Categoriearchief: Stijl

Tuinarchitecten Sandwijk: H. van Lunteren, Otto Schulz, Renske Boon

Op Linkedin las ik donderdag jl. een kort bericht over de buitenplaats Sandwijk. Mij viel direct op dat er gemeld werd dat de villa uit 1770 dateert en dat Stadsherstel Utrecht de eigenaar is van het huis, terwijl het omringende park aan Utrechts Landschap toebehoort. Ik verkeerde nog in de veronderstelling dat Sandwijk eigendom was van de Universiteit Utrecht (dat schreef ik ooit voor een tekst over Sandwijk in de ‘Gids van de Nederlandse Tuin- en Landschapsarchitectuur’, deel 2, 1996), maar dat is dus veranderd.

Ook werd gemeld dat Stadsherstel kleurhistorisch onderzoek had gedaan (exterieur) en dat de bekende rose serre van kleur is veranderd in de kleurstelling van rond 1900.

Buitenplaats Sandwijk De Bilt. Links nog de rose serre te zien. Foto Wikipedia

De tekst die ik eerder schreef heb ik nu bijgesteld:

De buitenplaats Sandwijk is gebouwd op het terrein van het voormalige Vrouwenklooster te De Bilt. In 1770 bouwde de Utrechtse burgemeester Paul Voet van Winsen op het terrein van een vroegere boerderij met herenkamer een classicistisch huis uitkijkend op een park in vroege landschapsstijl, spiegelend in het water van de Biltse Grift. Mogelijk werd in deze periode ook het duivenhuis in de vorm van een neogotische kapel gebouwd. Het teruggrijpen naar de gotiek hangt samen met de populariteit van de neogotiek in Engeland. Door het plaatsen van een neogotisch bouwwerk wilde men het karakter van de ‘Engelse partijen’ (bloem- dragende heesterpartijen) in de vroeg-landschappelijke aanleg nog eens extra accentueren. Zo’n neogotische kapel vinden we ook tegenover de buitenplaats Leeuwenburg aan de Langbroeker – wetering in de gemeente Driebergen en in het landschappelijk deel van het park Beeckestein te Velzen, ontworpen door de tuinarchitect J.G. Michael.

Duivenhuis of schijnkapel van Sandwijk. Foto Wikimedia

Interessant is de afbeelding van de kapel in het beroemde voorbeeldenboek ‘Magazijn van tuinsieraaden’ van Gijsbert van Laar uit 1802-1809, waarbij het niet duidelijk is of de kapel in het boek naar het voorbeeld van Sandwijck is getekend of dat deze juist naar het voorbeeld uit het boek van Van Laar is gebouwd. Omdat Van Laar aan het eind van de achttiende eeuw in Utrecht woonde en werkte, is het zelfs mogelijk dat hij het zelf was die deze ‘folly’ bouwde en later opnam in zijn boek. Het kopiëren van dergelijke gebouwtjes uit binnen- en buitenlandse voorbeeldboeken en uit parken onderling, was vrij algemeen in die tijd. De later gebouwde portierswoning op Sandwijck, in neotudor stijl, is bijvoorbeeld een kopie van een zelfde gebouwtje in Park Babelsberg te Potsdam.

Vanaf 1833 werd de vroeg-landschappelijke aanleg van Sandwijck gereorganiseerd tot een parkaanleg in late landschapsstijl door de tuinarchitect Hendrik van Lunteren. Veel elementen uit deze negentiende-eeuwse parkaanleg zijn bewaard gebleven, zoals een slingerende waterpartij en een eiland dat nu dicht begroeid is, maar dat vroeger waarschijnlijk met vrijstaande bomen was beplant.

M. Mourot, in de tijd van H. van Lunteren

In 1913 verzorgde de tuinarchitect Otto Schulz de coniferen aanplant. Op Sandwijck staan enkele imposante bomen, waaronder een treurbeuk, een rode beuk en een moerascypres. De tuinarchitecte Renske Boon was in 1951 betrokken bij de vernieuwing van de borderbeplanting. De beplantingsplannen zijn bewaard gebleven (Wageningen Speciale Collecties).

In 1930 bood de eigenaar van Sandwijck, dr C.W.Th van Boetzelaer, de overtuin aan de gemeente ten geschenke aan. Naar ontwerp van de firma H. Copijn & Zn. werd er een wandelpark rondom een centrale vijver aangelegd in landschapsstijl: dit is het tegenwoordige Van Boetzelaerpark, dat op 8 juni 1931 officieel geopend werd. Het Van Boetzelaerpark is een gaaf voorbeeld van een openbaar parkje in de stijl van Louis W. Copijn. De verhoudingen tussen de open en gesloten boompartijen zijn nog goed in tact en vele bomen zijn uitgegroeid tot indrukwekkend formaat. Er staat nog een pergola die, zoals vaker bij Copijn voorkomt, gemaakt lijkt te zijn van grillige boomstammetjes, maar in werkelijkheid is uitgevoerd in cement. Deze rustieke stijl ziet men in die dagen in parken ook toegepast bij bijvoorbeeld brugleuningen en bankjes. Tegenwoordig spreekt men dan van cementrustiek.

