Categoriearchief: Portretten

De tuin van Hofwyck en Constantijn Huygens geschilderd door Nicolaes Maes (1634-1693)

Hofwyck is een goed voorbeeld van een villa op het platteland, geïnspireerd op de Italiaanse villa suburbana, gebouwd volgens de ideeën van Vitruvius, die zelf weer bekend is van zijn boeken over architectuur, getiteld ‘De Architectura libri X’. De bouwheer was Constantijn Huygens, (1596-1687), dichter, musicus, kunstkenner,  secretaris en raad- en rekenmeester van de Prins van Oranje. Onderstaand portret van hem is onlangs geschonken aan het Haags Historisch Museum.

Nicolaes Maes. Portret van Constantijn Huygens. Olieverf op doek. Collectie Haags Historisch Museum, geschonken (2024) door Joost Willink en Martijntje Terhorst.

Huygens heeft in 1619 als lid van een gezantschap een reis naar Venetië gemaakt en daar langs de Brenta de villa’s (o.a. Villa Foscari of Malcontenta te Mira, zie hieronder) van onder anderen de bouwmeester Andrea Palladio bewonderd. In 1639 kocht Huygens een stuk grond te Voorburg, tussen de Vliet en het Westeinde, om hierop een villa te bouwen. Ten behoeve hiervan hebben Huygens en de architect Jacob van Campen de geschriften van de antieke bouwmeester Vitruvius bestudeerd in een vertaling die zij speciaal voor hun gebruik hadden laten maken door Huygens’ vriend Johan Brosterhuysen, die als opzichter van de medische tuin in Breda, Huygens en later ook Jacob van Campen op Randenbroek adviseerde ten aanzien van de beplanting. Het classicistische ontwerp van huis en tuinen is van Huygens zelf (vanaf 1641). Jacob van Campen leverde de ideeën en Pieter Post voerde ze uit. De naam Hofwyck duidt op het ontvluchten van het Haagse hof.

Mira langs de Brenta. Villa Foscari of Malcontenta. Grbouwd door Andrea Palladio, 1550-1560. Bron Wikipedia

 

 

Huygens beschrijft in zijn hofdicht ‘Vitualium of Hofwyck’ uit 1653 dat de symmetrie (of de verhoudingen) van de tuin gebaseerd is op zijn eigen lichaam. Vitruvius zegt dat de verhoudingen van het menselijk lichaam, in die tijd beschouwd als een afspiegeling van Gods gelijkenis, zó harmonieus zijn, dat de architectuur haar verhoudingen daarop moet inspireren. Huygens heeft zich op Hofwyck dan ook heel duidelijk door Vitruvius laten leiden. Waarschijnlijk heeft hij bij het ontwerpen van de tuinen van Hofwyck eerst het menselijk lichaam ingepast. In de Renaissance had men namelijk een vast geloof in de mathematisch-harmonische structuren van de schepping. Om de bouwkunst tot de rang van vrije kunsten te verheffen, moest ze van een mathematisch (in dit geval muzikaal) fundament worden voorzien.

Voorburg. Plattegrond en vogelvlucht Hofwyck. Uit Vitaulium Hofwijck, 1653

Het ontwerp van Hofwyck laat heel duidelijk zien dat er een verband bestaat tussen de lengte van bepaalde tuindelen – of zoals Pythagoras al zei: ‘De lengte van een in trilling gebrachte snaar’ – en onderling welluidende klanken, namelijk een octaaf en een kwint (de voortuin). De muzikale harmonie gold in de Renaissance als een afspiegeling van de hemellichamen en van de kosmische harmonie op aarde. In de tuinen van Hofwyck zijn de volgende muzikale verhoudingen te onderscheiden: een prime (verhouding 1:1); een octaaf (verhouding 1:2); een kwint (verhouding 2:3); een kwart (verhouding 3:4); een grote sext (verhouding 3:5); een duodecime (verhouding 1:3); en de grote en kleine terts (4:5 en 5:6). Op de plattegrond zijn genoemde verhoudingen na grondige bestudering af te lezen. De gebruikte modulus of basiseenheid is waarschijnlijk de afstand tussen de voordeur en het midden van het voorplein. Deze afstand is 10 Rijnlandse Roeden.

De plattegrond van de tuinen is naar Hollands classicistische ideeën samengesteld, namelijk streng symmetrisch en rechthoekig omgracht. De oude plattegrond geeft het volgende beeld: voor het huis ligt een vierkant plein met esdoorns beplant, recht daarachter een vierkant omgracht eiland met vier perken fruitbomen, vier priëlen en aan weerszijden twee moestuinen. Aan beide zijden van het huis lagen eilanden met mastbossen, door rechte paden doorsneden. De as van symmetrie verdeelde het huis, de boomgaarden en vervolgens de aangeplante bossen in het overbos in gelijke delen. Midden op het tweede eiland lag een bergje met een toren.

Door de aanleg van een spoorlijn is dit overbos geheel verdwenen. Na de dood van Constantijn Huygens verbleef zijn tweede zoon Christiaan ’s zomers veel op Hofwyck. Hij werkte hier aan zijn wetenschappelijke publicaties over microscopen, telescopen en andere instrumenten. In 1750 werd het huis door de laatste bewoner van het geslacht Huygens verkocht.

