Categoriearchief: Indonesia

Nederlandse tuinlieden met de naam William Kent, 4 generaties

Op de website van het Tuinhistorisch Genootschap Cascade (cascade1987.nl) is een rubriek opgenomen met de titel “Eerste kennismaking met…”. Omdat nu in verband met het 100-jarig bestaan van de NVTL (Ned. Ver. Tuin- en Landschapsarchitectuur) weer verschillende tuinarchitecten uit het verleden in het zonnetje worden gezet, wil ik graag op deze website een aantal beschrijvingen (van mijn hand) nog eens herplaatsen om aandacht te vragen voor deze personen uit dit vakgebied.

Inleiding
De aanleiding voor dit onderzoekje naar William Kent in Nederland, dateert al van 1975, toen ik bemoeienis had met de nieuwe aanplant van de kruidentuin van Beeckestijn. In dat verband werd mij gevraagd welke kruiden toe te passen. Ik ging om die vraag te beantwoorden op zoek naar een plantenlijst uit de tijd van de verlandschappelijking van Beeckestijn (laatste kwart 18de eeuw) en liefst ook uit de omgeving van Velsen. Ik vond in de Stadsbibliotheek van Haarlem Catalogus Plantarum quarum usus in re medica horti medici Harlemensis, uitgegeven in Haarlem in 1784, met een voorwoord van W. Kent.
Natuurlijk dacht ik direct aan de beroemde William Kent, de Engelse landschapsarchitect. Maar hij bleek al te zijn overleden in 1748. En wie dan wel deze William Kent kon zijn, geen idee.
Sindsdien is deze interessante vraag blijven liggen totdat ik in 2010 in Cascade Bulletin een artikel las van Ronald van Immerseel over de Haarlemse hortulanus Arent Bolleurs.1)  Hij beschrijft ene William Kent, uit London afkomstig en in 1777 benoemd als hortulanus van de Haarlemse hortus medicus. Ook de tuinhistoricus Willem Overmars had William Kent gespot in Nederland.
Nu eindelijk maar eens tijd uitgetrokken om deze man(nen) beter te leren kennen, dus op zoek naar meer gegevens over de persoon William Kent in Nederland.

Even het geheugen opfrissen over de Engelse William Kent.
Hij werd geboren in Bridlington, Yorkshire, eind 1685 en is overleden in London, 12 April 1748. Deze bekende Engelse landschapsarchitect en interieurontwerper werd 1 Januari 1686 gedoopt als William Cant. Hij is nooit getrouwd geweest en de William Kents, die in Nederland actief zijn geweest, zijn dus zo goed als zeker geen directe afstammeling.
De Engelse Kent is in de eerste plaats bekend door de omvorming van de barokke tuinen van Stowe House (1731), die even later ook door Capability Brown onder handen werden genomen. Stowe is onder andere voor de Duits-Nederlandse tuinarchitect J. G. Michael (in dienst van Jacob Boreel op Beeckestijn) een sprekend voorbeeld van een geslaagde landschappelijke aanleg geweest.

