Categoriearchief: Biografie

Ontmoeting met tuinhistorica Cocki Cremers (1911-1989)

Wapen van de familie Cremers, zoals werd opgenomen in het Stam- en wapenboek van aanzienlijke Nederlandsche familiën (1888).

Cornelie Marie Cremers was de dochter van Ernest Cremers (1870-1944) en Jkvr. Agnes Boreel (1880-1961).

Cornelie Marie (Cocki) Cremers werd 5 sept. 1911 geboren in Noordwijk aan Zee en woonde daar met haar ouders en 4 broers in ‘Villa La Casetta’ aan de Zuid-Boulevard. In 1931 is het gezin verhuisd naar boerderij Kamphuizen in Vorden. Een jaar later, vertrekt Cremers (21 jaar oud) naar Den Haag om aan de Academie van Beeldende Kunsten te gaan studeren. Vanaf 1961 schiep zij op Schouwweg 82  in Wassenaar haar eigen lusthof, nadat een bouwproject van architect Jan Buijs (ontwerp 1954 in Nieuwe Instituut Rotterdam) op een locatie aan de Leidsestraatweg te Wassenaar niet door was gegaan.

Op de website van Familie Steunfondsen staat achter haar naam het woord ‘archivaris’ genoteerd, maar zij zegt zelf in haar artikel ‘Verborgen Paradijzen’ (1980) dat zij als binnenhuisarchitect is opgeleid. Via het Personenoverzicht van het Haags Gemeentearchief bleek zij van 1932 tot 1936 ‘Meubelconstructie en Binnenhuiskunst’ te hebben  gestudeerd aan de Academie van Beeldende Kunsten aldaar. Studeren is voor meisjes uit haar kringen (zie familiewapen) vrij ongebruikelijk in die tijd, tenslotte het was nog de tijd van chaperonnes. Ook is bekend dat ze aan de Sorbonne colleges kunstgeschiedenis heeft gevolgd, evenals later colleges van H.J. Venema, hoogleraar plantensystematiek, dendrologie en plantengeografie aan de Landbouwuniversiteit.

In Wassenaar had zij haar eigen paradijsje gecreëerd. Een aangebouwde plantenkas stelde haar in staat alle mogelijke planten in vele soorten en variëteiten te kweken. O.a. had zij een grote verzameling vetplanten en 77 verschillende soorten Pelargoniums. Zelf beschreef ze deze tuin als volgt:

“Een voorbeeld van een kleine tuin in de stijl van Robinson ligt in Wassenaar. Het terrein maakte oorspronkelijk deel uit van een veel groter landgoed, waarvan nog enige verspreid staande zeer oude beuken en eiken stammen. Voor een deel bestaat de tuin uit zandgrond waarop voornamelijk heidesoorten en bodembedekkers. Achter het huis ligt een vijver die tezamen met twee grote linden op de oever, het uitgangspunt van de hele aanleg vormde. De tuin omsloten door bamboe en hulst, lijkt veel groter dan hij in werkelijkheid is, dankzij de hoge bomen en de bewust aangebrachte uitzichten.”

Eigenlijk was Cremers dus autodidact als het gaat om haar tuinkunst-capaciteiten. Ze was voornamelijk geïnteresseerd in de geschiedenis van tuinen, planten, bomen en de ruimtelijke indeling van een tuin. Door haar afkomst was zij kind aan huis bij vele Nederlandse en buitenlandse adellijke families, zodat zij een goede kijk had op het wel en wee van buitenplaatsen in het algemeen en plantenteelt en dendrologie in het bijzonder. Ik heb eind jaren zeventig met haar langs Duitse buitenplaatsen gereisd in het kader van een internationaal symposium (Fachtagung Sanierung und Rekonstruktion historischer Gärten, Schlosz Ludwigsburg 26 und 27 september 1978) en toen veel van haar geleerd, zowel op  kunsthistorisch als op plantkundig gebied. Ze kende in de ons omringende landen overal wel de specialisten en wist goed wat er  speelde, ook omdat zij op vele tijdschriften op het gebied van kunsthistorie en beplanting was geabonneerd.

Cremers stond bekend om haar indrukwekkende boeken-verzameling over historische buitenplaatsen, (tuin)kunst en architectuur. Haar boeken  en documentatie zijn nu eigendom van de na haar dood opgerichte Cremersstichting, die deze collecties in bruikleen heeft overgedragen aan de Stichting In Arcadië te Amersfoort. Enige jaren later verhuisden de Cremers-verzamelingen nog een keer, nu naar de bibliotheek van Stichting Erfgoed Landfort te Megchelen (gem. Oude IJsselstreek). De bibliotheek en studiezaal aldaar zijn voor professionele onderzoekers op aanvraag toegankelijk.

Ik leerde Cremers kennen in 1972, tijdens de voorbereiding van de tentoonstelling ‘Nederlandse Buitenplaatsen bedreigd? Huizen, tuinen, bewoners (Museum Prinsenhof Delft). De catalogus staat op naam van R.-A. Leeuw en kent een aantal auteurs, onder wie C. M. Cremers die het hoofdstuk ‘De geschiedenis van de tuinen’ schreef. Ze kwam zich hiervoor onder andere orienteren op het Biohistorisch Instituut in Utrecht (later onderdeel geworden van het Freudenthal Instituut UU), waar ik toen werkte en ik maakte haar wegwijs in onze buitenplaatsen-index. Ook herinner ik mij dat ze zeer geinteresseerd was in onze kruidenboeken (o.a. Rembert Dodoens, Carolus Clusius, Otto Brunfels en Leonhart Fuchs), die toen deel uitmaakten van mijn onderzoek naar planten op schilderijen van de Vlaamse Primitieven.

Cremers had zich toen al jaren ook zelf als auteur gemanifesteerd. Hieronder volgen haar mij bekende publicaties, vanaf de eerste in 1943 en daarna enige korte artikelen uit het tijdschrift Floralia, algemeen Nederlands advertentieblad betreffende tuinbouw, bloementeelt, boomkwekerij, landbouw, veeteelt,  jacht, visscherij en fruithandel. Dit oudste Nederlandse Tuinbouwblad is in 1960 samengegaan met het toen nieuwe blad Groei en Bloei.

  • Reigersbergen en zijn bewoners. ’s Gravenhage, 1943. Cremers’ eerste publicatie werd uitgegeven onder eigen beheer. De buitenplaats Reigersbergen ligt aan de Leidsestraatweg in Den Haag, achter Huis ten Bosch en naast de buitenplaats Marlot. Het huis werd in 1942 afgebroken t.b.v. de Atlantic Wall.
P.J. Lutgers. Reigersbergen. 1855. Afgebroken 1942 t.b.v. de Atlantic Wall

Als we nu bovenstaande publicaties bekijken, zien we dat Cremers in de jaren vijftig en zestig Floralia als lijfblad had. Eind jaren zeventig ging ze over op het Vakblad Groen. De onderwerpen beslaan drie richtingen, namelijk zowel wilde als gekweekte planten in binnen- en buitenland, buitenplaatsen en hun geschiedenis,  en behoud en beheer daarvan, hoewel dit laatste onderwerp niet aan de titels is af te lezen, maar wel heel duidelijk wordt als men de inhoud kent.

