25 APRIL
WERELD PINGUIN DAG.
BESCHERM DE PINGUINS
BESCHERM DE NATUUR
BESCHERM HET KLIMAAT
25 APRIL
WERELD PINGUIN DAG.
BESCHERM DE PINGUINS
BESCHERM DE NATUUR
BESCHERM HET KLIMAAT
Het is geen typefout, ook niet een vergissing, maar het is NIEUWS. Jan Holwerda heeft na gedegen onderzoek geconcludeerd dat ‘onze’ Johann David Zocher sr., 6 december 1764 geboren is in Straatsburg en 10 december 1764 gedoopt is al daar. In een artikel in CASCADE Bulletin voor Tuinhistorie, JG. 2023 (nr. 32, p.15 t/m 22), dat vandaag in mijn brievenbus viel, kunt u er alles over lezen.
Tot heden werd aangenomen dat Johann David Zocher sr. in 1763 geboren was in Torgau. De tuinarchitect Leonard Springer had de kleinzoon van Zocher sr., Louis Paul Zocher, in 1895 verzocht of hij wist waar en wanneer zijn grootvader geboren was en 9 juni 1895 ontving Springer het antwoord van Louis Paul, en dat was dat Zocher sr. in Torgau in Saksen geboren was en daarna in Straatsburg met zijn vader woonde en denkelijk in 1780 naar Holland kwam. Jaartal en datum van geboorte worden door hem niet genoemd. Waarschijnlijk is die datum afkomstig uit het Duits Biografisch Woordenboek ‘Thieme Becker’.
In Zocher online zal zeer binnenkort de tekst over het leven van Zocher sr. worden aangepast.
Het blijkt nu dat de kleinzoon de bel heeft horen luiden maar niet wist waar de klepel hing. Jan Holwerda wilde toch wel eens weten op welke bronnen die geboortegegevens waren gebaseerd en kwam dus tot de hierboven al beschreven conclusie. Ik verwijs de nieuwsgierige lezers naar het zojuist verschenen Cascade Bulletin, waarin het artikel van Jan Holwerda is geplaatst.
Geweldig Jan, mijn welgemeende felicitaties voor het onderzoek dat je deed en de conclusies die er uit voortkwamen. Allen lezen!
Prachtige vogelvlucht van SPER-EN-DAAL te Driebergen, 1758, vier jaar na de aanleg. Zie voor een korte beschrijving het vorige Bericht.
In dit tweede bericht wordt de vogelvlucht in hogere resolutie weergegeven. Nu geschikt om de kleine taferelen te bestuderen. Zie de toegangslaan die achter het huis doorloopt als zichtlaan, de vele andere lanen, boomgaarden, moestuinen, akkers en sterrenbos ver achter het huis.
Dank aan de Ver. Hendrick de Keijser!
Buitenplaats Sparrendaal (Sperendaal) kwam in 2000 in eigendom van de Ver. Hendrick de Keyser. In 2001 raakte ons bureau betrokken bij een eerste adviesaanvraag van tuin en park. We maakten toen een quickscan, waarbij we ons licht lieten schijnen over de eerst gewenste aanpak wat betreft tuin en park en een herstel-plan voor het voorplein.
De Gids voor de Nederlandse Tuin- en Landschapsarchitectuur (deel 2, 1996, tekst Carla Oldenburger) zegt het volgende over deze plaats (tekst waar nodig veranderd en aangevuld): “In 1754 werd het huidige huis Sparrendaal in opdracht van de burgemeester van Utrecht Jacob van Berck, gebouwd in Lodewijk XV-stijl. De slangemuur zal uit deze tijd dateren. In de holtes van slangemuren, meestal gelegen op het zuiden, kweekte men leifruit dat extra warmte nodig had. Déze slangemuur is beplant met leiperen, moerbei, perziken, vijgen en oude klimrozen. In die tijd was Sparrendaal een zeer uitgestrekt landgoed met bos- en heidegronden, zoals op de vogelvluchtkaart hierboven is te zien. Een doorgaande zichtas, gevormd door lindelanen vóór en achter het huis en een dwarsas voor langs het voorplein gelegen, kenmerken de aanleg rond 1750. In de zeventiende eeuw had het terrein tot de jachtgebieden van stadhouder Willem III behoord.