Haarlem 1777-1784
De eerste William Kent die we in Nederland tegen komen, heeft dus een connectie met Arent Bolleurs. Deze Arent werd op 26 juni 1784 uit vijf sollicitanten gekozen voor de vrijgekomen post van hortulanus van de Haarlemse hortus medicus in het Prinsenhof (getoonde ill. geeft een beeld van de tuin anno 1689). Er stonden toen zeker ruim 300 plantensoorten in bedden gerangschikt. Bolleurs volgt de uit London afkomstige William Kent op, die in 1777 was benoemd.
Uit het feit dat de boven vermelde catalogus dateert uit het jaar van zijn vertrek (of mogelijk pensioen?) bij de hortus, kunnen we constateren dat hij zijn werk in Haarlem degelijk heeft afgesloten met het samenstellen van deze gedrukte plantenlijst.
Door een mededeling in de Nieuwe Nederlandsche Jaerboeken van juli 1779 komen we nog iets meer over deze Kent in Haarlem te weten, want onder Besluyten der Vergader. des Oecon. Taks van 1779 staat geschreven: “… is geresolveerd den Hortulanus William Kent door het ter leen verstrekken van vijftig Dukaaten instaat te stellen tot het ontbieden van Zaaden ten dienste van het Publiecq”. Hij heeft dus een lening gevraagd om zaden te kopen en deze weer aan de burgers van Haarlem uit te delen of te verkopen. Hij deed dit waarschijnlijk vanuit zijn zaadhandel. Uit een advertentie in de Oprechte Haerlemmer Courant van 19 maart 1799 blijkt namelijk dat hij in 1779, maar misschien al veel langer een zaadhandel heeft en ook ‘aanlegger van Engelse tuinen en bloemperken’ is:
By William Kent, Aanlegger van Engelsche tuinen en Bloemperken op de Grote Krogt te Haarlem, zijn te bekoomen: Veelerlei fraaije BLOEMZAADEN, de 20 soorten voor één gulden. Waarvan de Gedrukte Lijsten bij hem te bekoomen zijn…
Een jaar later vermeldt een familie-advertentie (via CBG) dat ene Elisabeth Kent, weduwe van Gijsbert van der Horst, per 20 november 1800 de zaadwinkel van haar broer heeft overgenomen. Of William dan intussen is overleden is tot heden onbekend. Zuster Elisabeth overlijdt in 1801.
In 1802 duikt William (II) Kent op in Harderwijk (zie beneden). Het meest waarschijnlijk is dat het hier gaat om een zoon (met de zelfde naam) van de eerst genoemde William Kent en Louisa Hendrika de Vries (geb. 1779 in Haarlem).2)
In de 18de eeuw kwam het vaker voor dat jonge tuinlieden uit Duitsland en Engeland naar Nederland reisden om zich verder in het kwekersvak of als hovenier te bekwamen. Zij zochten bij voorkeur de streek rond Haarlem uit als stageplaats. Zo is bekend dat Zocher sr. in deze zelfde tijd naar Nederland is gekomen. Hij vond werk bij de kweker/tuinarchitect J. G. Michael in Velsen.

Harderwijk 1802 – 1811 (1815)
William (II) Kent wordt door H. Veendorp en L. G. M. Baas Becking in het boek Hortus Academicus Lugduno Batavus 1587-1937: the development of the gardens of Leyden University. (Haarlem, 1938) beschreven als hortulanus van de botanische tuin van Harderwijk, tot 1811, toen de universiteit van Harderwijk werd opgeheven.
Hij is in 1802 als hortulanus van de hortus in Harderwijk aangesteld. In 1804 werd zijn zoon William (III) Hendrik geboren en in 1810 zijn dochter Maria Elisabeth.
Tussen 1800 en 1808 was Caspar G. C. Reinwardt (zie ill.) hoogleraar chemie, natuurlijke historie en botanie aan de Universiteit van Harderwijk en in 1810 werd hij tot hoogleraar aan het Atheneum Illustre te Amsterdam benoemd. Reinwardt en Kent kenden elkaar dus van hun tijd in Harderwijk en het was dan ook niet verwonderlijk dat Reinwardt Kent aanstelde als hortulanus in Leiden. Later vanaf 1816 maakten zij samen wetenschappelijke verzamelreizen in Nederlandsch Indië, in opdracht van de Koninklijke Commissie voor de Koloniën.

Leiden 1811 (1815) – 1816
Na de Franse tijd begon Nederland weer belangstelling te krijgen voor de koloniën. Koning Willem I benoemde Reinwardt met dat doel voor ogen tot directeur van landbouwkundige aangelegenheden, wetenschappen en kunsten, en tot lid van de Koninklijke Commissie voor de Koloniën. In die hoedanigheid vertrok Caspar Reinwardt 29 oktober 1815 vanuit Texel naar Ned. Indie3), in gezelschap van onder anderen William Kent die na een tijdelijk contract tussen 1811 en 1815, in februari 1815 tot hortulanus in Leiden was benoemd.
In de tuin staan dan ongeveer 3200 plantensoorten. In 1805 maakte C. H. Persoon een lijst, getiteld Synopsis plantarum.
Reinwardt en Kent namen samen deel aan verschillende expedities vanaf 1816. Een jaar later adviseerde Reinwardt aan de koning een botanische tuin te stichten in Buitenzorg bij Batavia, zoals gebeurde in 1817.

