Categoriearchief: Familie

Laurierbladeren en de loofhut

Dit jaar 2024, van 16 tot 23 oktober vieren  Joden het Loofhuttenfeest of Soekot. Met Soekot wordt herdacht dat het Joodse volk 40 jaar door de woestijn moest zwerven. Zij leefden toen in hutten (soeka).

Soekot 21 oktober 2024. Dak van laurierbladeren. Foto Carla Oldenburger

Ter herinnering aan deze tijd wordt door de Joden elk jaar een hut in of bij hun huis nagebouwd. Het dak van de hut moet van takken en gebladerte van bomen zijn gemaakt en dit dak moet een voldoende grote open ruimte bevatten dat men daar doorheen de sterren kan zien. De loofhut wordt verder versierd met vruchten en groenten. Veel gasten worden uitgenodigd om dit feest samen te vieren.

Bernard Picart. Soeka bij  Sefardische Joden. 1724

Soekot wordt ook wel gezien als een soort oogstfeest, als afsluiting van de jaarlijkse oogst die is binnengehaald. Toen de Joodse Tempel nog bestond vierde men dit feest ook door aan God dankoffers voor de laatst binnengebrachte oogst te brengen. Meestal wordt dit oogstfeest even eerder gevierd, namelijk op 29 september.

Dit jaar is het groene dak gemaakt van verse laurierbladeren  uit eigen tuin. De laurier is bladhoudend en omdat de boom deze zomer niet gesnoeid was, bladeren en takken genoeg. Als je dan bedenkt dat de laurier oorspronkelijk in het oostelijk Middellandse Zeegebied groeit en in deze tijd wordt geoogst, is het heel begrijpelijk dat Soekot ook een oogstfeest is. De sterren konden we helaas niet waarnemen vanuit dzee locatie.

Soekot 2024. Foto Carla Oldenburger. Foto Carla Oldenburger

Soekot en vruchtenmaaltijd: laurier, limoen, champignons (Potobello) appel, aardappel. Foto Carla Oldenburger

Frieda Hunziker 1908 – 1966. Nieuwe aanwinst: Boerentuin bij Heerlen door Frieda Hunziker, 1943.

Overzichtstentoonstelling Frieda Hunziker, Galerie Simonis & Buunk, Ede.

Catalogus Tentoonstelling Stedelijk Museum 1961. Met overzicht van voornaamste werken sinds 1945 en korte biografie. Fotografie en Lay-out Frits Swart (zoon van Frieda)

F.H.    zijn de initialen van een vriendin van mijn moeder en als deze initialen zich voordoen in het zwart, op rood fond , dan is het me duidelijk dat ze de naam ‘Frieda Hunziker’ betekenen. Bovenstaand boekomslag van een catalogus van het Stedelijk Museum uit 1961 was van deze initialen voorzien als indicatie dat de tentoonstelling haar werk betrof.

Dit boekwerkje draag ik al bij me sinds het overlijden van mijn moeder (1978), maar sinds kort is de ware betekenis van Frieda en haar werk pas echt tot me doorgedrongen. In het Utrechtse huis van mijn ouders (ze woonden daar van 1945 tot 1971) en mogelijk ook al in hun huis in Amsterdam daarvoor,  hing sinds ik me kan herinneren een groot stilleven van Frieda in de zitkamer, getint in zachte kleuren, een aquarel, met o.a. een afbeelding van een kalebas en een O.I. Kers. Het zei me niet veel, ik liep er twintig jaar aan voorbij en heb het tenslotte ter veiling aangeboden. Ik heb er geen spijt van want nu ik veel meer schilderijen van Frieda heb gezien, weet ik dat dit stilleven uit de toon viel (waarschijnlijk een zeer vroeg werk uit haar academietijd) en totaal niet paste bij haar krachtige persoonlijkheid.

Vorige week las ik in de Volkskrant dat er bij Galerie Simonis en Buunk in Ede een verkooptentoonstelling is van Frieda’s schilderijen en tekeningen, afgewisseld met nog enige werken van vrienden- en tijdgenoten-schilders,  o.a. Karel Appel, Corneille, Ger Gerrits en Piet Ouborg. De bijbehorende catalogus is rijk voorzien van kleurenfoto’s van haar werken.  Ik dus op pad naar Ede.

