Categoriearchief: Landschap

Huize Scherpenzeel op kadasterkaart 1826. Visvijver?

  Jan de Beijer, Huis Scherpenzeel. Tekening 1749. Coll. UB Leiden

Meestal worden ‘Berichten’ door ons gepost als er een aanleiding is om een feitje nader uit te zoeken. Een oriëntatie-onderzoek noemen we dat in ons jaarverslag dat binnenkort weer zal worden geplaatst in deze Berichten. Nu berichtte een Cascade-vriendin aan mij dat ze in historische correspondentie had gevonden dat de Van Lunterens (bedoeld wordt het (tuin)architectengeslacht Van Lunteren) al in de jaren dertig van de 19de eeuw betrokken waren bij veranderingen aan huis en tuin van Huis Scherpenzeel.

Bekend was wel al het parkontwerp uit 1859, gemaakt door Samuel A. van Lunteren (1813-1877), maar nu wordt dus gesproken van de jaren dertig, Dat moet in opdracht geweest zijn van een andere eerdere eigenaar, namelijk Benudina Maria van Naamen (1827-1892), kleindocter van Petrus Johannes van Naamen (1774-1854), in 1825 gehuwd met Herman Royaards. Haar vader was al in 1852 overleden. Het is aannemelijk dat niet Samuel , maar vader Hendrik van Lunteren (1780-1848) toen door Petrus Johannes in de arm werd genomen. Samuel was immers pas 19 jaar. 

In dit verband ging ik op zoek naar oude tekeningen, prenten en kaarten van Huis en Park Scherpenzeel, om te achterhalen hoe huis (en park) er uitzagen vóór en na de genoemde verandering in de vroege  jaren dertig van de 19de eeuw.  Er zijn verscheidene tekeningen en prenten uit de 18de eeuw bekend, o.a. de afbeelding van het huis van Jan de Beijer uit 1749 (zie boven) en ook een tekening van Jan Pronk uit 1731, maar een afbeelding van een eeuw later kwam ik niet tegen.

Wel tonen de oude kadasterkaarten hoe de indeling van het kasteelterrein er uitzag  in 1826 en op de tweede kaart mogelijk enige tijd later.

Verzamelplan Dorp / Huis Scherpenzeel 1826. Noorden boven

 

Kadastrale Minuut Huis Scherpenzeel / Dorp Scherpenzeel, ongedateerd (waarschijnlijk tussen 1826 en 1830). Noorden boven

Helaas heb ik geen nieuw ontwerp gevonden. Toch is op de kadastrale Minuut (na vergroting)  wel te zien dat het huis in een hele ruime slotgracht ligt en dat ten noordwesten van het huis een lange kanaalvormige vijver ligt die zowel als wateropvang gediend zal hebben als ook als visvijver zijn nut zal hebben gehad. In de 18de eeuw werden  visvijvers gegraven om zowel vis te  kweken als vis te bewaren. Vandaar dat op de Kadastrale Minuut (de tweede kaart) goed te zien is dat het niet één vijver, maar zelfs twee vijvers betrof, die in het verlengde van elkaar zijn gelegen.

Uit 1859  is dus wel het ontwerp van Samuel van Lunteren bekend, hieronder afgebeeld. Zoals op dit ontwerp is te zien, is de visvijver nu tot slingerende beek omgevormd, passend in de landschapsstijl van die dagen.

Samuel A. van Lunteren, Ontwerp park Scherpenzeel, 1859. Coll. Geldersch Landschap en Kasteelen. Noorden boven

De moestuinmuur van Hoog Beek en Royen wordt gerestaureerd

Buitenplaats Hoog Beek en Royen
De buitenplaats Hoog Beek en Royen (Driebergseweg 1 Zeist) werd in opdracht van Albert Voombergh gesticht tussen 1826 en 1832 en ligt schuin tegenover de voormalige buitenplaats Beek en Royen, het pand waar nu de Vrije Hogeschool in is gevestigd. De tuin is na 1836 door J.D. Zocher jr. ontworpen en aangelegd. Hoewel vaak wordt gesuggereerd dat Zocher jr. ook de architect was van het huis, wordt tegenwoordig de naam van Joh. van Straaten genoemd. Oorspronkelijk had het rechthoekige huis één verdieping en een veranda rondom.
In 1846-1847 is het huis door de Utrechtse architect N.J. Kamperdijk volgens neoclassicistische principes verbouwd. Aan de Driebergseweg liggen meer huizen van Zocher, zoals Molenbosch en vermoedelijk ook De Breul, die alle in een landschappelijk park zijn gelegen. In 1945 werd deze buitenplaats een gemeentelijk wandelpark. Tegenwoordig is het park eigendom van Het Utrechts Landschap. De wandelaar kan hier genieten van een typisch vroeg negentiende-eeuwse landschappelijke aanleg met slingerende waterpartijen, boomgroepen, flauw gebogen paden. en open weiden met weide- en watervogels. Ook bevinden zich een koepel en een kinderhuisje op het terrein. Het zogenaamde ‘Kippelaantje’, een rechte laan met zeer oude eiken, is goed bewaard gedeelte van het oorspronkelijke lanenstelsel van Beek en Royen. De moestuin is door Het Utrechts Landschap omgetoverd tot wijngaard en de muur die hier te vinden is wordt nu gerestaureerd. 

