Virtuele rondleiding door huis en tuinen van Koningshuis Rhenen

Iets voor uw Tuinclub?
Paleis het Koningshuis Rhenen blijft in beeld

 

zuidelijke-siertuin-koningshuis
Deel van de tuin (doolhof en vruchtbomen) ten zuiden van het Koningshuis

(Bericht overgenomen van de Nieuwsbrief Historishe Vereniging Oudheidkamer Rhenen en Omstreken, sept. 2016):

Wist u dat u een virtuele rondleiding door het Koningshuis en haar tuinen (in Rhenen) kunt aanvragen? Dit paleis was het zomerverblijf van  Koning Frederik V van de Palts en zijn echtgenote Elisabeth Stuart, gedurende de jaren 1630-1660. De rondleiding wordt georganiseerd vanuit de werkgroep Virtueel Rhenen. Inmiddels hebben al zo’n tiental organisaties o.a. UVV, Unie van vrouwen en Probusgroepen van dit aanbod gebruik gemaakt.

Zo’n 2 tot 3 keer per jaar komt bij Virtueel Rhenen de vraag binnen om een presentatie te verzorgen. Henny Boor gaat daar graag op in. Tijdens zo’n presentatie wordt een klein tipje van de technologische sluier opgelicht om kennis te maken met een korte impressie van de onzichtbare kanten van het virtuele paleis. Daarna volgt een gezamenlijke virtuele rondwandeling. Er is alle tijd om vragen te stellen, anekdotes aan te horen en te luisteren naar klaterende fonteinen.

Voor veel aanwezigen is het toch ‘omdenken’. Er komt geen videofilm voorbij, je kunt interactief met het programma werken, inzoomen op schilderijen en meubels en onderliggende informatie opvragen. En alles 100% historisch verantwoord, omdat voor de virtuele herbouw van het huis en de heraanleg van de tuinen gebruik gemaakt is van originele bouwtekeningen en historische inventarislijsten.

ontwerp-3d-3
Siertuin ten westen van het Koningshuis

Iets voor uw Tuinclub, uw vrijwilligersorganisatie, uw museummedewerkers? Historische vereniging? De kosten bedragen minimaal € 25 die in de pot van Virtueel Rhenen terecht komen voor nieuwe ontwikkelingen en technisch onderhoud.
Meer weten? Neem contact op met Henny Boor, tel. 0317614958 of email HBoor21@planet.nl

Zie ook op Internet: Werkgroep Virtueel Rhenen …. maakt van historische illusie een virtuele werkelijkheid. 

Beetsterzwaag, een parklandschap met bossen, boeren en adelshuizen

Statig Beetsterzwaag: parklandschap rond een Fries dorp

untitled

een nieuw boek dat 9 oktober a.s. verschijnt bij uitgeverij Matrijs in Utrecht. Het gaat over de geschiedenis van het landschap, de landgoederen, de grootgrondbezitters en het parklandschap van Beetsterzwaag en Olterterp, geschreven door Ronald van Immerseel en Peter Verhoeff.

Weet u wat het woord ‘zwaag’ eigenlijk betekent? Veeweide dus.

Het boek telt vijf hoofdstukken:

  • Ontstaan van het landschap
  • Opkomst van de landgoederen 1600-1800
  • een adelsdorp met grootgrondbezitters 1800-1875
  • Parklandschap Beetsterzwaag en Olterterp vanaf 1875
  • Beetsterzwaag en Olterterp: de ‘Parel van Opsterland’

    Het eerste hoofdstuk gaat uitvoerig in op de vroegste bewoners tijdens de ijstijden, de ontginningen en verkavelingspatronen in het gebied en de aanleg van wegen, reden, paden, waterwegen en vaarten.