Buitenzorg, Nederlandsch-Indië, 1817-1827
Na verscheidene wetenschappelijke verzamelreizen tussen 1817 en 1822 over Java en naar Timor, de Molukken en Celebes, keerde Reinwardt in 1822 terug naar Leiden waar hij in 1823 tot professor in de botanie werd benoemd.4) Uit de uitgegeven correspondentie van Reinwardt komt naar voren dat Kent financieel slecht voor zijn vrouw en kinderen in Leiden zorgde en ook lang niet altijd goed en voldoende werk afleverde. Het klimaat, vermoeidheid en ziektes speelden hem parten. Ook zou het kunnen dat botanisch verzamelen en de zorg voor nieuwe planten hem meer in het bloed zat dan belangstelling voor en verzamelen van tropische dieren. En dat laatste was ook hun opdracht.
Tot opvolger van Reinwardt in Buitenzorg was intussen in 1823 dr. C. L. Blume benoemd. Hij beschikte over twee hortulani, James Hooper en William (II) Kent. Kent aanvaardde tenslotte in juni 1825 de functie van adjunct-inspecteur van de koffiecultuur voor het regentschap Limbangan (West-Java).5) Hij overleed aldaar 11 juli 1827.
Uit het feit dat het plantengeslacht Kentia (een palm, zie ill.) en verschillende plantenspecies de naam van Kent dragen, mogen we afleiden dat zijn botanische kennis hoog werd aangeslagen.

Franeker 1834-1845; Groningen 1845-1863
William (III) Hendrik Kent werd in 1804 geboren in Harderwijk als zoon van William (II) Kent, de Kent die op dat moment in Harderwijk de functie van hortulanus vervulde, en Louisa Hendrika de Vries. Hij trouwde in Leiden 11 februari 1830 met Maria van der Vlugt. In 1833 nam hij de functie van meesterknecht van de Leidse hortus6) over van Jan Binnendijk, maar hij had meer in zijn mars.
Toen de universiteit van Franeker in 1811 werd opgeheven op decreet van Napoleon, is er direct als compensatie een rijks atheneum gesticht en dit bleef bestaan tot 1845, met bijbehorende hortus. In 1812 werden er 293 planten in bakken en potten vanuit Franeker naar Groningen overgebracht.
In Franeker was tot 1811 Arent Vlaskamp hortulanus, de broer van de overgrootvader van Gerrit Vlaskamp aan wie deze zomer (2014) een tentoonstelling in het Fries Museum was gewijd.
Na Leiden is Willem (III) Hendrik Kent heel snel in Franeker te werk gesteld want zijn zoon William (IV) Kent werd in 1834 in Franeker geboren.7) Deze laatste trouwde in 1860 in Baarderadeel met Johanna Maria Tjepkema en bleef in de hortus werkzaam tot de sluiting van het atheneum.
De laatste periode van zijn werkzame leven heeft William IV de post van hortulanus in Groningen vervuld. Hoe lang hij in deze stad de hortus heeft mogen leiden is mij onbekend, maar ik neem aan tot 1863, omdat zijn naam met dit jaartal op een gedenksteen staat, die is ingemetseld in de muur van de tegenwoordige hortus in Haren, Kerklaan 34.

De voorlopige conclusie van dit onderzoekje is dat minstens vier generaties Kent met de naam William (H.) Kent in Nederlandse botanische tuinen werkzaam zijn geweest, te weten in de horti botanici (medici) van Haarlem, Harderwijk, Leiden, Buitenzorg, Franeker en Groningen. William (II) Kent noemde zich naast hortulanus ook “Aanlegger van Engelse tuinen en bloemperken”. Wat een mooie conclusie. Het begint aardig op de Zochers, de Copijnen, de Van Lunterens, etc. te lijken. En dit is nog maar een begin. Wie pakt het op?

