(grotendeels overgenomen van de Biltsche Courant.nl (12 juli 2024):
“Landgoed Jagtlust (gemeente De Bilt) heeft een hoge monumentale waarde. Dat concludeert een door het Biltse college ingehuurd onafhankelijk bureau (Bureau Contrei) in april jongstleden. Stichting Werkgroep Behoud Jagtlust, sinds zomer 2022 in touw voor een monumentenstatus, ziet het als een belangrijk en bepalend stuk werk. Het rapport is nu ook ter beschikking gesteld van de raadsleden, echter nog niet openbaar.
Genoemde stichting ziet het rapport van het onafhankelijke Rotterdamse bureau Contrei als een zeer goed beargumenteerde beschrijving van al de redenen die noodzaken om Landgoed Jagtlust en omgeving aan te wijzen tot monument. Recent sprak ook de oudste en nationale erfgoedvereniging, de Bond Heemschut, zich uit in een brief aan de Biltse raad.”
(overgenomen uit de Biltsche Courant.nl, 3 december 2023):
“De rijke geschiedenis van Jagtlust onthult steeds weer nieuwe verhalen. In het Stadsarchief van Amsterdam dook een kasboekje op van de familie Boissevain, die tussen 1892 en 1906 op Jagtlust verbleef. Uit dat kasboekje blijkt dat een groot bedrag werd uitgegeven voor de aanleg van de tuin rondom Jagtlust door de firma [Gebroeders H. en P.G.] Copijn, toen al boomkweker en tuinarchitect in Groenekan en zelfs hofleverancier van Z.M. de Koning. Later werd ook nog een aanbetaling gedaan voor de aanleg van een rozentuin. De familie Boissevain deed er alles aan om van het gebied rondom Jagtlust een waar lustoord in de Engelse Landschapsstijl te maken. [Gebroeders] Copijn zou daarvan de ontwerper zijn geweest. Het resultaat van het onderzoek en afbeeldingen van het kasboekje zijn te lezen in het decembernummer (2023) van De Biltse Grift.” Helaas niet digitaal, maar wel in de studiezaal van Het Utrechts Archief (HUA) te lezen en te fotograferen.
Hierna volgen de documenten waarin de koop van Jagtlust (1892 door Jan Boissevain) en de werkzaamheden van de Gebroeders Copijn (aanleg en tekening van de plaats) worden genoemd. Helaas is het ontwerp van de aanleg rond het huis (nog) niet teruggevonden.
Aanleg van de plaats door Gebr. Copijn volgens aanneming en tekening. Stadsarchief Amsterdam
Onlangs bracht de Stichting SKBL Huis Verwolde weer eens onder de aandacht. Jammer genoeg kwam de geschiedenis van de tuin daarbij niet erg royaal uit de verf. Voor ons een aanleiding om juist nog eens op die geschiedenis te wijzen en er dieper op in te gaan. De tekst nemen we grotendeels over van onze eigen Gids voor de Nederlandse Tuin- en Landschapsarchitectuur, deel 2 (1996), auteurs Carla Oldenburger-Ebbers, Anne Mieke Backer en Eric Blok.
Laren (Gld.), Kasteel Verwolde. Eerste wijziging tuinontwerp Hugo Poortman, 1922. Coll. Geldersch Landschap en Kasteelen
De (tuin)architecten / tuinontwerpers die hier werkten, geven we in groen aan, daarop klikken en vervolgens bij ‘Beschrijving’ op vinkje klikken; dan verschijnt een uitgebreidere tekst.
Kasteel Verwolde staat op de plaats van een middeleeuwse voorganger. In 1738 werd het huis gekocht door A.P. van der Borch. Zijn zoon liet in 1776 door de stadhouderlijke architect P.W. Schonck een nieuw huis optrekken in Lodewijk XVI-stijl. Ook maakte Schonck een nieuw ontwerp voor de tuinen, met bloementuin en moestuin. Zijn ontwerptekeningen voor de tuinen zijn echter verloren gegaan. De zonnewijzervaas uit 1778 is eveneens naar ontwerp van Schonck. Op de zogenaamde ‘Hottingerkaart’ (1783) is duidelijk een eerste landschappelijke aanleg te zien binnen het oudere lanenstelsel.
