Categoriearchief: visvijvers

Berkenbosch een buitenplaats op Walcheren met 18de eeuwse lanen en visvijvers

Op Linkedin kwam ik de buitenplaats Berkenbosch tegen. En omdat deze plaats toch nog altijd tamelijk onbekend is, terwijl er juist ’s zomers zoveel toeristen graag in het bos van Berkenbosch wandelen, wil ik hier toch eens op de geschiedenis dieper ingaan en laten zien wat de waardevolle elementen zijn van dit bos.
In 1644 wordt Berkenbosch vermeld als hofstede met bos, land en plantage, in eigendom van Jacob Boreel.
In een verkoopakte uit 1717 is sprake van twee huizen, schuren, bossen, dreven, hoven en vijvers, hetgeen erop duidt dat er in de tussenliggende tijd een aanzienlijke uitbreiding van de aanleg had plaatsgevonden.

 

Oostkapelle, Berkenbosch  en Duinbeek. Kaart Gebr. Hattinga, 1753

In het midden van de achttiende eeuw wordt Berkenbosch op de kaart van de gebroeders Hattinga afgebeeld met het huis op de hoofdas van de aanleg, omgeven door een rechtlijnig lanenstelsel en sterrebossen (kunstmatig aangeplante bossen waarin de paden in een kruis bij elkaar komen). Hoewel de lanen ogenschijnlijk loodrecht op elkaar zijn geprojecteerd, zijn er in werkelijkheid forse afwijkingen, zoals ook op de plattegrond te zien is. Aan de voorzijde van het huis lag een ruim plein, aan de achterzijde een symmetrische tuin met op enige afstand van het huis, op een snijpunt van een dwarslaan met de hoofdas, een ronde waterkom, de zogenaamde goudvissenkom. Ook zijn er achter het huis vier kanaalvormige (vis)vijvers te onderscheiden. In 1777 komt Berkenbosch in handen van mr. G.F. Meijners, die ook het naastgelegen Duinbeek bezat. Vanaf die tijd hebben de beide buitenplaatsen altijd dezelfde eigenaar gekend.

Hoewel aan het eind van de achttiende eeuw een aantal rechte lanen werd vervangen door slingerpaden volgens de mode van de landschapsstijl, bleven delen van de oude hoofdopzet, waaronder de twee achttiende-eeuwse kanaalvormige vijvers en een centraal gelegen ronde kom, tot op de dag van vandaag bijna volledig intact. Dit maakt het park van Berkenbosch tot een bijzonderheid op Walcheren. De situatie is ingetekend op een laat achttiende- eeuwse kaart, waarop duidelijk te zien is dat het assenstelsel dateert uit het begin van de achttiende eeuw met romantisch slingerende paden en dat deze modernisering alleen is toegepast buiten het intact gelaten assenstelsel.

Het oude huis werd in 1862 gesloopt en vervangen door een nieuw, dat iets oostelijker op het kruispunt van de hoofdas met een dwarslaan werd gesitueerd. Door het uitgroeien van de beplanting en een verminderd onderhoud is deze unieke ligging thans niet erg duidelijk meer te herkennen. Toen Berkenbosch en Duinbeek in 1895 op afbraak geveild dreigden te worden, werd door ‘eene combinatie van belangstellende dames en heeren’ de N.V. Duinbeek opgericht, waardoor de buitenplaats behouden bleef.

Na de Tweede Wereldoorlog werd een groot deel van de bijbehorende parkbossen, evenals op andere buitenplaatsen in de Manteling van Walcheren, aan Staatsbosbeheer verkocht en werden de huizen met directe omgeving in erfpacht uitgegeven. Door deze situatie hebben er vanaf het eind van de negentiende eeuw geen ingrijpende wijzigingen in het terrein plaatsgevonden. Een bezienswaardig element op Berkenbosch is een laan die aan weerszijden is omgeven door grillig uitgegroeide beuken. Deze beuken vormden vroeger een haag, maar zijn al vele jaren niet gesnoeid en daardoor op curieuze wijze uitgegroeid.