Cocki Cremers was een bevlogen, kundige, vrolijke, geestige dame. Ze werd nationaal en internationaal hogelijk gewaardeerd om haar expertise en passie voor het behoud van het groene erfgoed. Ze kende vele specialisten op dit gebied omdat zij bij bijna alle zich voordoende symposia en (werk)-colleges aanwezig was. Ze was nooit te beroerd om naar een tuin te komen kijken en adviezen te geven of om rondleidingen en excursies te organiseren, zowel aan particulieren als aan overheidsinstanties.

Cremers was aangesloten bij ICOMOS en IFLA en lid van de Royal Horticultural Society, de Garden History Society, de Alpine Garden Society en Council Member of the International Dendrological Society; in Nederland was zij een bekende en zeer gewaardeerde verschijning bij de Nederlandse Dendrologische Vereniging, en ook lid van o.a. Succulenta (Kon. Ned. Ver. van liefhebbers van cactussen en andere vetplanten), van de Nederlandse Tuinenstichting en van de Werkgroep 18e Eeuw.

Als slot dient nog te worden opgemerkt dat zij de geschiedenis en het behoud van de Nederlandse tuincultuur hoog in het vaandel had staan. Haar levensdoel was dit over te brengen op jongere generaties door hierover te publiceren en geïnteresseerden op alle niveaus d.m.v. excursies, bezichtigingen, ontmoetingen, gedachtenwisselingen etc. te overtuigen van de noodzaak hiervan,

Carl Eduard Adolf Petzold (1815-1891) en zijn Handbuch

Wat heeft Carl Eduard Adolf Petzold (1815-1891 ) voor Twickel betekend?

 

Op Linkedin stond vandaag (2 juni 2025) te lezen:

“De vereniging Vakgroep Groen Erfgoed houdt op 10 oktober op Landgoed Twickel in Twente een studiedag over het werk van de befaamde Duitse tuin- en landschapsarchitect Eduard Petzold . Zijn landschapsparken behoren tot de fraaiste van Nederland.

Maar nu deze zo’n 150 jaar oud zijn, beginnen de bomen van de eerste aanleg af te takelen en moet dringend gewerkt gaan worden aan herstel. Het is daarom volgens de Vakgroep Groen Erfgoed (VGE) het goede moment om deze parken aandacht te geven wat betreft beleid en beheer.

In de vakgroep zijn professionele onderzoekers en planvormers op het gebied van groen erfgoed verenigd. De VGE staat voor kwaliteit van onderzoek en planvorming en tracht dat te bevorderen door uitwisseling van kennis en kunde”..

De aankondiging is vandaag ruim van te voren ‘verstuurd’. Tijd dus om tussen vakantie en zonnige stranden door wat te lezen over Petzold en zijn werk in Nederland. Vooral zijn handboek is nuttig om eens door te snuffelen omdat daarin zijn ideeën scherp worden verwoord. De tijd dat Petzold op Twickel werkte (1885-1891) viel samen met de voorbereingstijd tot de publicatie van het Handboek. Mogelijk heeft zijn ervaring op Twickel geleid tot aanbevelingen in zijn Handboek en kunnen we deze nu als beheer-adviezen van Petzold beschouwen.

Geschriften door Michael Rohde geschreven (1990-1998):

  • Die Tätigkeit von E. Petzold in Dieren. Hannover, (Scriptie) 1990. 
  • Michael Rohde. Eduard Petzold : Weg und Werk eines deutschen Gartenkünstlers im 19. Jahrhundert. Dissertatie, (Scriptie), 1998.
  • Michael Rohde. Von Muskau bis Konstantinopel: Eduard Petzold, ein europäischer Gartenkünstler, 1815-1891. Dresden, 1998.

Petzold’s Handboek (1862; 1888 2de druk) en ‘logboek. (1890)’:

  • C.E.A. Petzold. Die Landschafts-Gaertnerei : ein Handbuch fuer Gaertner, Architekten, Gutsbesitzer und Freunde der Gartenkunst. Leipzig, 1862, met tabel van bomen. Tweede druk 1888, opgedragen aan Sophie prinses der Nederlanden, dochter van Koning Willem II. Vermeerderd en verbeterd met uitvoerige behandeling van alle onderdelen van het landschapspark, zoals rotsen, wegen, beplantingen, water, weiden etc. Ook de betekenis van kleur van bomen en struiken wordt in dit boek uitvoerig behandeld. Abbildungen … von Friedrich Preller.
  • C.E.A.Petzold. Erinnerungen aus meinen Leben. Leipzig, 1890. Bevat 2 portr. van C.F.C. Petzold en 1 portr. van C.E.A. Petzold.

Artikel van Carla Oldenburger (1986):

Zijn bekendste ontwerpen staan hieronder vermeld (minder bekende in artikel hierboven genoemd).

  • Landgoed De Horsten, Wassenaar (exclusief de bekende Seringenberg die al van eerdere datum dateert), 1854, 
  • Landgoed De Paauw, Wassenaar, 1854, 
  • Landgoed De Raephorst, 1854, 
  • Landgoed Eikenhorst, 1854, 
  • Zypendaal Arnhem 1863, 
  • Huis Rhederoord, De Steeg 1868, 
  • Bingerden, Angerlo 1869, 
  • Hof te Dieren, Dieren 1870, 
  • Gulden Bodem Arnhem 1872, 
  • Wielbergen Angerlo 1872, 
  • Buitenplaats Oud-Wassenaar Wassenaar 1877, 
  • Kasteel Middachten, De Steeg 1878,
  • Landgoed Elswout Overveen 1882 (niet uitgevoerd), 
  • Landgoed Duinlust Overveen 1882, 
  • Kasteel Twickel Delden 1885-1891,
  • Landgoed Cingendael te Wassenaar 1888 (Park uitgevoerd door L.A. Springer en Rosarium niet gerealiseerd). 

Uit bovenstaande valt op dat De Horsten en de Paauw (alle te Wassenaar) Petzold’s eerste Nederlandse projecten waren (alle 1854) en dat hij in zijn nadagen pas op Twickel kwam te werken.

Foto: Zicht op kasteel en park Twickel met  Eduard Petzold. Bron: Gelders Archief

Ronald van Immerseel in onze gedachten

RONALD VAN IMMERSEEL (1971-2024)

Unknown.jpeg

Gisteren bereikte ons het zeer verdrietige bericht dat Ronald van Immerseel zaterdag 7 september is overleden. Hij was een erkend en deskundig historisch onderzoeker op het gebied van de Nederlandse buitenplaats. We werkten nooit echt samen aan een project, maar in het relatief kleine kringetje van het groene erfgoed voelden we ons allemaal collega’s en waren we allemaal bevriend met hem.