    De geschiedenis van de landgoederen begint bij Martinus Fockens, grietman van Opsterland, die in 1616 zijn buitenplaats Fockens of Fockansstate stichtte. Ook Walrich is een vroeg-17de-eeuwse buitenplaats. Beetsterzwaag zelf is in de 17de en 18de eeuw vooral een boerendorp, met naast de ‘kleine’ boeren enkele welgestelde inwoners zoals de families Fockens en Van Teyens.

    images
    Fockensstate

    Rond 1800 veranderde de situatie en werd Beetsterzwaag een welvarend dorp met fraaie buitenplaatsen. Hier hoorde ook de aanleg van ‘moderne’ parken en tuinen bij. Ook de adel ontdekte Beetsterzwaag toen … “in 1778 de Gelderse edelman Rijnhard baron van Lynden trouwde met Ypkjen Hillegonda van Boelens, die stamde uit een voorname burgerlijke familie. Geslachten als Van Harinxma thoe Slooten en Lycklama à Nijeholt kwamen door huwelijken met nazaten van het echtpaar Van Lynden-van Boelens in Beetsterzwaag terecht.” De buitenplaatsen Slot Boelens in Olterterp (inclusief de bosbouw) en Lauswolt komen in dit derde hoofdstuk uitgebreid ter sprake, naast het laat-opkomend toerisme.

    historie
    Lauswolt

     

    In het hoofdstuk ‘Parklandschap en Olterterp vanaf 1875’ komen  de vele veranderingen aanbod die de Beetsterzwaagster buitenplaatsen en landgoederen ondergingen: het kappen van bomen t.b.v. uitbreidingen en nieuwe bestemmingen etc., ook  nieuwe siertuinen.

    overtuin_lyndensteyn_beetsterzwaag
    Overtuin Lyndenstein

     

    In de ‘Parels van Opsterland’ wordt gesteld dat  er opvallend veel van de landschappelijke structuren bewaard is gebleven. Ook de sterke structuur van het landschap met zijn langgerekte kavels was hierbij van belang. Maar natuurlijk is ook veel verdwenen of onzichtbaar geworden. Hoopvol is “dat het bijzondere karakter en de maatschappelijke waarde van de landgoederen en het contact tussen landgoedeigenaren en de samenleving steeds vanzelfsprekender wordt, waardoor over en weer meer begrip ontstaat.”

    Een waardevol boek dat voor Beetsterzwaag weer nieuwe kansen biedt.

    Zie ook de cascade-weglog van 26 september 2016

Jan Weissenbruch: Waardhuis en waardsluis aan de Lek bij Elshout

Jan Weissenbruch schilderde omstreeks 1854 het landschap bij het waardhuis aan de Lek bij Elshout (Kinderdijk), een prachtig schilderij,  dat tot en met 8 januari te zien is op de tentoonstelling Jan Weissenbruch: De Vermeer van de 19de eeuw,  in het Teylers Museum.

image
Jan Weissenbruch, Aan de Lek bij Elshout, ca. 1854, olieverf op doek (coll. Teylers Museum)

De locatie is nog steeds te herkennen, alhoewel de wegen verhard zijn en verkeersborden, een lantaarnpaal en wegmarkeringen afleidend werken als je op weggaat om deze plek te vinden. Een waard (of weerd) is een oude naam voor vlak land in een rivierengebied. Waarden zijn ontstaan onder invloed van, en geheel of gedeeltelijk omgeven door, rivieren. De waarden worden tegen deze waterlopen beschermd door rivierdijken.

De huis-aan-huis-krant De Vonk vermeldde 4 november 2014 over het waardhuis Elshout:

‘Het Waardhuis is een rijksmonument in beheer van Waterschap Rivierenland en staat er al sinds de middeleeuwen. Het pand is in 1644 opnieuw gebouwd, door niemand minder dan Pieter Post, bekend van het Haagse Mauritshuis. In die tijd zorgde het toenmalige Waterschap De Overwaard samen met Waterschap De Nederwaard ervoor dat het gebied droog bleef. Sindsdien trokken de bestuurders per paard en wagen naar het prachtige pand met panoramisch uitzicht voor vergaderingen. Een behoorlijke tocht van ruim twintig kilometer, door het gebied van buurwaterschap De Nederwaard naar het einde van het Achterwaterschap waar het overtollige water in de rivier de Lek stroomt. Omdat de vergaderingen nog wel eens uitliepen was er ook een eetgelegenheid en waren er slaapvoorzieningen in de vorm van eenpersoonsbedden in acht logeerkamers. Vooral ‘De Fabriek’, zoals het hoofd van de technische dienst van een waterschap tot 1972 heette, heeft er het vaakst overnacht. Vandaag de dag is het pand, wat nog volledig in tact is, er voor ceremoniële doeleinden van Waterschap Rivierenland.’