Carla Oldenburger 15 september 2014.

1) Ronald van Immerseel, Minder in tel en aanzien, en toch toch ook knap is eene Boleurs. De Haarlemse hortulanus Arent Bolleurs en zijn zoon Jan, Cascade Bulletin 19 (2010), nr.1. p. 33-45.
2) Cyclopaedia of Malesean Collectors (www.nationaalherbarium.nl/fmcollectors).
3) P.C. Molhuysen en P.J. Blok (red.), Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 4, Leiden 1918.
4) T. W. van Heiningen, The correspondence of Caspar Georg Carl Reinwardt, Den Haag, 2011; Andreas Weber. Hybrid Ambitions: Science, Governance, and Empire in the Career of Caspar G.C. Reinwardt (1773-1854). Leiden, 2012.
5) Colonial Collection (KIT). Leiden University Libraries. Encyclopaedie van Nederlandsch-Indië. 1 January 1896, p. 280.
6) Aktenummer 12, Collectie Archief van de ambtenaar van de burgerlijke stand Leiden, 1816 – 1928, Deel: 4821, Periode: 1830, Boek Huwelijken 1830. http://genbook.dordtenazoeker.nl/Overige%20Genealogie%C3%ABn/binnendijk_leiden.htm.
7) William Kent IV (geb. Franeker 27 juni 1834 – overl. ?). Getrouwd 12 juli 1860 in Baarderadeel met Johanna Maria Tjepkema (Dronrijp, 1838 – overleden (?).

Leo van der Meer leverde 22 sep 2014 meer gegevens aan:

26 augustus 1785
Verkoping in Haarlem. Willem Kent. (Opbrengst ƒ 358 – 5 – 4 NAH oud archief kast 31-254)

21 juni 1787 Oprechte Nederlandsche courant (Delpher)
HAARLEM, den 16 Juny. Gepasseerde week by U Ed. in de Stad zynde, spraken wy onder anderen over de onbezonnenheid van het tekenen van Oranje-Requesten, en konden niet begrypen de mooglykheid, dat iemand bezield met een eerlyk hart, zich in de bresse konde stellen voor zulk eenen Willem den Vyfden, de bron van alle onheilen, daar ons Vaderland onder zucht; maar helaas! thans zien wy hier in onze Kwartieren onder Heemstede, eene Vrouwe, die zich daar toe door drift laat vervoeren; ik zeg drift, dewyl my verzekerd word, dat ze gantsch niet van natuurlyk verstand en oordeel onteloor is. Deze Vrouw is, Mevrouwe (“van haar zelf eene Juffrouw van der Hoeven, zuster van de Ex-Burgemeester en Raad van der Hoeven, te Rotterdam, hun Voorouderen worden in de GRONDWETTIGE HERSTELLING wegens geheime Deuren te Rotterdam, duidelyk genoeg aanstipt”) de Weduwe van den eerlyken, braven Menschen Vriend, den Heer JAN HOPE, in leven Raad en Schepen enz. enz. van de Stad Amsterdam, een man wanneer hy noch in leven was, onder het getal van de wezentlvke Vaderlanders, een plaats zou bekleed hebben; want hy konde geen onderdrukking noch ongerechtigheid dulden; dit was zyn Natuur! Deze Mevrouw heeft dan een Oranje – Request opgesteld, of laten opstellen; daar ze haar Tuinman William Kent, een Engelschman, (hier overal te Hillegom en te Haarlem bekend, en zelfs haar benadeeld) mede heeft rond gezonden, om te doen tekenen. Haar onnozele Werklieden, die naauwlyks weten wat een Request is, heeft ze zulks opgedrongen, en de genen die weigerden te tekenen, gecasseerd. Hier by heeft ze het niet laten berusten, te Heemstede is dit fraai stuk ook gepresenteerd, en de genen die zulk weigerden, alle met haar ongenade gedreigd. Wat dunkt U Ed. van zulk eene Vrouwe? steld ze haar drie Zoonen (Jongelingen van groote verwagting, Edel van inborst, om nuttig te zyn aan de zamenleving) niet bloot aan verachting van elk, die deze jonge Heeren niet byzonder kennen? My is zelfs voorgekomen, om dit Plan mede toe te schryven aan den waardigen Vaderlander, in zyn hart, en een der nuttigsten Menschen Vrienden die niets doet als goed, den Heer HENRY HOPE. Te meer noch, dewyl hy tot zyn geassociëerde gehad heeft, (doch ‘er zich direct van ontslagen) den ontrouwen en s1egten Hartsinck, welke, zo men zegt, het gantsche Capitaal van het Comptoir van HOPE en COMP., aan de Oranje-Calanten ter dispositie zou aangeboden hebben.