Circa 1795 maakte de architect J.P. Posth een nieuw ontwerp voor de tuinen. Hij liet het grachtenstelsel vergraven tot een slingervijver. In de weiden vóór en achter het huis ontwierp Posth bloemperken en heesterpartijen in de geest van de Engelse tuinarchitect Humphrey Repton. Hij ontwierp bovendien enkele rondlopende wandelingen, terwijl hij daarnaast enkele delen van oude lanen handhaafde. Ook de boomgaarden en moestuinen werden door golvende paden omgeven. In de negentiende eeuw werd er weinig aan het park veranderd.
Laren (Gld.), Kasteel Verwolde, ca. 2015. Foto Wikipedia
Tijdens de verbouwing van het huis vanaf 1926, waarbij onder andere de toren werd aangebouwd, werd een nieuw tuinontwerp gemaakt door de tuinarchitect H.A.C. Poortman. Het pinetum, dat in 1921 was aangelegd, nam Poortman in zijn plannen op. Hij liet een deel van de slingervijver dempen, zodat aan de zuidzijde van het huis de begane grond door middel van een terras met trap met de tuin verbonden kon worden. Achter het huis ontwierp hij een grasparterre met een dubbelmonogram van de letter L. Daarachter creëerde hij een verdiepte ommuurde parterre-de-broderie met aan weerszijden gazon, en als afsluiting daarachter een 50 meter diep gazon, dat door bloemenborders en taxushagen werd begrensd. Het ontwerp voor deze ‘mixed-borders’ liet Poortman door J.W.M. Sluiter maken in de stijl van Gertrude Jekyll. Deze stijl kenmerkt zich door het gebruik van vaste planten in borders, gerangschikt op kleur en hoogte. Voor het huis kwam ook een gazon te liggen. Het hele ontwerp van Poortman ligt binnen een dubbel grachtenstelsel en vormde een overgang naar het omringende park in landschapsstijl.
Op het binnenterrein ligt ook een oranjerie, die sinds 1988 als theeschenkerij wordt gebruikt.
Huis en tuinen werden in 1977 aan de Stichting Geldersche Kasteelen overgedragen. Vanaf 1980 zijn de tuinen in vereenvoudigde vorm gerestaureerd, gebaseerd op het ontwerp uit 1926. De nieuwe beplanting van de lange bloemenborders werd door mevrouw M.E. Canneman-Philipse, bekend van haar tuin op De Walenburg in Langbroek, ontworpen. Op het landgoed Verwolde is ook de zogenaamde ‘Dikke Boom’ te bewonderen; een zeer imposante eik, waarvan gezegd wordt dat dit de dikste eik van Nederland is, met een stamomtrek van ruim 751 cm. De route naar deze boom is met kleine wegwijzers aangegeven en ook leiden verschillende uitgezette wandelroutes hierlangs.
Het Huis Verwolde is in historische trant ingericht en opengesteld voor publiek. Vanaf 20 juni t/m 17 oktober kan men deelnemen aan de Grand Tour, uitgebreide rondleidingen op donderdagen en zondagen.
Ik ontmoette Wil Snelder voor het eerst in verband met de restauratie van de tuinen van Paleis Het Loo en daarna op Neercanne.
Het is nu al weer bijna 30 jaar geleden dat er een studiedag plaats vond (14 december 1994) rond het onderwerp ‘Restauratie van de tuinen van Neercanne’. Ik hield daar een voordracht over de te herstellen tuinen van Neercanne, gelardeerd met overwegingen en aanbevelingen.
Gezicht op de parterre-tuin van Chateau Neercanne. Wil Snelder was de ontwerper van de bijzondere vorm van de buxus-parterre
De studiedag was georganiseerd in het kader van een Unesco-congres in Maastricht. Gastheer was de heer Camille Oostwegel (sr.), eigenaar van Chateau Neercanne, bijgestaan door onder anderen tuinarchitect Wil Snelder, die door Oostwegel voor de tuinen van Neercanne was aangetrokken als adviserend tuinarchitect. Hij was bij uitstek een tuinarchitect die op de hoogte was van historische tuinen in Zuid-Limburg en bovendien een ontwerper van buxus-parterres in nieuwe unieke vormen. Zo getuigen ook de slingerende parterre vóór het Kruisherenhotel in Maastricht en de parterre-vormen achter het Huis Goedenraad van zijn bijzondere moderne kijk op de vorm van parterres.