Als tuindeskundige was ik vooral direct gefascineerd door een olieverfschildering op papier uit 1943, van een boerentuin bij een woning in Heerlen, hieronder afgebeeld, nu in os bezit.

Frieda Hunziker. Boerentuin bij een woning in Heerlen. Ca. 1943. Part. Collectie

Dit schilderij dateert van 1943, toen zij Joodse kinderen met de trein naar Zuidoost-Limburg bracht om hen daar te laten onderduiken. Ook zullen enkele landschappen in die tijd zijn ontstaan, zoals het schilderij Juliamijn Eygelshoven uit 1943 (afgebeeld in de catalogus van Galerie S.& B.). Als dekmantel voor haar verblijf op het platteland, liet zij bij aanhouding haar persoonsbewijs zien (met vermelding van beroep schilderes) en vertelde zij degene die haar hierom vroeg dat zij de kinderen een dagje meenam zodat zij in de frisse buitenlucht konden spelen.

Ik heb altijd geweten dat Frieda en mijn moeder vriendinnen zijn geweest, maar nooit heb ik me afgevraagd hoe ze elkaar eigenlijk kenden. Ik heb het nu uitgezocht. Beiden zijn geboren in 1908 in Amsterdam-West en hun beider eerste adres was in de Wilhelminastraat (Frieda nr. 93 II hoog en mijn moeder nr. 95 III hoog). In 1929 verhuisden beide gezinnen en hun nieuwe adres was Brederodestraat 96 (Frieda II hoog en mijn moeder III hoog). Het is heel wel mogelijk dat de vriendinnetjes op dezelfde Lagere School en MULO hebben gezeten (op de Overtoom?) totdat zij in 1924 op 16-jarige leeftijd beiden naar het vervolg-onderwijs gingen (Frieda naar het Rijksinstituut voor tekenleraren (1924-1928) en mijn moeder naar de Avondschool / Cursus Boekhouden (1924-1926?). In 1932 trouwde mijn moeder en verliet zij de ouderlijke woning; in 1934 Frieda idem. Frieda kreeg een zoon (Frits Swart, geboren in 1937) en mijn moeder Mies Amse kreeg een dochter (Carla Ebbers in 1939). Beiden zijn tot het overlijden van Frieda in 1966  met elkaar bevriend gebleven.

Geraadpleegde bronnen:

Tentoonstellingscatalogus Simonis & Buunk. Frieda Hunziker 1908-1966. Frieda Hunziker. Een vitale wereld in kleur en vorm. Met biografisch verhaal van Wim Hazeu. Ede, 2024. De tentoonstelling duurt nog t/m 31 augustus 2024.

Frits Swart (fotografie en Lay-out). Frieda Hunziker. Catalogus Stedelijk Museum, 1961.

Stadsarchief Amsterdam.

https://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Hunziker.

Enorm groot eikapsel van een Blonde Rog gevonden door kleindochter Lune

juli 2024, strand Schiermonnikoog.

Zie website www.schelpenmuseum.nl, onder knop ACTUEEL

Eikapsel van Blonde Rog gevonden op Schiermonnikoog door Lune. Juli 2024. Foto Thijs de Boer

Foto en tekst overgenomen van website Schelpenmuseum Paal 14, Schiermonnikoog:

Blonde rog
Raja brachyura (Lafont, 1873)
Lune Moonen uit Nijmegen trof op 4 juli dit enorm grote eikapsel. Het is het eikapsel van een blonde rog. Deze rog kan meer dan een meter lang worden en komt voor in de Atlantische Oceaan, Noordzee en Middellandse Zee.
Eikapsels van deze soort zijn zeldzaam aan onze stranden.

Mijn dagelijkese uitje tijdens de oorlogsjaren, naar de Geuzenhof

De Geuzenkade was de plaats waar mijn wieg heeft gestaan. We woonden begane grond en we hadden een eigen tuin met zandbak en bloemenperken, maar toch wilde ik als peuter en kleuter elke dag met mijn vader de kippen en fazanten en pauwen bezoeken en een blaadje sla gaan brengen.