Ronald ging na zijn afstuderen rustig zijn eigen gang en leerde al snel de geheimen van historische buitenplaatsen kennen. Hij landde in deze kring precies in de goede tijd, de tijd dat de Commissie Buitenplaatsen  van de Raad voor Cultuur haar inventarisatie van Nederlandse buitenplaatsen afrondde, de Nederlandse Tuinenstichting haar Monumenten Commissie opstartte en in de tijd dat de ‘Gids voor de Nederlandse Tuin- en Landschapsarchitectuur’ (verwerkt in Database ‘TUIN’) werd geschreven. Als wetenschappelijk onderzoeker werkte hij aanvankelijk voor de Stichting ‘Particuliere Historische Buitenplaatsen’ (PHB, gesubsidieerd door het Ministerie van LNV). In 2010 werd deze stichting PHB omgevormd tot de onafhankelijke stichting ‘In Arcadië’, een onderzoeks- en planbureau en in die zin een zeer gewaardeerde collega van ons eigen bureau ‘Binnenstad en Buitenleven’,  in 2000 opgericht met het doel onderzoek, advies en herstel van historische tuinen. Op Linkedin is te lezen welke functies hij verder allemaal heeft bekleed.

Ons Zochers Online project geeft ook aan dat wij wat betreft de werken van de Zochers Ronald’s geschriften hebben verwerkt. In de literatuurlijst zijn verschillende publicaties van hem opgenomen, zoals:

  • Immerseel, Ronald H.M. ‘Christoffel Eggink (1820-1881), een rechte tuinarchitect’. Cascade Bulletin jrg. 5(1996), 2de halfjaar. p. 39-47.
  • Immerseel, Ronald H.M. van. ‘Twee generaties Zocher op Vredenoord’. Historische Woonsteden en tuinen no.158 (2008). p. 22-27.
  • Immerseel, R.H.M. ‘Christiaan Georg Breitenstein, ontwerper en hortulanus’. Historische Woonsteden en tuinen, no. 154 (april 2007), p. 7-11.
  • Immerseel, Ronald H.M. van en Heimerick M.J. Tromp. ‘Onbekende werken en gegevens van J.D. Zocher sr. jr. Tuingeschiedenis in Nederland: veelzijdig erfgoed in ’t groen. Utrecht, 2009. p. 65-78. Ook uitgegeven als Cascade Bulletin voor Tuinhistorie. jrg. 18 (2009), nummer 2.
  • Immerseel, Ronald van. ‘Minder in tel en aanzien, en toch ook knap is eene Boleurs: De Haarlemse hortulanus Arent Bolleurs en zijn zoon Jan’. Cascade Bulletin Jg 2010 (19), no. 1, p. 35-44.
  • Immerseel, drs. R.H.M. van. M.m.v. dr. A.M.M. van Haperen. ‘Dat de Overduinsche bloemhof bloei: de geschiedenis van de buitenplaats Overduin te Oostkapelle‘. Amersfoort, 2011. 96 p.

Wij zijn in gedachten bij zijn familie en allen die hem hoog achten.

Frieda Hunziker 1908 – 1966. Nieuwe aanwinst: Boerentuin bij Heerlen door Frieda Hunziker, 1943.

Overzichtstentoonstelling Frieda Hunziker, Galerie Simonis & Buunk, Ede.

Catalogus Tentoonstelling Stedelijk Museum 1961. Met overzicht van voornaamste werken sinds 1945 en korte biografie. Fotografie en Lay-out Frits Swart (zoon van Frieda)

F.H.    zijn de initialen van een vriendin van mijn moeder en als deze initialen zich voordoen in het zwart, op rood fond , dan is het me duidelijk dat ze de naam ‘Frieda Hunziker’ betekenen. Bovenstaand boekomslag van een catalogus van het Stedelijk Museum uit 1961 was van deze initialen voorzien als indicatie dat de tentoonstelling haar werk betrof.

Dit boekwerkje draag ik al bij me sinds het overlijden van mijn moeder (1978), maar sinds kort is de ware betekenis van Frieda en haar werk pas echt tot me doorgedrongen. In het Utrechtse huis van mijn ouders (ze woonden daar van 1945 tot 1971) en mogelijk ook al in hun huis in Amsterdam daarvoor,  hing sinds ik me kan herinneren een groot stilleven van Frieda in de zitkamer, getint in zachte kleuren, een aquarel, met o.a. een afbeelding van een kalebas en een O.I. Kers. Het zei me niet veel, ik liep er twintig jaar aan voorbij en heb het tenslotte ter veiling aangeboden. Ik heb er geen spijt van want nu ik veel meer schilderijen van Frieda heb gezien, weet ik dat dit stilleven uit de toon viel (waarschijnlijk een zeer vroeg werk uit haar academietijd) en totaal niet paste bij haar krachtige persoonlijkheid.

Vorige week las ik in de Volkskrant dat er bij Galerie Simonis en Buunk in Ede een verkooptentoonstelling is van Frieda’s schilderijen en tekeningen, afgewisseld met nog enige werken van vrienden- en tijdgenoten-schilders,  o.a. Karel Appel, Corneille, Ger Gerrits en Piet Ouborg. De bijbehorende catalogus is rijk voorzien van kleurenfoto’s van haar werken.  Ik dus op pad naar Ede.

Als tuindeskundige was ik vooral direct gefascineerd door een olieverfschildering op papier uit 1943, van een boerentuin bij een woning in Heerlen, hieronder afgebeeld, nu in os bezit.

Frieda Hunziker. Boerentuin bij een woning in Heerlen. Ca. 1943. Part. Collectie

Dit schilderij dateert van 1943, toen zij Joodse kinderen met de trein naar Zuidoost-Limburg bracht om hen daar te laten onderduiken. Ook zullen enkele landschappen in die tijd zijn ontstaan, zoals het schilderij Juliamijn Eygelshoven uit 1943 (afgebeeld in de catalogus van Galerie S.& B.). Als dekmantel voor haar verblijf op het platteland, liet zij bij aanhouding haar persoonsbewijs zien (met vermelding van beroep schilderes) en vertelde zij degene die haar hierom vroeg dat zij de kinderen een dagje meenam zodat zij in de frisse buitenlucht konden spelen.