10. Erebegraafplaats Bloemendaal / Overveen aan de Zeeweg

10. Erebegraafplaats aan de Zeeweg te Bloemendaal / Overveen. Ontwerpers Gerard Holte en Auke Komter

Dit is de laatste begraafplaats die ik bespreek uit de serie van 10 beschrijvingen, gemaakt om de aandacht van lezers te trekken, in verband met een groot bestuursleden-tekort bij de Ver. Terebinth. Hopelijk zullen enige mensen na deze serie de gelederen van Terebinth willen gaan versterken.

Plattegrond (boven) en vogelvlucht (beneden) van Erebegraafplaats Bloemendaal / Overveen

Aan de Zeeweg -naar ontwerp van de tuinarchitect Leonard Springer-, in de duinen van Bloemendaal, ligt een stemmingsvolle begraafplaats met 373 graven van verzetsmensen uit de Tweede Wereldoorlog. De vlakke plattegrond van de begraafplaats golft niet mee met het duinlandschap, maar lijkt als het ware hierin uitgehouwen te zijn. Het ontwerp is van de architecten Gerard H.M. Holt en Auke Komter. Beiden behoren tot de moderne stroming in de architectuur. Komter was onder anderen leerling van Le Corbusier. De gedenkstenen liggen in ongelijke vierkante of langgerekte vakken met lage beplanting, die zijn omzoomd door een natuurstenen bestrating. De gehele begraafplaats is ommuurd met een lage muur. Als steensoort werd Maulbronner zandsteen gebruikt, harmoniërend met de zachtgele kleur van de duinen. De partij was afkomstig van het niet-gebouwde museum dat op de Hoge Veluwe, het landgoed van het echtpaar Kröller-Müller, gebouwd zou worden. Alle stenen zijn liggend en gelijkvormig. Nergens zijn ornamenten aangebracht. Men heeft hiermee tot uitdrukking gebracht dat in het verzet allen hetzelfde doel nastreefden en dat de dood ten slotte ook allen gelijkmaakt. In een bronzen urn, ontworpen door L.O. Wenckenbach bevindt zich as van de stoffelijke overschotten van gefusilleerden, afkomstig uit het crematorium te Driehuis-Westerveld en uit de verbrandingsoven van het concentratiekamp Vught.

Als adviseur voor de beplantingen, traden Jan Thijs Pieter Bijhouwer en Lous van Koolwijk – van Weydom Claterbos op. Men vulde de vakken met voornamelijk laagblijvende beplanting van bodenbedekkers en andere vaste planten en grassen, zoveel mogelijk afgestemd op de schrale duingrond. Deze beplanting werd echter verwaarloosd en in 1967 werd de Erebegraafplaats geheel opnieuw beplant door de Heidemij.

De luidklok dateert uit het jaar 1647 en is afkomstig van het voormalige Bloemendaalse raadhuis te Overveen. De tekst op de in 1953 onthulde herdenkingsplaten is van de verzetsstrijder H.M. van Randwijk. In de duinen zijn nog vijf belangrijke vindplaatsen van gefusilleerden gemarkeerd. Bekende verzetsstrijders, die hier begraven werden, zijn: Jannetje Johanna Schaft ‘Het meisje met het rode haar’, de enige vrouw die door de Duitsers werd geëxecuteerd en Gerrit Jan van der Veen.

Voor meer beschrijvingen van begraafplaatsen en kerkhoven in Nederland, zie ook:

Gids voor de Nederlandse Tuin- en Landschapsarchitectuur, 4 delen, Rotterdam 1995-2000 / Carla Oldenburger-Ebbers e.a.

 

Wat betekent dat: “Natuurherstelwet aangenomen door Europees Parlement”?