Na een periode van verwaarlozing kocht de Vereniging Hofwyck het huis, met het doel het verwaarloosde bezit terug te brengen in de oorspronkelijke staat, voorzover de inmiddels opgerukte verstedelijking dat mogelijk maakte. Tijdens de eerste restauratie (1925-1928) werd naast het huis ook het overgebleven deel van de tuinen voorzover mogelijk in de oude staat hersteld, onder leiding van de tuinarchitect D.F. Tersteeg. Een tweede restauratie van het gebouw vond plaats in 1954. Een derde restauratie betrof weer de tuinen en werd in het voorjaar van 1988 opgeleverd. Hoewel het terrein aanzienlijk kleiner is dan oorspronkelijk, is de inrichting van de tuinen gebaseerd op die uit de tijd van Huygens. In 1996 is aan de zijde van de Vliet, het vroegere Rijn-Schiekanaal, een zogenaamde ‘uitzit’ gerealiseerd, zoals die ook in de oorspronkelijke tuin aanwezig was. Huygens beschreef deze ‘uitzit’ in zijn boeken als een rustplaats om uit te zien over de Vliet. Het huis is thans ingericht als museum. Behalve kleine wisselende exposities vinden er ook kamermuziekuitvoeringen plaats.

Meer lezen?

Bulletin KNOB 1983 (82), nr. 3/4, pp. 116-123.

Carla S. Oldenburger, Anne Mieke Backer, Eric Blok. Gids voor de Nederlandse Tuin – en Landschapsarchitectuur. Deel 3. Rotterdam, 1998.

Een onbekend portret van Freule Daisy (eigenaar Clingendaal van 1903-1939)

Onlangs ontving ik een vraag van Cascade-vriend Joost Gieskes over een portret van Freule Daisy van Clingendael. Voor tuinhistorici is Freule Daisy oftewel Marguerite Mary Barones van Brienen van de Groote Lindt (1871-1939) een bekende persoonlijkheid, evenals zij  dat was voor de rensport.

Naar een portret van haar had ik nooit gezocht, maar ik kende haar wel een beetje uit verhalen omdat een veel oudere goede bekende van mij met haar bevriend was geweest. Na wat vragen heen en weer werd mij het portret opgestuurd, met de mededeling dat het om een tekening ging, maar waar deze zich bevond was onbekend. Onder de tekening is een vrij onleesbare handtekening te lezen en daaronder eveneens onleesbaar waarschijnlijk een adres in London.

Portret van Marguerite Mary barones van Brienen van de Groote Lindt (1871-1939). Gesigneerd Keturah Collings. 73 Park Street. Techniek tekening? Collectie onbekend. Fotokopie

Het is bekend dat Freule Daisy vanaf haar jeugd intensieve contacten onderhield met de hoogste kringen rond het Britse hof. Daardoor mocht Clingeldaal veelvuldig Engelse gasten ontvangen. De barones haar contacten waren meer Engels dan Nederlands,  en ook de aanleg van haar Japanse tuin (1913) en later haar ‘Dutch garden’ op het landgoed Clingendael sloten nauw aan bij datgene wat er in Engeland in kasteeltuinen in de mode was geraakt in het begin van de twintigste eeuw.

Allereerst zocht ik in de National Portrait Gallery. Daar vond ik meteen een naam die sterk op de ondertekening leek, namelijk van de fotograaf Keturah Ann Collings (1862-1948). Van haar waren 5 portretten afgebeeld, waaronder twee fotogravures van vrouwen. Deze portretten waren niet gesigneerd, dus ik wist niet met zekerheid of het dezelfde naam was als die op het portret van Freule Daisy stond.

Keturah Collings. [ca. 1905-1914]. Portret van jkvr. Louise Elisabeth Hermine van Heemstra– Holmberg de Beckfelt (1880-1952). Platinadruk. Coll. Rijksmuseum.                                                                                    
Nog maar eens verder zoeken dan. Als ik iets niet kan vinden waarvan ik vermoed dat het best eens een belangrijk kunstobject of een belangrijk persoon kan zijn, ga ik zoeken in de Rijksstudio (Studio Rijksmuseum). Daar vond ik onder Keturah Collings een portret van een tweede Nederlandse dame, namelijk van jkvr. Louise Elisabeth Hermine Holmberg de Beckfelt (1880-1952), die in 1908 trouwde met Schelto baron van Heemstra (1875-1935), kapitein infanterie, ordonnansofficier van koningin Wilhelmina, secretaris der Koninklijke Nederlandse Roei- en Zeilvereeniging. Collings signeerde dit portret op dezelfde wijze als dat van Freule Daisy, met haar naam en hetzelfde adres, dat nu wel leesbaar was, 73 Park Street.

Zouden beide dames samen tijdens een uitstapje naar London zich door Keturah Collings hebben laten portretteren? Ik kan niet nagaan of Freule Daisy en jkvr. Louise Holmberg de Beckfelt bevriend waren, maar je zou het haast wel gaan denken.

Voor verdere aanwijzingen omtrent het portret houd ik me aanbevolen.

Wilt u zich meer oriënteren over Clingendael, ga dan naar Casacde1987.nl en toets in de vraagbalk ‘Clingendaal’ in.

Portretten van tuinmannen, tuinvrouwen, tuinontwerpers, tuingeleerden, planthunters etc.

Phil Broomfield heeft  portretten van onderstaande Engelse sleutelfiguren voor de Engelse Tuingeschiedenis  gespot in de National Portrait Gallery. Ik vond dit bericht op Linkedin en vind het  zo belangrijk, dat ik het heb overgenomen, zodat de Nederlandse tuinhistorici er ook van op de hoogte zijn gesteld. Leuke  excursie voor hen die naar London gaan in de komende vakantieperiode.

