Artikelen uit de jaren tachtig van de twintigste eeuw, over de Bond van Nederlandse Tuinarchitectuur en de eerste Nederlandse tuinarchitecten, geschreven door Carla S. Oldenburger-Ebbers, destijds conservator van de Bibliotheek van de Landbouwuniversiteit (nu WUR), en gepubliceerd in het tijdschrift GROEN, zijn in verband met het 100-jarig bestaan van de BNT nu opgenomen in de digitale catalogus van de WUR. Klik op de titelwoorden( in het groen) en u wordt doorgeleid naar het artikel op Internet.
(275) In Valkenburg aan de Wehryweg, even ten zuiden van het NS-station (oudste rijksmonument 1853) ligt Park Dersaborg. De naam doet vermoeden dat het park in Groningen ligt, maar niets is minder waar.
Valkenburg. Villa Dersaborg, de oude villa van Johann Georg Wehry. Gebouwd 1881. Vlakbij het huis een parkvijver met zwanen. Prentbriefkaart
Villa Dersaborg is gebouwd in 1881 in opdracht van de zakenman Johann Georg Wehry (ook wel bekend onder de naam Jean George Wehry), die van 1891-1894 burgemeester van Valkenburg was. Het huis is gelegen in de hoek tussen de Wehryweg en Geneindestraat. Johann Georg Marie Wehry (*Dinklage / Nedersaksen, 8 maart 1817) was de zoon van Johann Bernard Wehry en Maria Elisabeth Bernardina Fetter. Hij trouwde 29 april 1847 met Johanna Maria Hermina Maseland (* Utrecht, 2 augustis 1826, overleden 26 juni 1881) en overleed in 1898 op 80-jarige leeftijd.
Gemeentehuis en Park Dersaborg. Luchtfoto Google Earth 2020. Noorden boven. De weg die links langs het park loopt is de Wehryweg
Park Dersaborg is vanaf 1881 aangelegd in late landschapsstijl, voor het nieuwe geeemntehuis op dezelfde locatie als de oude villa, met drie grote perken tussen het huis en de Geneindestraat. In 1938 werd ongeveer ter plaatse van het eerste perk achter het huis een grote vijver aangelegd en we zien een grote rondwandeling . In de jaren vijftig van de twintigste eeuw was de bedoeling dat de Dersaborg na verkoop als gemeentehuis zou gaan functioneren. Het huis werd om deze reden na het overlijden van de schoondochter van Johann Georg (de laatste bewoonster) in 1955 aan de gemeente verkocht, maar na lang wikken en wegen is het pas in 1964 afgebroken om plaats te maken voor een nieuw gemeentehuis. Dit is voor het eerst te zien op de topofrafische kaart van 1968. De vijver werd bij de afbraak gedempt (op de top. kaart is dit echter pas te zien in 1978???) en het park werd gereorganiseerd. De oorspronkelijke beplanting van omstreeks 1881 bestond onder andere uit een aantal exotische bomen in de randen van het park. Het gaat hier om twee mammoetbomen (Seqoiadendron giganteum), twee Zilverlindes (Tilia tomentosa) en één Ceder (Atlasceder of Libanon Ceder?).
Park Dersaborg. Foto Wikipedia.Zicht vanuit het park op het gemeentehuis. Foto Barry Kerckhoffs, 2022Ingang tot het Park Dersaborg, met het originele toegangshek met hekpijlers. Foto Barry Kerckhoffs, 2022
Een quickscan op Internet brengt ons de volgende geschiedenis: In 1881 liet de zakenman Johann Georg of Jean George Wehry (firmant van Wehry & Willie, later hoofdfirmant van Geo Wehry & Co., een handelshuis voornamelijk in tabak en later textiel, opgericht in 1867 in Batavia), in Valkenburg de Villa Dersaborg optrekken. In voorgaande jaren verbleef hij tijdens vakanties met zijn gezin in het toenmalig bekende hotel Croix de Bourgogne, maar helaas kwam zijn echtgenote plotseling te overlijden, waarna Jean George besloot in Valkenburg een eigen huis te laten bouwen, zodat hij het graf van zijn vrouw regelmatig kon bezoeken. Villa Dersaborg was dus het gevolg van een trieste gebeurtenis, maar Valkenburg kreeg daardoor een prachtige buitenplaats cadeau, voorzien van een rijk interieur (o.a. één van de eerste Steinway-vleugels) en omgeven door een park met vijver in de zichtas.
Villa en Park Desaborg in het midden van de kaart, rechts onder het woord Station. Situatie 1924. Hier het oude huis Dersaborg te zien (midden op de kaart) met daaronder drie grasperken met bomen. In het park langs de Wehryweg een groenstrookVilla en Park Desaborg in het midden van de kaart, rechts onder het woord Station. Situatie 1938. Op deze kaart het oude huis Dersaborg te zien en daaronder een vijver en daaronder de parkweide, omzoomd door bomen. Langs de Wehryweg aan de parkzijde een toegangslaan
Wehry, die intussen tot Nederlander was genationaliseerd, was zeer geliefd in Valkenburg en werd in 1891 zelfs burgemeester, maar overleed al snel in 1894. Zijn zoon Ivan George, gehuwd met de Akense Leonie Cassalette, is na het overlijden van zijn vader het landgoed gaan bewonen. Hij overleed in 1936, zijn echtgenote in 1955, het jaar van overdracht van het huis aan de gemeente. Op de kaart van 1938 is te zien dat er veranderingen in het park zijn aangebracht. Achter het huis is een vijver gekomen en er is een rondwandeling aangebracht. Het nieuwe gemeentehuis, werd in 1966 gebouwd naar ontwerp van architect Theo Boosten.