 


Vervuiling vanuit de Noordzee

De inhoud van de EU-regels voor natuurherstel ziet er in het kort als volgt uit:

Vooruitstrevend Nederland heeft de (toegegeven, wel enigszins afgezwakte) wet met gejuich ontvangen -men spreekt in deze kringen van een groene en gezonde toekomst -; Conservatief Nederland noemt de EU-regels voor natuurherstel nog steeds te star, te eenzijdig en te ingrijpend. Hun mening is dat veel gebieden op slot zullen gaan, ten koste van voedselproductie, woningbouw en zelfs verkeersveiligheid.”

De mens zal bewuster met de natuur moeten gaan samenleven. De wet vraagt 30% van de gedegradeerde ecosystemen te herstellen tegen het jaar 2030 (denk aan schonere energiebronnen, schonere uitstoot van fabrieken en auto- en vliegverkeer, schonere uitstoot in de land- en tuinbouw); 10 % van de steden groener te maken (vooral meer bomen, waterberging, stadsparken, gevel en dakvergroening,  en minder verhardingen tegen 2050); (zie verder onder foto)

Aeres Hogeschool te Almere. Gevelbeplanting. Uitvoering Van Ginkel Groep

rivieren vrijer te laten stromen (denk aan de wateroverlast in Limburg); bijen- en vlinderpopulaties weer op pijl te brengen (is dat in 2030 gelukt door toename van biodiversiteit); 30% van drooggelegde veengronden weer te herstellen (te verlaten) tegen 2030 (70 % tegen 2050), zodat minder broeikasgassen vrijkomen; en bossen robuuster te maken door bossen te verbinden en te doen herleven, door meer dood hout te laten liggen en te streven naar een verantwoorde mix van jonge en oude bomen, om zo meer koolstof vast te leggen.

Als ons dat gaat lukken, en we beginnen toch allemaal heel langzaam aan van deze wet doordrongen te raken, zal een schone en gezonde toekomst voor de generaties die na ons komen gloren aan de horizon.

Ons bureau ‘Oldenburgers Binnenstad en Buitenleven’ probeert zich al jaren aan deze regels voor natuurherstel en samenleving met de natuur te houden. Een mooi voorbeeld is het project waarmee we nu bezig zijn: Waardestelling van Kasteel Vliek te Ulestraten, waar de ‘Vliekerwaterlossing’ de hoofdrol speelt. (Rapport nog niet verschenen). Zie verder ook Bericht 26 januari 2021: ‘Duurzaamheid voorop, ook bij renovatie van historische tuinen’.

Nu de natuurherstelwet is aangenomen zie ik opeens veel helderder de relatie tussen duurzaamheid, milieu, inheemse beplantingen en groen erfgoed en tussen historie en ecologie (genius of the place). De wet vraagt ons in ieder geval bij elke (ontwerp)beslissing goed na te denken over de gevolgen  in het kader van herstel van de natuur. Daarbij zal ook gepaste creativiteit een belangrijker plaats gaan innemen in onze planvorming.

Schiermonnikoog en de storm Poly

Kaart van eiland Schiermonnikoog. Tekening  Lune Moonen, Foto Carla OldenburgerJuliet in de vogelhut op Schier. Foto Walther Schoonenberg

Kleindochter Lune als toekomstig bioloog. Foto Carla Oldenburger

We waren met de familie afgelopen week op Schiermonnikoog. Het eiland is de kleinste gemeente van Nederland en in 1989 als geheel tot Nationaal Park verklaard. Het staat bekend om zijn brede strand, het breedste van Nederland en wordt geroemd om zijn rust en natuur. Twee jaar geleden hebben we ons o.a. gericht op de historie van de buitenplaats Rijsbergen in het dorp Schiermonnikoog, terwijl we nu druk bezig waren met determineren van de duinplanten  en de vogels en de schelpen. Juliet is goed bekend met de duinflora, Lune was een uitstekende vogelaar en samen bestudeerden ze nu met behulp van de Schelpengids de gevonden schelpen.

De storm Poly dwong ons 5 juli binnen te blijven. In de middag (15.00 -16.00 uur) werden hier sterke windvlagen (15-16 m. p/s.) verwacht. Maar het viel erg mee. Het binnenzitten heeft ook zijn charme.  Lezen, schrijven, genieten van het bijzondere vertrouwde hotel (Van der Werff). Hieronder bijpassende foto’s, de mooiste en meest bijzondere  vondsten van afgelopen dagen: Parnassia; Pyrola of Rond Wintergroen; Grauwe Vliegenvanger; Kleine Plevier; een kijkje in het prachtige schelpenmuseum van Thijs de Boer; en enkele historische relicten in Hotel van der Werff. Juliet en Lune hebben alle vondsten in hun flora en vogelgids en schelpengids genoteerd.