Lancelot ‘Capability’ Brown. Coll. National Portrait Gallery

Op de website van de NPG is een zoeksleutel waar je kunt zoeken op naam. Meestal vind je meer portretten van diegene die je zoekt, ook literatuurverwijzingen, borstbeelden etc.

1. Lancelot ‘Capability’ Brown (1716-1783), architect en tuinarchitect die de Engelse landschapsstijl introduceerde.

2. Sir Joseph Banks (1743-1820), geschilderd in de jaren na Banks’ terugkeer uit de Stille Zuidzee met kapitein James Cook. Botanicus, ornitholoog, plantenverzamelaar, wereldreiziger.

3. Alexander Pope (1688-1744), beroemdste dichter van zijn tijd, wiens Grotto in Twickenham nu volledig gerestaureerd is en open is voor rondleidingen (op geselecteerde dagen). Zie: Pope’s Grotto Preservation Trust)

4. Sir Hans Sloane (1660-1753), arts, botanicus en verzamelaar van meer dan 800 plantenspecimens!

5. Octavia Hill (1838-1912), sociaal hervormer en medeoprichster van de National Trust “We willen allemaal rust, we willen allemaal schoonheid… we hebben allemaal ruimte nodig”.

6. Beatrix Potter (1866-1943), beroemde kinderboekenschrijfster en illustrator. Haar huis Hill Top in het Lake District is een geliefd doel dat onder de hoede staat van de National Trust.

7. Charles Darwin (1809-82), introduceerde zijn evolutietheorie, gebaseerd op natuurlijke selectie,  in zijn boek ‘On the origin of species’ uit 1859.

8. Thomas Hardy (1840-1928), architect en beroemd dichter en schrijver. Zijn  twee eigendommen in Dorset (Hardy’s Cottage en Max Gate, beide  in Dorchester, staan ook onder de hoede van de National Trust. 

Dit is het lijstje van Phil Broomfield, maar iedreen kan natuurlijk via de zoeksleutel voor hem/haar bekende mensen proberen te vinden.

Mijn connecties met Frans Hals (1582/83-1666)

Schilderijen-tentoonstellingen die ik bezoek worden door mij altijd op twee manieren bekeken. Ten eerste probeer ik net als een kunsthistoricus de techniek en de opbouw en de historie van een schilderij te onderzoeken en als tweede beoefen ik altijd de sport “groene en andere connecties zoeken”. Daar bedoel ik mee, is er op die schilderijen nog een stukje groene natuur te ontdekken, of iets anders te vertellen dat mij speciaal aanspreekt en wat is de betekenis daar dan van in verband met het schilderij of voor mij persoonlijk?

De schilderijen van Frans Hals zullen niet erg rijk gestoffeerd zijn wat betreft natuur, had ik al bedacht. In het algemeen gesproken was het een mooie goed verzorgde tentoonstelling, met voor een groot deel portretten en groepsportretten, geschilderd in de bekende losse en snelle toets/touch van Frans Hals. Veel lachende gezichten die je vrolijk toelachen, soms op een deftige donkere achtergrond, maar sommige figuren  ook uitdagend in oranje en geel gekleed. Van dat laatste is ‘De Vrolijke Drinker’ natuurlijk een prachtig voorbeeld.

Frans Hals. De Vrolijke Drinker, ca. 1628-1630. Coll. Rijksmuseum
Frans Hals. De Vrolijke Drinker, ca. 1628-1630. Coll. Rijksmuseum

Een portret op donkere achtergrond dat mij aanspraak was het portret van de Franse filosoof en wiskundige René Descartes (1596-1650):

Frans Hals Portret van Descartes. Coll. Rijksmuseum

Descartes is bekend omdat hij  het rationalisme heeft ‘uitgevonden’. Cogito ergo sum (ik denk dus ik besta) is zijn allerbekendste uitspraak, die doelt op ons mentale èn lichamelijke zijn. En wat vind ik nu zo opvallend om te berichten over Descartes? Hij was vanaf 1643 tot zijn dood bevriend met Elisabeth van de Palts, de dochter van de Winterkoning Frederik van de Palts, een neef van Prins Maurits, die in Rhenen, mijn woonplaats, een paleis had laten bouwen.  Hij vluchtte vanuit Bohemen naar Nederland en kreeg daar asiel. Hij vestigde zich in Den Haag en liet in Rhenen een paleis / jachthuis bouwen, dat in Rhenen nog steeds bekend staat als het Koningshuis. In het museum in Rhenen staat een maquette van het huis dat digitaal te bezoeken is en waarvan de tuinen door ons bureau werden gereconstrueerd.

Een derde voor mij interessant portret is dat van  Isaak Abrahamsz. Massa (1586-1643?). Hij was betrokken bij de handel op Rusland en wellicht om die reden zien we hier op de achtergrond een sparrenbos getekend. Dit soort landschap is weliswaar niet typisch Russisch,  ook in Scandinavia, Canada, en andere noordelijke streken komen deze bossen voor, maar toch kan zo’n bos wel een connectie met Rusland suggereren. Veel interessanter is de hulsttak, die Massa in zijn hand houdt. Deze plant duidt op vriendschap en trouwe liefde en dat zou  de vriendschap tussen Frans Hals en Isaak Massa symboliseren. (Lit. Compendium van rituele planten in Europa. 2003. p. 506. Hulst in de kunst).