Wie weet, misschien gaat het huis binnenkort wel gebruikt worden als Erfgoedlogies???

Als je goed kijkt of de foto van het schilderij vergroot (op de foto klikken), zie je dat er omstreeks 1854 hard gewerkt werd aan de verbetering van de sluis. Boven bij het huis staan mensen geleund tegen een hek naar de werkzaamheden te kijken. Op de tentoonstelling kan je lezen dat de figuren later zijn toegevoegd, vergeleken met een eerste studie in olieverf op papier door Jan Weissenbruch (coll. Gemeentemuseum Den Haag). Hij heeft ook de bewolkte hemel op de studie veranderd in een blauwe hemel om het schilderij wat aanlokkelijker te maken.

En omdat ons bureau ook in Rhenen is gevestigd, hierna een afbeelding van Jan Weissenbruch, van 1) de Grutterstraat (1850) en 2) de Kerkstraat (ca. 1875) in Rhenen. Zie voor meer informatie rkd.nl

f63734ecee1f90eb2da7a950e2b80c69793f10b750d1efc266c8ea647ab49045

fa2550b831266d8c8fbaa070ad15f4bcc8c71b767251b91e99750acac080f0a7

 

Het Park in de Plantage en Kunsthandel Buffa en Zonen

Het Singer Museum Laren heeft een interessante tentoonstelling geopend over de Kunsthandel Frans Buffa en Zonen te Amsterdam. Deze kunsthandel annex uitgeverij en drukkerij was tussen 1790 en 1951 actief in Amsterdam en later in Den Haag en New York City. Aanvankelijk verkochten zij prenten en boeken, en soms kunstwerken.

 

img_0876
Voorstelling van de Amsterdamse kunsthandel (Kalverstraat 221) in het Singer Museum (foto: Carla Oldenburger)

In Nederland zijn twee series prenten vooral bekend gebleven:

1.  Kasteelen en buitenplaatsen in het Koningrijk der Nederlanden, opgedragen aan Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden, Groot-vorstin van Rusland. Amsterdam, ca. 1850-1854. De lithografieën zijn in sepia of gekleurd. De anonieme afbeeldingen bevatten kastelen en buitenplaatsen rond ‘Groot-Arnhem’.

3047
[Anoniem] Gezicht op het huis Sonsbeek (links) met de oranjerie (midden) en de tropische bomenkas (rechts) (coll. Gelders Archief). In een bomenkas als deze werden vaak palmbomen of Camelia’s de winter overgehouden.
2. Vues choicies d’Amsterdam et des environs, dessinées d’après nature, par C. de Kruyff et autres artiestes (ook in het Engels), Amsterdam, ça 1825.

e05227dc-a4cf-a362-14cc-46f795c9270c
Cornelis de Kruyff (1774-1828) en A. Lutz, Gezicht in het park bij de Plantage Parklaan te Amsterdam (tegenwoordig het Wertheimpark), uitgave Frans Buffa en Zonen. 1825. Handgekleurde aquatint (coll. Stadsarchief Amsterdam). Rechts vooraan twee dames en een heer. Links een wandelend echtpaar met dochter en twee kinderen in een bokkenwagen. Op de achtergrond in het midden drie dames bij een pagode-achtig tuinornament.