Wil Snelder met collega’s aan de tekentafel
Onlangs kreeg ik het verzoek een foto van Wil Snelder te leveren voor een boek over ‘150 jaar Volkspark Enschede’. Omdat bovenstaand artikel destijds in het Cascade Bulletin was verschenen, vroeg ik de redactie of zij misschien over een foto van Wil Snelder beschikten. Tot mijn teleurstelling was de naam van Wil Snelder niet (meer) bekend bij de jongere generatie. Die omissie wil ik hier goed maken door wat meer over Wil Snelder te vertellen.
Zoals al gezegd, ik heb hem gekend in verband met zijn werk voor de tuinen van Neercanne, maar ook omdat hij verbonden was aan het Bureau Blaauwboer, Kragten en Snelder (een Wageningse vestiging van Buro Kragten in Roermond), dat net als de Bibliotheek van de Landbouwuniversiteit (Library WUR) voorheen gevestigd was op de Gen. Foulkesweg te Wageningen).
Harry van Duijnhoven (Bureau Kragten) schreef n.a.v. het overlijden van Snelder in Het Kanaal / Nieuwsbrief NVTL 2013/17) het volgende:
“Op 6 april 2013 is op 84 jarige leeftijd Tuin- en Landschapsarchitect Wil J.A. Snelder overleden. Vanaf 1972 tot ver na zijn pensionering was Wil meer dan dertig jaar een gewaardeerd lid van de NVTL. Na zijn studie in Boskoop en Parijs (Versailles) begon hij als hoofd openbare werken van de gemeente Kerkrade. Al snel verschoof zijn ambitie richting het oprichten van een eigen bureau. Vanuit vestigingen in Eijs-Wittem, Maastricht en Nieuwegein heeft hij vooral in de jaren zestig en zeventig zijn stempel gedrukt op veel na-oorlogse stadsuitbreidingen. Zijn integrale benadering met de landschapsarchitect als spin in het web, was hierbij kenmerkend. Vanaf de jaren tachtig heeft hij zich met zijn bureau meer toegelegd op monumentale vormgeving. Wij zullen Wil blijven herinneren als een gedreven en kritische landschapsarchitect. Schoonheid en functionaliteit gingen bij hem altijd hand in hand.”
Camille Oostwegel zegt kort en krachtig over hem: “Hij had een scherp oog en als ik hem vroeg na te denken over een tuinontwerp, kwam er al snel ter plekke een basisontwerp getekend in enkele hoofdlijnen op tafel”. Je zou Wil Snelder een creatief restaurator kunnen noemen.
Projecten (voorlopige lijst), wordt mogelijk nog aangevuld.
– Stadspark Kerkrade, 1962/ 1975
– Huis Goedenraad, ca. 1975
– Kasteel Wylre, ca. 1985
Enige opdrachten in de periode dat hij met André Rabsztyn samenwerkte (1986-1988):
– Grindgaten langs de Maas (voornamelijk profilering en herinrichting van oevers) i.o.v. Provinciale Waterstaat
– Golfterreinen (Wittem en Voerendaal)
– Opdrachten voor DSM (o.a. ook kunstwerken vóór entree)
– Inrichting nieuwe Bestuurscentrum Landgraaf
– Centrale plein MECC te Maastricht. (André Rabsztyn-Archief)
– Enkele particuliere tuinen
– Kasteel Cortenbach, 1987
– Baroktuinen Château Neercanne, vanaf 1989
– Prijsvraagontwerp entree Floriade (Den Haag), onder Motto ‘Parterre’, 1992. Helaas niet in de prijzen gevallen. Zie het Jury-rapport van deze prijsvraag.
– Chateau St. Gerlach / Houthem, 1996-1997
– Tuinen, wijngaarden en Landgoed Hotel Winselerhof Landgraaf, 2010.
– Terrastuinen Villa Casa Blanca Houthem (voormalige eigenaar familie Oostwegel)
– Kloostertuin en Kommelplein Kruisherenhotel Maastricht
– Park en tuinen rondom Gouvernement aan de Maas Maastricht
Vele privétuinen, golfbanen en kantoortuinen in Nederland en België .
Nadat zijn kantoor in Kasteel Goedenraad stopte, werkte hij lang samen met Buro Kragten in Roermond/Wageningen.