Portret vriend van Frans Hals, Massa, 1626, met hulsttak als teken van vriendschap. Coll. Art Gallery of Ontario, Toronto. Foto Carla Oldenburger

Een andere plant die een deugd van Isaak Massa aan moet duiden, is de (Veld)-Mannentrouw of Eryngium campestre, een distel die Frans Hals op zijn huwelijksportret naast Isaak afbeeldde. Naast Beatrix schilderde Hals een klassiek landschap met tempel, fontein, tuinbeeld en berceau. Mogelijk wijzen deze elementen op haar interesse voor de klassieke oudheid of symboliseert de tuin een liefdestuin.

Huwelijksportret van Izaak Massa en Beatrix van der Laan. Ca. 1622. Coll. Rijksmuseum
Frans Hals.Huwelijksportret van Isaak Massa en Beatrix van der Laen. Ca. 1622. Coll. Rijksmuseum. Foto Carla Oldenburger
Frans Hals. Isaak Massa en echtgenote (zie boven). Detail klassiek landschap, mogelijk symbool van een liefdestuin
Frans Hals .Isaak  Massa en echtgenote Beatrix van der Laen (zie boven), detail met distel Eryngium campestre (Veld-)Mamnentrouw). Foto Carla Oldenburger

Familieportretten zijn een uitzondering in het werk van Hals. Er zijn er slechts vier bekend. Hier een familieportret in een landschap afgebeeld. Vader, zoon naast vader, moeder, dochter naast moeder, en een hele jonge donkere bediende tussen moeder en dochter in, allen tegen de achtergrond van een oude eikenboom. Ik vraag me meteen af, hoe komt zo’n donker jongetje nu bij die familie terecht? Hij is hoogstens 10 jaar, wat kan zo’n knulletje nou voor de familie betekenen? Hij moet beslist doodongelukkig geweest zijn (in 1650!).

Frans Hals. Familiegroep in landschap, ca. 1646. Coll. Thyssen-Bornemisza, Madrid

Tenslotte om de zorgen over het jongetje weer te vergeten, een ander jongetje met een viool. Hij kijkt omhoog, waarschijnlijk naar zijn vader of moeder of leraar en lijkt te vragen of het zo goed gaat. Zijn smachtende blik verraadt zijn wil om het goed te doen, en laat tegelijkertijd zien dat hij er moeite mee heeft. De lijst is een kunstwerk op zich.

Frans Hals. Jongen met vioool. Coll. Virginia Museum of Fine Arts, Richmond, USA

Ik wens ieder een mooie bezichtiging van de tentoonstelling. Nog te zien t/m 9 juni 2024 in het Rijksmuseum Amsterdam.

ZOCHER EN VOORHELM SCHNEEVOOGT

Bericht in Algemeen Handelsblad over de samenvoeging van de Boom- en Bloemkwekerij van Zocher jr. en de Bloemisterij van Georg Voorhelm Schneevoogt.

Het Algemeen Handelsblad, d.d. 28 jan en 2 feb 1837 vermeldt dat G(eorge) Voorhelm Schneevoogt (1775-1850) van de Firma Voorhelm & Schneevoogt zijn Bloemisterij (aan de Kleine Houtweg) verlaat en dat hij alles overdraagt aan zijn oudste zoon C(arl) G(otfried) Voorhelm Schneevoogt (1802-1877), die op dat moment al associé is van de Firma J.D. Zocher & Comp. Hij hoopt door middel van deze advertentie dat de nieuwe firma het vertrouwen zal verdienen dat hij gedurende driekwart eeuw heeft ondervonden en betuigt dank daarvoor.

 

In dezelfde advertentie vermeldt de firma J.D. Zocher & Comp. dat hun firma van naam verandert door deze samenwerking en voortaan onder de naam J.D. Zocher & Voorhelm Schneevoogt verder gaat. De hoop wordt hierbij uitgesproken alles te zullen aanwenden door middel van hun Boom- en Bloemkwekerij om het boven vermelde vertrouwen te beantwoorden.
Hiernaast wordt nog opgemerkt dat de architectuur buiten de associatie valt en dat J(ohan) D(avid) Zocher (lid van het Koninklijk Nederlandsch Instituut van Wetenschappen, Letterkunde en Schoone Kunsten) hiervoor (zoals vroeger) alléén verantwoordelijk blijft.

 

C.G. Voorhelm Schneevoogt, 1870
Zowel Carl Gotfried als Johan David waren zeer succesvol in hun vakbeoefening en hebben veel geld verdiend. Van Carl Gotfried weten we dat hij een grote prentenverzameling van Haarlemse artiesten heeft opgebouwd. Nadat hij zijn bloemisterij in 1837 had verkocht aan Ernst Heinrich Krelage (1869-1956) is hij gaan rentenieren en werd hij directeur van Teylers Stichting. Zijn grote unieke prentenverzameling en het archief van de bloemisterij zijn te vinden in het Noord-Hollands Archief. De prentenverzameling is ontsloten in de Beeldbank van dit archief. Zie hieronder een afbeelding van een van zijn prenten, een gezicht in Duin en Daal te Bloemendaal.