3 september 1789
Verkoping in Haarlem. Willem Kent, Jacob Hoofd, Juffr. Bosch en C. Buys. (Opbrengst ƒ 251 – 2 – 4 NAH oud archief kast 31-258)

19 maart 1799 Haerlemse Courant
By WILLIAM KENT, Aanlegger van Engelsche Tuinen en Bloemperken, op de Groote Krogt te Haarlem, zyn te bekomen; Veelerlei fraaije BLOEMZAADEN, de 20 zoorten voor één Gulden. Waarvan de gedrukte Lysten by hem te bekomen zyn.

24 april 1800 Haerlemse Courant
By WILLIAM KENT, Aanlegger van Engelsche Tuinen en Bloemperken, op de Krogt te Haarlem, zyn te bekomen veelerlei fraaije BLOEMZAADEN, de 20 zoorten voor een Gulden. Waarvan de gedrukte Lyst by hem te bekomen zyn.

22 november 1800 Haarlemse courant (Delpher)
De ondergetekende maakt mits deezen bekend, dat zy de Zaad-Winkel van haar Broeder William Kent heeft overgenomen, verzoekt ieders gunst en recommandatie. Haarlem den 20 November 1800. Elisabeth Kent, Wed. Gysbert van der Horst.

3 februari 1801 Haarlemse courant (Delpher)
Die iets te pretendeeren heeft van, of verschuldigt zyn, aan den Boedel van wylen ELISABETH KENT, Weduwe van wylen Gysbert van der Horst, onlangs binnen Haarlem in de Battejoristraat overleden; gelieven daarvan opgave of betalinge te doen aan Pieter de Vos, op-de Krayenhorstergragt te Haarlem voornoemt, uiterlyk met den laatsten Februari 1801.

Bommen op Hiroshima en Nagasaki en de capitulatie van Japan

(252) Op 6 augustus 1945 viel de bom op de Japanse havenplaats Hiroshima; op 9 augustus de tweede bom op Nagasaki. Deze bommen met desastreuze gevolgen voor de inwoners van Japan, luidden het einde van de Tweede Wereldoorlog in ZO-Azië in. Voor mijn man en Juliets vader en voor schoonouders/grootouders was dat een keerpunt in hun leven. Begin jaren zeventig hing onderstaande foto (‘kunstwerk’ en tegelijkertijd ‘waarschuwing’) als behang in onze huiskamer in Heukelum.

Bom op Hiroshima 6 augustus 1945

Mijn schoonvader Frederik Oldenburger (1899-1975) werkte vóór de Tweede Wereldoorlog als ‘productie-voorman’ op een olieterrein van de B.P.M. (Bataafse Petroleum Maatschappij) aan de oostkust van Borneo (boorterrein Louise, woonadres Hofje 8, Sanga Sanga Dalam, ten zuiden van Samarinda) en enige tijd op het eilandje Tarakan (1e Julianastraat 65). Vanaf 1942 diende hij voor het KNIL (sergeant voor Speciale Diensten der Militaire Luchtvaart, Algemeen Stamboeknummer 157999) op het vliegveld Andir bij Bandung. Begin 1943 kwam hij als krijgsgevange in Birma terecht om daar onder de knoet van de Japanners aan de beruchte spoorweg te werken.