De Gids voor de Nederlandse Tiuin- en Landschapsarchitectuur, deel 3: Noord- en Zuid-Holland (1998), beschrijft het Wertheimpark als volgt:
‘De ingang van het Wertheimpark wordt geflankeerd door twee indrukwekkende marmeren sfinxen, die fraai afsteken tegen het donkere geboomte. Reeds in 1682 werd er op het terrein van het huidige Wertheimpark bos geplant. De Amsterdamse Plantage, waarin het parkje ligt, was tot halverwege de negentiende eeuw een verzameling van meer en minder gecultiveerde tuinen en bosschages binnen de stadsmuren. Artis, de Hortus Botanicus en het daartegenover gelegen Wertheimpark zijn nu nog de enige groene overblijfselen ervan. De oude, rechthoekige verdeling van het vroegere tuinengebied is nog af te lezen aan de structuur van de huidige woonwijk De Plantage. Lodewijk Napoleon had allerlei plannen met het park, onder andere wilde hij hier in zijn ‘Jardin du Roi’ een badinrichting bouwen. Omstreeks 1848 kwam een groot deel van het terrein in handen van Jean Eduard Stumpf, eigenaar van Frascati, en J.W. van der Meer de Wijs. Zij lieten in 1849 in het park een zaal voor concerten en exposities bouwen, de Parkzaal, die bijna 25 jaar het middelpunt van het Amsterdamse muziekleven vormde. In 1880 bleek de Parkzaal te klein te zijn geworden en werd gesloten; als vervanging kwam in 1888 het huidige Concertgebouw aan de Van Baerlestraat gereed. Ter plaatse van de Parkzaal werd in 1881 de Parkschouwburg gebouwd die in de twintigste eeuw weer werd afgebroken. Het Wertheimpark werd in 1897 een openbaar park. Het is vernoemd naar de bankier, politicus en filantroop Abraham Carel Wertheim (1832-1897) voor wie een gedenkteken werd opgericht ontworpen door J. Ingenohl. Op de slanke neoclassicistische zuil, die uit het midden van het hardstenen monument omhoogrijst, is een bronzen medaillon bevestigd met zijn portret. Wertheim was volgens de inscriptie: ‘Der armen hulp, Der zwakken vriend, Een wekstem tot leven, Den kunst’naar tot steun, Den tragen tot spoorslag, Door stad en land betreurd.’ Markant gegeven is, dat Wertheim op zijn beurt de initiatiefnemer was van de plaatsing van een ander parkmonument gewijd aan een Amsterdamse weldoener, namelijk dat van dr. Sarphati in het Sarphatipark. Beide monumenten zijn typische voorbeelden van de negentiende-eeuwse neostijl. Het zijn standbeelden, opgericht ter nagedachtenis aan een bekend – in dit geval Amsterdams – persoon, gecombineerd met een fontein en in harmonie met de parkaanleg ontworpen. Iets anders geldt voor het Auschwitz-monument van Jan Wolkers. Dit was oorspronkelijk ontworpen voor de Nieuwe Oosterbegraafplaats. Voor het gedenkteken, dat de tekst ‘Nooit meer’ draagt, was echter na een verandering geen plaats meer en het werd verplaatst naar het kleine Wertheimpark, waarmee het enigszins in schaal detoneert. Van 1929 tot 1970 was het park in gebruik bij de Universiteit van Amsterdam als onderdeel van de Hortus Botanicus die tegenover het park aan de andere zijde van de Plantage Middenlaan ligt. Ook in die tijd was het park voor publiek toegankelijk. Sinds 1970 wordt het park door de gemeente beheerd.’

Later in dit jaar zal in het tijdschrift Kasteel en Buitenplaats van de Nederlandse Kastelenstichting van de hand van Carla Oldenburger een column verschijnen, getiteld ‘Kunsthandel Buffa en Zonen, uitgever van prenten rond Arnhem’.

Groen Erfgoed en de nieuwe instandhoudingsplicht

Binnenstad en Buitenleven acht het hieronder overgenomen artikel van Jérôme van der Maes van groot belang voor eigenaren/beheerders van groen erfgoed en geïnteresseerden in het werk dat wij leveren.

Groen erfgoed en de nieuwe instandhoudingsplicht. Een inhaalslag?

door mr. drs. Jérôme van der Maes

Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden, waarmee de Monumentenwet 1988 grotendeels is komen te vervallen. De inwerkingtreding van de Omgevingswet, alwaar een gedeelte van de Monumentenwet te zijner tijd in opgaat, is onlangs met een jaar uitgesteld van 2018 naar 2019. Uiteindelijk gaat het laatste restje van de Monumentenwet geheel op in de nieuwe Omgevingswet.