2023. Overzicht werkzaamheden Binnenstad & Buitenleven. Oldenburgers.nl

2023 BINNENSTAD & BUITENLEVEN. OLDENBURGERS.NL

Het is al weer bijna eind van het jaar, het moment waarop wij, oldenburgers.nl, onze lezers een lijstje werkzaamheden presenteren over het afgelopen jaar. We gaan er van uit dat zij, die ons een warm hart toedragen, het leuk vinden even te zien wat wij alzo dit jaar tot stand brachten. Onze aandacht ging begrijpelijk hoofdzakelijk uit naar groen erfgoed en gevelkleuring in de architectuur, maar ook de tentoonstellingen van de schilderijen van Gustav Klimt en Johannes Vermeer hebben ons dit jaar zeker gefascineerd en geïnspireerd. De kleuren van Klimt en de fijnzinnige pennenstreken van Vermeer bestudeerden  wij met bewondering.

       

Hieronder volgt nu het lijstje projecten en adviseringen van Bureau Binnenstad & Buitenleven over 2023, afgewisseld met enige foto’s van vermelde werken.

JULIET EN CARLA OLDENBURGER WENSEN U ALLEN EEN GELUKKIG, VREDIG EN GEZOND 2023.

Artikelen:
-Juliet Oldenburger en Walther Schoonenberg. Interview met Sjoerd Soeters – Pleidooi voor een humane stad. Binnenstad Jg. 57, nr. 312 (november 2023), p.34-37.
-Juliet Oldenburger. Behangsels Spiegelkamer Oude Kerk gerestaureerd. Binnenstad Jg. 57, nr. 311 (april-juni 2023), p. 27. 
-Carla en Juliet Oldenburger. De Zochers en het Frederiksplein. Binnenstad Jg. 57, nr.310  (jan. / maart 2023), p. 8-11. 
Carla en Juliet Oldenburger. De Zochers en het Frederikspark.
-Els Launspach. Tuinen van licht (roman). Gorredijk, Sterck & De Vreese, 2023. 352 p. Tuinhistorische adviezen Carla Oldenburger.
-Carla Oldenburger. Adriaan Johan van Laren (Tekst voor boek 100 jaar BNT van Uitgeverij Blauwdruk). Ingeleverd maart 2023.
-Carla Oldenburger. Begraafplaats Te Vraag: verwildering en menselijk ingrijpen gaan hand in hand. (Tekst voor Jaarboek Cuypersgenootschap 2023. Album Amicorum Jenny Bierenbroodspot). Ingeleverd november 2023.
Lezingen / Colleges:
-Carla Oldenburger. Kunst van de Zochers en de algemene begraafplaats in Heemstede. 15 april 2023. I.o.v. Ver. Terebinth, Locatie Algemene Begraafplaats Heemstede.
Familiegraf Van Vollenhoven. Algemene Begraafplaats Heemstede. Foto Carla Oldenburger
Onderzoek en waardestelling

-Buitenplaats Landgoed Vliek Ulestraten. Samenvattend onderzoek beekdal en waardestelling . Opdrachtgever gem. Meerssen en Waterschap Limburg.  

Buitenplaats ’t Vliek Ulestaten (Li.). Gezicht op Grote vijver en badhuis. Foto Carla Oldenburger
-Waardestelling Villatuin De Bijenschans Hilversum. Opdrachtgever Gem. Hilversum. 
Villa Bijenschans. Tuin D.F. Tersteeg. Foto Noord-Hollands Dagblad.
Adviezen i.o.v. diverse opdrachtgevers
-Advies reorganisatieplan De Brink, i.o.v. gem. Laren (NH); 
-Adviezen groenstructuurplan Edam, i.o.v. gem. Edam/Volendam. 
Adviezen i.o.v. Mooi Noord-Holland
In opdracht van St. Mooi-Noord-Holland brachten we adviezen uit over nieuwe deel-ontwerpen op rijksbeschermde buitenplaatsen, betreffende:
-de ‘eilanden’ van Buitenplaats Trompenburg ’s Graveland (Karres en Brands Landscape Architecture).
-Buitenplaats Velserbeek Velsen (SB4).
-Buitenplaats Marquette Heemskerk (boomgaard).
-Duin en Bosch Begraafplaats, Castricum (Albers Adviezen / Anja Guinée).
Kleuradviezen en -ontwerp:
Juliet Oldenburger in het kelder-atelier van het Aalsmeerder Veerhuis, waar de ontwerpen voor gevelkleuring worden gemaakt. Foto Walther Schoonenberg
-Kleuronderzoek, -ontwerp en -advies schilderwerk gevelwand Claes Claesz.Hofje Egelantierstraat Amsterdam.
Juliet Oldenburger. Kleurontwerp Gevelwand Claes Claesz.Hofje, Egelantiersstraat, Amsterdam, 2023. Foto Carla Oldenburger
-Kleuronderzoek, -ontwerp en -advies schilderwerk gevel Egelantiersgracht 15, Amsterdam.
Juliet Oldenburger. Kleurontwerp Woonhuis Egelantiersgracht 15. Met gevelsteen De Ionghe Timmerman.

-Kleur-onderzoek en -advies interieur schuilkerk Doopsgezinde Vermaning Middenbeemster.

-Restauratie, ontwerp en schilderwerk Uithangbord Doopsgezinde Singelkerk Amsterdam.