Deze afbeelding heeft een leeg alt-attribuut; de bestandsnaam is 85A2D9F4-ED56-4D79-96A7-F64FBD7E877C_1_201_a-721x1024.jpeg
Frederik Oldenburger (1899-1975), voordat de kamptijd begon. Detail van onderstaande familiefoto, ca.1941
Het gezin van Frederik en Ronesca Oldenburger-Groustra, ca. 1941. V.l.n.r. Feddo Oldenburger (*1937), Frederik Oldenburger (*1899), Ledy Oldenburger (*1939), Ronesca E. Oldenburger-Groustra (*1901)

Frederik’s Japanse registratiekaart bevat een Romeinse IV (rechtsboven), hetgeen betekent dat hij in 1942 eerst als krijgsgevangene naar Singapore (Changi-kamp) werd gebracht en vervolgens per trein naar Ban Pong (Noordpunt Thailand, het eerste station aan de spoorbaan).

Registratiekaart Frederik Oldenburger, Algemeen Stamboeknummer KNIL 157999. In 1991 hebben we het huis op Baladewaweg 20 in Bandung, hier linksonder genoemd, bezocht (vlakbij Vliegveld Andir)

De eerste groepen Nederlanders kwamen in Birma aan in januari 1943 en gingen naar Tarsao en Kinsayok om daar de Birma-Siam spoorweg verder aan te leggen (het eerste stuk werd aangelegd door Engelsen, die in juni-december 1942 naar Thailand gingen). Hoe later men aankwam hoe verder noordwaarts men aan het werk moest. Waar hij precies terecht is gekomen in Birma is ons onbekend. Wel weten we dat hij zich op 17 april 1945 in ieder geval weer in Thailand bevond, in het Kamp Nakon Pathom. Deze datum staat namelijk genoteerd onder een portrettekening die hij daar heeft laten maken door H. Franz.

Frederik Oldenburger (1899-1975) in Kamp Nakon Pathom, getekend door H. Franz, 17 april 1945. Hij ziet er gezond en opgewekt uit, terwijl de oorlog toch nog niet is afgelopen. Dat was 4 maanden later.

De plaats Nakon Pathom ligt ongeveer 40 km ten westen van Bangkok. Het kamp Nakon Pathom was sinds februari 1944 een hospitaal-kamp, het grootste in de omgeving van de gehele Birma­spoorweg. Het bestond uiteindelijk uit 50 barakken voor elk 200 man. Gedurende een zekere periode was dit kamp een modelkamp ten behoeve van een inspectie van het Internatio­nale Rode Kruis. In die periode was er gelukkig geen sprake van geschreeuw, of slaag van de bewakers, of buigen voor de Japan­ners en de bewakers. Vader Frederik was kennelijk op zeker moment zo verzwakt dat hij in dit hospitaalkamp terecht is gekomen. Ook heeft hij ons verteld dat de cabaretier Wim Kan, bekend van zijn Burma dagboek 1942-1945, in datzelfde kamp gevangen zat en voor de kampbewoners heeft opgetreden. Het kampdagboek, gepubliceerd in 1986, staat in onze bibliotheek.

Een kampvriend uit die tijd heeft ons in 1991 de plaats van het nu verdwenen Kamp Nakon Pathom aangewezen, vlakbij Tempel Phra Pathom Chedi in de stad Nakon Pathom. Deze tempel is de hoogste van Thailand en de hoogste Boeddhistische tempel in de wereld. Een schitterend bouwwerk, glanzend in de zon. We hebben jaren geleden al een foto van deze tempel in een familie-fotoboek teruggevonden en hebben de plaats van het kamp met Feddo’s Thaise nicht en haar man, een van de bouwers van het kamp, in 1991 bezocht.