We woonden precies in de bocht van de Geuzenkade en vanaf hier was de Geuzenhof om de hoek, een binnentuin binnen het complex flatwoningen aan de Geuzenstraat. DE TUIN WAS TOEN OPENBAAR TOEGANGKELIJK, NU NIET MEER, MAAR VANDAAG STAAT DE POORT OPEN WANT HET IS OPEN TUINEN DAG.

Geuzenhof, (bouwdeel 1, voltooid 1935). Architect Jacob Dunnebier. Tuinarchitect Mien Ruys. Volière met pauwen, kalkoenen, of fazanten en kippen. Stadsarchief Amsterdam

In de Gids voor de Nederlandse Tuin- en Landschapsarchitectuur (deel 3, 1998), tekst Carla Oldenburger-Ebbers, Anne Mieke Backer en Eric Blok, schreven we de volgende tekst:

“In de wijk De Baarsjes ligt een grote, langgerekte binnentuin ontworpen door Mien Ruys met allerlei speelvoorzieningen. De aanleg is uitgesproken architectonisch van opzet en toont eerder een late Jugendstil dan de van haar bekende modernistische signatuur. Er komen veel halfronde vormen in voor en afgeronde hoeken en twee symmetrische, gekromde paden. De tuin bestaat eigenlijk uit twee delen, die in elkaars verlengde liggen en die behoren bij de woonblokken Geuzenhof 1 en Geuzenhof 2, die de tuin bijna geheel insluiten. Als voorzieningen zijn twee zandbakken opgenomen, een speelplaats, een volière en zelfs een telefooncel. Volgens Ruys hadden deze tuinen een opvoedende werking. Zij voorzagen niet alleen in een gezonde vorm van buitenspelen, maar waren ook een stimulans voor de esthetische beleving van het groen. Zij zag tuin en architectuur als onafscheidelijke eenheden. In ‘de 8 en Opbouw’ van 1942 schreef zij onder meer over gemeenschappelijke tuinen: ‘Deze gemeenschappelijke tuinen kunnen vooral in arbeiderswijken een grote sociale verbetering brengen. […] Een juist aangebrachte beplanting kan de architectuur van het gebouw accentueren, maar het is ook mogelijk het karakter, de zuivere lijn van een huis te schaden door een verkeerde groepering.’ Zij was wars van het gebruik van hekken en voorzag dat spelende kinderen vanzelf belangstelling en waardering zouden krijgen voor de beplanting. Het geheel is nog grotendeels volgens de oorspronkelijke opzet en wordt gerestaureerd door de gemeente Amsterdam.”

 

Geuzenhof Amsterdam, 2023 (?). Grind en tegels op de plaats van de voormalige volière. Zie hierboven. Beeld Jakob van Vliet. Overgenomen van Parool-artikel
Geuzenhof Amsterdam West, Ontwerp ca. 1935, opgeleverd met volière, zandbakken en vijvertje.  Stadsarchief Amsterdam

Frans Hals, een schilderij van een Hollandse familie buiten in een tuin. 1635. Cincinnati Art Museum.

Een beetje lui vanmiddag, nam ik weer eens even mijn verzameling oude prentbriefkaarten door. Toevallig vond ik een afbeelding van een schilderij van Frans Hals, bekend als ‘A Dutch Family’, ca. 1635,  Cincinnati Art Museum . Bequest of Mary M. Emery.

Omdat mijn eigen prentbriefkaart een scherpe vouw vertoont, heb ik maar voor de afbeelding van de Wikipedia-foto gekozen.

De meeste schilderijen van Frans Hals vertonen portretten van bekende en onbekende mannen en vrouwen en kinderen, maar dit is een van de weinigen waar een hele familie op wordt afgebeeld. Portretten van bekende Nederlanders zijn bijv. die van de filosoof / wetenschapper  René Descartes (1596-1650), van de schilder Frans Post (1612-1680) en het portret van de schilderes Judith Leyster (1609-1660), toegeschreven aan Frans Hals. Dit schilderij van een familie buiten in een tuin (met rozen op de grond) is in zijn oeuvre vrij uniek.

Een enorme lijst van portretten staat met foto ’s op Internet ter nadere bestudering. Het hier afgebeelde schilderij is niet op de tentoonstelling in het Rijksmuseum te zien.