In het begin van de negentiende eeuw waren er op Sparrendaal een hermitage en een koepel op een bergje aanwezig. Thans zijn er aan tuinsieraden nog een Zwitserse brug en een houten koepel. In 1848 kwam het goed in bezit van het latere aartsbisdom van Utrecht. Op het terrein werd nu het Groot-Seminarium van Rijsenburg gebouwd. Huis Sparrendaal werd het verblijf van de aartsbisschop van Utrecht, Mgr J. Zwijsen. In de as van het Groot- Seminarium werd in 1909 een neogotisch gedenkteken opgericht ter nagedachtenis aan de priester-staatsman Mgr dr H.J.A.M. Schaepman, hoogleraar aan het seminarie. Het monument is geïnspireerd op de Scaligergraven te Verona, die omstreeks 1900 zeer in de belangstelling stonden.
In 1954 kwam Sparrendaal in bezit van de gemeente Driebergen-Rijsenburg en kreeg als bestemming gemeentehuis. Onder leiding van ir. J.B. baron van Asbeck werden het huis, de tuin en het omringende parkbos aangepast gerestaureerd. In de tuin achter het rechter bouwhuis vindt men nu een loofgang en kunstig gesnoeide loofwerken van buxus. In 1985 is de tuin van Sparrendaal gerenoveerd. Er zijn toen een heemtuin, een boomgaard en een kleine kruidentuin aangelegd. In het najaar van 1989 is ook een rozentuin ingericht.
Het Groot Seminarie is afgebroken en op de as van dit complex is een modern appartementencomplex verrezen in de vorm van een een halfcirkelvormig gebouw. Dergelijke complexen worden ook wel aangeduid met de klassieke naam ‘villa suburbana’, naar Romeins voorbeeld van een villawoning in de nabijheid van een stad.
Ons bureau droeg ideeën aan om het groen een meer rococo-karakter te geven, in de stijl van Sparrendaal in 1758, zoals aangegeven op de vogelvluchtkaart. Deze zijn tot heden niet gerealiseerd. De vogelvlucht is nu na restauratie weer leesbaar, zodat een waardestelling en een visie op basis van de gerestaureerde kaart met ‘gezichten’ rondom, tot een meer verantwoord advies wat betreft de 18de eeuwse tuinonderdelen kunnen leiden.
Het voorplein is tijdens de laatste restauratie van het huis (voltooid in 2002) opnieuw in ogenschouw genomen. In de rij lindes rond het voorplein zijn wat gaten gevallen. Het dilemma was òf de toestand zo behouden òf bomen inboeten òf rigoureus bomen kappen en vernieuwen, altijd een zeer gecompliceerd probleem. Wij gaven een advies, dat door de tekening van het voorplein hierboven wordt ondersteund. Helaas is er sindsdien geen uitvoeringsbesluit genomen.
NB. Indien een hogere resolutie van de kaart wordt verkregen, zullen we de bovenstaande vervangen.
Het Bloesempark in het Amsterdamse Bos staat volop in bloei. 400 kersenbomen (Sakura) staan te pronken en lokken alle Amsterdammers naar dit prachtige oord. Juliet heeft een moment gevonden vandaag dat er nog niet veel bezoekers zijn. Maar pas op, in het weekend zal dat anders zijn. Gelukkig is de drukte maar ca. 4 weken per jaar, daarna keert de rust weer terug. In het voorjaar kun je er genieten van de prachtige bloesems en het hele jaar door ademt de plek een bijzondere sfeer. In mei zijn de kersenbomen omsloten door een paarse kring van bloeiende rododendrons.