Juliet Oldenburger Nieuw ontwerp Uithangbord Doopsgezinde Singelkerk Amsterdam. Foto Walther Schoonenberg

Website Oldenburgers.nl:

Losse adviseringen / artikelen, uitgewerkt in 55 ’Berichten’ op de website oldenburgers.nl en in ‘Bijdragen’ op LinkedIn.com. Onder de knop ‘Berichten’ (2023) zijn verwijzingen geplaatst naar alle artikelen van Carla Oldenburger, die voorheen zijn verschenen in de tijdschriften GROEN en TUINJOURNAAL (tussen 1975 en 2017), en nu gedigitaliseerd aanwezig zijn in het e-depot van Bibliotheek WUR.

Orientatie-Onderzoeken, in de vorm van ‘Berichten’ op website verschenen
Orientatie-onderzoeken zijn korte oriënterende gedachten die we uitwerken om te zien of sommige studies de moeite waard zijn om door te zetten. Zoeken via zoekbalk op website.
-Visvijver in het park Scherpenzeel in de 18de eeuw?
-Is Villatuin Westersingel Rotterdam een Zocher-ontwerp? Vraag van de bewoner.
-Zocher of Van Lunteren tuinarchitect van De Doornburgh in Maarssen?
-Binnentuin Frans Halsmuseum Haarlem, n.a.v. reorganisatie.
-Moestuin Molenbosch Zeist, n.a.v. vraag op Linkedin.
-Nieuwe kruidentuin bij Kasteel Ammersoyen, in vergelijking met  ons eerdere eigen concept.
-Visvijvers Vliek Ulestraten. Vervolg: zie onder Onderzoek en waardestelling.
-Wijngaard in de zichtas van Buitenplaats De Tangh Rhenen. Wordt zichtas niet verstoord?
Buitenplaats De Tangh Rhenen. Aanplant wijngaard in zichtlijn. Foto Carla Oldenburger
– Vervolg groenadviezen in  Edam.
Tien onbekende of juist interessante begraafplaatsen in tien ‘Berichten’ (aangereikt aan Ver. Terebinth):
-Erebegraafplaats Bloemendaal/Overveen.
-Kerkhof St. Lambertuskerk Veghel.
-RK Begraafplaats Noordwijk en Maria Montessori.

Graf Maria Montessori (1870-1952) op de RK Begraafplaats te Noordwijk. Foto Marthy van Bohemen

-Algemene Begraafplaats Nieuw Valkeveen. Ontwerp D.F. Tersteeg, 1937. Foto Carla Oldenburger

-Algemene Begraafplaats Cauberg Valkenburg. 
-Algemene Begraafplaats Crooswijk Rotterdam.
-Nordfriedhof Düsseldorf.
-Begraafplaats Westerbork (Dr.).
-Oude Begraafplaats Zutphen. 
-Begraafplaats Zuilen in Breda.
Tenslotte nog een mooie foto van Pyrola rotundifolia, genomen tijdens een veldexcursie op Schiermonnikoog:
Pyrola rotundifolia. Schiermonnikoog Veldexcursie. Foto Carla Oldenburger

 

De Bijenschans Hilversum en andere vh. Provinciale Monumenten

(gedeeltelijk overgenomen van Monumentaal Magazine)

“”De karakteristieke Villa De Bijenschans in Hilversum dreigt te worden gesloopt. Erfgoedvereniging Heemschut heeft de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) opgeroepen om niet alleen de villa zelf, maar ook de tuin, te beschermen als rijksmonumentaal ensemble.

Ontwerp Tuin Bijenschans door D.F. Tersteeg, 1918. Coll. Bibl. WUR

Provinciaal monument

De Bijenschans Hilversum. Foto Monumentaal Magazine

Villa De Bijenschans, in 1917 ontworpen door architect A.H. Wegerif, was ooit al een provinciaal monument. Ook de bijbehorende Engelse landschapstuin, ontworpen door D.F. Tersteeg, was onder deze status beschermd. Bij afstoting van de provinciale monumenten is De Bijenschans niet omgezet naar een gemeentelijk- of rijksmonument.

Zo dreigt De Bijenschans nu door gebrek aan bescherming te worden gesloopt. Ook de omliggende tuin komt daarmee in gevaar. “Uiterst zonde en onnodig”, vindt Heemschut. “Deze prachtige villa en tuin werden voorheen immers al het bewaren waard geacht”.

Bijenkorven

Verder Villa De Bijenschans is gebouwd in opdracht van mevrouw De Kruijff-Gobius. Het woonhuis werd vernoemd naar de bijenkorven die aan de rand van de heide stonden opgesteld. In de decoratieve elementen van de villa zijn ook verwijzingen naar de bij te vinden. Het huis heeft een brede voorgevel met opvallend boogvormige ingang. Ook binnen is de boogvorm terug te vinden en zijn de doorgangen versierd met glas-in-lood. De Engelse landschapstuin is ontworpen in eenheid met het huis.””

D.F. Tersteeg landschapsarchitect gevestigd te Naarden

Deze laatste zin, waarvan de tekst werd overgenomen uit Monumentaal Magazine, is zeer verwarrend. Men denkt al gauw dat er een Engels park, oftewel een (19de eeuws) landschappelijk park (in tegenstelling tot een tuin in geometrische vormgeving) achter de villa ligt, maar het is een tuin in de zgn. Nieuwe Architectonische Tuinstijl, zo kenmerkend voor de landschapsarchitect Dirk Frederik Tersteeg. Deze tuinen kenmerken zich door terrassen, trappartijen van het ene naar het andere terras, muurtjes met bloembakken, geometrisch gevormde bloembedden en een symmetrische opbouw langs een of twee assen.

