in december 2018 een boek zal verschijnen bij Uitgeverij Verloren, over de plantenkenner en tuinarchitect  John Bergmans. De auteurs zijn Johanna Karssen-Schürmann en Marianne van Lidth de Jeude.

Eerder werd zijn werk belicht in de Gids voor de Nederlandse Tuin- en Landschapsarchitectuur, deel 4 (2000):

Johannes Baptiste (John) Bergmans werd op 6 juni 1892 in Antwerpen geboren. Hij was tijdens de Eerste Wereldoorlog in dienst van het Belgische leger, maar vertrok naar het neutrale Nederland, waar hij tot zijn dood in 1980 bleef wonen (vanaf ca. 1924 in Oisterwijk). Hij was hovenier bij de firma Van Empelen en Van Dijk, een kwekerij in Aerdenhout; later had hij ook verbintenissen met andere kwekerijen. Dat blijkt ook uit zijn ondertekening van diverse artikelen die hij schreef in het tijdschrift Floralia. In 1921 staat onder zijn naam de vermelding ‘Koninklijke Kweekerij Tottenham, Dedemsvaart’ vermeld,  waar hij in ieder geval tot 1926 als  ‘Chef de Cultures’ in dienst was. Verder werkte hij voor Turkenburg te Bodegraven en voor J.H. Faassen-Hekkens’ boomkwekerijen te Tegelen. Bij deze laatst genoemde kwekerij was hij omstreeks 1939 in dienst als hoofd van de afdeling tuinarchitectuur.

Hij trouwde met J.M.W. Visser (geboren 5 april 1900 in Amsterdam) die de Middelbare Tuinbouwschool voor meisjes, ‘Huis te Lande’, te Rijswijk had doorlopen.

De tot heden vroegst bekende tuinontwerpen van Bergmans zijn gemaakt voor zijn schoonvader, de heer J. Visser, directeur van het bedrijf N.V. Arendshoven te Oisterwijk. Dit bedrijf gaf Bergmans deze opdracht in 1924.

Bergmans schreef vanaf 1920 talrijke artikelen (ca. 1000!) over planten en beplantingsmogelijkheden; daarnaast schreef hij tussen 1923 en 1940 tien boeken waaruit zijn grote liefde voor groen blijkt, naast zijn bijzonder goede en grote plantenkennis, waarvoor hij verschillende keren werd onderscheiden. Vanaf de eerste uitgave van het tijdschrift Dendron (een uitgave van de International Dendrology Union) in 1954, werkte hij mee als redacteur. Zijn artikelen verschenen in de beginjaren vooral in het tijdschrift Floralia (1920-1934); later schreef hij ook voor de Revue Horticole (l92l), voor het Weekblad Koninklijke Maatschappij voor Tuinbouw- en Plantkunde (1927-1936), voor het Orgaan van Huis te Lande (1931), voor Buiten (1933-1935), voor Cultuur en Handel (1949-1956) en voor het hierboven vermeldde Dendron. Boeken van zijn hand zijn: Rotsplanten in kleine tuinen, Amsterdam 1923, 2e druk 1930; Vaste planten en rotsheesters, Haarlem 1924, 2e druk Tegelen 1939; De rotstuin, praktisch handboek . . . , Amsterdam 1928; Rots- en muurtuinen, 2e druk van De rotstuin, Amsterdam 1934; Schoon Oisterwijk, z. p l . , 1930; Zomersche bloemenweelde, Amsterdam 1934, 2e druk 1936; De tuin bij het huis, Amsterdam 1936, 2e druk 1962; Sierheesters en parkbomen, Amersfoort 1939 Bomen en Struiken, Naarden 1940  Alles over kamerplanten, Amsterdam 1967, 2e druk 1968.

Bergmans werkte zowel in de architectonische als in landschappelijke stijl. Zijn ontwerpen overspannen het interbellum en de wederopbouw.