Grafkelder Familie Wehry. begraafplaats Cauberg, Valkenburg
De Familie Wehry is nog steeds een bekende familienaam in Valkenburg. Hun grafkelder (Caveau de la Famille Wehry) op de begraafplaats Cauberg is een rijksmonument. Het is uitgehouwen uit mergelsteen op een helling van de Cauberg en dateert uit 1885. Vader en moeder en zeven kinderen liggen hier begraven in grafnissen.
Het is wellicht interessant de tuinarchitect van dit park te achterhalen. We zouden kunnen denken aan (tuin)architect Lambert Freiherr von Fisenne, professor aan de Hochschule te Aken. Hij heeft zich ook bemoeid met het Proosdijpark in Meerssen (ca. 1890), waarin ook een vijver en een aantal exotische bomen zijn opgenomen. Het klooster en de kloosterkerk van de Franciscanessen In Valkenburg zijn ook van zijn hand. We gaan dit verder onderzoeken.
Muiderberg. Rechter bovenhoek het Echobos met padenpatroon. Rond middelste bos de uitbreiding Joodse begraafplaats met hoofdlaan en 2 zijlanen. Links midden het oude deel Joodse begraafplaats met duidelijke hoofdlaan. Google Maps
(269) De Hoogduitse Joodse begraafplaats te Muiderberg is de oudste begraafplaats van de Hoogduitse-Joden in Amsterdam. De Hoogduitse gemeente in Amsterdam werd in 1636 gesticht. Zij kochten in 1642 een terrein van ruim 17 ha. in Muiderberg, om hier hun begraafplaats aan te leggen. In 1660 kochten de Poolse joden, die in 1656 een eigen gemeente in Amsterdam hadden gesticht, een naastgelegen stuk grond. Bij de samenvoeging van de beide gemeenten werden ook de beide begraafplaatsen samengevoegd. Na uitbreidingen in 1738, 1780 en 1840 heeft het terrein thans een omvang van 21 hectare. Het noordelijk deel is aangelegd op de voormalige buitenplaats Hofrust met de overplaats Koggerbosch. Er liggen meer dan 6000 vrijwel aaneengesloten zerken.
Op de luchtfoto is te zien dat de begraafplaatsen nogal kaal zijn. Op het oudste deel (links van het midden) zien we een kale hoofdlaan en een met bomen beplante toegangslaan; op de ten noorden van dit oudste deel gelegen uitbreiding zijn solitaire bomen verspreid over de begraafplaats te zien naast ook weer een hoofdlaan en zijlanen daar loodrecht op. Eigenlijk zijn bomen niet toegestaan op een Joodse begraafplaats omdat ze onrein zouden zijn. De kohaniem (priesters) lopen over het hoofdpad en de zijpaden naar het metaheerhuisje (lijkenhuisje) en de graven. Deze laan en paden zijn meestal onbeplant zodat de kohaniem rein een graf kunnen bereiken.
Maar in Nederland is nogal eens afgeweken van die symbolische gedachtengang en ziet men toch her en der bomen aangeplant, misschien omdat op Nederlandse begraafplaatsen juist veel bomen, liefst coniferen te vinden zijn, die het eeuwige leven symboliseren.
Joodse begraafplaats (met metaheerhuisje), Nieuweweg 2, Dordrecht; bij de ingang rijkelijk met bomen beplant.
Hoe nu met deze Joodse rituelen en Nederlandse symbolen om te gaan? Hoe een Joodse begraafplaats te restaureren, waarop bomen niet thuis horen, maar waar ze toch een belangrijke plaats innemen. Dat is een belangrijke vraag bij het restaureren van het groen op deze begraafplaatsen.
(268) Als je in Joodse begraafplaatsen geïnteresseerd bent, o.a. in verband met de subsidie die als een soort laatste goede daad door Minister van Engelshoven in het vooruitzicht is gesteld en je wilt weten waar die begraafplaatsen dan zijn omdat je er eens wilt gaan kijken en mogelijk aan het herstel op een of andere manier kunt bijdragen, dan is de algemene website van Joodse begraafplaatsen in Nederland een goed vertrekpunt.
Putte, gemeente Woensdrecht. 2 Joodse begraafplaatsen ten noorden van de Noordweg; de derde Joodse begraafplaats in de punt tussen de Putseweg en de Krommere. NB. Rechthoekige grafvelden. Google Maps
We willen de meest opvallende er eerst maar eens uitlichten. Een vluchtige blik over alle lijsten leert direct dat één plaats direct opvalt qua aantallen graven, en dat zijn de drie begraafplaatsen in Putte (gemeente Woensdrecht).
Het gaat hier allereerst om de begraafplaats van de Frechie stichting aan de Noordweg; de tweede is de Machsike Hadass ook aan de Noordweg en de derde is de Shomre Hadass aan de Putseweg, alle drie met een geschat aantal graven van meer dan 10.000, dus samen ca. 30.000 graven. Ter vergelijking, de beroemde begraafplaats in Ouderkerk, de oudste Joodse begraafplaats Beth Haim, telt ca. 28.000 graven. Vele van de graven op alle drie de begraafplaatsen zijn weggezakt in de grond en niet meer zichtbaar.