Alweer meer dan twintig jaar geleden, in 2000, is het Bloesempark ontstaan. De betrekking tussen Japan en Nederland bestond 400 jaar en de Japanese Women’s Club schonk om die reden 400 bomen (Prunis × yedoensis) aan de Gemeente Amstelveen. Alle bomen in het symmetrische park hebben een naam gekregen, 200 bomen kregen een Japanse vrouwennaam, en de andere 200 bomen hebben een Nederlandse vrouwennaam gekregen (overgenomen amsterdamsebos.nl).
De Cascade Ronde Tafel Conferentie (jaarlijks op PalmPaasZaterdag) was weer een groot succes. De zaal was geheel gevuld met vrolijke mensen, allemaal geinteresseerd in tuin- en landschapshistorie. Het vaste programma luiddet: Lunch, Welkom, ca. 5-6 voordrachten, borrel. De vaste plaats van bijeenkomst is tegenwoordig Huis Sonsbeek, maar wegens een verbouwing was het dit jaar in het Water Museum vlakbij.
De eerste lezing ging over het uitbreidingsplan De Maten in Apeldoorn- Oost, dat speelde in de jaren zeventig van de vorige eeuw. De voormalige gemeente-tuinarchitect Henk Barkhof vertelde geheel in jaren-zeventig-stijl (mèt gekleurde lichtdrukken en zonder dia- of power point presentatie), hoe de plannen voor de nieuwe wijk waren ontstaan en gegroeid en vooral ook over de bomenlanen (welke soorten) en dat er nu na 50 jaar al weer hele lanen waren vervangen of verdwenen. Hij voreg zich ook af hoe die bomenlanen in de toekomst er uit zouden gaan zien. Zelf denk ik dat het de toekomstige beplantingen veel meer rekening zal worden gehouden met soorten/variëteiten die tegen een droog of juist nat klimaat kunnen en met het planten van vooral inheems hout.
Voor vergelijking met de situatie van hetzelfde gebied in 1975 (links) en in 2024 (rechts) heb ik hieronder een vergelijkingskaart toegevoegd.
De volgende lezingen hadden als onderwerp: Doris Hattink over Daniel marot’s tuinontwerpen; Jan Holwerda over het landgoed Moretusbos / Ravenhof (gem. Woensdrecht), ook wel Klein Versailles in Putte genoemd. Jan lichtte de hele geschiedenis toe met vooral prachtige hoogtekaarten; Martin van de Broeke over de Zeeuwse kweker / tuinarchitect Pieter Schuppens (1769-1850); en tenslotte Willem Zieleman (tuinbaas Paleis Het Loo) over de binnentuin van paleis Het Loo op basis van een schets van Pierre Cuypers.
Tuinprent van Laurens Scherm naar Daniel Marot. Bloeien hier lelies?
Een zeer geslaagde bijeenkomst. Tot het volgende evenement, 21 juni Midsummernight op een buitenplaats in Noord-Brabant.
Zie voor meer foto’s de Cascade website en het foto-album van Theo Kralt.
Een later landschappelijk ontwerp van de buitenplaats (tot heden is dit ontwerp gedateerd rond 1800 en worden als ontwerper J.G. Michael of J. D. Zocher sr. of G.A.Blum genoemd) laat zien dat twee schuine zichtlanen, een landschappelijke vijver evenwijdig aan de achtergevel van het huis en twee ronde bassins op de hoofdas, de structuur van het park bepaalden. Het echtpaar Hora Siccama- De Sandra Veldtman heeft de geadmitteerde landmeter F. N. van Hulten, in december 1821 de aanleg laten optekenen zodat eerdere detailontwerpen door hem werden vastgelegd, zoals het padenpatroon, de vijverpartijen, tuinen, appelhoven, een bloementuin en zelfs graanvelden. Ook valt op dat de Engelse aanleg achter in het park, zoals eerder ontworpen door G.A. Blum, ook te zien is op deze kaart van Van Hulten.
Bovengenoemde kaart van Van Hulten is nog niet officieel digitaal beschikbaar, maar het is nu wel duidelijk -omdat het hier om een landmeterskaart gaat- dat de Fraeylemaborg vanaf ca. 1820 geheel in landschapsstijl was veranderd. Het eerdere ontwerp in landschapsstijl (jaar en ontwerper dus onbekend tot heden), is waarschijnlijk niet uitgevoerd.