Nakon Pathom. Thailand. Phra Pathom Chedi

Deze dagen denken we terug aan de verschrikkingen die onze familie in de mannenkampen in Singapore, Birma en Thailand en in de vrouwenkampen op Java (drie verschillende vrouwenkampen: Kamp Tjihapit / Bandung; Kamp Makassar / Batavia en Kamp St. Vincentius / Batavia) heeft moeten doorstaan. Zoals in zoveel families, er werd nauwelijks over gesproken. Gelukkig hebben zij het wel overleefd. Bijna alle eigendommen gingen verloren. Als aandenken aan de verschrikkingen die Frederik heeft moeten doorstaan, resten nog twee KNIL-ordetekenen uit die tijd, die mijn schoonvader na de oorlog heeft ontvangen. Het Herinneringskruis (rechts) werd uitgereikt (opgezonden naar Borneo?) op 24 december 1949, 3 dagen voordat de soevereiniteitsoverdracht van Indonesië in Den Haag werd uitgeroepen.

Hier zijn afgebeeld het Ereteken voor Orde en Vrede (links, met draaggesp), uitgereikt 12 febr. 1949; het Oorlogsherinneringskruis (rechts, met draaggesp), uitgereikt 24 december 1949. Het bijbehorend insigne van het laatste kruis is zoek geraakt terwijl we nog wel beschikken over het certificaat van het insigne). We weten dus zeker dat deze eretekens van Frederik Oldenburger zijn, omdat ook de certificaten bewaard zijn gebleven.

In 1947, na een langdurig verblijf in Nederland, is het gezin Oldenburger weer naar Borneo teruggekeerd. Feddo verliet in de zomer van 1950 zijn geliefde geboorteland, om naar de middelbare school in Nederland te gaan. Vader en moeder en Ledy volgden een jaar later.

TEGELTABLEAU: TUIN IN NEDERLANDS INDIË

Tuin in Ned.Indië met Waringinboom. Coll. Princessehof Leeuwarden. Foto R. Dessing

Op Facebook kwam ik deze prachtige tuin tegen, die is afgebeeld op een tegeltableau, aanwezig in Museum Het Princessehof te Leeuwarden.

Drs. Karin Gaillard, conservator Keramiek Europa in dat museum, berichtte me het volgende: ‘Het tegeltableau behoort inderdaad tot onze collectie en hangt in de vaste opstelling. Het is gemaakt door Plateelbakkerij De Distel in Amsterdam omstreeks 1910, de naam van de fabriek is rechtsonder op het tableau te zien. De voostelling is een Indische tuin, maar de precieze locatie is niet bekend en ook weten we niet wie de tekening heeft gemaakt. Zou de voorstelling in sepiakleuren getekend zijn naar een foto? In 1977 is het tableau door de Ottema-Kingma Stichting gekocht bij de firma Focke & Meltzer in de Amsterdamse Kalverstraat en in bruikleen gegeven aan het Princessehof.’ Helaas is er niet meer over de afbeelding en over de kunstenaar bekend.

In de tuin zijn enige ronde perken met palmen en bloemen te onderscheiden. In het midden van de tuin, op het tableau helemaal rechts staat een grote Waringin boom (een treurvijg of Ficus Benjamin), een typische parkboom in Indonesia.

Verder zoekend op tegeltableau en Princessehof kwam er nog een tuin boven water. De afbeelding ziet er uit als fantasie-tuin ergens in Europa. . 9 (breed) x 6 (hoog) tegels bevattende.

Met dank aan René Dessing

Hollandse tuin. Coll. Princessehof Leeuwarden. Foto R. Dessing

Oldenburgia-Familiegeschiedenis / 100 jaar geleden-2. Terugblik

In de berichten van 1 en 7 oktober jl., wordt heel kort Andreas Sibren Groustra aan de lezer voorgesteld.  Eigenlijk waren zijn  gegevens in het bericht van 7 oktober het enige wat we over dit familielid wisten. Maar zoals wel vaker gebeurt, hoe meer je weet over iemand of over een bepaalde gebeurtenis, hoe meer je de persoon of de situatie gaat begrijpen, en zo kwam het dat we na de publicatie van het bericht toch nog een familiefoto opdiepten waar Andreas opstond met zijn ouders en broers en zusters (zie eerste en laatste foto) en vonden we een prachtige serie briefkaarten in het familie-archief, die zeker van Andreas Groustra afkomstig zijn.