Wat is hier in Putte aan de hand? De plaats Putte is een onderdeel van de gemeente Woensdrecht vlakbij de Belgische grens. Omdat de Belgische wet de ruiming van graven niet uitsluit en de graven op een Israelitische begraafplaats nu juist altijd moeten kunnen blijven liggen, hebben veel Joodse Antwerpenaren even over de grens hun laatste rustplaats gekozen.
De oudste werd in 1910 aangelegd door de Israelitische Begrafenis Vereniging Antwerpen. De allee die het hele terrein van noord naar zuid doorsnijdt, het middenpad waarop de kohaniem (priester) dient te lopen, is beplant met linden. Het ontvangsthuis is ontworpen door G. Fierens. De plaats werd in 1931 uitgebreid, met onder meer een toegangspoort aan de Noordweg. Een van de oudste graven is het graf van de familie Horowitz uit ca. 1910. Dit graf ligt in het verlengde van de linden-allee.
Naast deze begraafplaats werd in 1913 een tweede begraafplaats gesticht voor orthodoxe joden, genaamd ‘Chevra Kadishé Machsike Hadass’. Hier werd volgens de Russisch-Poolse traditie begraven.
De derde begraafplaats is bestemd voor arme joden, ‘Shomre Hadass’, werd in 1920 aangelegd aan de Putseweg. Ook hier is duidelijk een beplante hoofdlaan te zien.
Ook op Joodse begraafplaatsen van Bergen op Zoom en Eijsden zijn veel Belgische Joden begraven.
De meeste Joodse begraafplaatsen hebben een rechtlijnige indeling, in vierkante en rechthoekige velden en met een duidelijke beplante hoofdlaan. In Ouderkerk is echter een combinatie van een rechtlijnig veld met een landschappelijke aanleg te zien.
In Nederland zijn ongeveer 230 Joodse begraafplaatsen te vinden waarvan er 29 een beschermende monumentenstatus hebben.
(267) Naar aanleiding van het vinden van de diner-menu-kaart van het vijftigjarig bruiloftsfeest van onze (bet)overgrootouders kwamen de volgende feiten boven water.
Onze (bet)overgrootvader Jan Ebbers (1842 -1923), 20 september 1865 getrouwd met Maria Wilkes (1841-1929)was in zijn tijd een bekende persoonlijkheid in Heemstede. In 1912 vierde hij volgens een bericht in het Haarlemsch Dagblad dat hij vijftig jaar apotheker was in Heemstede en korte krantenberichten en de bewuste menukaart (1890, 1905 en 1915) onthullen dat hij vijfentwintig, veertig en vijftig jaar gehuwd was met Maria Wilkes. Zie onderstaand artikeltje en advertenties en foto’s van de menukaart.
Bericht 50 jarig dienstverband als apotheker. Haarlemsch Dagblad 3 april 1912
Bericht over de ophanden zijnde 25 jarige bruiloft. Oprechte Haarlemsche Courant 6 sept. 1890
Dankbetuiging 40-jarig huwelijk. Haarlem’s Dagblad 25 september 1905
Volgens gegevens gevonden in het Noord-Hollands Archief was Jan op zijn huwelijksdag 23 jaar oud, geboren in Ede en apothecarsleerling (sic). Sinds 1862 was hij in opleiding op de apothekersschool in Haarlem. Maria was 24 jaar en geboren in Haarlem. De ouders van de bruidegom resp. bruid waren Frans Willem Ebbers (kleermaker) getrouwd met Aaltje Roelofs en Johannes Wilkes (koopman, geboren 1799 te Breukelen) getrouwd met Anna Catharina Kools.
Jan Ebbers en Maria Wilkes 50 jaar getrouwd (1865-1915). Menukaart. Part. Collectie
Achterzijde Menukaart 50 jarige bruiloft Jan Ebbers en Maria Wilkes 1915
Helaas staat de locatie van het bruiloftsdiner op bovenstaande menukaart niet vermeld, maar naar wij mogen aannemen is dat in Heemstede geweest. De meest voor de hand liggende adressen zijn Hotel Restaurant ‘Het wapen van Amsterdam’ (tegenwoordig adres Fonteinlaan 11 Haarlem) of ‘Het Wapen van Heemstede’ (adres Wilhelminaplein Heemstede, sinds 2013 in eigendom van de Mij. Stadsherstel Amsterdam en verbouwd tot 9 woningen).
Hotel Café Restaurant ‘Het Wapen van Amsterdam’, ca. 1900. Fonteinlaan nabij de Meester Lottelaan
Restaurant ‘Het Wapen van Heemstede’ (rechts met serre), ca. 1900. Sinds 2013 eigenaar Mij. Stadsherstel Amsterdam
Jan en Maria hebben deels op de Binnenweg (nr.11) in het dokters-en apothekershuis en deels in het winkelpand Raadhuisstraat (nr.92) gewoond. Het pand in de Raadhuisstraat (bij de IJzeren brug) stond bekend als het oudst bekende adres voor levensmiddelen, op naam van Jan Ebbers, maar de winkel werd gedreven door drie van zijn dochters, Wilhelmina, Maria en Jeanette, samen met hun jongste broer Gustaaf Adolf. Het was meer dan een kruidenierswinkel, zoals ook duidelijk omschreven in de hieronder geplaatste advertentie uit 1934 , waarin ook de verkoop van Delicatessen, Boter, Kaas en Comestibles (tegenwoordig zouden we zeggen een Deli-winkel of traiteur) werd aangeprezen.