Vanaf 1993 wordt door Staatsbosbeheer gewerkt aan het herstel van de bos- en parkstructuur, volgens een plan van het bureau Bosch en Slabbers tuin- en landschapsarchitecten.

Kasteel Slangenburg te Doetinchem

Omdat Kasteel De Slangenburg vanaf dit Pinksterweekend 2024 wordt opengesteld, is  onze beschrijving van tuin en park van De Slangenburg hier (bijna onveranderd) overgenomen uit de Gids voor de Nederlandse Tuin- en Landschapsarchitectuur , deel 2, uit 1996:

“Omstreeks 1675 werd het vijftiende-eeuwse huis de Slangenburg in opdracht van Frederik Johan van Baer verbouwd tot een symmetrisch huis met twee hoektorens en twee zijvleugels. In diezelfde tijd werden een nieuwe oprijlaan (Kasteellaan) en een trapeziumvormig lanenstelsel aangelegd met bossen en bouw- en weilanden tussen de lanen. Het lanenstelsel, dat omstreeks 1679 voltooid was, is tot heden toe bewaard gebleven. De ruim 1,5 km. lange oprijlaan staat loodrecht op de voorgevel van het huis en vormt met vier gegraven visvijvers, gelegen binnen het lanenstelsel, de middenas van het ontwerp. Het trapezium beslaat 135 hectare. De vorm van het voorplein dateert eveneens uit omstreeks 1675.

De Slangenburg Doetinchem , 1774. Trapeziumvormig lakenstelsel. Noorden rechts

Op twee achttiende-eeuwse bedrijfskaarten van het landgoed zijn binnen het lanenstelsel bouwland, weiland en bos getekend, terwijl binnen de gracht het huis en de moestuinen staan aangegeven. Het grondgebruik is tot op heden nagenoeg hetzelfde gebleven. Binnen de grachten ten noorden en ten westen van het huis lagen 16 tuinvakken voor moeskruiden, vruchtbomen en bloemen. De vier vakken achter het huis,  waarop men vanuit het huis uitzicht had waren bestemd voor sierplanten.

Kaart De Slangenburg Doetinchem 1796.Rondom trapeziumvormig lakenstelsel. Noorden rechts.
Slangenburg Doetinchem, 1752. Detail rondom het huis 16 tuinvakken. Noorden rechts

Deze siertuin werd omstreeks1799 veranderd in een kleine landschappelijke aanleg met slingerpaden, sierstruiken en een aantal exotische bomen. In het parkdeel achter het huis is nog steeds deze bijzondere aanplant te vinden, waaronder een oude tulpenboom en drie zeer oude bruine beuken.

Ontwerp Hugo Poortman 1894.

In 1894 ontwierp de tuinarchitect H.A.C. Poortman geometrische tuinen binnen de gracht. Het is duidelijk dat de indeling van de tuinvakken benoorden en westen van het huis veranderd zijn van moestuinvakken in siertuinvakken. Ten zuiden van het huis is door Poortman een ruime landschappelijke wandeling uitgezet. Ten noorden van het huis zijn tegenwoordig nog de contouren van een vroeg achttiende-eeuws sterrebos te vinden onder een zwaar beukenbos. 100 jaar later werkte bureau Copijn Utrecht hier i.v.m. reorganisatie-werkzaamheden.

Voor de wandelaars zijn gemarkeerde wandelroutes uitgezet en er zijn picknickplaatsen, een natuurkampeerterrein en een hertenkamp aan het terrein toegevoegd. Het landgoed wordt beheerd door Staatsbosbeheer. De voormalige paardenstal op het voorplein is ingericht als bezoekerscentrum van Staatsbosbeheer, met onder meer informatie over de historie en het beheer van het landgoed.”

Advies voor een goede voorbereiding op de geschiedenis van tuin en park De Slangenburg, zie Het Landgoed Slangenburg, een gaaf bewaarde Nederlandse barokaanleg uit 1679 / Drs Trudi W. Woerdeman. 

Huize Scherpenzeel op kadasterkaart 1826. Visvijver?