Zie deze website Binnenstad en Buitenleven, pagina ‘Welkom’ met verwijzing naar de tekst van de Erfgoedwet.

koninginnentuin052006

Het meest in het oog springende in de nieuwe Erfgoedwet is de instandhoudingsplicht, een heet hangijzer dat al sinds de invoering van de Monumentenwet eind 19e eeuw een discussiepunt is. Een dergelijke plicht, die kan worden gehandhaafd door het College van burgemeester en wethouders, kan immers diep ingrijpen in het eigendomsrecht én de portefeuille van de eigenaar. Onder druk van de Tweede Kamer heeft de Minister de instandhoudingsplicht niettemin opgenomen in de wet en nu is de vraag: wat gaat dit voor eigenaren en beheerders van (rijks-)monumenten betekenen? Volgens de enquête die sKBL afgelopen mei onder enige vrienden hield in verband met het onderwerp verwachten de meeste eigenaren/beheerders niet zo heel erg veel, omdat gemeenten, vooralsnog, onvoldoende capaciteit en expertise zouden hebben voor het handhaven van de nieuwe plicht. Niettemin kwam wel uniform uit de enquête naar voren dat de instandhoudingsplicht tot enige zorgen leidt, met name omdat die plicht niet alleen voor het rode erfgoed geldt (de gebouwen), maar ook voor het groene erfgoed. Bovendien is het groene erfgoed thans in het vizier gekomen van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (hierna: de RCE). Op dit moment hebben de eigenaren van 210 rijksmonumenten met een beschermde groenaanleg een verzoek gekregen om mee te werken aan onderzoek naar het onderhoud van hun groene erfgoed. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed hoopt hiermee inzicht te krijgen in de staat en de instandhoudingsbehoefte van deze categorie rijksmonumenten. Het onderzoek wordt door Alterra (onderdeel van Wageningen Universiteit & Researchcentrum) en Debie & Verkuijl tuin- en landschapsarchitectuur uitgevoerd. De 210 rijksmonumenten zijn geselecteerd op basis van een steekproef.

Blijkens de website van de RCE zijn er in Nederland circa 1.400 rijksmonumenten met een wettelijk beschermde groenaanleg.

Boekesteyn

Dit zijn bijvoorbeeld tuinen, parken, plantsoenen, begraafplaatsen en erven. Deze monumenten vertellen het verhaal over onze geschiedenis en cultuur. De RCE geeft terecht aan dat zij het belangrijk vindt om dit groene erfgoed te koesteren. Groen erfgoed werd tot voor kort niet gemonitord. Dit in tegenstelling tot het rode erfgoed. In de jaren ’90 van de vorige eeuw bleek uit onderzoek dat 40% van de rode rijksmonumenten in gevaar was vanwege achterstallig onderhoud, een achterstand die thans vrijwel is ingelopen. Drie decennia later is het groene erfgoed aan de beurt. Door de instandhoudingsbehoefte van dit groene erfgoed te monitoren hoopt de RCE dat er een beeld ontstaat van de werkzaamheden die nodig zijn om het in redelijke staat van onderhoud te houden. Dit kan een uitgangspunt zijn voor bijvoorbeeld beleidskeuzes of de ontwikkeling van nieuwe kennis.

Uitvoeringsrichtlijn
Naast de nieuwe instandhoudingsplicht die voor groen erfgoed nu geldt en het in kaart brengen van de status van het onderhoud hiervan is er voor het groene erfgoed, voor het eerst, een ‘Uitvoeringsrichtlijn Hovenierswerk historische tuinen en parken’ (11 maart 2016) vastgesteld en een ‘Beoordelingsrichtlijn Groen Erfgoed’ (11 maart 2016) door het Centraal College van Deskundigen Restauratiekwaliteit (hierna: ERM).