Advertentie uit Ons Blad’, 1934. Raadhuisstraat 92, Heemstede.
Tenslotte nu een overzicht van het gezin van apotheker Jan Ebbers, omdat de kinderen ook worden vermeld als ‘Hunne dankbare kinderen’. Onze (over)grootvader Jan Ebbers, de eerste zoon en het vierde kind van de apotheker, heeft in 1899 Heemstede verlaten en is vertrokken naar Amsterdam om daar een zelfde winkel te beginnen met Kruidenierswaren, Comestibles en Delicatessen. Deze was gevestigd in de splinternieuwe Kinkerbuurt, in de Da Costastraat (35) / hoek Potgieterstraat.
Gezin van Jan Ebbers en Maria Wilkes:
Jan Ebbers (apotheker), *31-05-1842 te Ede
X Maria Wilkes, *21-09-1841 te Haarlem
Kinderen (cursief de kinderen die de winkel in de Raadhuisstraat beheerden):
Wilhelmina Alida Ebbers (1861-1953), *16-11-1867 te Heemstede, tante Mina.
Anna Wilhelmina Ebbers (1866-Utrecht 1924), *05-01-1866 te Heemstede X (1910) Hendrikus ten Raa (Kampen 1860 – Driebergen-Rijsenburg 1946).
Maria Jeanette Ebbers (1873-1952), *11-01-1873 te Heemstede, tante Marie.
Jan Ebbers (1874-1954), *14-03-1874 te Heemstede X Carolina Sophia Vogelesang (1872-1954), (over)grootouders van Juliet Oldenburger en Carla Oldenburger-Ebbers.
Johan Wilhelm Ebbers (1876-1946), *18-05-1876 te Heemstede, oom Willem X Hilligje de Boer (Avereest 1867- Heemstede 1957), tante Hilda.
Jeanette Everdina Ebbers (1879-1962), *07-07-1879 te Heemstede, tante Net.
Gustaaf Adolf Ebbers (1881-1943), *12-04-1881 te Heemstede, oom Dolf X Johanna Granneman (1884-1949).
Everdina Ebbers (1883-1938), *04-01-1883 te Heemstede, tante Eef X Gerlof Hendrik Hospes (1887-1927).
Binnenstad & Buitenleven: monumenten in een passende en verantwoorde groene omgeving
Kaart van het huis Goudestein van de heer Joan Huydecoper, vervaardigd door B.F. van Berckenrode in 1629. Eerste buitenplaats langs de Vecht. Coll. Archief Historische Kring Maarssen
(266) Ons bureau Binnenstad & Buitenleven publiceert haar verhalen, nieuwtjes, vragen en antwoorden, plannen en ontwerpen meestal tot nu toe in de vorm van ‘Berichten’ op haar eigen website ‘oldenburgers.nl’
We willen echter vanaf het nieuwe jaar meer via LinkedIn gaan publiceren en/of gaan linken tussen LinkedIn en onze website, omdat we dan meer geïnteresseerden in onze ideeën en werkzaamheden hopen te betrekken. Omdat we als bureau gevestigd zijn in Amsterdam en als woonplaatsen Amsterdam en Rhenen goed kennen, kunt u alle vragen wat groene monumenten in deze plaatsen betreft altijd op ons los vuren, maar ons werk strekt zich feitelijk uit over heel Nederland en is speciaal gericht op het geven van adviezen (na onderzoek) over en het maken van ontwerpen van iedere groenaanleg zoals tuinen, parken, buitenplaatsen, (voormalige) kloostertuinen, begraafplaatsen etc. en kan elke groene omgeving betreffen rond historische woonhuizen, kerken, kastelen, herbergen, veerhuizen, boerderijen etc.
Carla en Juliet Oldenburger / oldenburgers.nl / Binnenstad & Buitenleven
(262) In het website-Bericht ‘Turfschip van Opa’ wordt het leven van Feddo Oldenburger als binnenschipper (Winschoten *08-01-1869; Winschoten †03-07-1949) en van zijn voorvaderen die hetzelfde vak uitoefenden, duidelijk belicht. Het gezinsleven liet ik echter buiten beschouwing.
Nu ik een prachtige foto heb gevonden van de nog bestaande grafsteen van opa Feddo en zijn vrouw, wil ik toch nog even ingaan op dat gezinsleven. Opa Feddo was getrouwd met Grietje Zweep (* 22-06-1869 – † 22-11-1954), die samen met hem begraven ligt op de Oude Begraafplaats in Winschoten.
Grafsteen van Feddo Oldenburger en Grietje Zweep, op de Oude Begraafplaats, Hofstraat Winschoten
Feddo en Grietje kregen drie kinderen, Bouwina (1893-1975, gehuwd met Leferdus Berend Hunnersen), Geertruida (1895-1975, gehuwd met Jacob Emestus Tulleken) en Frederik (1899-1975, de vader van mijn man Feddo Hans Frits Oldenburger, gehuwd met Ronesca Elisabeth Groustra, de moeder van mijn man Feddo). Het ouderlijk huis van Bouwina en Geertruida en Frederik lag aan de Garst te Wischoten. Hieronder wordt het huis van Opa Feddo afgebeeld.