 

F.A. Milatz. Gezicht bij buitenplaats Duin en Daal te Bloemendaal, 1804. Noord-Hollands Archief / Coll. Voorhelm Schneevoogt

Het is de moeite waard de hele prentencollectie van C.G. Voorhelm Schneevoogt in het Noord-Hollands Archief nog eens nader onder de loup te nemen. In de kerstvakantie?

Met dank aan Jan Holwerda voor de advertentie-aanlevering.

Canon van Nederland bijgesteld.

(263) Zomer 2020 werd bekend gemaakt dat de Canon van Nederland is bijgesteld. Wat mij het eerst opviel was dat er meer aandacht wordt gevraagd voor kolonialisme, slavernij en racisme en dat de grachtengordel van Amsterdam (Werelderfgoed) en daarmee samenhangend de aandacht voor Nederlandse buitenplaatsen is komen te vervallen. Ik ben het geheel eens met deze nieuwe invulling, ook al zou men dat van mij niet verwachten, omdat ons bureau zich juist bezig houdt met architectuur van de stad Amsterdam en de buitenplaatsen van gefortuneerde stadsbewoners in de tijd van de Gouden Eeuw tot aan de afschaffing van de slavernij.

Anton de Kom (Paramaribo 1898 – Neuengamme 1945)

De Surinaamse auteur Anton de Kom en zijn boek Wij slaven van Suriname (eerste druk 1934) is als studie-object echter vele malen belangrijker dan de grachtenhuizen van rijke Amsterdammers en hun buitenplaatsen. Wat Anton de Kom beschrijft over de autochtone bevolking van Suriname, hoe zij door de Nederlanders is uitgezogen en vermoord, doet het plaatsen van prachtige kostbare grachtenpanden en buitenhuizen op de lijst van Canon-onderwerpen verbleken. Vele witte Nederlanders zullen nooit van Anton de Kom hebben gehoord; weet dat hij het is geweest die de geschiedenis van de slavernij in Suriname aan de kaak heeft gesteld. Ik vergelijk hem graag met Max Havelaar, de man die ageert tegen het koloniale regeringssysteem van Nederland in Nederlands Indië.

Anton de Kom. Wij slaven van Suriname. 192. p. Vanaf de tweede druk (Amsterdam, 1971) staat deze schreeuw om recht, waarheid en begrip al in onze boekenkast.

Waar schrijft hij nu zoal over? Voornamelijk over de verschrikkingen der slavernij, vanaf de eerste nederzettingen in de eerste helft van de 17de eeuw. Enkele personen en gebeurtenissen komen ons, geïnteresseerd in de geschiedenis van buitenplaatsen en Amsterdamse stadshuizen en Surinaamse botanie bekend voor, zoals de persoon Cornelis van Aerssen van Sommelsdijk (gouverneur 1683-1688), die binnen korte tijd op bepaald niet zachtzinnige wijze in Suriname orde op zaken wist te stellen. Hij werd opgevoed aan het hof van prins Willem II en was het speel-kameraadje van de jonge prins Willem III. Hij had zich evenals drie van zijn zusters aangesloten bij de sekte der Labadisten, waar ook Maria Sibylla Merian toebehoorde. Zij woonden aanvankelijk gezamenlijk in een klooster te Wiewerd (FR) en later rond 1700 in Suriname waar Maria de ‘Verandering der rupsen’ bestudeerde. In 1683 kocht Van Aerssen een derde deel van de kolonie Suriname. Hij vormde toen samen met de stad Amsterdam en de West Indische Compagnie de zogenaamde Geoctroyeerde Sociëteit van Suriname, die verantwoordelijk was voor het beheer van dit gebeid (1683-1795). Onder leiding van de Sociëteit groeit het aantal plantages van 50 in 1683 tot meer dan 400 in 1730. Suiker en koffie zijn de belangrijkste plantagegoederen.

Huis Spijk, gelegen aan de Zuiderlingedijk te Spijk in de gemeente West-Betuwe. In de 17de eeuw eigendom van de rijke familie van Aerssen van Sommelsdijk.

Van Aerssen van Sommelsdijk was op enig moment de rijkste man van Nederland en eigenaar van het kasteel Spijk langs de Linge (nu gemeente West-Betuwe). Toevallig heeft mijn man zich vanaf 1967 tot zijn dood met de natuur en cultuur van Suriname bezig gehouden en toevallig heeft ons gezin 20 jaar gewoond langs dezelfde Zuiderlingedijk in Spijk al waar Van Aerssen woonde.

Zie ook het bericht over het huis van Anton de Kom in Paramaribo.

 

Nieuw Portret van jong meisje, geschilderd door Simon Willem Maris

(235) Op 23 februari jl. schreef ik een Bericht over de afbeelding op een affiche voor de Slavernij-tentoonstelling in het Rijksmuseum. De afbeelding was een portret van Isabella, een schilderij van Simon Maris (1873-1935).

N.a.v. dit Bericht ontvingen wij een reactie van de schoonmoeder van Juliet, die ook over een portret van een ‘donker’ meisje van Simon Maris beschikte (uit 1933), hieronder afgebeeld.