Parnassia palustris in vochtige duinvalleien. Foto Walther Schoonenberg

Pyrola rotundifolia in vochtige duinen. Foto Walther Schoonenberg

Grauwe vliegenvanger. Foto Wikipedia

Kleine Plevier. Foto Wikipedia

Boven en onder: Twee gezichten in het Schelpenmuseum. Foto Carla Oldenburger

Prehistorische Stekelhoren. Foto Walther Schoonenberg

Oude foto van Hotel van der Werff. In de gang van het hotel. Foto Carla Oldenburger

Andere documenten in een vitrinekast van het hotel. Foto Carla Oldenburger

Wapensteen van de familie Stachouwer, destijds eigenaar van het eiland. De steen sierde in de 17de eeuw hun kasteel Binnendijken, al waar recht gesproken werd. Na de stormvloed (ca. 1700) verhuisde de steen naar het nieuwe rechthuis (= Hotel van der Werff). Foto Carla Oldenburger

Ook fungeerde het hotel later als wachtlokaal. Foto Carla Oldenburger

Juliet in de lounge/salon van het hotel tijdens de storm Poly. Foto Carla Oldenburger

Kennismaking met ‘het groen’ van Edam.

We bezochten deze week (27 juni 2023) met een delegatie van de Ver. Oud-Edam een oriëntatiebezoek aan ‘het groen’ van Edam. Dit stadje is natuurlijk beroemd geworden door de Edammer Kaas, maar betekent voor ons vooral een unieke monumentenstad.

De ‘groene monumenten’ (zoals begraafplaatsen, openbaar groen, vestingwerken) in Edam zijn slechts zeer summier beschreven en bieden daardoor geen optimale bescherming.

De redengevende omschrijving van de rijksbeschermde vestingwerken luidt: “Overblijfselen van de stadswallen: Wester-, Noordervesting, Klundert, Oosterkade, Baander- en Zuidervesting”. De ondergrondse muurwerken zijn hiermee wel beschermd, maar de bomen op de wallen zijn niet afzonderlijk beschermd.

De kleine Joodse begraafplaats langs het Oorgat is een gemeentelijk monument; maar het kerkhof gelegen rondom de Grote Kerk wordt in de monumentenbeschrijving van de kerk niet nader genoemd en krijgt  in de beschrijving van het Beschermd Stadsgezicht Edam alleen het bijvoeglijk naamwoord ‘kenmerkend’ mee, terwijl op de stadskaart uit 1743 dit kerkhof als ruimte al nauwkeurig staat aangegeven. Het kerkhof is met twee hoofdlanen kruisvormig ingedeeld en ligt voor een groot deel  langs de Noordervesting, die ter hoogte van de kerk geheel beplant is met bomen.

In de beschrijving van het Beschermd Stadsgezicht worden de bomen langs de havens (Achterhaven, Voorhaven, Nieuwe Haven) en op de rijksbeschermde vestingwallen (die ontstaan zijn tussen 1690 en 1718) wèl kort genoemd. Er wordt gesproken over twee rijen bomen (aan beiden zijden van de havens),  maar over de soorten en onderlinge afstanden wordt helaas niets naders gezegd.

In de Lijst monumentale en/of waardevolle bomen van Edam zijn tien jaar geleden 594 bomen genoteerd, waarvan 553 van de gemeente en 41 van derden. Anno 2023 zullen er wel enkelen verdwenen zijn.

Kaart behorend bij Beschermd Stadsgezicht. Edam, 1977

De kernstructuur van de stad wordt gevormd door de oude havens, van noord naar zuid de Achterhaven, de Voorhaven en de Nieuwe Haven, en daar weer ten zuiden van de Schuttersgracht. De havens zijn beplant met -aan beide zijden- bomen. Omdat de wallen rond de stad tussen 1690 en 1718 opgeworpen zijn,  is voor nadere bestudering een duidelijke stadskaart uit die periode of iets later als referentie te gebruiken, en dat is dan in dit geval de kaart van Isaak Tirion uit 1743. Daar staan ook de bomen op ingetekend, maar voor het verkrijgen van nadere gegevens (zoals bijvoorbeeld de destijds gebruikte onderlinge afstanden) is het aan te bevelen andere bronnen te raadplegen, zoals het handboek Den Nederlandsen Hovenier uit 1669.

Behalve ‘het groen’ kwamen we tijdens onze wandeling natuurlijk ook andere cultuurhistorische hoogstandjes tegen, zoals twee tuinkoepels langs de Nieuwe Haven en de oudste scheepswerf van Nederland, met een Wieringer Aak.