Opa Feddo Oldenburger en Oma Grietje Oldenburger – Zweep voor hun huis aan de Garst
Het was een eind-19de eeuws (?) ruim huis met paardenstal en erf. De hoger gelegen Garst bestond uit een rug van keileem, vaak gebruikt als gemeenschappelijke dorpsweide of akker. De Garst als weg was één van de betere wegen waarover sinds vroeger eeuwen gereisd kon worden of waar mensen zich konden vestigen. Geleidelijk aan was over de Garst een handelsroute ontstaan tussen de Duitse stad Münster en de stad Groningen. Het lijkt niet onwaarschijnlijk dat de familie Oldenburger oorspronkelijk vanuit de omgeving van de stad Oldenburg naar Nederland is getrokken om daar te proberen een beter bestaan op te bouwen. De afstand Oldenburg – Groningen is tenslotte maar 130 km.
(257) In de Gids voor de Nederlandse Tuin- en Landschapsarchitectuur (4 delen, 1995-2000) staat een korte tekst over deze begraafplaats. Deze heb ik aangevuld met graf-beschrijvingen van onze familie-leden.
Op de plaats van de menagerie van de voormalige buitenplaats Westermeer, waarvan het huis in 1829 werd gesloopt, ontwierp J.D. Zocher jr. vanaf 1829 de Algemene Begraafplaats Groenendaal. Deze werd door de Van Merlen Vaart gescheiden van het complex Groenendaal/Meerenberg/Bosbeek.
Wanneer men het oudste deel van de begraafplaats betreedt, wordt men eerst gewezen op het volgende:
Entree van het oudste gedeelte van de begraafplaats. Foto Carla Oldenburger
Het door Zocher aangelegde deel wordt gekenmerkt door flauw gebogen lanen rondom druppelvormige grafvelden. De hoofdopzet van het oude deel is ook enigszins symmetrisch. De hand van Zocher jr. is duidelijk herkenbaar. Helaas is er geen ontwerp bewaard gebleven.
Het graf van meester-timmerman Gerrit Munk (geen foto), de broer van onze (bet)overgrootmoeder Maria Catharina van Alkemade Munk (1851-1881), is een van de oudste graven uit de eerste periode van deze begraafplaats. Even voorbij de grafkelder van de familie Enschedé (op de kaart het vierkantje links van AFDI) gaat een gebogen laantje naar rechts, naar een open plek waar vele lanen bij elkaar komen. Langs dit laantje zijn aan de rechterkant vele graven verdwenen, maar het nummerpaaltje (I-056-E) van het jong gestorven broertje van mijn grootvader (broertje’s naam Willem Frederik Amse, genoemd naar zijn grootvader; geboren / overleden 1880) staat nog achter de grafsteen van Catharina Wilhelmina Elisabeth van Deventer-Munk (geboren in Heemstede 1859; overleden in Den Haag 1923); waarschijnlijk is zij de jongste zuster van onze (bet)overgrootmoeder).
Heemstede Algemene begraafplaats. Oudste deel ontworpen door J.D. Zocher jr. 1829. Foto Carla Oldenburger
Van de familie Ebbers zijn nog twee grafzerken over. Het betreft een oudoom en een oudtante en hun beider echtgenoten, broer en zuster van onze (over)grootvader Jan Ebbers, resp. Gustaaf Adolf Ebbers (1881-1943) , getrouwd met Johanna Granneman (1884-1949) én Everdina Ebbers (1883-1938), getrouwd met Gerlof Hendrik Hospes (1887-1927). Voor Gustaaf Adolf loopt men naar de driesprong boven de letter E en volgt dan heel even het pad richting B.
Heemstede Algemene Begraafplaats. Grafsteen van Gustaaf Adolf Ebbers, jongere broer van onze (over)grootvader Jan Ebbers. Foto Carla Oldenburger
Direct links ligt het graf F-06-E. Everdina is te bereiken via het pad tegenover de zwarte ster tot de driesprong, en dan het eerste paadje rechts nemen. Op dat paadje vrij snel rechts is de grafsteen van het echtpaar Hospes te zien.
Heemstede, Algemene Begraafplaats. Grafsteen van Everdina Ebbers, jongste kind van apotheker (bet)overgrootvader Jan Ebbers en zuster van onze (over)grootvader Jan Ebbers. Foto Carla Oldenburger
Heemstede Alg. Begraafplaats. Grafsteen Catharina Wilhelmina Elisabeth van Deventer-Munk (1859-1923). Hierachter staat het nummerpaaltje dat het graf van baby Willem Frederik Amse (geboren en overl. 1880) aangeeft. Foto Carla Oldenburger
De eerste, tweede en derde uitbreiding zijn van de tuinarchitect Gerard Bleeker, die hier tussen 1928 en 1948 werkte. Deze delen zijn modern geometrisch van opzet en de graven liggen voornamelijk langs rechte paden.
De laatste toevoeging, uitgevoerd in 1993 naar ontwerp van tuinarchitect Victor van Boven, betreft de zogenaamde urnentuin en het columbarium. Rondom een breed pad, dat gericht is op een monumentale grafkelder, liggen groepsgewijs urnenvelden in grasbermen. Deze velden zijn omgeven door rozen en laurierhagen. De sfeervolle en kleurrijke urnentuin is een waardige gedenkplaats en vormt een soort loper vanaf de grafkelder naar het halfronde columbarium waarin nissen zijn voor het plaatsen van urnen. Halverwege de loper staat een fontein. Het idee van een ommuurde tuin met bomen en rozenperken heeft Van Boven mede ontleend aan oude Romeinse voorbeelden.