  Jan de Beijer, Huis Scherpenzeel. Tekening 1749. Coll. UB Leiden

Meestal worden ‘Berichten’ door ons gepost als er een aanleiding is om een feitje nader uit te zoeken. Een oriëntatie-onderzoek noemen we dat in ons jaarverslag dat binnenkort weer zal worden geplaatst in deze Berichten. Nu berichtte een Cascade-vriendin aan mij dat ze in historische correspondentie had gevonden dat de Van Lunterens (bedoeld wordt het (tuin)architectengeslacht Van Lunteren) al in de jaren dertig van de 19de eeuw betrokken waren bij veranderingen aan huis en tuin van Huis Scherpenzeel.

Bekend was wel al het parkontwerp uit 1859, gemaakt door Samuel A. van Lunteren (1813-1877), maar nu wordt dus gesproken van de jaren dertig, Dat moet in opdracht geweest zijn van een andere eerdere eigenaar, namelijk Benudina Maria van Naamen (1827-1892), kleindocter van Petrus Johannes van Naamen (1774-1854), in 1825 gehuwd met Herman Royaards. Haar vader was al in 1852 overleden. Het is aannemelijk dat niet Samuel , maar vader Hendrik van Lunteren (1780-1848) toen door Petrus Johannes in de arm werd genomen. Samuel was immers pas 19 jaar. 

In dit verband ging ik op zoek naar oude tekeningen, prenten en kaarten van Huis en Park Scherpenzeel, om te achterhalen hoe huis (en park) er uitzagen vóór en na de genoemde verandering in de vroege  jaren dertig van de 19de eeuw.  Er zijn verscheidene tekeningen en prenten uit de 18de eeuw bekend, o.a. de afbeelding van het huis van Jan de Beijer uit 1749 (zie boven) en ook een tekening van Jan Pronk uit 1731, maar een afbeelding van een eeuw later kwam ik niet tegen.

Wel tonen de oude kadasterkaarten hoe de indeling van het kasteelterrein er uitzag  in 1826 en op de tweede kaart mogelijk enige tijd later.

Verzamelplan Dorp / Huis Scherpenzeel 1826. Noorden boven

 

Kadastrale Minuut Huis Scherpenzeel / Dorp Scherpenzeel, ongedateerd (waarschijnlijk tussen 1826 en 1830). Noorden boven

Helaas heb ik geen nieuw ontwerp gevonden. Toch is op de kadastrale Minuut (na vergroting)  wel te zien dat het huis in een hele ruime slotgracht ligt en dat ten noordwesten van het huis een lange kanaalvormige vijver ligt die zowel als wateropvang gediend zal hebben als ook als visvijver zijn nut zal hebben gehad. In de 18de eeuw werden  visvijvers gegraven om zowel vis te  kweken als vis te bewaren. Vandaar dat op de Kadastrale Minuut (de tweede kaart) goed te zien is dat het niet één vijver, maar zelfs twee vijvers betrof, die in het verlengde van elkaar zijn gelegen.

Uit 1859  is dus wel het ontwerp van Samuel van Lunteren bekend, hieronder afgebeeld. Zoals op dit ontwerp is te zien, is de visvijver nu tot slingerende beek omgevormd, passend in de landschapsstijl van die dagen.

Samuel A. van Lunteren, Ontwerp park Scherpenzeel, 1859. Coll. Geldersch Landschap en Kasteelen. Noorden boven

Wat betekent dat: “Natuurherstelwet aangenomen door Europees Parlement”?

 


Vervuiling vanuit de Noordzee

De inhoud van de EU-regels voor natuurherstel ziet er in het kort als volgt uit:

Vooruitstrevend Nederland heeft de (toegegeven, wel enigszins afgezwakte) wet met gejuich ontvangen -men spreekt in deze kringen van een groene en gezonde toekomst -; Conservatief Nederland noemt de EU-regels voor natuurherstel nog steeds te star, te eenzijdig en te ingrijpend. Hun mening is dat veel gebieden op slot zullen gaan, ten koste van voedselproductie, woningbouw en zelfs verkeersveiligheid.”