De tuin is op initiatief van de Nederlandse Tuinenstichting in de jaren tachtig met een aantal andere villatuinen voorgedragen als Provinciaal Monument (Noord-Holland). In Hilversum waren dat de ensembles (villa’s met bijbehorende tuin of park) de Bijenschans en Uitwijk. Ook elders in Noord-Holland werden nog enige tuinen aangewezen. Wellicht heeft het zin om deze ensembles ook eens nader te beschouwen en ze eventueel op de gemeentelijke of rijksmonumentenlijst te plaatsen.

Rijksmuseumtuin en Richard Long

(tekst gedeeltelijk overgenomen van website Rijksmuseum):

“Voor de tiende editie van de jaarlijkse beeldententoonstelling heeft het Rijksmuseum de Britse kunstenaar Richard Long uitgenodigd. Zijn werk bestaat uit subtiele ingrepen in het landschap vaak gemaakt op de meest afgelegen plekken ter wereld. Nu zijn zijn werken gewoon te zien in de tuinen van het Rijksmuseum.

LOPEN LANGS LIJNEN

Long maakte voor het Rijksmuseum acht werken, waarvan zes nieuwe. Vier van zijn werken bestaan uit elementaire, abstracte vormen in gras. Door de natuurlijke groei van het gras wordt het contrast in de zomermaanden steeds groter. Na verloop van tijd verdwijnen de kunstwerken weer als ze worden opgenomen in de omgeving. Foto’s en teksten blijven dan de enige tastbare herinneringen aan dit werk. Met dit werk voor het Rijksmuseum keert Long terug naar hoe zijn carrière ruim 50 jaar geleden begon. In 1967 brak hij door met A line made by walking: een rechte lijn in hoog gras die ontstond door steeds opnieuw heen en weer te lopen.

K EIEN

Richard Long at the Rijksmuseum Amsterdam 2023

Naast de werken in gras, maakte Long twee monumentale stenen sculpturen voor het Rijksmuseum. Het zijn maaskeien die door de rivier naar de monding in de Noordzee zijn vervoerd. In de Voorhal zal een lange rivier van rode Indiase steen over het vloermozaïek van Cuypers te zien zijn.Een cirkel van verschillende gekleurde stenen vind je in het hart van het atrium. We raden je aan om dit werk ook van bovenaf te bekijken.”

Zover de tekst van het Rijksmuseum. Zowel buiten in de tuinen als binnen in de Voorhal van de Eregalerij bestaat het kunstwerk dus eigenlijk uit een samengaan van het werk van Long en het werk van Cuypers.
AANTASTING VAN BESCHERMD MONUMENT?
Richard Long at the Rijksmuseum Amsterdam 2023
Je zou je wenkbrauwen even kunnen ophalen, want je kunt je afvragen, worden de tuinen van Cuypers niet geschaad en is dit niet een aantasting van een beschermd monument? Eigenlijk wel natuurlijk, maar het is maar tijdelijk, en het levert een kunstwerk op dat vanzelf weer door de omgeving wordt opgenomen. Daarom is het volgen in de tijd wel zeer belangrijk, en raadt het museum aan ook het kunstwerk in de tuinen van boven te bekijken.
OMSCHRIJVING RIJKSMUSEUMTUIN IN HET MONUMENTENREGISTER
Voor de monumentenbeschermers onder ons haal ik hieronder (ter overdenking) nog even de inleiding van de beschrijving van de tuinen  uit het Monumentenregister aan: “Museumtuin met hekwerken en bouwfragmenten naar ontwerp uit 1884 van P.J.H. Cuypers. De nagenoeg symmetrische vorm van de omtrek van de tuin wordt in hoofdzaak bepaald door de situatie ter plaatse: begrensd door de Stadhouderskade, Hobbemakade, Hobbemastraat en Jan Luijkenstraat, en van noord naar zuid doorkruist door de Museumstraat. De tuin is aangelegd tussen 1884 en 1916, overwegend in een historiserende stijl waarin verschillende oud-Nederlandse tuinstijlen werden gecombineerd”.

Plattegrond van de buitenplaats Bosch en Hoven (1765?) met hermitage

In het Bulletin KNOB 120 (2021) 2,  is een interessant artikel te lezen over ‘hermitages’ (kluizenaarshutten), getiteld De architectuur en beleving van de hermitage (1770-1860): de hut, de heremiet(pop) en de hang naar eenzaamheid in de Nederlandse Landschapstuin. Auteurs Hanneke Ronnes, Wouter van Elberg en Merel Haverman. De vraagstelling wordt uitgebreid behandeld. Mij vielen enige details op , die ik tot heden niet zo duidelijk had opgemerkt.

Plattegrond van buitenplaats Bosch en Hoven. Toegeschreven aan J. van Varel, 1765. Hermitage binnen rode cirkel. (Noord-Hollands Archief)

In de Springer Collectie in Wageningen UR bevindt zich ook een afbeelding (zwart/wit foto) van boven afgebeelde kaart van Bosch en Hoven, en daarbij twee details, waarvan één met detail van het eiland met de hermitage.

                                       Detail met eiland en hermitage. 