ISBN 978-90-8704-750-4 ingenaaid, geïllustreerd. NUR 648/941. ±288 blz.,  Prijs ±€ 29,–

Binnenstad en Buitenleven / Oldenburgers.nl in de zomer van 2018

De zomer van 2018 heeft heel Nederland-Tuinenland  overvallen. Het gras in de stadsparken en weidevelden, de heide- en korenvelden en de aanplant in bloemperken op buitenplaatsen zien er allemaal nu al herfstachtig uit.  Water geven is niet meer verantwoord en sommige plannen zijn niet in het water gevallen maar in verdroogde beken.

Kasteel Middachten: Carla (l.) en Juliet (r.) Oldenburger, 1 juli 2018

Deze zomer hadden we tijd om ons op nieuwe plannen te concentreren. We bezochten de tuinen van Piet Oudolf bij Museum Voorlinden, een landgoed waar Zocher sr. in eerste instantie de aanleg had verzorgd (1804, huis nu allang verdwenen); we gingen ‘op inspectie’ naar de Wassenaarse buitenplaatsen van Prins Frederik,  Backershagen en De Paauw. We brachten ca. 10 jaar geleden al advies uit aan de VVE Backershagen over de instandhouding van het park en Carla schreef vorig jaar een tekst over ‘De Prinsessetuin’ op De Paauw. Dit artikel vermeldde nog niet dat het beeld ‘SPES’ in het tempeltje in de Prinsessentuin weer is teruggekeerd. Fantastisch. Dank aan de gemeente Wassenaar dat dit oude beeld uit de tijd van Prins Frederik weer in ere is hersteld.  Het is een werk van de Deense beeldhouwer Berthel Thorvaldsen (1770-1844), een vriend van de Duitse architect K. F. Schinkel. Het beeld is een kopie van het beeld op het graf van de familie Von Humboldt bij Schloss Tegel in Berlijn. Wat er met Viktoria gaat gebeuren, het beeld dat SPES verving in het tempeltje, is mij nog niet bekend. Ik ga eens bij de gemeente informeren wat de verdere plannen zijn met de Prinsessentuin.

Beide landgoederen De Paauw en Backershagen zijn nu weer actueel omdat eind september de landgoederen van Prins Frederik in Duitsland onderwerp van studie zijn. Het weekend hier voor zullen we enige collega’s uit Leipzig op deze plaatsen rondleiden.

Verder heeft de auteur J.v.d.M. (?) van het boek ‘Cieraad der lusthooven, bestaande in allerhande soorten van drooge en natte kommen, parterres, graswerken en fonteynen tot dienst van alle liefhebbers der buite-plaatzen …’. (Leiden 1720;1730) onze aandacht gevraagd i.v.m. het fenomeen Régencetuin en Rococotuin. Was het Jacob van der Meer die alle platen (ontwerpen) voor dit boek verzamelde? Aan een  korte studie wordt thans gewerkt.

Zou het niet aardig zijn voor een groep geïnteresseerden ook hier in Nederland aandacht te vragen voor de tuinen van Prins Frederik in Wassenaar? We willen best een lezing over dit onderwerp komen houden.

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

GROEN GOOI, tentoonstelling in Huizer Museum

Nu te zien

(overgenomen van website Huizer Museum):

Sterrebosdag 26 mei 2018 te Frederiksoord

Zaterdag 26 mei wordt in Frederiksoord een sterrebosdag gehouden.

Het programma ziet er als volgt uit (zie ook actieve festiviteiten aangekondigd op de poster hieronder):

14.30 uur Inloop en ontvangst
15.00 uur Aanvang programma
– Welkom Lotte Diephuis
– Boekpresentatie door Marijke van der Maarel en aanbieden eerste exemplaar.
– Muzikale intermezzo door Elisabeth de Charon de St. Germain (zang) en Eddy van der Maarel (piano)
Gastspreker Carla Oldenburger-Ebbers “Wie weet nog wat een Sterrebos is?”

16.00 uur Informeel samenzijn en mogelijkheid boek te kopen.

Wanneer u aanwezig wilt zijn vragen wij u dit voor 16 mei kenbaar te maken door een email te sturen naar sterrebosdag@rondevanhet sterrenos.nl. Wilt u hierbij uw naam en het aantal personen aangeven? Dit in verband met de capaciteit van de zaal.
Indien u met de auto komt, deze graag parkeren bij het Huis van Weldadigheid, Majoor van Swietenlaan 1a.