De mens zal bewuster met de natuur moeten gaan samenleven. De wet vraagt 30% van de gedegradeerde ecosystemen te herstellen tegen het jaar 2030 (denk aan schonere energiebronnen, schonere uitstoot van fabrieken en auto- en vliegverkeer, schonere uitstoot in de land- en tuinbouw); 10 % van de steden groener te maken (vooral meer bomen, waterberging, stadsparken, gevel en dakvergroening,  en minder verhardingen tegen 2050); (zie verder onder foto)

Aeres Hogeschool te Almere. Gevelbeplanting. Uitvoering Van Ginkel Groep

rivieren vrijer te laten stromen (denk aan de wateroverlast in Limburg); bijen- en vlinderpopulaties weer op pijl te brengen (is dat in 2030 gelukt door toename van biodiversiteit); 30% van drooggelegde veengronden weer te herstellen (te verlaten) tegen 2030 (70 % tegen 2050), zodat minder broeikasgassen vrijkomen; en bossen robuuster te maken door bossen te verbinden en te doen herleven, door meer dood hout te laten liggen en te streven naar een verantwoorde mix van jonge en oude bomen, om zo meer koolstof vast te leggen.

Als ons dat gaat lukken, en we beginnen toch allemaal heel langzaam aan van deze wet doordrongen te raken, zal een schone en gezonde toekomst voor de generaties die na ons komen gloren aan de horizon.

Ons bureau ‘Oldenburgers Binnenstad en Buitenleven’ probeert zich al jaren aan deze regels voor natuurherstel en samenleving met de natuur te houden. Een mooi voorbeeld is het project waarmee we nu bezig zijn: Waardestelling van Kasteel Vliek te Ulestraten, waar de ‘Vliekerwaterlossing’ de hoofdrol speelt. (Rapport nog niet verschenen). Zie verder ook Bericht 26 januari 2021: ‘Duurzaamheid voorop, ook bij renovatie van historische tuinen’.

Nu de natuurherstelwet is aangenomen zie ik opeens veel helderder de relatie tussen duurzaamheid, milieu, inheemse beplantingen en groen erfgoed en tussen historie en ecologie (genius of the place). De wet vraagt ons in ieder geval bij elke (ontwerp)beslissing goed na te denken over de gevolgen  in het kader van herstel van de natuur. Daarbij zal ook gepaste creativiteit een belangrijker plaats gaan innemen in onze planvorming.

Visvijvers van Kasteel Vliek

Kasteel Vliek (Ulestraten, Limburg) en visvijvers uit de 18de eeuw

Onlangs kregen we een vraag van Bureau Verbeek (Maastricht) of we mee wilden denken over de watersystemen van Kasteel Vliek. Het gaat om de aanleg van een aantal waterbuffers, omdat het water nu te snel door de ‘beek’ naar beneden stroomt, waardoor er wateroverlast ontstaat in het dorp Meerssen. Er is wel Tuinhistorisch onderzoek gedaan door Buro4 (Roermond), maar dit was gericht op het herstel van de stijltuinen bij het kasteel, niet op de landschappelijke aanleg / cascade van visvijvers. Voordat we aan de slag gingen, hebben we eerst de hieronder volgende beschrijving van de tuinen van Kasteel Vliek weer doorgenomen, zoals we schreven in de ‘Gids voor de Nederlandse tuin- en Landschapsarchitectuur’, deel 4  (Rotterdam, 2000).

Over de visteelt in visvijvers: In de 18de eeuw werden visvijvers aangelegd voor de cultuur van vis  als gezonde voeding voor de mens. Extensieve visteelt  heeft nauwelijks negatieve effecten op de omgeving mits de uitgezette vis van nature ook in de omgeving voorkomt en de aanleg van de vijvers niet ten koste is gegaan van waardevolle ecosystemen en natuurgebieden.