Deze koepels liggen in het kerngebied van het beschermd stadsgezicht, in achtertuinen van huizen aan de Lingerzijde. Ze zijn voorzover wij nu weten niet beschermd als rijks- of gemeentelijk monument, maar maken wel deel uit van het beschermde stadsgezicht, evenals een historische scheepswerf. Dit was een onverwachte interessante afsluiting van het bezoek.

Tuinhuis aan de Nieuwe Haven. Lingerzijde 33. Gebouwd als namaak-‘Turkse Tent’. Opdrachtgever William Pont, 1844. Foto Carla Oldenburger

Tuinhuis aan de Nieuwe Haven, Lingerzijde 39. Opdrachtgever William Pont, 1845. Foto Carla Oldenburger

Bovenstaande tuinhuizen  in de achtertuinen van huizen aan de Lingerzijde, langs het westelijk deel van de Nieuwe Haven. Foto Carla Oldenburger

Scheepswerf Groot.  Oudste historische scheepswerf van Nederland. In het water (Nieuwe Haven), ten oosten van de Kwakelbrug, ligt de Wieringer Aak 167. Foto Carla Oldenburger

Bostuin op de Laarschenberg in Rhenen (aangelegd in 2022) komt tot leven

 

Detail-kijkje in tuin Carla Oldenburger

Verspreide Berichten op deze website vermelden de aard, locatie en vernieuwing van aanleg en beplanting van de bostuin bij mijn appartement op de Laarschenberg (deel van de Grebbeberg te Rhenen. Hier volgen ze nog een keer:

22 mei 2022:Oldenburgers tuin op de Laarschenberg Rhenen. Locatie nader beschreven.

23 mei 2022: Tuin Rhenen op de schop, 1. Oude planten deels bewaard. Nieuwe tuin wordt uitgezet naar ontwerpideeên van Carla Oldenburger en uitgevoerd door hoveniers van Kon. Van Ginkel Groep.

24 mei 2022: Tuin Rhenen op de schop (incl. plantenlijst), 2. Nieuwe tuin wordt aangeplant. Planten worden door de hoveniers Van Ginkel Groep aangevoerd en aangeplant.

31 mei 2022: Tuin Rhenen op de schop, 3. Laatste loodjes. Beeld van beeldhouwer Joep Faddegon wordt geplaatst.

Nu, aan het begin van de zomer 2023, komt de tuin pas echt tot leven en kunnen we met enkele plaatjes gedurende  2023 zijn ontwikkeling volgen d.m.v. een aantal Berichten.

Bij het adviseren en ontwerpen van tuinen houden we ons zoveel mogelijk aan een aantal zelf opgestelde regels, rekening houdend met duurzaamheid, in dit geval het oorspronkelijk (bos)-milieu.

  • geen verhardingen, wel bodembedekkers en houtsnippers;
  • afscheidingen met inheemse (besdragende) struiken;
  • zo mogelijk vijverpartijen en waterbekkens aanleggen om water vast te houden; ook spiegelvijvers zijn vaak gewilde objecten;
  • liever jonge bomen aanplanten dan meer volwassen bomen; de bomen slaan beter aan en de beleving wordt groter;
  • zoveel mogelijk inheemse plantensoorten (in ieder geval inheemse genera/species) toepassen;
  • zoveel mogelijk insecten-aantrekkende inheemse planten in de borders. Bijen en vlinders zullen ons dankbaar zijn.

18 april 2023,  Krentenboompjes in bloei, omgeven door de grondbedekker Grote Maagdenpalm .4 mei 2023, vaste planten beginnen zich te ontwikkelen. Passend tuinbeeld (in zelfde golvende vorm als het padenpatroon) van Joep Faddegon

8 juni 2023, de gekozen kleuren voor de tuin worden duidelijk

12 juni 2023, David (kopie Michelangelo) kijkt toe,  maar moet nog op een hoger zuiltje worden geplaatst

22 juni 2023, de vormen van het ontwerp worden duidelijk; border langs het terras en bloeiende struiken in golvende perken met Grote Maagdenpalm; vrije zichten in het bos van de Grebbeberg

Nut boven schoonheid of schoonheid boven nut?

Wat prevaleert in dit geval? Het openhouden van een zichtlijn tussen Huize De Tangh en de Rijn OF het aanleggen van een wijngaard op die zichtlijn, op de plaats van een vroegere tabaksplantage?

Boven: Tegenwoordige zichtlijn op Huize De Tangh vanaf de Utrechtsestraatweg. Het huis is nu nog zichtbaar -de wijnstronken zijn eind april geplant-, maar dat zal niet lang meer duren. Foto Carla Oldenburger, 2023

Vanmiddag (24 mei 2023) reed ik langs de Utrechtsestraatweg van Rhenen naar Amerongen. Je passeert dan het bijna 100 jaar oude Huize De Tangh even buiten Rhenen aan je rechterhand, terwijl je de zichtlijn -van het huis naar de Rijn- kruist. Aan je linkerhand is er dus zicht op de (uiterwaard van) Rijn.