BewarenBewaren

BewarenBewaren

Oldenburgia – Korte Biografie Feddo Hans Frits Oldenburger (1937-2017)

 Korte Biografie Feddo Hans Frits Oldenburger (1937-2017)

Feddo Oldenburger, 2007

Feddo Hans Frits Oldenburger (*Sanga Sanga Dalam / Borneo, Ned. Indië, 1 juli 1937 – +Rhenen, 22 november 2017) was een Nederlandse bioloog, die zijn leven heeft gewijd aan botanisch wetenschappelijk onderzoek in de tropen (Suriname, Brazilië, Indonesië) en aan natuurbehoud in Nederland.

Kinderjaren en studietijd
Feddo Oldenburger is geboren op de evenaar, in het dorp Sanga Sanga Dalem, bij het boorterrein Louise van de B.P.M. (Oostkust-Borneo), in de delta van de rivier de Mahakam. Zijn ouders, Frederik Oldenburger (1899-1975) en Ronesca Elisabeth Groustra (1901-1969), waren van Groningse afkomst. Vanaf 1928 woonden zij op Borneo (Oost-Kalimantan).

In januari 1942 viel Japan het eiland Tarakan voor de kust van Noord-Borneo aan, het eiland waar de familie enige tijd tevoren nog had gewoond (1939). Het  KNIL (Koninklijk Nederlandsch-Indische Leger) capituleerde begin maart 1942. De vierjarige Feddo kwam met zijn moeder en zusje in het interneringskamp Tjihapit in Bandung terecht; zijn vader via Singapore  in een krijgsgevangenkamp langs de Birma-Siamspoorweg. De laatste oorlogsmaanden verbleef Oldenburger wegens ziekte alleen in ziekenhuiskamp St. Vincentius en werd later weer verenigd met het gezin in kamp Kampong Makassar, beide in Batavia.
Tijdens de oorlogsjaren heeft hij geen onderwijs genoten totdat hij begin 1946 met de Tegelberg (KPM) in Nederland arriveerde. Daar volgde hij op verschillende scholen (op Texel en in Hilversum) lager onderwijs tot de familie eind 1947 naar hun oude woonplaats in Indonesia terugkeerde en hij op de school in Sanga Sanga Dalam zijn laatste lagere-schooljaren doorbracht. Voordeel voor zijn latere leven was dat hij met Indonesische kinderen in de klas heeft gezeten en ongemerkt de beginselen van Bahasa Indonesia zich heeft eigen kunnen maken.
In 1949 keerde Oldenburger alleen naar Nederland terug om daar zijn middelbare schoolopleiding te beginnen (Instituut Hommes in Hoogezand). In 1957 behaalde hij zijn diploma gymnasium β aan het Montessori Lyceum Herman Jordan in Zeist.
Hij koos voor een studie biologie aan de RU (Rijksuniversiteit Utrecht, nu UU) en het was al gauw duidelijk dat hij na het behalen van zijn doctoraal examen (in 1967) in de tropen zou gaan werken.

Werkverbanden
Oldenburgers toekomstdromen speelden zich altijd in de tropen af. Zijn afstudeeronderwerpen werden met dat doel geselecteerd:
– phytogeografie (vegetatiekartering van de duinen van Voorne), bij prof. J. Lanjouw; –  bodemkunde (bodemonderzoek in het Argonne-gebied / Lorraine), bij prof. F.A. van Baaren; ethologie (onderzoek naar het gedrag van twee groepen Java-apen / Macaca irus, onder ‘vrije’ kooi-omstandigheden), bij (de latere prof.) J.A.R.A.M. van Hooff.

Z-sleeping. Tekening Feddo Oldenburger

De opgedane kennis werd later met certificaten voor Luchtfotografie-interpretatie, bij prof. I.S. Zonneveld (ITC in Enschede), en met cursussen Braziliaans-Portugees en Bahasa Indonesia uitgebreid.
In 1968 trad Oldenburger in dienst bij ZWO (later NWO)-WOTRO (stichting Wetenschappelijk Onderzoek van de Tropen) met de opdracht de flora en vegetatie van het Sipaliwini-savannelandschap  in Zuid-Suriname nader te bestuderen, planten te verzamelen voor het Herbarium in Utrecht, uitmondend in de verslaglegging van het onderzoek en later in de website www.sipaliwinisavanna.com.