De Uitvoeringsrichtlijn zal worden verbonden als voorschrift aan een te verlenen subsidie voor het onderhoud van groen erfgoed, de Beoordelingsrichtlijn niet. De Uitvoeringsrichtlijn heeft tot doel het borgen en verbeteren van de kwaliteit van het hovenierswerk in groen historisch erfgoed, een nobel streven waarmee bovendien wordt voorzien in een lacune, omdat de kwaliteitsbewaking van het onderhoud van historisch groen tot nu toe nog niet was geborgd. Niettemin, de Uitvoeringsrichtlijn is een lijvig rapport van 134 pagina’s en er wordt soms erg gedetailleerd ingegaan op wat van een beheerder/eigenaar wordt verwacht voor het onderhoud van zijn groene erfgoed. Zo lezen wij op pagina 95 dat historische, vaste plantenborders meerdere malen per seizoen handmatig moeten worden gewied van onkruid. Daarnaast stelt de Uitvoeringsrichtlijn eisen aan de kwaliteit van degene die in historische tuinen en parken werkzaamheden uitvoert. Hoewel dit een goed streven is, levert dit mogelijk problemen op indien voor het onderhoud wordt geleund op een steeds wisselende poel van vrijwilligers, veelal een noodzakelijk iets om de boel in stand te houden, zeker als er handmatig moet worden gewied! De kwaliteitseis voor de in te huren hoveniers en/of vrijwilligers die het groene erfgoed onderhouden of restaureren hoeft echter niet te worden gevolgd, zo blijkt uit de Uitvoeringsrichtlijn. Er moet dan wel sprake zijn van een vast werkplan en vaste medewerkers gedurende langere tijd en de kennis en ervaring van de leidinggevende (bijvoorbeeld de tuinbaas) en uitvoerende medewerkers moet blijken uit de staat van instandhouding en onderhoud van de betreffende tuin(en)/park(en). Dit betekent dat indien een eigenaar/beheerder hieraan voldoet er geen (dure) specialistische hoveniers hoeven worden ingehuurd. Hoewel de Uitvoeringsrichtlijn als voorschrift aan het subsidiebesluit voor het onderhoud van groene erfgoed zal worden verbonden is het niet zonder meer zo dat indien géén subsidie voor groen is aangevraagd de Uitvoeringsrichtlijn niet voor het onderhoud van een historische tuin of park zou kunnen gelden. Denkbaar is dat gemeenten, in het kader van de nieuwe instandhoudingsplicht van de Erfgoedwet, de Uitvoeringsrichtlijn onderdeel maken van hun handhavingsbeleid als kader bij het toetsen van de staat van het onderhoud van het groene erfgoed.

Problemen bij de handhaving

Singraven1

Vorenstaande zo in ogenschouw genomen zijn er enige fundamentele veranderingen voor het onderhoud, de instandhouding en de restauratie van groen erfgoed. Wat hierbij enigszins knelt is dat er een nieuwe instandhoudingsplicht voor groen erfgoed geldt met een nieuwe Uitvoeringsrichtlijn en Beoordelingsrichtlijn terwijl de subsidiemogelijkheden ingevolge het BRIM voor het onderhoud zeer beperkt zijn. Ofwel, is er sinds juli dit jaar meer plicht en minder recht inzake het groene erfgoed. Er is immers slechts 5 miljoen voor groen gereserveerd tegen 45 miljoen voor rood. Bovendien is het subsidiepercentage voor restauratie in een aantal jaren teruggegaan naar zo’n 25-30%, voorheen 70%. Sinds het rijksbudget voor subsidie is overgeheveld naar de Provincies wordt ook bij steeds meer Provincies het subsidieplafond verlaagd naar 25-30%. Tot slot geldt voor de subsidie van groen erfgoed ingevolge het BRIM 2013 en aanverwante regelgeving dat slechts subsidie wordt verleend op grond van het criterium dat instandhouding sober en doelmatig moet zijn. De mogelijkheden voor subsidie zijn in dit kader verengd in de Lijst met normbedragen subsidiëring groene monumenten. De vraag dringt zich in dit licht op hoe de instandhoudingsplicht zich in alle redelijkheid kan verhouden tot dit uitgeklede subsidieklimaat. Om dit nader te kunnen toelichten is allereerst van belang om de vraag te beantwoorden wat nu precies de omvang is van het groene erfgoed dat in stand moet worden gehouden. Dit zal moeten blijken uit de redengevende beschrijving en eventuele bijbehorende kaarten toen het monument werd aangewezen als zodanig. Hier gaat bij groen erfgoed regelmatig wat mis, doordat deze beschrijving onvoldoende duidelijk en uitputtend beschreven is. Dit betekent dat onduidelijk is wát nu precies in stand moet worden gehouden. Dat levert problemen op bij handhaving. De norm is immers niet duidelijk. Indien aard, omvang en uiterlijk van het groene erfgoed wel volledig helder blijkt uit de beschrijvingen e.d., dan is de vraag hoe dat zich verhoudt tot de huidige, feitelijke toestand. Wat te doen als een deel van de oorspronkelijke beschrijving is veranderd? Moet dit dan nu worden hersteld? Wat te doen als het onderhoud weliswaar goed is, maar dat het groen in de loop van de tijd zich door natuurlijke groei heeft ontwikkeld tot een andere situatie? Moet die dan worden opgeruimd ten einde de oude situatie te herstellen? En hoe ver dient men terug te gaan in het verleden bij het vaststellen van wat in stand moet worden gehouden? Welk ontwerp van een tuin of aanleg is leidend? En wie bepaalt dat indien dat onvoldoende helder is uit de beschrijving? De huidige eigenaar? De gemeente? De Minister? Groen erfgoed is levend erfgoed en dit kan problemen opleveren bij het vaststellen van een heldere feitelijke grondslag die kan dienen voor het bepalen van de instandhouding. Hierdoor wordt het juridisch wat ingewikkeld om handhavend op te treden bij achterstallig onderhoud. .