Het huis is gebouwd in 1927 o.l.v. de Wageningse architect J.B. van der Haar, in opdracht van de eigenaar, destijds huisdokter van Rhenen, William Waller. Hij had de  bouwgrond al gekocht in 1920, om daar ter plekke een nieuw huis te laten bouwen in koloniale (Kaapse) stijl.

Boven: Zicht vanaf de Utrechtsestraatweg op (de uiterwaard van) de Rijn bijna dichtgegroeid. Foto Carla Oldenburger, 2023

Vroeger was de situatie anders, vooral een veel meer open zicht op de Rijn en grazende koeien in de voorweide (nog vaag te zien op de oude foto). Zie hieronder een archieffoto met zicht vanaf het terras voor het huis  op de Rijn.

De grond loopt af naar de Rijn, dus vanuit het huis zal de Rijn nog wel even zichtbaar blijven, maar vanaf de Utrechtsestraatweg opkijkend naar het huis, zal het zicht op het huis gedeeltelijk verdwijnen. Het huis en het landgoed zijn niet beschermd als rijks – of gemeentelijk cultuurmonument, maar zeker is dat het zicht op de Rijn wel een hele belangrijke rol gespeeld zal hebben bij het bepalen van de locatie voor de bouw van het huis. De “genius loci” is hier alles bepalend, en daarom is m.i. het aanleggen van een wijngaard op deze plaats geen goed idee geweest.

In 2020 is een boek over de geschiedenis van huis en landgoed De Tangh verschenen en historisch gezien heel terecht heeft dit boek de volgende titel meegekregen: Genius Loci. Landgoed De Tangh. Ontstaan en geschiedenis van een familielandgoed en buitenplaats in Rhenen op de zuidflank van de Utrechtse Heuvelrug. Auteurs Stef van Doesburg, Ronald van Immerseel, Merel Haverman e.a.. Rhenen, 2020.

In vroeger tijden -zo is bekend, maar ik heb er geen archiefstuk van gezien- lag voor het huis een tabaksplantage. Dergelijke plantages waren een heel normaal verschijnsel in de hele omgeving en de “straatnaam” Plantage Willem III, iets verderop langs de Utrechtsestraatweg, herinnert daar nog aan. Het is wel aannemelijk dat er tijdelijk in de voorweide een tabaksplantage is geweest, maar een open weide voor het huis met grazende koeien of herten (denk aan Engelse landscape gardens in vorige eeuwen) zal het huis toch zeker een voornamer aanzicht hebben gegeven. Vandaar dat de laatste jaren de Lakenvelders in de voorwei een schitterend beeld opleverden en ik dat beeld liever in gedachten houd dan deze onlangs aangeplante zicht-verhinderende wijngaard.

 

 

 

 

 

 

Boven: Lakenvelders in de voorweide. Foto Carla Oldenburger, 2014

Het is erg jammer dat nog steeds niet bekend is of er een landschapsarchitect zich met deze aanleg heeft bemoeid. Ook is mogelijk dat William Waller, geholpen door de architect J. B. van der Haar, zelf de locatie van het huis heeft bepaald en de huisplaats op de zichtlijn heeft aangegeven. En de achtertuin (in formele stijl), met muurwerk tegen het wild en tegen de noordenwind (?) inclusief een rosarium zou misschien ook wel van zijn eigen hand kunnen zijn. Ik heb wel eens in een lezing voor de Historische Vereniging van Rhenen en Omstreken de naam van de lector Tuin-architectuur aan de Rijks Landbouw Hooge School (opvolger van Leonard Springer) in dit verband laten vallen als mogelijke ontwerper, omdat hij juist in tegenstelling tot Springer, graag in formele stijl werkte. Maar voorlopig zal het antwoord op dit raadseltje nog wel even onopgelost blijven.

 

Zijn naam is Hendrik Francois Hartogh Heys van Zouteveen (1870-1943), bekend in Wageningen en daarbuiten. Hij was o.a. een van de oprichters van de Bond van Nederlandse Tuinarchitecten in 1922. Volg de groene link hierboven voor zijn uitgevoerde werken, voorzover bekend.

U zult het al wel begrepen hebben. Als antwoord op de gestelde vraag in de titel, gaat mijn voorkeur uit naar “Schoonheid boven nut”. Dat zal het antwoord ook zijn van iedere tuinarchitect, als het gaat om een buitenplaats of villatuin, omdat een zichtlijn, gekoppeld aan de locatie van het huis,  primair en heilig is in een tuinontwerp.