Ik heb altijd geweten dat Frieda en mijn moeder vriendinnen zijn geweest, maar nooit heb ik me afgevraagd hoe ze elkaar eigenlijk kenden. Ik heb het nu uitgezocht. Beiden zijn geboren in 1908 in Amsterdam-West en hun beider eerste adres was in de Wilhelminastraat (Frieda nr. 93 II hoog en mijn moeder nr. 95 III hoog). In 1929 verhuisden beide gezinnen en hun nieuwe adres was Brederodestraat 96 (Frieda II hoog en mijn moeder III hoog). Het is heel wel mogelijk dat de vriendinnetjes op dezelfde Lagere School en MULO hebben gezeten (op de Overtoom?) totdat zij in 1924 op 16-jarige leeftijd beiden naar het vervolg-onderwijs gingen (Frieda naar het Rijksinstituut voor tekenleraren (1924-1928) en mijn moeder naar de Avondschool / Cursus Boekhouden (1924-1926?). In 1932 trouwde mijn moeder en verliet zij de ouderlijke woning; in 1934 Frieda idem. Frieda kreeg een zoon (Frits Swart, geboren in 1937) en mijn moeder Mies Amse kreeg een dochter (Carla Ebbers in 1939). Beiden zijn tot het overlijden van Frieda in 1966  met elkaar bevriend gebleven.

Geraadpleegde bronnen:

Tentoonstellingscatalogus Simonis & Buunk. Frieda Hunziker 1908-1966. Frieda Hunziker. Een vitale wereld in kleur en vorm. Met biografisch verhaal van Wim Hazeu. Ede, 2024. De tentoonstelling duurt nog t/m 31 augustus 2024.

Frits Swart (fotografie en Lay-out). Frieda Hunziker. Catalogus Stedelijk Museum, 1961.

Stadsarchief Amsterdam.

https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Hunziker.

JOHANN DAVID ZOCHER SR. (Strasbourg 6 december 1764-Baarn 15 mei 1817)

Het is geen typefout, ook niet een vergissing, maar het is NIEUWS. Jan Holwerda heeft na gedegen onderzoek geconcludeerd dat ‘onze’ Johann David Zocher sr., 6 december 1764 geboren is in Straatsburg en 10 december 1764 gedoopt is al daar.  In een artikel in CASCADE Bulletin voor Tuinhistorie, JG. 2023 (nr. 32, p.15 t/m 22),  dat vandaag in mijn brievenbus viel, kunt u er alles over lezen.

Tot heden werd aangenomen dat Johann David Zocher sr.  in 1763 geboren was in Torgau. De tuinarchitect Leonard Springer had de kleinzoon van Zocher sr., Louis Paul Zocher,  in 1895 verzocht of hij wist waar en wanneer zijn grootvader geboren was en  9 juni 1895 ontving Springer het antwoord van Louis Paul, en dat was dat Zocher sr. in Torgau in Saksen geboren was en daarna in Straatsburg met zijn vader woonde en denkelijk in 1780 naar Holland kwam. Jaartal en datum van geboorte worden door hem niet genoemd. Waarschijnlijk is die datum afkomstig uit het Duits Biografisch Woordenboek ‘Thieme Becker’.

In Zocher online zal zeer binnenkort de tekst over het leven van Zocher sr. worden aangepast.

Het blijkt nu dat de kleinzoon de bel heeft horen luiden maar niet wist waar de klepel hing. Jan Holwerda wilde toch wel eens weten op welke bronnen die geboortegegevens waren gebaseerd en kwam dus tot de hierboven al beschreven conclusie. Ik verwijs de nieuwsgierige lezers naar het zojuist verschenen Cascade Bulletin,  waarin  het artikel van Jan Holwerda is geplaatst.

Geweldig Jan, mijn welgemeende felicitaties voor het onderzoek dat je deed en de conclusies die er uit voortkwamen. Allen lezen!

Tuinbaas Johannes Wilkes, een zoektocht

Na het Bericht van 3 januari jl. over de tuinbazen Johannes Wilkes sr. (1799-1893) en zoon Johannes Wilkes jr. (1832-1910), heb ik verder gezocht omdat de naam Johannes Wilkes vele malen in  ‘OpenArchieven’ te vinden is. Maar ook buiten de gemeente-archieven duikt de naam steeds weer op.

In 1850 staat Wilkes jr., 18 jaar oud, geregistreerd (BS Heemstede) als tuinknecht in Gemeente Berkenrode. We denken dan in eerste instantie direct aan de buitenplaats Berkenrode waar hij mogelijk als jongeman werkte.  Onderstaande advertentie uit de Haarlemsche Courant dd. 05-05-1862  brengt ook weer nieuws aan het licht.

Waarschijnlijk gaat het hier ook om J. Wilkes jr. (1832-1910), die in 1861 is getrouwd en in 1862 in het jaar van deze advertentie, 30 jaar oud was. Hij was nog jong en kon een extra’tje wel gebruiken. Met de Grindweg van Heemstede naar Haarlem zal ongetwijfeld de Heerenweg bedoeld zijn, waarlangs nogal wat buitenplaatsen zijn gelegen. De meeste hebben ook een tuinmanswoning. Nabij de Koediefslaan liggen Berkenrode, Oud-Berkenroede, Kennemer-Oord en Welgelegen.

Intussen heeft Luuk Keunen (Bureau RAAP) op mijn vraag (geplaatst als kopie van het Bericht van 3 januari op Linkedin) geantwoord met het aanreiken van een heel kort verhaaltje van mijn eigen vader Jan Ebbers. Het verhaaltje is geschreven voor het tijdschrift  ‘Groei en Bloei‘ en terecht gekomen in  ZLM Land- en Tuinbouwblad, 24 dec. 1975, p.19. Hierbij een kopie:

Onder de titel ‘Mijn tuin en mijn roodborstje’ schrijft mijn vader hier over zijn oudoom “Tuinbaas Wilkes van de vroegere buitenplaats ‘Meer en Bosch”.  Johannes Wilkes sr. (1799-1893), mijn vaders overgrootvader, is al overleden voordat mijn vader ter wereld kwam.  Tuinbaas Wilkes jr. overleed in 1910 en dat gesprek tussen Wilkes en vaders grootvader (Jan Ebbers de apotheker) moet dus op zijn laatst in 1910 zijn geweest. Mijn vader was toen 4 jaar. Maar geloof me, hij verzon ook wel eens wat naar het hem uitkwam in dergelijke verhaaltjes. We leren uit dit verhaal over het roodborstje in ieder geval dat Johannes Wilkes jr. op de buitenplaats Meer en Bosch heeft gewerkt. Mogelijk totdat het instituut voor Epilepsiebstrijding daar werd gevestigd in 1882. Hij was toen 50 jaar, maar tuinbazen zijn op die leeftijd nog lang niet uitgewerkt. Het vorige bericht over de boomverplanting van Casa Nuova is gedateerd 1905, toen Jr. 73 jaar oud was. Het is te vroeg om conclusies te trekken, maar in ieder geval is de naam van Tuinbaas Wilkes jr. (1832-1910) tot heden verbonden met de buitenplaatsen Berkenrode (oud- gemeente Berkenrode, nu gemeente Heemstede), Meer en Bosch (gemeente Heemstede) en Casa Nuova (oud-gemeente Vogelenzang, nu gemeente Bloemendaal).