Impressie van de Sipaliwini savanne. Tekening Feddo Oldenburger

Tussen 1970 en 1972 werden nog aanvullende expedities ondernomen. Hierna startte een dienstverband aan de Rijksuniversiteit Utrecht (nu UU) met het doel een afdeling Landschapsecologie op te starten, en in 1975 werd hij medewerker van prof. George Eiten aan de Universidade de Brasilia. Daar werd gewerkt aan het project Cerrado Vegetation of Brasil. Helaas is dit werkverband eerder gestopt dan de bedoeling was omdat een nieuwe regel aan de universiteit werd ingesteld die inhield dat buitenlanders niet meer in dienst mochten worden genomen.
Vanaf 1980 werkte Feddo zelfstandig vanuit huis aan verschillende projecten in de regio.

Maatschappelijke en politieke activiteiten
Na enkele jaren in het historisch centrum van Utrecht gewoond te hebben verhuisde Oldenburger in 1970 met zijn echtgenote Carla Ebbers (*1939), eveneens bioloog, en twee dochters naar Heukelum, Dit stadje, gelegen tussen Gorinchem en Leerdam aan de rivier de Linge, was volgens hem het oudste stadje van Holland. Hier maakte hij  kennis met de middeleeuwse structuur van een kleine historische stad, met het Lingelandschap en met het boeren- en dorpse leven. In 1973 verhuisde het gezin opnieuw,  naar een boerderij in het dijkdorp Spijk (ook gemeente Heukelum), waar zij ruim 20 jaar bleven wonen.
Van meet af aan heeft hij zich voor de omgeving en de plaatselijke gemeenschap ingezet, o.a. voor het behoud van de historische kern van Heukelum i.v.m. een bestemmingsplan (sloopplan) ‘Kern Heukelum’ (1972). Samen met Han Denninger was hij oprichter, auteur en redacteur van de Heukelomse Kroniek, later Heukelumse Kroniek / De Spijker. Ter gelegenheid van het 750-jarig bestaan van Heukelum (1980) deed hij onderzoek  in het Nationaal Archief ten behoeve van het schrijven van een historiestuk over Hendrik Sar, die tot de doodstraf was veroordeeld omdat hij Heukelum in 1772 grotendeels in de as had gelegd.

Feddo Oldenburger in ‘Middeleeuwse kledij’ tijdens het 750-jarig bestaan van de stad Heukelum in 1980

Daarnaast was Oldenburger redacteur van de D66-Krant voor de toekomstige ‘kwartetgemeente’ (nr. 1 verscheen in 1982) en organiseerde hij een referendum over de op handen zijnde gemeentelijke herindeling voor de gemeenten Asperen, Heukelum, Vuren, Herwijnen (in 1986 gerealiseerd).
Bij het natuur- en landschapsbehoud is hij zijn hele leven betrokken gebleven. Langdurige projecten betroffen het behoud van het landschappelijke en culturele erfgoed in de Vijfheerenlanden; het behoud van het natuurgebied De Koornwaard (gem. Heukelum); het Landschapsplan Tielerwaard-West; het behoud van de Vurense Uiterwaardennatuur (terrein van de voormalige steenfabriek van de firma Heuff).

Privé
Naast natuur hadden ook geschiedenis, kunst en filosofie Oldenburgers  grote interesse. Hij reisde de hele wereld rond om conferenties, natuur(parken) en tentoonstellingen te bezoeken, altijd op zoek naar ‘Hollandse’ architectuur en andere ‘Hollandse’ connecties uit het verleden.

Oldenburger was een oorspronkelijk en idealistisch denker. Zonder dat hij zich daarvan bewust was streefde hij vergelijkbare idealen na als zijn grootvader Harmannus Groustra (1861-1944), die in Noord-Groningen een bekend multatuliaan was, aanhanger van de utopische Vrijlandbeweging [noot 1] en voorzitter van de SDAP-federatie Slochteren. Door de oorlog hebben beide elkaar niet of nauwelijks gekend, maar de utopische idealen van grootvader lijken op kleinzoon Feddo te zijn overgedragen.