Omdat Kasteel De Slangenburg vanaf dit Pinksterweekend 2024 wordt opengesteld, is onze beschrijving van tuin en park van De Slangenburg hier (bijna onveranderd) overgenomen uit de Gids voor de Nederlandse Tuin- en Landschapsarchitectuur , deel 2, uit 1996:
“Omstreeks 1675 werd het vijftiende-eeuwse huis de Slangenburg in opdracht van Frederik Johan van Baer verbouwd tot een symmetrisch huis met twee hoektorens en twee zijvleugels. In diezelfde tijd werden een nieuwe oprijlaan (Kasteellaan) en een trapeziumvormig lanenstelsel aangelegd met bossen en bouw- en weilanden tussen de lanen. Het lanenstelsel, dat omstreeks 1679 voltooid was, is tot heden toe bewaard gebleven. De ruim 1,5 km. lange oprijlaan staat loodrecht op de voorgevel van het huis en vormt met vier gegraven visvijvers, gelegen binnen het lanenstelsel, de middenas van het ontwerp. Het trapezium beslaat 135 hectare. De vorm van het voorplein dateert eveneens uit omstreeks 1675.
De Slangenburg Doetinchem , 1774. Trapeziumvormig lakenstelsel. Noorden rechts
Op twee achttiende-eeuwse bedrijfskaarten van het landgoed zijn binnen het lanenstelsel bouwland, weiland en bos getekend, terwijl binnen de gracht het huis en de moestuinen staan aangegeven. Het grondgebruik is tot op heden nagenoeg hetzelfde gebleven. Binnen de grachten ten noorden en ten westen van het huis lagen 16 tuinvakken voor moeskruiden, vruchtbomen en bloemen. De vier vakken achter het huis, waarop men vanuit het huis uitzicht had waren bestemd voor sierplanten.
Kaart De Slangenburg Doetinchem 1796.Rondom trapeziumvormig lakenstelsel. Noorden rechts.Slangenburg Doetinchem, 1752. Detail rondom het huis 16 tuinvakken. Noorden rechts
Deze siertuin werd omstreeks1799 veranderd in een kleine landschappelijke aanleg met slingerpaden, sierstruiken en een aantal exotische bomen. In het parkdeel achter het huis is nog steeds deze bijzondere aanplant te vinden, waaronder een oude tulpenboom en drie zeer oude bruine beuken.
Ontwerp Hugo Poortman 1894.
In 1894 ontwierp de tuinarchitect H.A.C. Poortman geometrische tuinen binnen de gracht. Het is duidelijk dat de indeling van de tuinvakken benoorden en westen van het huis veranderd zijn van moestuinvakken in siertuinvakken. Ten zuiden van het huis is door Poortman een ruime landschappelijke wandeling uitgezet. Ten noorden van het huis zijn tegenwoordig nog de contouren van een vroeg achttiende-eeuws sterrebos te vinden onder een zwaar beukenbos. 100 jaar later werkte bureau Copijn Utrecht hier i.v.m. reorganisatie-werkzaamheden.
Voor de wandelaars zijn gemarkeerde wandelroutes uitgezet en er zijn picknickplaatsen, een natuurkampeerterrein en een hertenkamp aan het terrein toegevoegd. Het landgoed wordt beheerd door Staatsbosbeheer. De voormalige paardenstal op het voorplein is ingericht als bezoekerscentrum van Staatsbosbeheer, met onder meer informatie over de historie en het beheer van het landgoed.”
Kolom in het Amerongse Bos, ter ere van Kroonprins Willem II en ter herinnering aan de slag bij Waterloo. Gemeentelijk Monument. Foto Carla Oldenburger
Op weg naar het Berghuis in het Amerongse Bos kom je langs een ‘zuil’ of ‘kolom’ met een bijzondere geschiedenis. Eens was deze kolom te vinden op de hoogste plaats van de Amerongse Berg, midden in het Amerongse Bos, met een vrij uitzicht op het dorp Amerongen. Nu (sinds 1963) staat hij ten zuiden van het huis dat vroeger bekend stond als Berghuis (pannekoekenhuis met speeltuin) en nu de deftige titel ‘Mas Montagne’ (zuid-frans voor huis in de bergen) heeft (restaurant).