Over de buitenplaats Meer en Bosch nog het volgende:

Heemstede Meer en Bosch, ca. 1840. Uit Gezigten in de omstreken van Haarlem…P.J.  Lutgers.
Heemstede Meer en Bosch. Moes- en vruchtentuin, Meer en Bosch. Ca. 1920. Prentbriefkaart.

Meer en Bosch, eerder Het Paradijs genaamd, was gelege tussen de voormalige Voorweg en Achterweg. Tussen 1800 en 1882 heeft het goed 14 eigenaren gekend. Logisch dus dat de tuinbazen van Meer en Bosch in die eeuw ook nogal eens wisselden, in tegenstelling tot de duur van een dienstverband van tuinbazen in het algemeen, die vaak heel lang op hun post bleven zitten.

Voorlopig is dit stof genoeg om de zoektocht naar de hoveniers en tuinbazen met de naam Johannes Wilkes door te zetten. Een studie naar de buitenplaatsen waar zij werkten lijkt ons wel wat.

Natuurlijk kijken we uit naar meer gegevens en als er lezers zijn die ons kunnen helpen, dan heel graag natuurlijk.

2023. Overzicht werkzaamheden Binnenstad & Buitenleven. Oldenburgers.nl

2023 BINNENSTAD & BUITENLEVEN. OLDENBURGERS.NL

Het is al weer bijna eind van het jaar, het moment waarop wij, oldenburgers.nl, onze lezers een lijstje werkzaamheden presenteren over het afgelopen jaar. We gaan er van uit dat zij, die ons een warm hart toedragen, het leuk vinden even te zien wat wij alzo dit jaar tot stand brachten. Onze aandacht ging begrijpelijk hoofdzakelijk uit naar groen erfgoed en gevelkleuring in de architectuur, maar ook de tentoonstellingen van de schilderijen van Gustav Klimt en Johannes Vermeer hebben ons dit jaar zeker gefascineerd en geïnspireerd. De kleuren van Klimt en de fijnzinnige pennenstreken van Vermeer bestudeerden  wij met bewondering.

       

Hieronder volgt nu het lijstje projecten en adviseringen van Bureau Binnenstad & Buitenleven over 2023, afgewisseld met enige foto’s van vermelde werken.

JULIET EN CARLA OLDENBURGER WENSEN U ALLEN EEN GELUKKIG, VREDIG EN GEZOND 2023.

Artikelen:
-Juliet Oldenburger en Walther Schoonenberg. Interview met Sjoerd Soeters – Pleidooi voor een humane stad. Binnenstad Jg. 57, nr. 312 (november 2023), p.34-37.
-Juliet Oldenburger. Behangsels Spiegelkamer Oude Kerk gerestaureerd. Binnenstad Jg. 57, nr. 311 (april-juni 2023), p. 27. 
-Carla en Juliet Oldenburger. De Zochers en het Frederiksplein. Binnenstad Jg. 57, nr.310  (jan. / maart 2023), p. 8-11. 
Carla en Juliet Oldenburger. De Zochers en het Frederikspark.
-Els Launspach. Tuinen van licht (roman). Gorredijk, Sterck & De Vreese, 2023. 352 p. Tuinhistorische adviezen Carla Oldenburger.
-Carla Oldenburger. Adriaan Johan van Laren (Tekst voor boek 100 jaar BNT van Uitgeverij Blauwdruk). Ingeleverd maart 2023.
-Carla Oldenburger. Begraafplaats Te Vraag: verwildering en menselijk ingrijpen gaan hand in hand. (Tekst voor Jaarboek Cuypersgenootschap 2023. Album Amicorum Jenny Bierenbroodspot). Ingeleverd november 2023.
Lezingen / Colleges:
-Carla Oldenburger. Kunst van de Zochers en de algemene begraafplaats in Heemstede. 15 april 2023. I.o.v. Ver. Terebinth, Locatie Algemene Begraafplaats Heemstede.
Familiegraf Van Vollenhoven. Algemene Begraafplaats Heemstede. Foto Carla Oldenburger
Onderzoek en waardestelling

-Buitenplaats Landgoed Vliek Ulestraten. Samenvattend onderzoek beekdal en waardestelling . Opdrachtgever gem. Meerssen en Waterschap Limburg.  

Buitenplaats ’t Vliek Ulestaten (Li.). Gezicht op Grote vijver en badhuis. Foto Carla Oldenburger
-Waardestelling Villatuin De Bijenschans Hilversum. Opdrachtgever Gem. Hilversum. 
Villa Bijenschans. Tuin D.F. Tersteeg. Foto Noord-Hollands Dagblad.
Adviezen i.o.v. diverse opdrachtgevers
-Advies reorganisatieplan De Brink, i.o.v. gem. Laren (NH); 
-Adviezen groenstructuurplan Edam, i.o.v. gem. Edam/Volendam. 
Adviezen i.o.v. Mooi Noord-Holland
In opdracht van St. Mooi-Noord-Holland brachten we adviezen uit over nieuwe deel-ontwerpen op rijksbeschermde buitenplaatsen, betreffende:
-de ‘eilanden’ van Buitenplaats Trompenburg ’s Graveland (Karres en Brands Landscape Architecture).
-Buitenplaats Velserbeek Velsen (SB4).
-Buitenplaats Marquette Heemskerk (boomgaard).
-Duin en Bosch Begraafplaats, Castricum (Albers Adviezen / Anja Guinée).
Kleuradviezen en -ontwerp:
Juliet Oldenburger in het kelder-atelier van het Aalsmeerder Veerhuis, waar de ontwerpen voor gevelkleuring worden gemaakt. Foto Walther Schoonenberg
-Kleuronderzoek, -ontwerp en -advies schilderwerk gevelwand Claes Claesz.Hofje Egelantierstraat Amsterdam.
Juliet Oldenburger. Kleurontwerp Gevelwand Claes Claesz.Hofje, Egelantiersstraat, Amsterdam, 2023. Foto Carla Oldenburger
-Kleuronderzoek, -ontwerp en -advies schilderwerk gevel Egelantiersgracht 15, Amsterdam.
Juliet Oldenburger. Kleurontwerp Woonhuis Egelantiersgracht 15. Met gevelsteen De Ionghe Timmerman.

-Kleur-onderzoek en -advies interieur schuilkerk Doopsgezinde Vermaning Middenbeemster.

-Restauratie, ontwerp en schilderwerk Uithangbord Doopsgezinde Singelkerk Amsterdam.

Juliet Oldenburger Nieuw ontwerp Uithangbord Doopsgezinde Singelkerk Amsterdam. Foto Walther Schoonenberg

Website Oldenburgers.nl:

Losse adviseringen / artikelen, uitgewerkt in 55 ’Berichten’ op de website oldenburgers.nl en in ‘Bijdragen’ op LinkedIn.com. Onder de knop ‘Berichten’ (2023) zijn verwijzingen geplaatst naar alle artikelen van Carla Oldenburger, die voorheen zijn verschenen in de tijdschriften GROEN en TUINJOURNAAL (tussen 1975 en 2017), en nu gedigitaliseerd aanwezig zijn in het e-depot van Bibliotheek WUR.