Noot 1.  Harmannus Groustra vertaalde en bewerkte het boekje Freiland ein sociales Zukunftsbild geschreven door Theodor Hertzka (Leipzig, 1889) in het Nederlands tot ‘Vrijland en de Vrijlandbeweging’ (Amsterdam, 1893). De tekst van dit boekje heeft Groustra rijkelijk van noten en citaten voorzien.

Oldenburgers interesses blijken ook uit zijn jarenlange lidmaatschappen van o.a.:
– UBV (Utrechtse Biologen Vereniging). In dit verband richtte hij samen met anderen het Kiemblad voor Biologen op en organiseerde hij als lid van de UBV-kampcommissie het biologenkamp op Ameland; – NIBI (Nederlands Instituut voor Biologie/Bionieuws); – D66, bijna vanaf de oprichting tot aan zijn dood; – Ver. Natuurmonumenten; – Ver. Lingelandschap; – NWG (Natuurwetenschappelijk Gezelschap Wageningen); – Tong Tong (Indische culturele organisatie) / KJBB (Vereniging Kinderen uit de Japanse Bezetting en de Bersiap); tenslotte was hij ‘adviseur’ van de Natuurwetenschappelijke Studiekring voor Suriname en de Nederlandse Antillen.

Trivia
Op zoek naar de hem onbekende vulkaanflora beklom Oldenburger twee onmogelijke ‘bergen’:
– de Gunung Api op Banda (Indonesië), vulkaantop 666 m. Door het bedwingen van deze lava-berg werd hij tot  ‘Ereburger van Banda / Molukken’ benoemd (Certificaat in Familie-archief).

– de Mount Scenery op Saba (Ned. Antillen), een slapende vulkaan, 887 m. Hoogste top van het Koninkrijk der Nederlanden (Certificaat zie hieronder)

– Feddo Oldenburger en de Groningse schilder Otto Eerelman (1839-1926), ook wel de ‘Rembrandt van het Noorden’ genoemd, waren verre familie van elkaar. Om die reden had hij speciale aandacht voor Eerelmans werk, o.a. voor diens familieportretten en voor diens kunstalbum Paardenrassen (waarin ook een afbeelding van het Oldenburger paard was opgenomen, zie hieronder).