Al met al is de combinatie van tuinstijlen niet storend en straalt de begraafplaats als geheel rust en vrede uit.
Ook de vier (over)grootouders van Carla en Juliet Oldenburger, Jan Ebbers- Carolina S. Vogelesang en Johan C.W. Amse- Anna Vetter én de twee (groot)ouders Jan Ebbers-Maria C.J. Amse zijn allen op deze begraafplaats begraven, maar al deze graven zijn geruimd.
(255) De historische begraafplaats Huis te Vraag (Rijnsburgstraat 51, Amsterdam) wordt momenteel bedreigd door de gemeentelijke plannen voor het zogenaamde Schinkelkwartier: een nieuwe woonwijk ten noorden van de Nieuwe Meer met 11.000 woningen. Om deze te ontsluiten moet er een nieuwe brug over de rivier de Schinkel komen en zouden er over de begraafplaats verschillende (snel)fiets- en wandelpaden moeten worden aangelegd, zodat Huis te Vraag kan worden opgenomen in een groot recreatiepark.
Entree Begraafplaats Huis te Vraag, Amsterdam. Foto Carla Oldenburger
De oorspronkelijke aanleg van de begraafplaats, in 1891 door Pieter Oosterhuis, is eigenlijk niet zo bijzonder. Het is een min of meer rechthoekige lap grond van circa een hectare, door een hoofdas in tweeën verdeeld en vervolgens door smallere paden ingedeeld in lange stroken, die op hun beurt zijn samengesteld uit grafvakken van circa een bij twee meter. Ondanks dit formele patroon maakt de begraafplaats een schilderachtige indruk. De grafheuvel wordt gedeeltelijk bedekt door een tapijt van klimop en de iepen en kastanjes die bij de aanleg werden geplant, zijn inmiddels uitgegroeid tot monumentale bomen. Toch is de begraafplaats niet overgeleverd aan de natuur; nergens zijn de paden overwoekerd en de klimop wordt zo over de grafstenen geleid dat de namen van de overledenen indien mogelijk zichtbaar blijven.
Op Te Vraag vindt men behalve altijd groene bomen en heesters als metafoor voor het eeuwig leven, ook treurvormen van iepen, essen en moerbeien. Tussen de graven schieten wilde planten op als teunisbloem en cichorei, en in het voorjaar bloeien hier duizenden witte dichtersnarcissen (Narcissus poeticus). Het bijzondere van ‘Huis Te Vraag’ is dat in 1987 in de voormalige aula de beeldend kunstenaar Leon J. van der Heijden (1938-2020) kwam wonen met zijn vrouw Willemijn, die de begraafplaats – ondanks de voortdurende bedreiging door de oprukkende bebouwing – door hun gestage arbeid wisten om te toveren tot een volstrekt unieke tuin – in 2009 aangewezen als gemeentelijk monument.
Op dit moment vormt een groot smeedijzeren hek (zie eerste foto) nog de enige toegang tot het domein. Het einde van deze toegangslaan biedt uitzicht over een klein weiland, een van de weinige relicten van het typisch Hollandse polderlandschap in Amsterdam. De kleine weilanden rondom behoren tot de begraafplaats; hier graasden vroeger de paarden die de rouwkoetsen trokken. Van der Heijden noemde de veenweide ten zuiden van de begraafplaats ‘het weiland van het uitzicht’ – niet alleen op het Amsterdamse bos dat in de verte aan de horizon verschijnt, maar ook op ‘gene zijde’. En hoewel er in 1962 voor het laatst iemand werd begraven, komen hier nog vrijwel dagelijks mensen, niet alleen om de graven te bezoeken, maar vooral ook om te genieten van deze oase van rust.
Uitzicht over het weiland aan het einde van de toegangslaan. Foto Maarten Brinkgreve, 2007
Voor wie dit uitzicht kent is onvoorstelbaar dat dwars hier doorheen een druk fietspad zal worden aangelegd. Samen met een aantal andere erfgoedorganisaties heeft de Vereniging Vrienden Amsterdamse Binnenstad (VVAB) daarom een protestbrief van de Bond Heemschut medeondertekend. Om de begraafplaats te behouden kunt u ook zelf een steentje bijdragen door de petitie te tekenen.
Dit bericht is geschreven door Juliet Oldenburger en overgenomen van de website van de Vereniging Vrienden Amsterdamse Binnenstad. Al eerder in 2007 schreef Juliet over deze begraafplaats een artikel in het Tijdschrift Binnenstad, nr. 223/224, getiteld Groene necropolis.
Zie ook: T. den Herder, “’t Huis Te Vragh in de banne van Slooten, zijn geschiedenis, eigenaars, bewoners en omgeving 1618-1890”, in: Jaarboek Amstelodamum, 1975.