Plattegrond van de buitenplaats Bosch en Hoven (1765?) met hermitage

In het Bulletin KNOB 120 (2021) 2,  is een interessant artikel te lezen over ‘hermitages’ (kluizenaarshutten), getiteld De architectuur en beleving van de hermitage (1770-1860): de hut, de heremiet(pop) en de hang naar eenzaamheid in de Nederlandse Landschapstuin. Auteurs Hanneke Ronnes, Wouter van Elberg en Merel Haverman. De vraagstelling wordt uitgebreid behandeld. Mij vielen enige details op , die ik tot heden niet zo duidelijk had opgemerkt.

Plattegrond van buitenplaats Bosch en Hoven. Toegeschreven aan J. van Varel, 1765. Hermitage binnen rode cirkel. (Noord-Hollands Archief)

In de Springer Collectie in Wageningen UR bevindt zich ook een afbeelding (zwart/wit foto) van boven afgebeelde kaart van Bosch en Hoven, en daarbij twee details, waarvan één met detail van het eiland met de hermitage.

                                       Detail met eiland en hermitage. 

Wat ik, door het vergelijken van deze twee afbeeldingen (de gekleurde uit het NH Archief en de zwart/wit foto uit de tijd van Springer) nooit eerder zo duidelijk had gezien (vergroot de zwart/witfoto door te tikken op groene ondertitel),  was dat een brug naar het eiland leidde en dat deze hermitage bestond uit een hutje, geplaatst in een duidelijk gemengd bosje met loofhout en een conifeer. Verder is het opvallend dat deze kaart uit 1765 dus naar we nu mogen aannemen, een van de allereerste hermitages in Nederland afbeeldt en dat de kaart zelf evenals de kaart van Beeckestijn (Velsen) een van de eerste Nederlandse tuinen in landschapsstijl afbeeldt, ook al is nog niet de hele buitenplaats in die stijl aangelegd. Op de stijl afgaande (geometrische hoofdtuin en details in landschapsstijl) zou je zelfs kunnen denken dat deze aanleg evenals die van Beeckesteijn ook door J.G. Michael is ontworpen.

Zo ging ik ook opzoek naar andere vroege miniatuur-afbeeldingen van hermitages, zoals op buitenplaats Soelen. Dat viel tegen. In een brief uit 1808 werd een inmiddels verdwenen hermitage, thans grafmonument, op de Essenheuvel vermeld, en daarnaast kersenboomgaarden en een essenbos. Er bestaat een kaart van de buitenplaats Soelen uit 1805, dus hier ook op zoek naar de hermitage op de Essenheuvel. De enige heuvel op Soelen ligt in het gebied van het vroegere Huis Aldenhaag, maar de kaart is of te kleinschalig of de hermitage is al in 1805 verdwenen. Ter controle werd ook nog even op de kadasterkaart (1811-1832) gekeken, maar zonder resultaat.

Buitenplaats Soelen. Situatiekaart 1805. (

Kadasterkaart Aldenhaag, 1811-1832. Op deze kadasterkaart                   is te zien dat de hermitage op het eiland van Aldenhaag is verdwenen. Noorden links

Na deze speurtocht ga ik toch nog eens op zoek naar oude historische hermitages, met de lijsten uit het KNOB-artikel als uitgangspunt.

Met dank aan Jan Holwerda.

Visvijvers van Kasteel Vliek

Kasteel Vliek (Ulestraten, Limburg) en visvijvers uit de 18de eeuw

Onlangs kregen we een vraag van Bureau Verbeek (Maastricht) of we mee wilden denken over de watersystemen van Kasteel Vliek. Het gaat om de aanleg van een aantal waterbuffers, omdat het water nu te snel door de ‘beek’ naar beneden stroomt, waardoor er wateroverlast ontstaat in het dorp Meerssen. Er is wel Tuinhistorisch onderzoek gedaan door Buro4 (Roermond), maar dit was gericht op het herstel van de stijltuinen bij het kasteel, niet op de landschappelijke aanleg / cascade van visvijvers. Voordat we aan de slag gingen, hebben we eerst de hieronder volgende beschrijving van de tuinen van Kasteel Vliek weer doorgenomen, zoals we schreven in de ‘Gids voor de Nederlandse tuin- en Landschapsarchitectuur’, deel 4  (Rotterdam, 2000).