Publicaties in chronologische volgorde (zie ‘Library WUR’ en www.sipaliwinisavanna.com)
* Oldenburger, F.H.F., Een globale vegetatiekartering van de duinen van Voorne, rapport, 1963.
* Oldenburger, F.H.F., Een beschrijving van een onderzoek naar het gedrag van 2 groepen Java-apen (Macaca iris) onder ‘vrije’ kooi-omstandigheden, rapport, 1965.
* Oldenburger, F.H.F., Biologics ’66-’67, eigen uitgave met biologische filosofische overpeinzingen.
Biologics (1966):
nr. 1 The ‘catch’ or ‘introducing New China’.
nr. 2 (Evolunatics I). ‘De wereld draait zoals wij dat willen’. (Galileo Galilei).
nr. 3 Critics.
nr. 4 Critics on Critics.
nr. 5 (Evolunatics II). Vervolg van E.1.
nr. 6 Biopolitics I.
nr. 7 Biopolitics II.
nr. 8 Evolunatics III.
nr. 9 Biopolitics III.
nr. 10 Cogistics.
nr. 11 Evolunatics IV.
Biologics (1967):
nr. 12 / 1967 UBV Kiemblad jrg. 1, nr. 1. ‘De jacht op het punt ‘nul’.
nr. 13 De Noordzee Confederatie.
nr. 14 Zero.
nr. 15 Zero—–Point.
De nummers 13, 14 en 15 zijn ook apart samengebonden.
* Tetsuo Koyama en Feddo H.F. Oldenburger, ‘Diplacrum africanum newly found in tropical America’ in: Rhodora 73, 1971, p. 159-160.
* Oldenburger, F.H.F; R. Norde en H.T. Riezebos, Ecological investigations on the vegetation of the Sipaliwini – savanna area (Southern Surinam), rapport, 1973.
* Oldenburger, F.H.F., ‘Het savanneprobleem en de Sipaliwini savanne in Suriname (Z-Am.) in het licht van de algemene Biostasie-Rhexistasie theorie’ in: Berichten Fysisch Geografische Afdeling, 1973, p. 2-11. (Ook vertaald in het Portugees en Engels onder de titels:
‘El problema de las sabanas y de la Sabana de Sipaliwini en al Surinam (America del Sul) a la luz de la teoria Universal Biostasia-Rhexistasia’ en ‘The savanna problem and the Sipaliwini-savanna in Surinam (S. America) in view of the general Biostasy-Rhexistasy Theory’).
* Oldenburger, F.H.F. en R. Norde, 200 Sipaliwini-savanne planten, uitgave in eigen beheer, 1973.
* Eiten, George et al. [F.H.F Oldenburger, R. Norde en H.T. Riezebos], ‘Delimitation of the cerrado concept’ in: Vegetatio, vol. 36, 1978 (3), p. 169-178.
* Oldenburger, F.H.F., Landschapsplan Tielerwaard-West, rapport, 1982.
* Oldenburger, F.H.F., Dit vinden wij ervan: reacties van insprekers op de evaluatie van het Streekplan Zuid-Holland Oost, 1983. * Oldenburger, F.H.F., J.G.W.J. Eilerts de Haan, Marga C.M. Werkhoven en C.C. Käyser, Algemene inleiding op de Toemak-Hoemak-, Suriname- en Corantijn-expeditie van resp. 1907, 1908, en 1910-1911; gevolgd door een samenvatting van de Suriname expeditie van 1908; ‘In Memoriam Baas Schmidt van Gansee (1898-1992)’; een samenvatting van de Corantijn-expeditie van 1910-1911 (2 delen); ‘Korte biografie van Luitenant C.C. Käyser’, uitgave in eigen beheer, 2014. * Oldenburger, F.H.F en R. Norde, website Sipaliwini Savanna (zie screenshot hieronder). 2008.

Screenshot van de website www.sipaliwinisavanna.com, opgesteld door Feddo Oldenburger en Reinoud Norde

Feddo Hans Frits Oldenburger is 22 november 2017 overleden. Zijn nalatenschap betreffende de Sipaliwini-savanne, in de vorm van boeken, rapporten, documenten, manuscripten, (lucht)foto’s, vegetatiekaarten en dia’s is 5 januari 2018 deels overgedragen aan en opgenomen in Naturalis Biodiversity Center Leiden en deels aan Universiteit van Utrecht / Copernicus Instituut (Gijs Steur).

De verzamelde  Sipaliwini-planten bevinden zich in het Herbarium van Naturalis Biodiversity Center. Deze hele collectie is gedigitaliseerd en doorzoekbaar. Een uitleg  is elders op deze website te vinden.BewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewarenBewaren

Claude Monet, tuinhuisjes, bollenvelden

Vorige week (24 oktober 2017) keek ik met veelgenoegen naar de TV-aflevering van ‘Het geheim van de Meester”, die dit maal het geheim achter het schilderij ‘Het Kamperhoofd en de Oude Waal’ (1874) van Claude Monet behandelde.

Het Kamperhoofd en de Oude Waal (Amsterdam). Coll. Van Gogh Museum

Bekend is dat Monet een aantal maanden van het jaar 1871 in de Zaanstreek schilderde. Als tuinhistoricus denk ik dan meteen aan de karakteristieke tuinhuisjes langs de Zaan en inderdaad ook Monet was daarvan onder de indruk getuige zijn schilderijen ‘Tuinhuizen aan de Achterzaan’ (Coll. Metropolitan Museum of Art); ‘Huizen aan de Achterzaan’; Tuinhuis aan de Zaan.

Tuinhuizen aan de Achterzaan. Coll. M.M.A. New York

Na zijn verblijf in Zaandam en omgeving, bracht Monet nog twee maal een bezoek aan Nederland. In 1874 verbleef hij in Amsterdam en in 1886 verbleef hij in Den Haag en schilderde bollenvelden nabij Rijnsburg en Sassenheim.