Grote en kleine vijver ten zuiden van Kasteel Vliek (Ulestraten, Limburg), overblijfselen van een reeks van 18de eeuwse visvijvers

Beschrijving tuinen park Ulestraten uit de Gids voor Nederlandse Tuin- en Landschapsarchitectuur: ” De oudste vermelding van Kasteel Vliek dateert uit 1374, toen ridders uit het geslacht Vliek op deze plaats een huis bezaten. Het huidige typisch Maaslandse huis werd omstreeks 1725 gebouwd door een zekere De Lennaerts, toendertijd burgemeester van Maastricht. Huis Vliek ligt ten zuidwesten van het dorp Ulestraten, op de weg naar Meerssen, in het dal tussen de Wijngaardsberg en de Biesenberg. Rond 1800 werd het aan de achterzijde voorzien van een binnenhof, omsloten door twee bouwhuizen en een tiendschuur. Circa 1850 werd het bakhuis met een gekanteelde muur in neogotische trant met het kasteel verbonden. Helaas is deze muur aan het eind van de vorige eeuw  verdwenen.

Topografische Kaart uit ca. 1907, met in blauw de grote en kleine vijver bij Kasteel Vliek en richting noordoost een cascade van rechthoekige visvijvers 

Op de Topografische Militaire Kaart uit 1838-1857  ziet men een met bomen beplante toegangslaan. Deze laan loopt als zichtas achter het huis door een boomgaard en door het hellingbos en over de Wijngaardsberg omhoog. Aan de voet van de Wijngaardsberg liggen zeven waterbassins achter elkaar, die zeker uit de achttiende eeuw dateren en gebruikt werden om vis te kweken. Overblijfselen  hiervan zijn de grote en kleine ronde vijvers en het formele grondplan van twee parterres (loofperken) ten noordoosten van de doorzichtas. De aanleg wordt gekarakteriseerd door een moestuin, een boomgaard en visvijvers.

In de tweede helft van de negentiende eeuw zullen de visvijvers waarschijnlijk langzaam zijn dichtgeslibd en is de vijfde vijver als landschappelijke vijver bewaard gebleven. Op de kaart van 1907 (herzien in 1920) zijn de resultaten hiervan goed te onderscheiden. Ten zuiden en zuidwesten van het huiscomplex zijn nu een bescheiden rondwandeling in opgaand bos en landschappelijk vergraven vijvers te onderscheiden, waarvan de grootste met eiland. Ten noordoosten van de grote vijver liggen dan nog enkele formele bassins. De hellingen van de Wijngaardsberg zijn bebost; het doorzicht van huis naar berg is gebleven. Dit hellingbos is openbaar toegankelijk. Aan de voet van de Wijngaardsberg werd in de tweede helft van de negentiende eeuw een neogotisch tuinhuis gebouwd, waarover een kunstmatige waterval werd geleid. Alleen de fundamenten van deze kunstzinnige folly zijn bewaard gebleven. Het huisje stond niet voor niets op deze plaats; het contrast tussen het weidse dal en de beboste heuvels was hier optimaal.

Ontwerp Van L.A. Springer voor 0mgeving Kasteel Vliek, 1915. Noorden beneden

De tuinarchitecten D.F. Tersteeg en L.A. Springer hebben respectievelijk in 1907 en 1915 het parkgedeelte achter het huis naar hun visie trachten in te richten. Tersteeg ontwierp enkele bruggetjes en mogelijk ook de rustieke badtempel aan de vijveroever. Wie van de twee de ontwerper is van de drie formele parterres en de verschillende trappartijtjes is niet duidelijk. Het komt ons wat vreemd voor stijve historiserende parterres aan te leggen in zo’n van nature glooiend dal, aan de voet van een hellingbos, maar de mode van de gemengde stijl eiste dergelijke versierselen. Hoewel Tersteeg en Springer waarschijnlijk beiden in hun hart tegen deze ingreep waren, was de klant koning. Kasteel Vliek is in het kader van de Monumentenwet door het rijk aangewezen als beschermde historische buitenplaats.”

Hieronder volgen afbeeldingen van de kadastrale hulpkaarten uit 1880 en 1893, waarover Jan Holwerda het in onderstaande reactie heeft.

Kadastrale hulpkaart omgeving Kasteel Vliek, 1880.

Kadastrale hulpkaart omgeving Kasteel Vliek, 1893