Het is overigens eigenaardig dat op Wikipedia te lezen staat dat dit schilderij van de Hollandse Familie in 2022 is geïdentificeerd door Frans Grijzenhout, terwijl achterop mijn beslist oudere prentbriefkaart al staat dat dit een schilderij is van Frans Hals. Of heeft het Museum de woorden  ’toegeschreven aan’  Frans Hals op deze prentbriefkaart voor het gemak toen maar weggelaten?

Tentoonstelling Frans Hals in het Rijks Museum, t/m 9 juni 2024.

Mijn familie en Louis Paul Zocher en het brongebouw of Kurhaus in Haarlem

Het KURHAUS  of BRONGEBOUW in het Frederikspark te Haarlem

Printbriefkaart. Het brongebouw en tuin van Louis Paul Zocher. Ca. 1900

Op zoek naar meer gegevens over het huwelijk (in 1903) van mijn grootouders Johan Carel Willem Amse (1877-1959) en Anna jacoba Vetter (1877-1956), vond ik tot mijn verbazing als getuige opgegeven Jan Johan Carel Munk, broer van mijn overgrootmoeder en oom van mijn grootvader,  met vermelding van zijn beroep, ‘directeur van het brongebouw Haarlem’. De naam van deze oud-oom van mijn moeder was mij wel bekend (mijn moeder logeerde wel eens bij Oom Jan en zijn vrouw Christina Leupen, het echtpaar fungeerde als vervangende ’tweede’ ouders van mijn opa, omdat zijn eigen ouders er niet meer waren). Ook wist ik dat Oom Jan boek-,  kunst- en muziekhandelaar was (winkel Anegang 38 Haarlem) en als administrateur bekend stond, maar dat hij ook directeur van het brongebouw in het Frederikspark is geweest, was voor mij geheel nieuw en doet mij vermoeden dat mijn familie en de familie Zocher elkaar hebben gekend, mogelijk zelfs samen hebben gewerkt, want het was Louis Paul Zocher, die het parkje  met prieeltjes en muziektent rond het brongebouw had ontworpen en aangelegd. Sinds wanneer Oom Jan directeur was van het brongebouw heb ik nog niet kunnen achterhalen, maar mogelijk sinds 1897, toen directeur Klaas Prins zijn huisartsenpraktijk beëindigde. Mijn overgrootvader van vaders kant, apotheker Jan Ebbers, werkte als apotheker tot 1897 samen met Klaas Prins (huisarts en apotheker), zodat we wel mogen aannemen dat Jan Johan Carel Amse, de boekhandelaar en oudoom van mijn grootvader Amse, en Jan Ebbers, de apotheker en vader van mijn grootvader Ebbers, elkaar hebben gekend (terwijl mijn vader en moeder elkaar niet via familiebanden kenden).

Nog even wat plaatjes en krantenbericht opgezocht. Het Leidsch Dagblad bericht in 1892 over het voorgenomen plan tot het bouwen van een Kurhaus in het Frederikspark te Haarlem. De bouw is in 1894 gestart en in 1895 vond de opening plaats. Hier wordt het plan van Zocher genoemd.

pastedGraphic.pngLeidsch Dagblad d.d. 10-02-1892

Het gebouw, bekend als Wilhelmina Brongebouw, stond in het Frederikspark (park nu beschermd monument) en heeft van 1894 tot 1932 gefunctioneerd. Het doel was de inwoners van Haarlem te laten profiteren van de heilzame werking van bronwater uit een bron in Vijfhuizen. Er was een ijzeren pijpleiding aangelegd van de bron naar het badhuis in de Badhuisstraat en naar een drinkhal en het Brongebouw in het Frederikspark. Naast het kuuroord fungeerde het gebouw ook als concertzaal, casino, restaurant, salons en badhuis. Ik stel me voor dat de 19de eeuwse sfeer in het parkje te vergelijken was met het vroegere Wertheimpark in Amsterdam en Park Tivoli in Utrecht.

Prentbriefkaart uit 1905 met brongebouw, muziektent en omringend park naar ontwerp van L.P. Zocher. Architecten: J.A.G.van der Steur en D.E.L.van den Arend.

Over oude bomen verplanten. Kan dat?