Wat ik, door het vergelijken van deze twee afbeeldingen (de gekleurde uit het NH Archief en de zwart/wit foto uit de tijd van Springer) nooit eerder zo duidelijk had gezien (vergroot de zwart/witfoto door te tikken op groene ondertitel),  was dat een brug naar het eiland leidde en dat deze hermitage bestond uit een hutje, geplaatst in een duidelijk gemengd bosje met loofhout en een conifeer. Verder is het opvallend dat deze kaart uit 1765 dus naar we nu mogen aannemen, een van de allereerste hermitages in Nederland afbeeldt en dat de kaart zelf evenals de kaart van Beeckestijn (Velsen) een van de eerste Nederlandse tuinen in landschapsstijl afbeeldt, ook al is nog niet de hele buitenplaats in die stijl aangelegd. Op de stijl afgaande (geometrische hoofdtuin en details in landschapsstijl) zou je zelfs kunnen denken dat deze aanleg evenals die van Beeckesteijn ook door J.G. Michael is ontworpen.

Zo ging ik ook opzoek naar andere vroege miniatuur-afbeeldingen van hermitages, zoals op buitenplaats Soelen. Dat viel tegen. In een brief uit 1808 werd een inmiddels verdwenen hermitage, thans grafmonument, op de Essenheuvel vermeld, en daarnaast kersenboomgaarden en een essenbos. Er bestaat een kaart van de buitenplaats Soelen uit 1805, dus hier ook op zoek naar de hermitage op de Essenheuvel. De enige heuvel op Soelen ligt in het gebied van het vroegere Huis Aldenhaag, maar de kaart is of te kleinschalig of de hermitage is al in 1805 verdwenen. Ter controle werd ook nog even op de kadasterkaart (1811-1832) gekeken, maar zonder resultaat.

Buitenplaats Soelen. Situatiekaart 1805. (

Kadasterkaart Aldenhaag, 1811-1832. Op deze kadasterkaart                   is te zien dat de hermitage op het eiland van Aldenhaag is verdwenen. Noorden links

Na deze speurtocht ga ik toch nog eens op zoek naar oude historische hermitages, met de lijsten uit het KNOB-artikel als uitgangspunt.

Met dank aan Jan Holwerda.

De binnentuin van het Frans Hals Museum op de schop

Op de website van het Frans Hals Museum staat te lezen dat de binnentuin totaal is vernieuwd en komend voorjaar geopend zal worden. Men heeft gekozen voor een geheel nieuw concept (ontwerp Frans Hals Museum i.s.m. Bureau West 8), weliswaar waar geïnspireerd op oude 17de en 19de eeuwse vormen, maar functioneel toch veel meer passend in de 21ste eeuw. Ik verwijs de lezer naar de beschrijving van de nieuwe tuin op website van het Frans Hals Museum, en wil de lezer hier ook nog eens laten lezen hoe de tuin in de laatste jaren van de twintigste eeuw door mij beschreven werd in de Gids voor de Nederlandse Tuin- en Landschapsarchitectuur, Rotterdam 1998.

“Het huidige Frans Hals Museum is een voormalig oudemannenhuis uit 1608, gebouwd uit de opbrengst van een loterij. Volgens de stadsscribent Schrevelius was Lieven de Key als architect bij de bouw betrokken. Tot 1810 deed het complex dienst als weeshuis en vanaf 1912 werd het gebouw gerestaureerd en als museum ingericht. Toen kreeg het de naam Frans Hals Museum.

Vier vleugels liggen om een vierkante binnenplaats, die in de tijd van het oudemannenhuis en het weeshuis waarschijnlijk eerst met gras begroeid (onder andere te gebruiken als bleekveld) en daarna met klinkers bestraat was. Tot de oorspronkelijke bouw behoren de deels vernieuwde ingangspoort en een gedeelte van de westvleugel.

Bij de restauratie in 1913 kreeg de binnenplaats de bestemming van tuin. Aan de tuinarchitect L.A. Springer (1855-1940), die bekend was om zijn kennis van en belangstelling voor historische tuinen, werd gevraagd een tuin te ontwerpen die daar omstreeks 1608 gelegen zou kunnen hebben. Springer zal zich hebben laten inspireren door voorbeelden uit prentenseries van Theodoor de Brij, Salomon de Caus en Crispijn van de Passe, die prenten van vroeg zeventiende-eeuwse tuinen hebben vervaardigd.

Maar over deze voorbeelden zegt Springer in 1897 in zijn voorbeeldenalbum ‘De Tuinkunst’: ‘Doch men meene niet … dat deze voorbeelden dienstig zijn, om als modellen voor eigen terrein te gebruiken. De kunst vraagt naar geen voorbeelden om na te bootsen; ieder kunstenaar volge zijn gedachtengang, zijn eigen inzichten, maar putte leering uit hetgeen voorgangers voortbrachten en neme zonder vooroordeel en zonder eigenwaan het goede over uit hun werken …’

Hieruit mogen we concluderen dat Springer zeker een eigen ontwerp gemaakt zal hebben, geïnspireerd op voorbeeldprenten van vroege (eerste helft 17de eeuw) Nederlandse tuinen. Deze tuinen bestonden uit afgezette perken waarin enkele bloemen stonden en groenblijvende boompjes die in etages waren geknipt. De perken lagen meestal in een symmetrische rangschikking rondom een centrale tuinversiering, zoals een bron of een boom. De sierplanten in de perken stonden meestal in kleine groepjes bij elkaar of geheel solitair, zodat het bijzondere karakter van deze planten nog eens extra werd benadrukt: een enkele tulp, een narcis of keizerskroon in het voorjaar en in de zomer bijvoorbeeld een afrikaantje, een anjer of een zonnebloem. De tuin werd vaak door een loofgang omgeven, maar omdat de tuin van het Frans Hals Museum ingesloten ligt tussen de vier vleugels van het gebouw, zal dat hier oorspronkelijk nooit het geval geweest zijn.