Wat is nu nog in de tuin te beleven van voorgaande eeuwen? Achter in het bos vindt men nu nog een slingerende beek en vijvers in schijnbaar natuurlijke vormen, opgeworpen heuvels en slingerende paden. Een prieel, een negentiende-eeuwse rechthoekige duiventoren, vele tuinvazen en een achttiende- eeuws beeld van Flora versieren de ‘natuurlijke’ aanleg.
In 1975 werden de voormalige borg en het park door de huidige eigenaar, de Gerrit van Houten Stichting, voor het publiek opengesteld. Bijzondere en oude bomen in het bos zijn de zwarte noot, de bergiep, de goudes, de treurbeuk, de borgenflora zoals de bosanemoon, de holwortel, het daslook, de wilde hyacint en de bostulp. Aan de overzijde van de Hoofdweg ligt het Overbos, dat oorspronkelijk ook deel uitmaakte van de Fraeylemaborg. De historische aanleg van de Fraeylemaborg is tot beschermd Rijksmonument verklaard.
Van 30 maart t/m 22 september Tentoonstelling ‘Door de Bomen’
De door ons bureau ondergetekende petitie (2-11-2020) ‘Geen nieuwbouw in het Borrebos bij Paleis Soestdijk‘ heeft een antwoord opgeleverd. HET ANTWOORD Op 24 januari 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State het complete Bestemmingsplan Landgoed Paleis Soestdijk vernietigd. De MeyerBergman Erfgoed Groep liet daarop op 15 maart 2024 weten vooralsnog af te zien van het aanvragen van een nieuw omgevingsplan. Bron: Baarnsche Courant, 15 maart 2024 en Gooi en Eemlander, 16 maart 2024 REACTIE PETITIONARIS Beste Carla Oldenburger, De stichting Behoud het Borrebos is verheugd te kunnen melden, dat de eigenaren van het Landgoed Paleis Soestdijk MeyerBergmanGroep hebben besloten af te zien van alle nieuwbouwplannen voor het binnen het Natuurwerk Nederland gelegen landgoed. Tezelfdertijd is aangekondigd dat er na komende zomer wordt gestart met de restauratie van het paleis. Met dit opzienbarende nieuws kan er een punt worden gezet achter de petitie ‘Geen nieuwbouw in het Borrebos bij Paleis Soestdijk’. Voor meer achtergrondinformatie verwijzen wij u naar een op de website van Behoud het Borrebos geplaatste column van onze voorzitter. Het spreekt voor zich dat wij de meer dan 5.700 ondertekenaars van de petitie zeer erkentelijk zijn voor de door hen betuigde steun aan onze inspanning voor het behoud van de natuur op het Landgoed Paleis Soestdijk! Met vriendelijke groet, de Initiatiefgroep ‘Behoud het Borrebos’ EINDE REACTIE |
Huis Oostergeest, 2024. Foto Hendrick de Keyser
Het gebied rond Warmond, gelegen aan de rivier de Leede, was in vroeger tijden voor families uit Leiden, Den Haag en Rotterdam een geliefd oord voor het vestigen van een buitenplaats. Via de Leede kon men de steden gemakkelijk bereiken en het water vormde een aantrekkelijk uitzicht en recreatiepunt.
In 1651 kocht Cornelis van Rosenburgh, schout en baljuw van Warmond, een huis met land, het latere Oostergeest. Het bestaande huis werd vervolgens afgebroken en door een nieuw vervangen.