Louis Apol. Wintermorgen 1911. Olieverf op doek (detail). Coll. RCE, permanente bruikleen aaninger Museum Laren

Vorige week bezocht ik de tentoonstelling ‘Frisse Wind’ in het Singer Museum. Zie vorig Bericht met een aantal afbeeldingen. Tot mijn grote verbazing zag ik ook een schilderij waarop een ‘mallejan’ of ‘boomezel’ stond afgebeeld. Dat had ik nog nooit eerder gezien, een mallejan afgebeeld op een schilderij. De schilder was Louis Apol (1850-1936).  Een mallejan  is een vervoermiddel dat vroeger in de bosbouw werd gebruikt om boomstammen te vervoeren op een tweewielig of vierwielig transportmiddel getrokken door paarden.. Door de impressionistische weergave is de scène niet heel duidelijk te zien, maar de wielen van de kar en een deel van een zware boomstam zijn toch wel te onderscheiden. Een bekend verhaal over mallejannen is dat ze werden gebruikt toen het park rond Kasteel De Haar in Haarzuilens werd aangelegd. De kasteeleigenaar wenste direct volwassen bomen in zijn nieuwe park en zo kwam het dat grote zware bomen van overal werden opgehaald met mallejannen.

Hoe de bekende firma Zocher halverwege de 19de eeuw over het verplaatsen van oude bomen dacht kunnen we lezen in de Rotterdamsche Courant van 1855. In Rotterdam speelde toen een kwestie over het verplaatsen van bomen in De Boompjes, een oorspronkelijk 17de eeuwse wandelpromenade langs de Nieuwe Maas. De firma Zocher was om advies gevraagd en deze had geadviseerd de bomen te verplaatsen. Maar Zocher moest op zijn besluit terugkomen. In tweede instantie was zijn oordeel dat slechts 9 a 10 bomen te verplaatsen zouden zijn, ALS ook de wortels van deze bomen gaaf zouden zijn. wat hij betwijfelde gezien de wortels van de bomen die al waren gekapt. Zocher’s nieuwe advies was een geheel nieuwe rij iepen te planten die gemakkelijk uit de Oude Plantage konden worden overgeplaatst. Hoe dit moest gebeuren wordt helaas niet vermeld. Mogelijk waren het nog tamelijk jonge bomen.

Rotterdamsche Courant 7 december 1855

Een derde voorbeeld zagen we al in een vorig Bericht bij het werk van een van onze  voorvaderen, Tuinbaas Johannes Wilkes (1832-1910) in Vogelenzang. Hij had op buitenplaats Casa Nuova volgens de journalist van het Haarlemsch Dagblad (1905) een groot werk verricht. Het ging over de verplaatsing van een bruine beuk van meer dan veertig jaar oud. Ook hier kwam geen mallejan aan te pas, maar wel de hulp van takels, een lier en 15 arbeiders, die er twee dagen over deden om de boom 20 meter te verplaatsen. Let wel zonder enige schade, geen takje was beschadigd.

Haarlem’s Dagblad, dd. 25 nov. 1905. Deze tuinbaas Johannes Wilkes (1832-1910) is de broer van onze (bet)overgootmoeder Maria Wilkes. Ook zijn vader Johannes Wilkes was tuinman, geboren 1799 in Breukelen.-Nijenrode

Zie ook het artikel van Jan Holwerda (waarvoor dank) online: https://dendrologie.nl/arbor-vitae/kasteelpark-de-haar-mallejannen-brachten-bomen-van-elders/

en nog meer: https://dendrologie.nl/arbor-vitae/historische-boomverplantmachines/

Buitenplaats Voorzorg aan de Catharijnesingel Utrecht

In de laatste DUIC-krant (De Utrechtse Internet Courant) van 12 januari 2024 (https://www.duic.nl/cultuur/verdwenen-villas-huis-voorzorg-aan-de-catharijnesingel/) schreef Arjan den Boer een artikeltje over de Villa Voorzorg. Deze villa was eigenlijk een 19de eeuwse buitenplaats, gelegen aan de stadsbuitengracht (later Catharijnesingel genoemd) te Utrecht.