Schiermonnikoog: Huis Rijsbergen of De Burch, gebouwd in 1757 door Johan Willem Tjarda van Starkenborgh Stachouwer. In 1860 kreeg het huis in opdracht van de nieuwe eigenaar John Eric Banck zijn huidige neo-classicistische aanzien. Foto Walther Schoonenberg
(248) Na onze kennismaking met de onbekende en onbeschermde buitenplaats Huis Brakestein op Texel enkele jaren geleden, zijn we nu op Schiermonnikoog op zoek gegaan naar voormalige buitenplaatsen, die misschien nu niet meer als zodanig bekend zijn. ‘Huis Rijsbergen’ of zoals de Eilanders het huis noemen ‘De Burcht’ en sinds 2021 bekend als Cisterciënzer ‘Klooster Schiermonnikoog’ voldoet aan de definitie van voormalige buitenplaats.
Dit huis Rijsbergen is omstreeks 1757 (jaartal op gevel) gebouwd in opdracht van Johan Willem Tjarda van Sterkenborch Stachouwer, Heer van Rijsbergen en eigenaar van het eiland Schiermonnikoog, ter vervanging van het huis Binnendijken bij het voormalige dorp Westerburen, dat omstreeks 1760 door de zee werd verzwolgen. Ook de nabijgelegen boerderij Patmos (op de kadasterkaart nrs. 505 en 506), volgens een gevelsteen gebouwd in 1762, maakte deel uit van het complex Rijsbergen of De Burch.
De kadasterkaart uit 1832 en een foto van een schilderij van het huis (kunstenaar, jaartal, vindplaats en techniek onbekend) verschaffen meer duidelijkheid over de eigenaren, de ligging, de stijl en het uiterlijk van het gebouw.
Slot Rijsbergen op de Kadasterkaart Sectie B2, 1832, getekend door W. van der Vegt, landmeter Iste Klasse). Links boven (nr. 505 en 506) ligt de boerderij Patmos; midden boven (nr. 570) Slot Rijsbergen met omliggende weilanden en bossen (562, 565, 571). Karakteristiek voor de tuinaanleg behorend bij een 18de eeuwse buitenplaats is de zichtlaan (nr.563) achter het huis Rijsbergen, gericht op het midden van de achter(zuid)gevel. Tussen de Boerderij en het slot loopt de Oosterreeweg. Ten zuiden van Boerderij Patmos loopt het kerkenlaantje. Noorden boven. Collectie RCE
Op de kadastrale leggers behorend bij de kadasterkaart worden ook de eigenaren van slot Rijsbergen en boerderij Patmos genoemd. Het slot is in 1832 eigendom van Edzard Tjarda Starkenborch Stachouwer (lid der Provinciale Staten Groningen) en de boerderij is op dat moment in bezit van Johan Stachouwer (Grietman Schiermonnikoog). Beide gebouwen liggen aan de Langestreek aan de overzijde van de reeks nieuwe huizen die gebouwd werden ter vervanging van de ‘verdronken’ huizen van Westerburen. Het dorp werd langzaam maar zeker, na de overstromingen van 1717 en 1720 en de hevige stormvloed van 1760, in zijn geheel naar het oosten verplaatst; vandaar dat de naam van het dorp Schiermonnikoog eerst Oosterburen was. We zien midden achter (op de kaart onder) het slot een zichtlaan lopen, evenwijdig aan de Oosterreeweg (links). Aan weerszijden van deze laan liggen vlak achter en opzij van het slot elzenbossen (nrs. 562 en 565; 571) en daar achter twee weilanden of hooilanden (nrs. 561 en 564). Deze symmetrische aanleg achter het huis is karakteristiek voor classicistische tuinen, maar is in 1832 wel ouderwets te noemen. Anthony Winkler Prins bezocht het huis ook eind jaren dertig van de 19de eeuw en beschrijft (zie literatuur, p.12) het land achter het huis als volgt: een “vrij uitgestrekt elzenbos met talrijke op een hoofdlaan uitkomende zijlanen, des zomers met de klokvormige bloesems der witte winde rijk versierd.” Van een toegangslaan is op de kadasterkaart niets te zien. Wel benoemt Winkler Prins het kerken(elzen)laantje, dat loopt van de burcht naar de kerk (zie op kad. kaart onder boerderij Patmos) en is er volgens hem “ten westen van de kerk, tussen de Langestreek en de Middenstreek, door de zorg van de heer Banck, een sierlijk en vrij uitgestrekt plantsoen aangelegd. Het opgaand geboomte belommert er de slingerpaden, die met bloeiende heesters zijn omzoomd.” Dit moet begin jaren zestig geweest zijn, in de begintijd van Banck. Het slot zelf vertoont aan de noordzijde twee kleine torenvormige uitbouwen die ook op het schilderij waarneembaar zijn en aan de zuidzijde twee langere en bredere uitbouwen. De beschrijving van het plantsoen met ‘slingerpaden en bloeiende heesters’ duidt op de gardeneske landschapsstijl die halverwege de 19de eeuw erg populair begon te worden. Hoe de slottuin er in de tweede helft van de 19de eeuw precies uitzag, is niet in detail bekend, Wel zien we op het schilderij een aanplant van heesters vóór het slot. Deze zou op een ‘A-ha’ kunnen duiden, een onzichtbare afscheiding tussen een dierenweide en de grond voor het huis, gevormd door een diepe (droge) sloot met steile walkanten, waardoor geen visuele verstoring door hekwerken ontstaat.