Orientatie-Onderzoeken, in de vorm van ‘Berichten’ op website verschenen
Orientatie-onderzoeken zijn korte oriënterende gedachten die we uitwerken om te zien of sommige studies de moeite waard zijn om door te zetten. Zoeken via zoekbalk op website.
-Visvijver in het park Scherpenzeel in de 18de eeuw?
-Is Villatuin Westersingel Rotterdam een Zocher-ontwerp? Vraag van de bewoner.
-Zocher of Van Lunteren tuinarchitect van De Doornburgh in Maarssen?
-Binnentuin Frans Halsmuseum Haarlem, n.a.v. reorganisatie.
-Moestuin Molenbosch Zeist, n.a.v. vraag op Linkedin.
-Nieuwe kruidentuin bij Kasteel Ammersoyen, in vergelijking met  ons eerdere eigen concept.
-Visvijvers Vliek Ulestraten. Vervolg: zie onder Onderzoek en waardestelling.
-Wijngaard in de zichtas van Buitenplaats De Tangh Rhenen. Wordt zichtas niet verstoord?
Buitenplaats De Tangh Rhenen. Aanplant wijngaard in zichtlijn. Foto Carla Oldenburger
– Vervolg groenadviezen in  Edam.
Tien onbekende of juist interessante begraafplaatsen in tien ‘Berichten’ (aangereikt aan Ver. Terebinth):
-Erebegraafplaats Bloemendaal/Overveen.
-Kerkhof St. Lambertuskerk Veghel.
-RK Begraafplaats Noordwijk en Maria Montessori.

Graf Maria Montessori (1870-1952) op de RK Begraafplaats te Noordwijk. Foto Marthy van Bohemen

-Algemene Begraafplaats Nieuw Valkeveen. Ontwerp D.F. Tersteeg, 1937. Foto Carla Oldenburger

-Algemene Begraafplaats Cauberg Valkenburg. 
-Algemene Begraafplaats Crooswijk Rotterdam.
-Nordfriedhof Düsseldorf.
-Begraafplaats Westerbork (Dr.).
-Oude Begraafplaats Zutphen. 
-Begraafplaats Zuilen in Breda.
Tenslotte nog een mooie foto van Pyrola rotundifolia, genomen tijdens een veldexcursie op Schiermonnikoog:
Pyrola rotundifolia. Schiermonnikoog Veldexcursie. Foto Carla Oldenburger

 

Over je eigen schaduw heen springen, hoezo?

Het is de dag na de Tweede Kamer Verkiengen en ik keek een uurtje naar de uitslagen en de commentaren. PVV de grote winnaar. Onbegrijpelijk. Maar ja wat weet ik van politiek? De uitdrukking die ik het meest uit de monden van de verschillende politici hoorde was “we zullen over onze eigen schaduw moeten heenspringen”.

Daartoe deed ik van de zomer al een poging, op De Balg op Schiermonnikoog. Zie foto. Met en zonder stok, maar over mijn eigen schaduw heen springen lukte niet. Het is me gebleken dat dat heel moeilijk is. Mijn schaduw verbergt “Natuur en Klimaat”, maar als ik dat beginsel moet laten varen, dan blijft er niet veel van mezelf over. En ik ben bang dat het met de politieke partijen ook zo zal gaan, willen ze overeind blijven.

Jan Jacob Denier van der Gon en de oprichting van de BNT

Portret J.J. Denier van der Gon. Coll. HUA

Aanvullende verzamelde gegevens (naast de hieronder aangegeven literatuur en bronnen) over Jan Jacob Denier van de Gon, één van de oprichters van de Bond van Nederlandse Tuinarchitecten (1922), honderd jaar geleden.

Jan Jacob Denier van der Gon is geboren op 21 oktober 1856 te Zoeterwoude, als zoon van Hugo Anne Cornelis Denier van der Gon Predikant) en Geertruida Johanna Stenfert Kroese. Hij is getrouwd te Nijmegen op 8 december 1893 met Maria Petronella van Driest. Hun eerste adres in het dorp Hees bij Nijmegen (waar in de 19de eeuw veel tuinders woonden) was Nonnendaalscheweg; later Wolfskuil 14. Hij overleed op 16 december 1933 in Utrecht. Bron humanitarisme.nl en  ‘Het Vaderland’ (12-12-1893) en Ron Essers in Westerarchief.

Over zijn opleiding is eigenlijk weinig tot niets bekend. Tussen zijn 15de levensjaar (!871) en de stichting van zijn kwekerij in Hees (1881) zal hij waarschijnlijk op boom- en plantenkwekerijen in de buurt van Zoeterwoude en / of Nijmegen hebben gewerkt om werkervaring en plantenkennis op te doen. De enige opleiding tot kweker / tuinbouwkundige in zijn tijd was de 3-jarige cursus op Tuinbouwschool Linnaeus in Amsterdam, opgericht in 1867 en gesloten in 1889. De bekende tuinarchitect Leonard Springer (1855-1940) en tijdgenoot van Denier van der Gon heeft zijn opleiding ook  op deze school genoten (1871-1874, maar met wie Springer in de klas zat is tot heden niet bekend. (Nog op zoek naar leerlingenlijsten uit die tijd).

Voordat Denier van der Gon in 1893 naar Utrecht kwam, had hij zich op 25-jarige leeftijd in 1881 zelfstandig gevestigd te Hees. Zijn beroep staat in het Bevolkingsregister van de gemeente Nijmegen omschreven als ’tuinbouwkundige’. Samen met bloemist Joh. Fr. Bouwens bestierden zij de ‘Kweekerij Noviomagum’. In 1892 vermeldt het Adresboek Nijmegen de naam ‘Denier van der Gon en Bouwens: aanleg van tuinen, bouquetten enz.’.

In de Adresboeken van Utrecht (1894-1922) komt J.J. Denier van der Gon voor als ‘opzichter Gemeentewerken’ of  ‘opzichter Plantsoenen’, wonend op adres Sterrenburg 1 (onderdeel van het Singelplantsoen ter hoogte van de Bijhouwerstraat). Ook wordt hij in de adresboeken van 1915-1932 genoemd als commissielid voor Volksbondtuinen en als bestuurslid afd. Utrecht, van de Volksbond tegen Drankmisbruik. Na zijn pensionering is hij naar De Bilt verhuisd.