V.l.n.r. vader Harmannus Groustra, Andreas S. Groustra, zuster Ronesca E. Groustra (schoonmoeder/grootmoeder van Carla/Juliet)

De briefkaarten  (kartoe pos) zijn uitgegeven door NV-vh. H. van Ingen te Soerabaja (ca. 1900-1920, gedeeltelijk naar foto’s van het bekende Foto-Atelier Kurkdjian en waarschijnlijk door Andreas als souvenir aangeschaft, tijdens of na zijn opleiding aan de Zeevaartschool in Soerabaja .

Hier volgen nu de briefkaarten; de locaties zijn duidelijk op die kaarten aangegeven; de foto’s dateren alle van het begin der twintigste eeuw en -in ieder geval enkele, maar misschien alle- zijn gemaakt door Atelier Kurkdjian in Soerabaja.

Willemskade Soerabaja  met gebouw van ‘De Algemeene’, ontworpen door H.P.Berlage, ca. 1900 (midden-rechts met dakkapel en boven op het dak reclame van de verzekeringsmaatschappij)

Goenoeng Sarie is de naam van een buitenplaats in Batavia en zal hier in Soerabaja waarschijnlijk de naam van een buurtschap zijn

Ossenkarren bij de Groote Boom (Douanekantoor), Soerabaja. Foto: Atelier Kurkdjian, ca. 1900

Kramat Gantoeng is de naam van deze straat. Foto: Atelier Kurkdjian, ca. 1900

De straat die we hier zien heet Kembang Djepoon, dat Japans is voor  Japanse bloesem. Kaart ca. 1900

De Werfstraat (nu Jl. Kasuaris) was genoemd naar de werven aan de oostzijde van de straat, langs de rivier Kali Mas (zie hieronder); nu is de straat genoemd naar de  vogelsoort casuarius.  Na de onafhankelijkheid werd de naam van de Werfstraat eerst veranderd in Djalan (Jalan) Pendjaqra oftewel Gevangenisstraat, naar de voormalige ’s Lands Gevangenis aan de westzijde van de straat — de Jalan Kasuari omvat ook de voormalige Bankstraat)

Willemskade en Kampong Baroe langs de Kali Mas (Grote rivier) te Soerabaja, ca.1900

Sluizen van Goebeng, Soerabaja. Ca. 1900

In de vorige Berichten van 1 en 7 oktober werden al enige belangrijke data van het gezin waar Andreas toebehoorde genoemd.  In verband met de familiefoto, nu ook toegevoegd, voorzover bekend, de geboorte- en overlijdensjaren van de leden van het gezin Groustra.

Vader Harmannus Groustra (1861-1944) huwde met moeder Alida van der Schaaf [1861-1952). Hun kinderen waren:

1. Gezina A.E.R. Groustra (1888-1980 ); 2. Gellaart Jan Groustra (1889-? ); 3. Alida Catharina (1891-1952); 4. Andreas Sibren (1893-1919); 5. Albert Nicolaas (1896- ca. 1966 ); 6. Ronesca Elisabeth (1901-1969).

In de tuin in Slochteren, staand  v.l.n.r: Albert, Gezina, vader Harmannus, Andreas, Ronesca, Gellaart. Zittend links moeder Alida, zittend rechts Alida

We laten de familie Groustra weer even rusten. U kunt indien gewenst meer lezen over vader Harmannus Groustra op Biografisch Portaal, op de website van de Geschiedenis van het Humanitarisme in Nederland, en in het (bovenstaande boek van Christianne Smit, De volksverheffers: sociaal hervormers in Nederland en de wereld. 1870-1914. Hilversum, 2015.