Huis Rijsbergen. Kunstenaar, techniek en vindplaats onbekend. Laatste kwart 18de eeuw. Zicht op de noordgevel. Huis met gewolfd zadeldak en aangebouwde torentjes. Achter het linker torentje is een uitbouw te zien. Op dit schilderij is geen sprake van bosaanplant achter en opzij van het huis. Bovendien ontbreekt een toegangslaan. Dit schilderij is waarschijnlijk geschilderd voor de tijd van Banck (voor 1860) want er zijn geen bossen achter het huis te zien.
De familie Stachouwer kocht het eiland ‘als heerlycheijt van het Eilant Schiermunckoogh’ (met ‘heerlijke rechten’ o.a. het zeerecht en het jachtrecht) omstreeks 1640 van de Friese Staten, nadat het eerst tot 1580 in bezit was geweest van de kloosterorde van Cisterciënzers. Zij bewoonden de abdij Klaarkamp te Rinsumageest ten zuidwesten van Dokkum en hadden op Schiermonnikoog hun ‘uithof’, die in de middeleeuwen bij laag water te voet bereikbaar was. Zo gek en ver was dat dus niet. De Cisterciënzers staan in heel Nederland bekend om hun ontginningen. Hierdoor werd het land geschikt gemaakt voor veeteelt en akkerbouw. De grijze monniken van Schiermonnikoog (schier duidt op hun grijze pijen en koog betekent eiland) hebben het eiland bewoonbaar gemaak
Na de familie Stachouwer ging het eiland en ook het slot in 1858 in andere handen over (na twintig jaar in bezit te zijn geweest van Gerrit Fenenga; maar deze verkoop aan Fenenga is niet notarieel vastgelegd). De Nederlandse jurist en letterkundige Mr. John Eric Banck (1833-1902) werd de nieuwe eigenaar. Hij is vooral bekend geworden door het aanleggen van de zuidelijke zeedijk als bescherming tegen het water van de Waddenzee en door ontginning van een deel van het eiland (Banckpolder). Hij liet de duinen verstevigen door ze met helm te beplanten. Ook was hij een van de oprichters van de Zeevaartschool en liet hij het Badhotel bouwen. En wat Rijsbergen betreft ‘renoveerde’ hij het gebouw, met gevolg dat de gevel een neo-classicistisch uiterlijk heeft gekregen. Volgens Winkler Prins werden de torentjes in Banck’s tijd afgebroken en kwamen er kleine huisjes (soort koepeltjes) voor in de plaats.
Huis Rijsbergen, ca. 1925. Prentbriefkaart
In 1893 kocht Hartwig Arthur Berthold graaf Von Bernstorff, lid van de Duitse Rijksdag, het eiland Schiermonnikoog en het slot van Eric Banck. Drie generaties Von Bernstorff kregen het eiland achtereenvolgens in bezit; het bleef wel Nederlands grondgebied, onder Nederlands bestuur. De familie kwam graag naar Schiermonnikoog en genoot van Rijsbergen als zomerhuis en als jachtslot. De laatste Von Bernstorff is begraven op de gemeentelijke begraafplaats achter de kerk.
Graven van de Von Bernstorff-familie. Rechts (gedeeltelijk te zien) de grafsteen van Bechtold Eugen Von Bernstorff, die het eiland en het huis Rijsbergen in 1945 moest opgeven; links die van zijn vrouw Ursula. De middelste steen is een herinnering aan de tijd dat de familie Von Bernstorff het eiland in bezit had. Foto Carla Oldenburger
Na de Tweede Wereldoorlog werden Duitse goederen (i.c. het bezit van Bechtold Graaf Von Bernstorff) door Nederland geconfisqueerd. Het eiland en huis Rijsbergen kwamen in bezit van de Nederlandse Staat (Dienst Domeinen). Het beheer van het eiland kwam in 1988 in handen van Staatsbosbeheer, welke dienst het vervolgens overdroeg aan de Ver. Natuurmonumenten. Het hele eiland Schiermonnikoog werd toen aangewezen als natuurreservaat. Het huis viel onder beheer van Rijksgebouwendienst. Het gebouw ging functioneren als jeugdherberg (NJHC) tot 1992. In dat jaar werden huis en een deel van het terrein verkocht aan de heer Victor Claessens en mevrouw Els Claessens. Zij renoveerden het interieur (1992-1993). Een bijzondere ontdekking was toen dat diverse scheepsonderdelen uit het verleden bij de bouw van het huis gebruikt werden voor de balkenconstructies. Huis Rijsbergen werd zo tot een geliefd hotel omgetoverd. In 2019, dienden de Cisterciënzer monniken uit Abdij Sion zich als kopers aan. Zij waren van dezelfde orde, de Cisterciënzers, als de monniken die in de middeleeuwen vanuit Abdij Klaarkamp naar Schiermonnikoog trokken. Zij hebben hun abdij Sion in 2015 moeten verlaten omdat ze met vijf monniken het beheer van deze grote abdij niet meer aan konden. We hebben even naar ze gezwaaid, maar vanwege corona mochten we elkaar niet ontmoeten.
We hopen over niet al te lange tijd het huis en de monniken nog eens te bezoeken om samen met hen over de 18de eeuwse aanleg van Rijsbergen te praten en hen enthousiast te maken voor het aanleggen van een Benedictijnse kloostertuin.
Literatuur:
Claessens, Els. Rijsbergen, van burcht tot klooster. Uitgave Cultuurhistorische Vereniging ’t Heer en Feer, Themanummer 2019. –
Mellema, L. Schiermonnikoog: lytje pole. 1973/1981.