Simon Maris. Jongedame met kettinkje. Olieverf op paneel. Gesigneerd en gedateerd (1933). Particuliere Collectie

Dus nog maar eens verder op zoek naar portretten van Simon Maris. Wie is dit model? En waar komt het schilderij vandaan? Het moet geschilderd zijn in de tijd dat Simon in Amsterdam woonde op de Keizersgracht 498. Bekend is dat het tot eind jaren tachtig heeft gehangen in Café – Bodega “Le Jardin”, op de hoek van de Vijzelstraat en de Reguliersdwarsstraat. Het verhaal gaat dat de baas van dit café dit schilderij voor de Tweede Wereldoorlog al heeft ontvangen, waarschijnlijk als ruilmiddel (tegen wijn of andere spiritualia), misschien van Simon Maris zelf, die tamelijk dichtbij woonde, of van een eerdere koper van het schilderij?

Op Internet zocht ik naar vergelijkbare portretten in de hoop de naam van deze jongedame te vinden.

Simon Maris. Negroïde dame met sieraden. Olieverf op paneel. Geveild bij Twents Veilinghuis, 2020

Simon Maris. Jonge vrouw met boek. Olieverf op doek op schilderboard. Gesigneerd, 1926. Voorheen Collectie Simonis & Buunk

Bovenstaande twee portretten lijken wel iets op het portret uit 1933. Ook hebben de meisjes steeds hetzelfde kettinkje om. Of de eerste twee dezelfde vrouw voorstellen zou kunnen, maar valt moeilijk te zeggen. In het vorige Bericht over Isabella werd gesuggereerd dat zij mogelijk een Creoolse of Hindoestaanse was. Bij het tweede portret spreekt het Twents Veilinghuis van een negroïde meisje.

Verbouwingstekening door A.C.Swets. 1901. Stadsarchief Amsterdam. De tweede en derde verdieping werden tot één hoge lichte ruimte verbouwd.

Naast deze portretten heeft Simon Maris ook vele andere dames geschilderd, vaak zijn vrouw en kinderen. Hij wordt terecht portretschilder genoemd. Hij ontving zijn modellen, als hij In Amsterdam was, in zijn atelier op de Keizersgracht 498. Dit huis dat hij in 1901 had gekocht heeft hij ten gunste van een ruim en licht atelier eerst laten verbouwen. De verbouwingstekening bevindt zich in het Stadsarchief Amsterdam. Op de bijgevoegde foto zien we ook het nieuwe interieur (i.p.v. het atelier van Simon, dat al in het vorige Bericht werd afgebeeld) en het grote raam op het NO, dat voor schilders het ideale licht laat binnenkomen.

Het interieur van het atelier van Co-op 2, het reclamebureau van fotograaf Guermonprez (1908-1944). Ca, 1935. Stadsarchief Amsterdam

CREOOLSE (?) geschilderd in Atelier door Simon W. Maris, Keizersgracht 498, A’dam

(231) De bekende Amsterdamse portretschilder Simon W. Maris (1873-1935) was een zoon van de beroemde landschapsschilder Willem Maris (1844-1910) en een achterneef van onze (over)grootmoeder Carolina Sophia Vogelesang. Sinds 1901 was hij de gelukkige eigenaar van pand Keizersgracht nr. 498 te Amsterdam. Zie de archieffoto hier beneden afgebeeld.

Zijn portret Isabella zien we deze maanden veel afgebeeld in verband met de tentoonstelling Slavernij, te bewonderen vanaf het moment dat de deuren van het Rijksmuseum na de lockdown weer open gaan. De voormalige titel van het schilderij is ‘Indisch type, Oostersch meisje zittend in een fauteuil’, later ook aangeduid als ‘Indisch type’ of ‘Negerinnetje’.

De keuze van dit schilderij op de affiche van de tentoonstelling heeft te maken met het feit dat het museum de nadrukkelijke wens koestert ‘inclusief’ te werken, dwz. voor IEDEREEN. Ook bij de presentatie van schilderijen streeft men er naar voor allen, ongeacht ras, stand of afkomst, toegankelijk, interessant en aantrekkelijk te zijn.

Simon Maris. Isabella (voormalige titel: ‘Indisch type; Oostersch meisje zittend in een fauteuil’). Ca. 1906. Olieverf op doek. 41 × 29 cm. Amsterdam, Rijksmuseum

 

Foto’s van Isbella (ca. 1906), genomen door Simon Maris in zijn atelier.. Coll. RKD Den Haag

 

Zoals gezegd voorheen werd dit meisje aangeduid als ‘Indisch type’ of ‘Negerinnetje’. Nu zouden we zeggen een nakomelinge van een tot slaaf gemaakte voorouder. Uit recent (2020) onderzoek is gebleken dat haar voornaam Isabella was. De identificatie kwam tot stand door teruggevonden foto’s en verwijzingen in het archief van de schilder. Haar leeftijd wordt geschat op ongeveer twaalf jaar, -volgens schatting van het Rijksmuseum- toen zij in Maris’ atelier op de Keizersgracht 498 poseerde voor haar portret.

Is Isabella werkelijk een Indisch / Oostersch type of Negerinnetje? Dat is moeilijk af te lezen van dit portret. Mogelijk een Hindoestaans meisje of een Creoolse. Een mix was niet gebruikelijk aan het begin van de twintigste eeuw. Had Simon mogelijk een voorliefde voor getinte vrouwen uit andere landen omdat zijn eigen voorgeslacht ook uit een ander land (Tsjechië / Praag) afkomstig was? Zijn overgrootvader Wenzel Maresch had immers zijn vaderland verlaten om deel te nemen aan de oorlog tussen Oostenrijk en Frankrijk en was uiteindelijk (ca. 1806) in Amsterdam terecht gekomen. Daar vestigde hij zich eerst als steenhouwer, later werd hij boekdrukker in Den Haag. Het is bekend dat Simon tijdens WO I ook een serie portretten maakte waar een Roma-familie model voor stond. Deze familie was gestrand met een Duits schip voor de haven van IJmuiden en Simon zorgde -als lid van een liefdadigheiscomité- er voor dat deze familie in Amsterdam onderdak kreeg.