Over de visteelt in visvijvers: In de 18de eeuw werden visvijvers aangelegd voor de cultuur van vis  als gezonde voeding voor de mens. Extensieve visteelt  heeft nauwelijks negatieve effecten op de omgeving mits de uitgezette vis van nature ook in de omgeving voorkomt en de aanleg van de vijvers niet ten koste is gegaan van waardevolle ecosystemen en natuurgebieden.

Grote en kleine vijver ten zuiden van Kasteel Vliek (Ulestraten, Limburg), overblijfselen van een reeks van 18de eeuwse visvijvers

Beschrijving tuinen park Ulestraten uit de Gids voor Nederlandse Tuin- en Landschapsarchitectuur: ” De oudste vermelding van Kasteel Vliek dateert uit 1374, toen ridders uit het geslacht Vliek op deze plaats een huis bezaten. Het huidige typisch Maaslandse huis werd omstreeks 1725 gebouwd door een zekere De Lennaerts, toendertijd burgemeester van Maastricht. Huis Vliek ligt ten zuidwesten van het dorp Ulestraten, op de weg naar Meerssen, in het dal tussen de Wijngaardsberg en de Biesenberg. Rond 1800 werd het aan de achterzijde voorzien van een binnenhof, omsloten door twee bouwhuizen en een tiendschuur. Circa 1850 werd het bakhuis met een gekanteelde muur in neogotische trant met het kasteel verbonden. Helaas is deze muur aan het eind van de vorige eeuw  verdwenen.

Topografische Kaart uit ca. 1907, met in blauw de grote en kleine vijver bij Kasteel Vliek en richting noordoost een cascade van rechthoekige visvijvers 

Op de Topografische Militaire Kaart uit 1838-1857  ziet men een met bomen beplante toegangslaan. Deze laan loopt als zichtas achter het huis door een boomgaard en door het hellingbos en over de Wijngaardsberg omhoog. Aan de voet van de Wijngaardsberg liggen zeven waterbassins achter elkaar, die zeker uit de achttiende eeuw dateren en gebruikt werden om vis te kweken. Overblijfselen  hiervan zijn de grote en kleine ronde vijvers en het formele grondplan van twee parterres (loofperken) ten noordoosten van de doorzichtas. De aanleg wordt gekarakteriseerd door een moestuin, een boomgaard en visvijvers.

In de tweede helft van de negentiende eeuw zullen de visvijvers waarschijnlijk langzaam zijn dichtgeslibd en is de vijfde vijver als landschappelijke vijver bewaard gebleven. Op de kaart van 1907 (herzien in 1920) zijn de resultaten hiervan goed te onderscheiden. Ten zuiden en zuidwesten van het huiscomplex zijn nu een bescheiden rondwandeling in opgaand bos en landschappelijk vergraven vijvers te onderscheiden, waarvan de grootste met eiland. Ten noordoosten van de grote vijver liggen dan nog enkele formele bassins. De hellingen van de Wijngaardsberg zijn bebost; het doorzicht van huis naar berg is gebleven. Dit hellingbos is openbaar toegankelijk. Aan de voet van de Wijngaardsberg werd in de tweede helft van de negentiende eeuw een neogotisch tuinhuis gebouwd, waarover een kunstmatige waterval werd geleid. Alleen de fundamenten van deze kunstzinnige folly zijn bewaard gebleven. Het huisje stond niet voor niets op deze plaats; het contrast tussen het weidse dal en de beboste heuvels was hier optimaal.

Ontwerp Van L.A. Springer voor 0mgeving Kasteel Vliek, 1915. Noorden beneden

De tuinarchitecten D.F. Tersteeg en L.A. Springer hebben respectievelijk in 1907 en 1915 het parkgedeelte achter het huis naar hun visie trachten in te richten. Tersteeg ontwierp enkele bruggetjes en mogelijk ook de rustieke badtempel aan de vijveroever. Wie van de twee de ontwerper is van de drie formele parterres en de verschillende trappartijtjes is niet duidelijk. Het komt ons wat vreemd voor stijve historiserende parterres aan te leggen in zo’n van nature glooiend dal, aan de voet van een hellingbos, maar de mode van de gemengde stijl eiste dergelijke versierselen. Hoewel Tersteeg en Springer waarschijnlijk beiden in hun hart tegen deze ingreep waren, was de klant koning. Kasteel Vliek is in het kader van de Monumentenwet door het rijk aangewezen als beschermde historische buitenplaats.”

Hieronder volgen afbeeldingen van de kadastrale hulpkaarten uit 1880 en 1893, waarover Jan Holwerda het in onderstaande reactie heeft.

Kadastrale hulpkaart omgeving Kasteel Vliek, 1880.

Kadastrale hulpkaart omgeving Kasteel Vliek, 1893