De inrichting van de tuin in 1998 beantwoordde niet aan het beeld van een vroege zeventiende-eeuwse tuin. De tuin die Springer ontwierp is een echt negentiende- eeuwse interpretatie. Bovendien is de tuin gedurende de laatste twintig jaar te sterk vereenvoudigd, in verband met het onderhoud. Het beeld van de tuin in 2020, dat enigszins overeen kwam met een vereenvoudigde parterre de broderie uit de tweede helft van de zeventiende eeuw, gaf dus zelfs de negentiende eeuwse versie niet weer. Zo’n siertuin zullen de oude mannen of de wezen in elk geval nooit hebben mogen aanschouwen.”

Hortus palatinus. Voorbeeld tuinontwerp door Salomon de Caus. Universiteits Bibliotheek Heidelberg.

Het huidige Frans Hals Museum is een voormalig oudemannenhuis uit 1608, gebouwd uit de opbrengst van een loterij. Volgens de stadsscribent Schrevelius was Lieven de Key als architect bij de bouw betrokken. Tot 1810 deed het complex dienst als weeshuis en vanaf 1912 werd het gebouw gerestaureerd en alsmuseum ingericht. Toen kreeg het de naam Frans Hals Museum. Vier vleugels liggen om een vierkante binnenplaats, die in de tijd van het oudemannenhuis en het weeshuis waarschijnlijk eerst met gras begroeid (onder andere te gebruiken alsbleekveld) en daarna met klinkers bestraat was. Tot de oorspronkelijke bouw behoren de deels vernieuwde ingangspoort en een gedeelte van de westvleugel. Bij de restauratie in 1913 kreeg de binnenplaats de bestemming van tuin. Aan de tuinarchitect L.A. Springer, die bekend was om zijn kennis van en belangstelling voor historische tuinen, werd gevraagd een tuin te ontwerpen die daar omstreeks 1608 gelegen zou kunnen hebben. Springer zal zich hebben laten inspireren door voorbeelden uit prentenseries van Theodoor de Brij, Salomon de Caus en Crispijn van de Passe, die prenten van vroeg zeventiende-eeuwse tuinen hebben vervaardigd. Maar over deze voorbeelden zegt Springer in 1897 in zijn voorbeeldenalbum ‘De Tuinkunst’: ‘Doch men meene niet … dat deze voorbeelden dienstig zijn, om als modellen voor eigen terrein te gebruiken. Dekunst vraagt naar geen voorbeelden om na te bootsen; ieder kunstenaar volge zijn gedachtengang, zijn eigen inzichten, maarputte leering uit hetgeen voorgangers voortbrachten en neme zonder vooroordeel en zonder eigenwaan het goede over uit hun werken …’ Hieruit mogen we concluderen dat Springer zeker een eigen ontwerp gemaakt zal hebben, geïnspireerd op prenten van vroege Nederlandse tuinen. Deze tuinen bestondenafgezette, perken waarin enkele bloemen stonden en groenblijvende boompjes die in etages waren geknipt. De perken lagen meestal in een symmetrische rangschikking rondom een centrale tuinversiering, zoals een bron of een boom. De sierplanten in de perken stonden meestal in kleine groepjes bij elkaar of geheel solitair, zodat het bijzondere karakter van deze planten nog eens extra werd benadrukt: een enkele tulp, een narcis of keizerskroon in het voorjaar en in de zomer bijvoorbeeld een afrikaantje, een anjer of een zonnebloem. De tuin werd vaak door een loofgang omgeven, maar omdat de tuin van het Frans Hals Museum ingesloten ligt tussen de vier vleugels van het gebouw, zal dat hier oorspronkelijk nooit het geval geweest zijn. De hedendaagse inrichting van de tuin beantwoordt niet aan het beeld van een vroege zeventiende-eeuwse tuin. De tuin die Springer ontwierp is een echt negentiende- eeuwse interpretatie. Bovendien is de tuin gedurende de laatste twintig jaar te sterk vereenvoudigd,in verband met het onderhoud. Het huidige beeld, dat enigszins overeenkomt met een vereenvoudigde parterre de broderie uit de tweede helft van de zeventiende eeuw, geeft dus zelfs de negentiendeeeuwse versie niet weer. Een dergelijke siertuin zullen de oude mannen of de wezen in elk geval nooit hebben mogen aanschouwen.

Bron: Carla S. Oldenburger-Ebbers. Gids voor de Nederlandse tuin- en landschapsarchitectuur. Rotterdam, 1998.

Literatuur: G. Bleeker. Tuinkunst. Opgang, 1926; p. 94/noot 1

Artikelen over de eerste foto van de Bond van Nederlandse Tuinarchitectuur / BNT en over de eerste Nederlandse tuinarchitecten

Artikelen uit de jaren tachtig van de twintigste eeuw, over de Bond van Nederlandse Tuinarchitectuur en de eerste Nederlandse tuinarchitecten, geschreven door Carla S. Oldenburger-Ebbers, destijds conservator van de Bibliotheek van de Landbouwuniversiteit (nu WUR), en gepubliceerd in het tijdschrift GROEN, zijn in verband met het 100-jarig bestaan van de BNT nu opgenomen in de digitale catalogus van de WUR. Klik op de titelwoorden( in het groen) en u wordt doorgeleid naar het artikel op Internet.