Op een tekening in het huisarchief uit circa 1730 is dit nieuwe huis afgebeeld met de bijbehorende plattegrond. De gevel vertoont duidelijk kenmerken van het Hollands classicisme: symmetrie, soberheid en een hoog schilddak. De deur- en raamomlijstingen zijn van later tijd. De tuin was, volgens een akte van 1667, aan alle zijden omheind met ‘houten of doornen [= meidoornen] heiningen’ en met de zogenaamde ‘kloostermuur’. In 1726 werd het huis eigendom van Cornelis Schrijver, vendumeester van de Admiraliteit te Rotterdam. Zijn zoon, Paridanus Schrijver, was predikant te Warmond en bewoonde het huis van 1726 tot zijn dood in 1733. Vanaf die tijd wordt het huis Oostergeest genoemd. Na een uitbreiding van de gronden in 1729 liet Schrijver een geometrische tuin aanleggen. Deze tuin is afgebeeld op genoemde tekening uit circa 1730.
De huisplaats was bereikbaar via een lange oprijlaan met bomen die gericht was op het midden van de voorgevel van het huis en uitkwam op een met bomen beplant voorplein. Opzij van het huis en ook achter het huis lagen parterres de broderie en enkele kleine boomgaarden. De oorspronkelijke huisplaats werd omgeven door een grotere boomgaard opzij van het huis met daarachter waarschijnlijk een warmoezerij, die op Franse wijze diagonaalsgewijs was verdeeld. De nutstuinen waren door een lange kavelsloot afgescheiden van een drietal, met elkaar verbonden bosketten, waarvan de middelste een qua vorm zeer apart bassin herbergde. Dit bassin werd door hagen en paden omgeven en vertoonde ook ‘oversteken’ door het water. Waarschijnlijk is deze plek de ‘menagerie met een groote gemetselde waterkom’ waarvan sprake is in de verkoopadvertentie van 1733. Omdat deze waterkom door paden of vlonders in kleinere bassins werd verdeeld en omdat er vier terrasachtige oeverplaatsen in deze bassins uitstaken, lijkt het waarschijnlijk dat men vanaf hier de watervogels voedde en misschien ook wel het in die tijd geliefde Naumachia-spel met bootjes speelde, een nagebootst scheepsgevecht in het klein, dat reeds bekend was bij de Romeinen. Verder spreekt de advertentie van een speelhuis en een oranjerie, parterres, een moestuin, visrijke vijvers (onder andere rondom de bosketten), boomgaarden en wilde plantagieën. In de bosketten met hakhout liepen wandelpaadjes en stonden tuinvazen of tuinbeelden opgesteld. Ook langs de weg bij de ingang lag nog een bosket in de vorm van een sterrebos. Verder sprak men in de advertentie nog van ‘een fraaye party Oranges en Bijgewassen, veelerhande Water- en ander Gevogelte, gelyk ook een Speel- Schuytje’. Dit laatste is het scheepje dat men gebruikte bij het hiervoor genoemde Naumachiaspel. De indeling van het terrein was duidelijk ondergeschikt aan het oorspronkelijke kavelpatroon van de polder. Na 1733 is er een tijd lang niet veel gebeurd op Oostergeest, althans voor wat betreft de tuin.
Uit een verkoopadvertentie in de Leidsche Courant van 30 september 1839 krijgt men een beeld van hoe de tuinen er toen uitzagen. Men spreekt van een menagerie, boomgaarden, een ‘Engelsche Partij’, een goudviskom, een bergje, een moestuin, bijzondere bomen, onder andere een Magnolia glauca, bosjes en ‘fraaye wandelingen’ en ten slotte een ’tent aan den Heerenweg’. Hieruit blijkt dat er intussen veranderingen in landschapsstijl hadden plaatsgevonden. De Topografische kaart van Nederland geeft pas een grote slingerende waterpartij aan vanaf 1895. Dat zou betekenen dat men deze waterpartij pas een jaar of 5 tot 10 daarvóór heeft aangelegd.
Een tweede plattegrond in het huisarchief zou uit de late 19de eeuw kunnen dateren. Het park in late landschapsstijl wordt dan gekenmerkt door een lange slingerende ‘beekpartij’ en wandelpaden rond heester-en grasperken (waarschijnlijk gevuld met verschillende soorten rododendrons, azalea’s, hortensia’s etc.)
Oostergeest is een rijksbeschermde buitenplaats en onlangs in eigendom overgegaan op de Vereniging Hendrick de Keyser.