N.J. Kamperdijk. Huis Voorzorg aan de Catharijnesingel. 1867. Coll. Het Utrechts Archief

We zien hier de villa in volle zon, met een uitbouw en veranda op het oosten en met de entree op het zuiden. Typisch 19de eeuws zijn enige ronde bloemperken in een grasperk naast het huis. Enige potplanten versieren de portico en het balkon. Een koepel geeft uitzicht over het water op de Smeetoren. Op het  onderstaande kaartje (situatie tweede helft 19de eeuw?) is de locatie van de Villa Voorzorg nauwkeurig aangegeven. De villa is gebouwd in 1823 door de eigenaar van de steen- en cementfabriek Jan Hendrik Cazius (1767-1845).  Later in 1867 uitgebreid door de Utrechtse architect Nicolaas J. Kamperdijk. In 1900 werd het huis afgebroken en de grond aan de gemeente verkocht t.b.v. woningbouw. Op de plaats van de villa en verder richting ziekenhuis zijn tussen 1901 en 1905 statige (Jugendstil)-huizen gebouwd. Mijn ouderlijk huis is gelegen op het perceel van de hoveniers- en tuinmanswoning, behorend bij de buitenplaats Voorzorg, tegenover de Geertekerk. Toch leuk dat je achteraf er achter komt dat je op een voormalige buitenplaats hebt gewoond.

Arjan den Boer. Plattegrond van gedeelte van de Catharijnesingel in de 19de eeuw. Reconstructie-tekening van de locatie van Villa Voorzorg (rood). Mijn ouderlijk huis Catharijnesingel 75 staat tegenover de Geertekerk, bij rode kruisje. Het rode streepje is de Smakkelaarsbrug. Noorden links

Hieronder de groep huizen ten noorden van de huidige Schröder van der Kolkstraat, Het meest rechtse huis met torentje is nr. 75. Mijn eerste kamer in 1945 was die boven de ingang, ook zat ik graag in het torenkamertje. 
Catharijnsesingel 75 t/m 80. Foto Het Utrechts Archief. 
Luchtfoto van Catharijnesingel, ter hoogte van nr. 75 (in linker bovenhoek), met aan de overkant van de singel de Geertekerk. Vlak voor de kerk zien we langs de singel de bomen van het Zocherpark.  Op het Geertekerkhof ten noorden van de kerk een paard en wagen van de groenten- of schillenboer.  Foto Het Utrechts Archief, eind jaren veertig.

P.J. Lutgers. Gezichten in de omgeving van Utrecht. 1869. Coll. Het Utrechts Archief. Buitenplaats Voorzorg.

Op de plaats van de villa is later een ziekenfondsgebouw verrezen. Op de gevel stond te lezen  VOORZORG HULP BIJ ZIEKTE. Waarschijnlijk een toeval, dat de villa en het ziekenfonds dezelfde naam voerden. Vele Utrechters die dit rijtje huizen uit de jaren vijftig en zestig hebben gekend zullen een detail missen. Ook op de gevel van nr. 75 stond iets te lezen, namelijk MIJ. GRONINGEN. PAARDEN EN RUNDVEEVERZEKERING. Helaas geen foto gevonden.

Tegenwoordig wonen studenten in dit prachtige huis. Jammergenoeg heb ik nooit foto’s gemaakt van de vestibule. Die was het allermooiste. Dat kan ook heel goed, want duidelijk is te zien dat het huis vijf lagen telt, incl. sousterrein en zolder, maar ook daar waren heerlijke kamers. En vergeet de grote tuin niet en de serre op de belétage en de veranda op de eerste etage, allemaal op het westen gelegen. Bijna zo mooi als Villa Voorzorg misschien wel. Ik had er in ieder geval een heerlijke jeugd.

Mijn ouderlijk huis waar ik woonde van 1945 tot 1966, het eerste huis rechts met torentje en trapgeveltje. Catharijnesingel v.r.n.l. nr. 75 t/m nr.82). Foto Het Utrechts Archief

Tuinbaas Johannes Wilkes, een zoektocht

Na het Bericht van 3 januari jl. over de tuinbazen Johannes Wilkes sr. (1799-1893) en zoon Johannes Wilkes jr. (1832-1910), heb ik verder gezocht omdat de naam Johannes Wilkes vele malen in  ‘OpenArchieven’ te vinden is. Maar ook buiten de gemeente-archieven duikt de naam steeds weer op.