Zie verder alle Publicaties van Carla en Juliet Oldenburger.

Essentie van inboeten en klimaatverandering

Wouter Johannes van Troostwijk. Vreugdenhof aan den Amsteldijk uit het huis te zien. 1805. Tekening zwart krijt gewassen in kleur. Geveild bij Christie’s 2014. Part. Collectie

(270) Op bovenstaande afbeelding is heel duidelijk een ingeboete boom te zien. De essentie van het begrip ‘inboeten’ is Het opnieuw inplanten op plaatsen waar andere planten zijn weggevallen, in dit geval dus een weggevallen boom.

Als planten wegvallen, is daar vaak niet één specifieke reden voor aan te wijzen. Bij het aanplanten is het belangrijk dat er gekeken wordt naar de situatie waar de planten komen te staan. Zo moet men rekening houden met de zonnestand , maar ook met hoe hard een plant groeit. Want planten hebben de ruimte nodig om goed te kunnen groeien. Daarnaast is het belangrijk dat de plant voldoende (regen)water krijgt, de grond een goede structuur heeft en dat de bodem voldoende voedingsstoffen bevat.

De veranderingen in het klimaat kunnen direct effect hebben op de plantengroei. Zo kunnen planten uitdrogen als het lang droog en warm is. Maar ook veel regen kan ervoor zorgen dat de wortels van de plant te weinig zuurstof krijgen en dat daardoor de plant dood gaat.

Het is belangrijk om de groei van een nieuw ingeplantte boom het eerste jaar nauwkeurig in de gaten te houden. Als de boom dreigt dood te gaan is z.s.m. inboeten van belang zodat een nieuwe boom in een laan nog met zijn ‘buren’ tegelijk op kan groeien.

Op de tekening zien we een boompje dat eigenlijk te laat is ingeboet terwijl het juist heel belangrijk is in de landschapsstijl dat lanen regelmatig beplant zijn en er dus geen gaten vallen in de plantenrij. Structuurelementen die de vroege landschapsstijl (eind 18de eeuw tot ca. 1815) bepalen zijn: kronkelende paden,vaak zonder duidelijk einddoel en op regelmatige afstand beplant met bomen. Zicht op een doel in de verte (hier langs de Amstel), om het park zelf groter te doen lijken, komt ook vaak voor. Let hier ook op het zandpad en de randbewerking tussen gras en pad. En het is belangrijk dat heesters niet te ver van het pad worden aangeplant, zodat de wandelaar in de bloeitijd optimaal van de bloemen kan genieten.

Gerrit Rietveld (1888-1964). De omgeving van zijn bouwwerken. Het zicht van binnen naar buiten.

(244) Dit exclusieve zomerhuisje (ontwerp G. Rietveld, 1939. Stijl ‘Het Nieuwe Bouwen’) staat in de duinen bij het dorp Petten en kijkt enerzijds uit op het prachtige natuurgebiedje Het Korfwater van de Ver. Natuurmonumenten en anderzijds op de duinen van Staatsbosbeheer (de laatste duinreep voordat het strand begint)..

Petten Zomerhuisje naar ontwerp van Gerrit Rietveld, Duintuin in droge zomer 2017. Foto Carla Oldenburger

Iets ten zuiden van Petten is de duinenrij weggeslagen, waardoor er eertijds een dijk moest worden aangelegd, de welbekende Hondsbossche Zeewering. Met de laatste dijkverzwaring (omstreeks 2015) is een nieuw duingebied ontstaan: de Hondsbossche Duinen. Hierdoor is Petten meer dan voorheen aantrekkelijk geworden voor vele vogelaars, strandtoeristen, wandelaars en fietsers.

Aan de architect Gerrit Rietveld (1888-1964) is heel wat literatuur gewijd. Gebouwen, woonhuizen, zomerhuizen en meubilair worden uitgebreid door diverse architectuur-historici beschreven, maar aan de omgeving van zijn projecten wordt nooit aandacht besteed. Naar onze mening heeft Rietveld ook nooit een tuinarchitectonisch of landschapsarchitectonisch plan gemaakt, of ook maar met enkele pennestreken de omgeving van zijn huizen aangegeven, maar toch voel je als je vanuit de gebouwen of huizen naar buiten kijkt, dat hij de natuur waar mogelijk zoveel mogelijk in tact heeft willen houden. Hij ging met zijn adviezen tot de grens van het perceel. De paaltjes vooraan de weg (derde foto) moesten wit zijn. Tot heden is dat nog steeds het geval.

Zicht van binnen naar buiten. Vanuit het zomerhuisje richting het natuurterrein in het centrum van het Korfwater. Foto Hendrick de Keijser

Of je nou van binnen naar buiten kijkt of van buiten naar binnen, natuur is belangrijk.

Petten. Rietveldhuisje. Hendrick de Keijser. Tuin voor het huis. Duinrozen. 2021. Foto Carla Oldenburger
Rietveldpaviljoen. Otterlo. 2020. Van binnen naar buiten. Foto Carla Oldenburger

In het Beelden-Paviljoen word je met beelden in aanraking gebracht, maar de natuur gaat niet opzij.