Ontwerp Park Oog in Al, 1921. Ontwerpers plantsoenmeester J.J. Denier van der Gon i.s.m. zijn opvolger S.G.A. Doorenbos. Coll. HUA

Jan Jacob Denier van der Gon staat bekend als opzichter / plantagemeester van de gemeente Utrecht vanaf 15 augustus 1893 tot aan zijn pensionering in 1922.  Bij de aanduiding plantagemeester moeten we denken aan de functie ‘hoofd van de plantsoenendienst’. In Utrecht staat hij dan ook bekend als uitvoerend hoofd van verschillende gemeenteparken. De belangrijkste zijn het Wilhelminapark (1898), de reorganisatie van de buitenplaats Nieuweroord tot wandelpark (1901), park Oog in Al op de voormalige buitenplaats Oog in Al (Ontwerp J.J. Denier van der Gon i.s.m. zijn opvolger S.G.A. Doorenbos, 1921). Ook het Utrechtse rosarium (1913), een soort schakel tussen het Hoogelandse park en het Wilhelminapark  is van zijn hand, maar dit was een opdracht van de Ver. Rozenkwekers ‘Nos jungit rosae’. Voor Van der Gon waren het aanzien van de stad (verbergen van ongerechtigheden achter bomen en struiken)  en de versiering van de stad (nationale feesten) zijn hoogste prioriteiten.

Een buiten-Utrechtse opdracht was de Hervormde Begraafplaats De Bieberg in Breda/Ginneken. Denier van der Gon werd hierbij betrokken door de houtvester van de Houtvesterij Breda, de heer P.M. Tutein Nolthenius, voor wie hij in de jaren twintig de tuin bij zijn woonhuis had aangelegd. In 1919 kocht de Hervormde gemeente Breda een terrein op het ‘Biebergse Bosje’, een oorspronkelijk dennenbos, dat door Denier van der Gon werd omgetoverd tot een landschappelijke bosbegraafplaats, met behoud van zoveel mogelijk bos. Het resultaat was een gemend bos van beuk, berk en kastanje, met onderbegroeiing van klimop, liguster, taxus, hulst en bessensoorten. De begraafplaats werd in 1930 in gebruik genomen. In 1944 kwam er een uitbreiding naar ontwerp van J.T.P. Bijhouwer.

Ontwerp Uitbreiding Begraafplaats De Bieberg, 1944.  Het gekleurde deel is ontwerp J.T.P. Bijhouwer.  Het grijze deel is ontwerp J.J. Denier van der Gon. Coll. Bibliotheek WUR

Jan Jacob was een all-round plantenman, zowel tuinarchitect als leraar (Tuinbouwwintercursus) en publicist over planten in verschillende tijdschriften. Daarnaast was hij ook organisator van bloemen- en plantententoonstellingen voor de KMTP.
Artikelen in: ‘Tijdschrift voor Tuinbouw’ (Jg.2, 1897. Wat is stijl; dit artikel ook in ‘Weekblad Bloembollencultuur’;  ‘Onze Tuinen’ (regelmatig artikelen van 1909  tot 1932);  ‘Weekblad voor Het Landhuis’ (24-09-1931 Het nut der bosschen); ‘Bouwkundig  Weekblad’ (Jg.54-1933, nr.1; Het uitbreidingsplan eener gemeente en de tuin- en landschapsarchitect).
Wetenswaardigheden over Jan Jacob Denier van der Gon:
– Organisator Plantenbeurs te Nijmegen, in Oude Plantenbeurs / Hotel Bronkhorst Nijmegen. Bron ‘Algemeen Handelsblad’ (14-02-1882).
– Aangewezen als officieel deskundige tot wering van de druifluis, o.a. J.J. Denier van der Gon, tuinarchitect en boomkweker te Hees. Bron ‘Nederlandsche Staatscourant’ (31-12-1883) en ‘Landbouw Courant’ (03-01-1884).
– Organisator oprichting Nieuwe Plantenbeurs, genaamd Noviomagum, in de Korenbeurs Nijmegen. Bron ‘Landbouw Courant’ (06-09-1883). Bestuur J.C. van Driest (landeigenaar te Lienden) en J.J. Denier van der Gon.
– Organisator voor de Nederlandse Maatschappij Tuinbouw en Plantkunde, Afd. Nijmegen, van tentoonstelling siergewassen etc. Bron ‘Algemeen Handelsblad’ (17-03-1883).
– Bestuurslid van de Vereeniging tot Verfraaiing der Protestantsche Afdeling van de gemeentelijke begraafplaats (Nijmegen). Bron ‘Algemeen Handelsblad’ (27-03-1890).
– Dankbetuiging aan J.J. Denier van der Gon voor zijn verdiensten betreffende  de inzending ‘Cheiranthus cheiri semperflorens’. Bron ‘Algemeen Handelsblad’ (22-09-1894). Bron ‘Weekblad voor Bloembollencultuur’ (22-09-1894; 29-09-1894).
– In 1913 maakte Denier van der Gon een studiereis naar Duitsland. Hij heeft toen diverse typisch Duitse volksparken bezocht. Opvallend voor hem was dat hij constateerde dat sport en spel toen in de Duitse parken een belangrijke functie hadden gekregen. Bron Sofia Dulon (zie lit.).
– J.J. Denier van der Gon benoemd tot lid van de commissie ‘afnemen examen bloementeelt’ te Frederiksoord. Bron ‘Onze Tuinen’ (04-07-1914).
– De geschiedenis van de (Nederlandse) Tuinkunst is vóór de Tweede Wereldoorlog uit de doeken gedaan door de tuinarchitect Leonard Springer en door jhr. C.H.C.A van Sypesteyn, maar ook J.J. Denier van der Gon heeft zich daar mee bemoeid, door in het blad ‘Onze Tuinen’ (1924) een driedelige geschiedenis van de Tuinkunst te schrijven.
– J.K. Budde (oud hortulanus) spreekt op de begrafenis van Van der Gon  over zijn zeldzame bekwaamheid waarmee hij zijn functie in Utrecht heeft verricht. Bron ‘Het Vaderland’ (20 dec. 1933).
Literatuur
– Cahier met een serie van 9 kranten-artikelen uit het Utrechts Dagblad, 1909,  over Utrechtse stadsparken en bolwerken. Bron Library WUR/Spec. Collections.
– Rob Essers. Floraweg. De Wester, Bewonersmagazine voor Oud-West, Jg.2, nr.5, oktober 2013, p. 4.
https://dewester.info/westerarchief/de%20Wester%202013%205%20laag.pdf
– Bureau SB4. Analyse Historische beplanting Park Oog in Al in Utrecht. 2015.
https://www.parkooginal.nl/docs/Oog%20in%20Al_rapport_1-4-2015.pdf
– Sofia Dupon. Het groen tussen de stenen. De Utrechtse plantsoendienst 1854-1968. Utrecht 2019.
– Bureau Funeraire Adviezen (Leon Bok). Cultuurhistorische waardering Begraafplaats De Bieberg. 1921.
https://jimdo-storage.global.ssl.fastly.net/file/31c9dd3c-1395-4ba3-8110-e82ece7beca8/Cultuurhistorische%20Waardering.pdf
– A. Guinee. Begraafplaats De Bieberg. Aanvullende tuinhistorische analyse, waardestelling en aanbevelingen. 2021.
https://jimdo-storage.global.ssl.fastly.net/file/77267165-3416-42a3-ad2c-c94ce4238220/Tuinhistorische%20waardenstelling.pdf
– Sofia Dupon. Opzichters en plantsoenmeesters: de ontwikkeling van de Utrechtse plantsoenendienst 1854-1954. Oud-Utrecht, juni 2021,  p. 37-41.
Websites
– www.ooginalinbeeld.nl
– Dodenakkers.nl  (Leon Bok). Breda. Protestantse begraafplaats De Bieberg. 2022. https://www.dodenakkers.nl/noord-brabant/breda-protestantse-begraafplaats-de-bieberg.html
– Wikipedia geeft verkeerde informatie.