 

Keizersgracht 498 (dichtbij de Leidsestraat), middelste huis, in 1901 gekocht en verbouwd door Simon Willem Maris. Hij liet de 3de en 4 de verdieping verbouwen tot een groot schildersatelier, met een groot raam op het noordoosten
Sigmund Löw (toegeschreven aan), 1905. Simon Maris in zijn atelier op Keizersgracht 498, Amsterdam. Collectie RKD Den Haag.

Een portret van een donkere man, passend bij de komende tentoonstelling in het Rijksmuseum, wil ik in dit verband ook hier afbeelden. Het is een portret dat Juliet tijdens haar opleiding aan de Koninklijke Academie Den Haag heeft gemaakt. De naam van deze jongeman die model heeft gezeten is helaas ons onbekend.

Juliet Oldenburger. Man zit model op de Koninklijke Academie Den Haag. Ca. 1990. Part. Collectie Arnhem

Kasteel en park van kasteel Wylre zijn vanaf 1 Juni weer geopend

Gezicht op Kasteel Wylre vanuit de tuin. Foto uit www.liefsuitlimburg.nl

(Eerste paragraaf tekst overgenomen van tripadvisor.nl; de daarna volgende tekst heb ik geschreven in de Gids voor de Nederlandse Tuin- en landschapsarchitectuur. Rotterdam, 2000). Deze tekst is enigszins aangepast).

Kasteel Wijlre is een buitenplaats voor cultuur en landschap. Op de buitenplaats komen hedendaagse kunst en architectuur samen met cultureel erfgoed en natuur. Er zijn vijf eeuwen met elkaar verweven: het kasteel uit de zeventiende eeuw, het Koetshuis uit de achttiende eeuw, het ontwerp van de kasteeltuinen uit de negentiende eeuw, de permanente kunstwerken in het park uit de twintigste eeuw, het kunstpaviljoen Hedge House en de hedendaagse kunsttentoonstellingen uit de eenentwintigste eeuw. Buitenplaats Kasteel Wijlre organiseert tentoonstellingen, interdisciplinaire projecten, events en educatieve activiteiten in het Hedge House, het Koetshuis en de tuin. Gerenommeerde kunstenaars als Richard Long, Tony Cragg, Ben Akkerman, Donald Judd, Stephen Wilks, Michel François, Marlene Dumas en Christian Jankowski zijn in het Hedge House en het Koetshuis in wisselende solo- en groepstentoonstellingen getoond. Buitenplaats Kasteel Wijlre is gelegen in de heuvels van Zuid-Limburg.

Mijn tekst uit de Gids: De naam Wylre wordt reeds in de twaalfde eeuw gebruikt wanneer in oorkonden over ‘Heren van Wylre’ wordt gesproken. Een eeuw later is er sprake van een versterkt huis dat in 1389 als heerlijkheid wordt aangemerkt. De kern van het huidige kasteel dateert echter pas van de tweede helft van de zeventiende eeuw. Johan Arnold van Wachtendonk erfde de heerlijkheid in 1652 van zijn moeder en begon spoedig daarna met de bouw van een nieuw huis. De vroegst bekende kaart van het terrein is de zogenaamde Tranchot-kaart uit 1802-1813. Hierop is te zien dat het huis op een omgracht terrein ligt, waarop ook een voorplein en twee bijgebouwen zijn gesitueerd.

Opvallend is dat huis en voorplein niet recht van voren tussen de bouwhuizen door benaderd worden, maar juist van opzij met toegang tot het voorplein tussen huis en bouwhuis. Deze zijdelingse benadering vanuit het zuiden bestaat nog steeds. Rondom de gracht ligt opnieuw een rechthoekig terrein, dat als tuin gebruikt zal zijn en dat eveneens door water omsloten wordt. Aan de noordzijde grenst een eveneens rechthoekig en door water omgeven perceel grond. Een dergelijke aanleg doet denken aan het Hollands classicisme dat kenmerkend is voor de zeventiende eeuw en zal vermoedelijk tegelijk met de bouw van het huis zijn ontstaan.

In de loop van de negentiende eeuw deed ook op Wylre de landschapsstijl zijn intrede. De bekende Maastrichtse architect en stadsbouwmeester Mathias Soiron (1748-1834) maakte omstreeks 1800-1810 enige ontwerpen. Ook werkte hij op Kasteel Neuburg. Of deze zijn uitgevoerd is onduidelijk. Ten westen van het huis werd, buiten de gracht, een nieuw park aangelegd en een gedeelte tussen de binnen- en buitengracht werd aangepast. Een koepel, waarvan nu nog de restanten te vinden zijn, zal hier deel van hebben uitgemaakt.

Johan Heinrich Fischer. Dubbelportret van Graaf Von Quadt en Mathias Soiron (rechts) voor kasteel Wickrath (1773). Museum Schloss Rheydt in Mönchengladbach.