In 1850 staat Wilkes jr., 18 jaar oud, geregistreerd (BS Heemstede) als tuinknecht in Gemeente Berkenrode. We denken dan in eerste instantie direct aan de buitenplaats Berkenrode waar hij mogelijk als jongeman werkte.  Onderstaande advertentie uit de Haarlemsche Courant dd. 05-05-1862  brengt ook weer nieuws aan het licht.

Waarschijnlijk gaat het hier ook om J. Wilkes jr. (1832-1910), die in 1861 is getrouwd en in 1862 in het jaar van deze advertentie, 30 jaar oud was. Hij was nog jong en kon een extra’tje wel gebruiken. Met de Grindweg van Heemstede naar Haarlem zal ongetwijfeld de Heerenweg bedoeld zijn, waarlangs nogal wat buitenplaatsen zijn gelegen. De meeste hebben ook een tuinmanswoning. Nabij de Koediefslaan liggen Berkenrode, Oud-Berkenroede, Kennemer-Oord en Welgelegen.

Intussen heeft Luuk Keunen (Bureau RAAP) op mijn vraag (geplaatst als kopie van het Bericht van 3 januari op Linkedin) geantwoord met het aanreiken van een heel kort verhaaltje van mijn eigen vader Jan Ebbers. Het verhaaltje is geschreven voor het tijdschrift  ‘Groei en Bloei‘ en terecht gekomen in  ZLM Land- en Tuinbouwblad, 24 dec. 1975, p.19. Hierbij een kopie:

Onder de titel ‘Mijn tuin en mijn roodborstje’ schrijft mijn vader hier over zijn oudoom “Tuinbaas Wilkes van de vroegere buitenplaats ‘Meer en Bosch”.  Johannes Wilkes sr. (1799-1893), mijn vaders overgrootvader, is al overleden voordat mijn vader ter wereld kwam.  Tuinbaas Wilkes jr. overleed in 1910 en dat gesprek tussen Wilkes en vaders grootvader (Jan Ebbers de apotheker) moet dus op zijn laatst in 1910 zijn geweest. Mijn vader was toen 4 jaar. Maar geloof me, hij verzon ook wel eens wat naar het hem uitkwam in dergelijke verhaaltjes. We leren uit dit verhaal over het roodborstje in ieder geval dat Johannes Wilkes jr. op de buitenplaats Meer en Bosch heeft gewerkt. Mogelijk totdat het instituut voor Epilepsiebstrijding daar werd gevestigd in 1882. Hij was toen 50 jaar, maar tuinbazen zijn op die leeftijd nog lang niet uitgewerkt. Het vorige bericht over de boomverplanting van Casa Nuova is gedateerd 1905, toen Jr. 73 jaar oud was. Het is te vroeg om conclusies te trekken, maar in ieder geval is de naam van Tuinbaas Wilkes jr. (1832-1910) tot heden verbonden met de buitenplaatsen Berkenrode (oud- gemeente Berkenrode, nu gemeente Heemstede), Meer en Bosch (gemeente Heemstede) en Casa Nuova (oud-gemeente Vogelenzang, nu gemeente Bloemendaal).

Over de buitenplaats Meer en Bosch nog het volgende:

Heemstede Meer en Bosch, ca. 1840. Uit Gezigten in de omstreken van Haarlem…P.J.  Lutgers.
Heemstede Meer en Bosch. Moes- en vruchtentuin, Meer en Bosch. Ca. 1920. Prentbriefkaart.

Meer en Bosch, eerder Het Paradijs genaamd, was gelege tussen de voormalige Voorweg en Achterweg. Tussen 1800 en 1882 heeft het goed 14 eigenaren gekend. Logisch dus dat de tuinbazen van Meer en Bosch in die eeuw ook nogal eens wisselden, in tegenstelling tot de duur van een dienstverband van tuinbazen in het algemeen, die vaak heel lang op hun post bleven zitten.

Voorlopig is dit stof genoeg om de zoektocht naar de hoveniers en tuinbazen met de naam Johannes Wilkes door te zetten. Een studie naar de buitenplaatsen waar zij werkten lijkt ons wel wat.

Natuurlijk kijken we uit naar meer gegevens en als er lezers zijn die ons kunnen helpen, dan heel graag natuurlijk.