Rietveldpaviljoen. Otterlo. 2020. Van buiten naar binnen. Foto Carla Oldenburger

Groen voor Rietveld betekent natuur en geen cultuur.

Park van Kasteel Keppel in de tijd van Zocher jr.

TOEGEPASTE BLOEMHEESTERS IN 1835

Het Huis Keppel is gelegen ten oosten van het dorp Laag-Keppel, op een bebost ‘eiland’ tussen twee takken van de Oude IJssel. Het huis is omstreeks 1300 gesticht in de vorm van een donjon en vele malen verbouwd en uitgebreid. In 1582 is het kasteel totaal afgebrand en in 1672 had Lodewijk XIV er zijn hoofdkwartier gevestigd. In hetzelfde jaar werd het huis door de Franse en Munsterse troepen zwaar beschadigd.

De tegenwoordige interieurs van het huis zijn zeer fraai en bijzonder, zoals de muziekkamer met achttiende-eeuwse schilderingen van Arcadische landschappen en taferelen. Sedert vijf eeuwen is dit huis in bezit van de familie Van Pallandt van Keppel. 

Kasteel Keppel gelegen in Laag-Keppel, tussen de Oude Ijssel en een aftakking van deze rivier. Noorden boven

Vanaf omstreeks 1650 lag er ten noordwesten van het kasteel een complex van moestuinen, opgedeeld in zestien gelijke perken met in het midden een bassin. De middelste vier perken waren, zoals vaker gebeurde, uitgevoerd als parterres de broderie (sierperken), de andere perken bevatten waarschijnlijk groente, kruiden en lage vruchtbomen rond deze vierkante perken. Omstreeks 1780 veranderde de tuin rond de voorburcht, tegelijk met de verbouwing van de entree. Een eerste landschappelijke aanleg werd ten oosten van het huis gecreëerd, aan de overzijde van de IJssel, in de periode 1774-1776. Dit was het zogenaamde ‘Engelse Bos’. Enkele jaren later werd de geometrische aanleg rond de voorburcht opgenomen in een landschappelijke aanleg. Of bij deze verlandschappelijking de tuinarchitect J.G. Michael of zijn (latere) schoonzoon J.D. Zocher sr. betrokken is geweest is nog onduidelijk. Op de zogenaamde ‘Hottingerkaart’ uit 1783 is nog te zien dat het huis op een eiland tussen twee strangen van de Oude IJssel lag, waarbij het huis zelf ook weer omgracht was en omgeven werd door een aantal kleinere sterrebossen. 

Kasteel Keppel. Ontwerp J.D. Zocher jr. voor het voorpark (1835)

In 1835 ontwierp de tuinarchitect J.D. Zocher jr. een nieuw plan voor het voorpark van het kasteel. Dit hield in dat het voorterrein in een aantal ovalen werd verdeeld en beplant, waaromheen wandelpaden werden geprojecteerd. De beplanting bestond uit enkele solitaire bomen en bloeiende heesters. 

Kasteel Keppel. Ontwerp D. Wattez, 1880. Noorden boven

In 1880 heeft D. Wattez het plan van Zocher vernieuwd. Zijn plan betrof een afwisselend wandelpark vóór het huis met grote open ruimten en wandelingen in het bos achter het kasteel, grotendeels afgeschermd van de IJsselstromen. Het Engelse Bos aan de overzijde van de IJssel, dat per boot bereikbaar was, veranderde hij in gemengde stijl. Wattez ontwierp hier een zuiver cirkelvormig centraal deel met een solitaire boom in het centrum van een dubbele bomencirkel; daarbuiten projecteerde hij open ruimten met solitairen en aan de randen van dit driehoekige bos wat dichtere bosschages. Zie het ontwerp hier boven.

Zowel het plan van Zocher als dat van Wattez blijkt niet of nauwelijks uitgevoerd te zijn, als we de ontwerpen met kadastrale kaart (1832) en topografische kaarten vergelijken.

Wel is de inhoud van een geleverde bestelling planten bekend, maar waar die planten precies in het park zijn gepoot blijft ongewis. Toch krijgen we een duidelijk beeld van de rijkdom aan kleur en soorten die werden aangeplant. Deze soorten kunnen heden te dage natuurlijk als ‘basismateriaal’ van de aanplant worden toegepast.

Het gaat om 40 Italiaanse populieren, 50 ‘differente’ sparren (achterop de bestellijst staat dan verder een onderverdeling in 15 zilversparren, 15 balsemsparren, 10 Wymouthspijnen en 10 fijnsparren). Verder 6 pakken lindenbomen; 20 ‘grote Castanje Quina’ – Castanea equina / paardenkastanje; 35 hortensia’s;  25 azalea’s; 28 pakken ‘groote heesters’; 85 ‘paken (sic) met groenblijvende heesters’; 75 ‘pakken met diverse plantsoen’; 100 ‘maandrozen in potten’. Onder de bloemen 150 dahlia’s in 50 soorten, en bloemheesters. Op de achterzijde van deze plantenlijst staat de beplanting ingedeeld in vijftien beplantingsvakken en ‘verder zonder nummers’ nog een aantal losse bomen waaronder ‘1 Groote Tulpenboom’.

Toegang tot Kasteel Keppel.