Vanaf de eerste helft van de twintigste eeuw was de tuin ten oosten van het huis verdeeld in de nog steeds bestaande negen vierkante vakken. Uit mondelinge overleveringen is bekend dat de tuinarchitect John Bergmans (1892-1980) op kasteel Wylre heeft gewerkt, maar wat hij precies heeft gedaan, is vooralsnog niet duidelijk. Hoewel de tuinen in de loop der twintigste eeuw al verder waren verfraaid, onder meer met de aanleg van terrassen ten westen van het huis, dateert de huidige aanleg vooral van na 1980.

Onder invloed van de huidige eigenaren is een aantal fraai ingerichte tuinkamers, gescheiden door hagen en verbonden door zichtassen, tot stand gekomen. De Limburgse tuinarchitect W.J.A. Snelder (1928-2013) werkte hier vanaf 1985. Aan weerszijden van de oprijlaan, net voor de binnengracht, is een fraaie symmetrische siertuin (her)aangelegd. De tuinen worden door liefhebbers vooral gewaardeerd vanwege de decoratieve rozentuin ende bloementuin met borders op kleur in regelmatige stijl. Maar ook vanwege de moderne sculpturen van onder anderen Peter Struycken en Ad Dekkers en vanwege de wandelingen rondom het huis, door de boomgaard en door het landschappelijke gedeelte van het park met fraaie doorzichten. Opvallende oude bomen zijn een Gleditsia, een Ginkgo en een Liriodendron.

Gleditsia triacanthos of Valse christusdoorn.

Huis Overcingel in Assen: een landhuis in de stad

Op LInkedIn las ik vandaag een artikeltje met film van Jermo Tappel / Het Drentse Landschap over de nieuwe bewoners van Huis Overcingel in Assen. Ik zocht naar aanleiding van dit bericht mijn eigen tekst (uit de Gids voor de Nederlandse Tuin- en Landschapsarchitectuur, 1995) weer even op. Zouden die gegevens nog kloppen?

Huis Overcingel met toegangshek. Foto RCE
Johannes van Lier Lels (1726-1700. Gravure

De buitenplaats Overcingel ligt midden in de stad Assen. Het huis werd vanaf 1778 gebouwd in opdracht van Johannes van Lier Lels, (1726-1799) naar ontwerp van de architect Abraham M. Sorg. Van 1753 tot 1758 was Van Lier gedeputeerde van Drenthe en in 1759 werd hij lid van de Etstoel. In zijn huis Overcingel zijn een aantal geschilderde behangsels met zeegezichten bewaard gebleven. Van Lier had ook een naturaliënkabinet en een verzameling mineralen en stenen. In die tijd was de tuinaanleg van regelmatige aard, bestaande uit een rechthoekig, langgerekt terrein, door een dwarslaan in tweeën gedeeld. Het deel het dichtst bij het huis was de lusttuin met een rond middenperk. In het volgende deel werden naar goed Nederlandse gewoonte nut en schoonheid gecombineerd: hier stonden in vorm gesnoeide fruitbomen in driehoeksverband en waren lommerrijke lanen aangelegd. Het geheel werd gecomplementeerd door een bescheiden zichtkanaal.

Toen H.H. van Lier in 1823 op het huis kwam wonen, werd een deel van de plaats in landschapsstijl veranderd, namelijk het deel tussen het huis en het zichtkanaal. De kleinschalige landschappelijke opzet met slingerbosje en vijver sluit aan bij de ideeën van de tuinarchitect Gijsbert van Laar, die bij landeigenaren onder meer bekend was door zijn voorbeeldboek voor tuinarchitectuur: Magazijn van Tuinsieraaden (1802-1809). Volgens overlevering is deze aanleg van de hand van de uit Rolde afkomstige tuinarchitect L.P. Roodbaard. Maar ook zou de fa. Vroom (voorvaders van Jan Vroom sr.) betrokken geweest kunnen zijn. Zij werkten meestal achter hereboerderijen in de kleinschalige negentiende-eeuwse landschapsstijl.

Toegangshek
Overcingel tuinkoepel met buste van Hendrik van Lier. Foto RCE

In de tuin treft men een zogenaamde spiegelbol uit omstreeks 1900 (zie volgende bericht) aan, een tuinsieraad dat men niet vaak tegenkomt in Nederlandse tuinen. Bij het naderen van de bol ziet men een deel van de tuin in de bol weerspiegeld. Het heuveltje ten zuidoosten van het huis is na 1860 ontstaan. Hier staat een tuinkoepeltje met bronzen borstbeeld gemaakt door Johanna Smit. Het is een beeltenis van Hendrik van Lier, de laatste mannelijke afstammeling van de familie Van Lier. De tuin is vooral in het vroege voorjaar tijdens de bloei van de krokussen en sneeuwklokjes aantrekkelijk. Later in het voorjaar bloeien in de tuin een tulpenboom en een sneeuwklokjesboom. De buitenplaats is een beschermd Rijksmonument.

Overcingel, zichtkanaal. Foto RCE

Bovenstaande tekst heb ik geschreven voor de Gids voor de Nederlandse tuin- en landschaps-architectuur (deel 1, 1995). Na 2000 heeft de Afdeling Speciale Collecties van Library WUR een collectie tuinontwerpen en documenten van de tuinarchitect J.H.R. van Koolwijk ontvangen. Het bleek dat hij van 1949-1952 in opdracht van Mw. Van Lier Lels-Brocke met de beplanting van het landgoed bezig was geweest. Correspondentie en een beplantingslijst uit de periode 1949-1952 zijn bewaard gebleven.