Hoe ver gaat nu de nieuwe instandhoudingsplicht voor groen erfgoed?

Soestdijk2-300x225In de ‘oude jurisprudentie’ is het criterium, even heel kort samengevat, ontwikkeld dat een gemeente handhavend mag optreden indien het monument gevaar loopt in diens voortbestaan. Deze jurisprudentie op grond van art. 11 van de Monumentenwet is na de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht vanaf 2010 voortgezet door de hoogste bestuursrechter, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Dit is ook niet verwonderlijk, omdat met de Wabo geen wezenlijke verandering optrad in de norm van art. 11 van de Monumentenwet en de nieuwe bepalingen in de Wabo. Met de komst van de instandhoudingsplicht is die norm van artikel 11 echter wél veranderd vanwege de uitbreiding hiervan met de instandhoudingsplicht die is opgenomen in art. 10.18 van de overgangsbepalingen van de Erfgoedwet. In zoverre geldt artikel 11 van de Monumentenwet 1988 dus nu nog steeds en komt pas te vervallen indien de Omgevingswet en bijbehorende uitvoeringsregelgeving in werking treden in 2019.

Het oude criterium dat het monument in gevaar is of dreigt te komen is een enger criterium dan de onthouding van onderhoud dat voor de instandhouding van het monument noodzakelijk is. Gemeenten die handhavend willen optreden kunnen bijvoorbeeld onderhoudsbeleid gaan opstellen waaraan een monument in ieder geval zou moeten voldoen. Het laten verpieteren van een monument totdat er gevaar is ontstaan voor het voortbestaan ervan is met de instandhoudingsplicht minder goed mogelijk geworden indien kan worden vastgesteld dat het noodzakelijke onderhoud is onthouden en dat hierdoor instandhouding in het geding is of dreigt te geraken. Dat is een goede ontwikkeling, zeker ook voor groen erfgoed.

Voorgaande overwegende adviseer ik iedere KBL om zich proactief op te stellen voor wat betreft het groene erfgoed waarvan men eigenaar of beheerder is. Inventariseer de status van het groene erfgoed indien nog niet gedaan, stel vast wat ontbreekt in de huidige situatie in relatie tot de oorspronkelijke beschrijving bij de aanwijzing van het monument, stel eventueel achterstallig onderhoud vast, bekijk of de administratie en het beheer en de kwaliteitseisen aan medewerkers op orde zijn en maak een goed beheer- en onderhoudsplan voor het groene erfgoed, mocht dit ontbreken. Tot slot geldt voor groen erfgoed natuurlijk niet alleen een instandhoudingsplicht, maar is dit erfgoed vooral eerst door onze voorouders geschapen om van te genieten, hetgeen ik een ieder toewens!

Mr. drs. Jérôme van der Maes is jurist en historicus en vanuit die expertise vrijwillig actief voor sKBL. Jérôme is onder meer gespecialiseerd in groen erfgoed.

Met toestemming van stichting Kastelen Buitenplaatsen Landgoederen en de auteur overgenomen uit de Nieuwsbrief sKBL september 2016