Bloembollenvelden bij Sassenheim. Coll. Clark Art Institute Williamstown (Mass.)

Dat Claude Monet de eerste impressionist wordt genoemd moge uit deze Nederlandse voorbeelden duidelijk zijn. Hij schilderde in Nederland ruim veertig schilderijen. Ik zou ze wel eens in een tentoonstelling allemaal willen zien.

Is dit een idee voor het Van Gogh Museum?

AMSTERDAM MUSEUM WERD GESTICHT ALS LUCIA-KLOOSTER.

St.Luciaklooster aan de Nieuwezijds Voorburgwal. Kopie naar Le Long, Isaac. Historische beschryvinge van de Reformatie der stadt Amsterdam’. Amsterdam, 1729.  Afgebeelde situatie anno 1544. Tekening Jacobus Stellingwerff (1667-1727). Noorden rechts beneden.

 Het  ANP Nieuws dat ik vandaag (11 okt. 2017) las luidt als volgt:

Citaat: “Vijf architectenbureaus buigen zich over de vraag of een verbouwing van de historische panden van Amsterdam Museum haalbaar is. Het museum en de gemeente Amsterdam selecteerden de bureaus uit zestien aanmeldingen.

 De keuze is gevallen op de Neutelings Riedijk Architecten, Cruz y Ortiz Amsterdam, Felix Claus Dick van Wageningen Architecten en de combinaties Office Winhov/Inbo en AL_A/NEXT/1meter98.

Mocht een verbouwing inderdaad mogelijk zijn, dan gaat de opdracht ook naar een van de vijf gegadigden. In de loop van 2018 wordt duidelijk of de verbouwing doorgaat.

Weeskinderen

Doel van de eventuele verbouwing is Amsterdam Museum toegankelijker en inspirerend te maken, maar ook de rijke geschiedenis van het complex te belichten.

Het voormalige klooster aan de Kalverstraat kent een lange geschiedenis als Burgerweeshuis. Vanaf 1580 vingen regenten er weeskinderen van overleden Amsterdammers op.

Sinds 1975 is het Rijksmonument de thuisbasis van Amsterdam Museum, dat destijds nog het Amsterdam Historisch Museum heette”.

Einde citaat.

Het St. Luciaklooster

Het valt me op dat in de berichtgeving wel gesproken wordt over het voormalige weeshuis (sinds 1578), maar niet over haar voorganger in datzelfde gebouw, het Luciaklooster (sinds 1414). Hierover is in de tegenwoordige literatuur niet al te veel te vinden. Het werd voor het eerst genoemd in 1414. Het klooster was gewijd aan de Heilige Lucia, en werd aanvankelijk bewoond door ‘Zusters van het Gemeenen Leven”( Modrne Devotie), die zich in 1416 aansloten bij de Derde Orde der Franciscanen. Zij hadden een sterk verzorgende taak in de stad.

St. Lucia was ondermeer patroonheilige van de blinden en beschermheilige van zieke kinderen. Mogelijk hebben de kloosterzusters vanwege hun heilige taak zieke kinderen te beschermen bij de Alteratie in 1578 de stad gevraagd dit klooster tot weeshuis te bestemmen.

Sint Lucia door Francesco del Cossa, National Gallery of Art (Washington DC). Olieverf en bladgoud, iets na 1470. Beschemheilige van blinden en zieke kinderen.

Omdat deze weblog toch het liefst als hoofdthema het Groene Erfgoed wil behandelen, nog even iets over decentrale kloostertuin op de eerste hier afgebeelde prent. We zien hier dat de binnenhof of pandhof in twee delen is gedeeld en dat rondom de twee afzonderlijke tuindelen een pad loopt. Deze kruisgang of pandhof werd waarschijnlijk gebruikt als breviegang (waar de zusters tijdens gebed rond het centrale grasveld wandelden. Tegelijkertijd deden  de twee tuindelen waarschijnlijk dienst als bleekveld en kerkhof. Het kleinere bleekveld lag langs de zuidvleugel van het klooster; het grotere veld langs de kerkmuur ving de meeste zon.
Na de Alteratie werd het gebouw in gebruik genomen door het BurgerWeeshuis.