Jenny Bierenbroodspot – Rudolph

Jenny Bierenbroodspot-Rudolph (1941-2023)

     Jenny Bierenbroodspot. Foto Walther Schoonenberg, 2019

Maandag 7 augustus jl. is heel plotseling mijn lieve monumenten-vriendin Jenny Bierenbroodspot overleden. Zij werd gisteren op haar lievelingsbegraafplaats De Nieuwe Ooster gecremeerd.  Omdat verschillende mensen mij aanspraken dat ik zo’n aardige en overzichtelijke ‘In Memoriam’ had geschreven (voor de website van Tuinhistorisch Genootschap Cascade),  niet vanuit de gebouwde-monumenten-wereld waarin zij gouden sporen heeft verdiend,  maar specifiek vanuit de ‘historische-tuinen-wereld’, wil ik deze toch ook nog maar op onze eigen website plaatsen. Bij deze.

Onbegrijpelijk, zo’n vitaal, opgewekt en altijd positief persoon. De Amsterdamse monumenten-wereld was en is nog steeds in shock. Ze was er juist zo trots op zo gezond te zijn, tenniste nog (zelfs competitie), fietste nog (valt niet mee in Amsterdam), en reed met het grootste gemak even naar Oost-Duitsland om bijvoorbeeld de tuinen van Muskau te bezoeken.
Jenny ging in 1961 sociale geografie in Amsterdam studeren en studeerde af in historische geografie. In de jaren zeventig kwam zij als vrijwilliger bij Heemschut op de redactie te werken. Daar kwam zij ook in contact met de NV Stadsherstel Amsterdam en de Stichting Diogenes (en de vrienden van deze stichting, de Ver. Vrienden Amsterdamse Binnenstad), beide instellingen begaan met de verloederde Amsterdamse binnenstad. Nog iets later, in 1980, kwam de Nederlandse Tuinenstichting tot stand, zich realiserende dat huis en tuin een eenheid vormen.

Als historisch geografe was zij zich al vroeg in de jaren zeventig bewust van de historische structuur van de stad Amsterdam. Zij ijverde toen (samen met Geurt Brinkgreve, oprichter van Stadsherstel en van St. Diogenes) voor het weer open graven van gedempte grachten en tegen het parkeren in keurtuinen (de tuin van het Huis Bartolotti was de aanleiding).

Jenny deed haar intrede in de Monumentenraad (later de Raad voor Cultuurbeheer en nog weer later de Raad voor Cultuur) begin jaren tachtig. Deze Raad is het wettelijke adviesorgaan van de regering en het parlement op het gebied van kunst, cultuur en media, en laat zich door tijdelijke commissies voorlichten over bepaalde onderwerpen. Jenny zat in de Raad en na enkele jaren trad zij ook toe tot de Raadscommissie Buitenplaatsen, die in 1978 was opgericht. De taak van de Raad was de minister te adviseren over de eventuele rijksbescherming van buitenplaatsen, op grond van nog aanwezige historische tuinontwerpen en -plattegronden en de waardering daarvan in het veld. Het was een taak waar de commissie tot 1996 mee bezig is geweest. Bijna alle buitenplaatsen in Nederland zijn toen bezocht en Jenny’s kennis en enthousiasme voor historische tuinen is toen ontstaan. Vanwege haar verdiensten voor de Raad voor Cultuur en voor Amsterdam werd Jenny in 1997 benoemd tot ridder in de Orde van Oranje Nassau.

        Burgemeester Schelto Patijn speldt Jenny de ridderorde op, 1997

In het spoor van de oprichting van bovengenoemde organen, werden na 1980 veel meer verenigingen en stichtingen tot bescherming van historische (tuin)architectuur opgericht, zoals het Cuypersgenootschap in 1984 (19de-eeuwse architectuur), Ver. Terebinth in 1986 (historische begraafplaatsen), St. Tuinhistorisch Genootschap Cascade in 1987 (historische tuinen en parken) en de Donderberggroep in 1993 (follies, vermaaksarchitectuur e.d.). Van alle is Jenny enthousiast en trouw lid geweest. Voor het Cuypersgenootschap heeft ze in de redactie van De Sluitsteen en van het Jaarboek gezeten; in die ‘functie’ zijn door haar onaflaatbare inzet (samen met anderen) onder meer de Posthoornkerk, de Vondelkerk en de Duif van de sloop gered. Ook speelde zij een belangrijke rol in het behoud van het Binnengasthuisterrein.

Na en naast haar nieuwe studie kunstgeschiedenis (1998-2007) bleven al deze mooie onderwerpen Jenny bezighouden. Het aantal ‘met anderen geredde’ gebouwen is niet te overzien. Ook schreef ze met Margriet de Roever het standaardwerk De Begraafplaatsen van Amsterdam, (2004).

Het enige initiatief dat niet gelukt is – maar dat lag niet aan Jenny – is de oprichting van het Nederlandse Tuinmuseum. Een stichting met die naam is wel opgericht en er is hard naar een ruimte gezocht (Huis Elswout, een schuur in het Vondelparken en kasteel Loenersloot hebben de revue gepasseerd), maar het was nog te vroeg en de in aanmerking komende instanties waren nog niet rijp voor dit idee. Een schone taak en geheel passend in de geest van Jenny is dus nog voor het Tuinhistorisch Genootschap Cascade weggelegd.

Tenslotte, haar familie was haar alles. Onze gedachten gaan uit naar haar kinderen en kleinkinderen en verdere familie, aan wie ze zoveel liefde heeft gegeven. Lieve Jenny, we zullen je missen.

Verder lezen? Zie o.a. de artikelen in het tijdschrift Binnenstad:

[Rapport inzake de demping van de stadswateren]  (1974) (PDF-bestand).
[Grachtentuinen of parkeerplaatsen?] (De Lamp 35, dec. 1975).
[Het Cuypers Genootschap] (Binnenstad 138, febr. 1993).
[Interview met Jenny Bierenbroodspot] (Binnenstad 245, maart 2011).
[De vroege waardering van het Binnengasthuis] (Binnenstad 301, febr. 2021.