Berghuis in het Amerongse Bos. Prentbriefkaart. Tegenwoordig heeft het huis de naam ‘Mas Montagne’
Deze kolom werd opgericht door gravin Anna Elisabeth Christina (Annabetje) van Tuyl van Serooskerke (1745-1819), douarière van Frederik Christiaan Reinhardt, Rijksgraaf van Reede, vijfde graaf van Athlone (1743-1808). Zij was een bewonderaarster van het Huis van Oranje en dus ook van de held van Waterloo, Kroonprins Willem van Oranje, vanaf 1840 Koning Willem II der Nederlanden. Na de overwinning op Napoleon Bonaparte liet gravin Anna Elisabeth een gedenkzuil oprichten ter meerdere glorie van kroonprins Willem II in het Amerongse Bos. De schilder Jan van Ravenswaay (1789-1869) heeft hier een tekening van gemaakt die zich in Teylers Museum bevindt.
Tekst: Deze colom is opgericht door Gravinne Douarière van Athlone ter gedachtenis van de overwinning Behaald over Bonaparte en de Fransche Armée door Den Kroonprins van Oranje en de gecombineerde Arméen onder bevel van den hartogvan Wellington & prins Blücher te Quatre Bras en in de velden van Waterloo den 18 juni 1815. Foto Carla Oldenburger
In 1844 werden de kastelen Amerongen en Zuylestein door de twee dochters van de vijfde graaf van Athlone geërfd. Zij waren even Oranjegezind als hun moeder en lieten de kolom en het hekwerk dat er omheen stond in 1846 restaureren. (Zie gedenkplaat hieronder).
Tekst: Deze colom is hernieuwd ter vereering van onze dierbare moeder A.E.C.gravinne douarière van Athlone door hare laatst overgeblevene kinderen M.W. & C.R. Gravinne van Reede Ginkel. Amerongen 1846 Foto Carla Oldenburger
In 1879 erfde graaf G.J.G.C. van Aldenburg Bentick (1857-1940) Kasteel Amerongen en de bijbehorende bezittingen van zijn tante Elisabeth Mary Rijksgravin van Reede; later werd Kasteel Zuylestein ook nog bij zijn bezittingen gevoegd. Onder zijn beheer is de kolom altijd op zijn plaats blijven staan, maar in de crisistijd (jaren dertig) werd een groot deel van de bossen aan een beleggingsmaatschappij verkocht. De kolom werd toen afgebroken en samen met de gedenkplaten begraven. Het zelfde lot trof het theehuisje en de koepel, maar hiervan zijn tot heden geen sporen teruggevonden.
Na het overlijden van graaf van Aldenburg Bentinck ontfermde zijn dochter Elisabeth Mary zich over de verloren gewaande kolom. Er waren in Amerongen kennelijk toch wel mensen die wisten waar deze begraven lag, want na de Tweede Wereldoorlog werden de kolom en de gedenkplaten gevonden, weer opgegraven en voorlopig opgeslagen op Kasteel Amerongen waar Elisabeth Bentinck woonde met haar man Sigurd von Ilsemann, de vleugeladjudant van de Duitse Keizer Wilhelm II. In 1962 werd burgemeester Jhr. Oscar R. van den Bosch tot burgemeester van Amerongen benoemd en ook hij trok zich het lot van de kolom aan.
Tekst: In dit herdenkings jaar is door samenwerking der inwoners van Amerongen deze kolom heropgericht en door de Erven Graaf G.J.G.C. van Aldenburg Bentinck aan de gemeente overgedragen 3 augustus 1963. Foto Carla Oldenburger
Het gevolg was dat de inwoners van Amerongen in 1963 een actie op touw hebben gezet om geld te verzamelen voor het opnieuw oprichten van de kolom. Men koos voor een andere plaats, langs de weg naar het voormalige Berghuis en met veel ruimte en zicht rondom. Er is zelfs een bankje naast de kolom geplaatst om even uit te rusten en te genieten van de kolom en het landschap.
De kolom in het Amerongse Bos is een gemeentelijk Monument en 5 jaar ouder dan de Naald van Waterloo bij Soestdijk, die tot rijksmonument is aangewezen. Verdient de Amerongse kolom dan ook niet een rijksmonumenten-status?
De Naald van Waterloo in Baarn/Soestijk heeft eenzelfde geschiedenis, het is een eerbetoon aan bevelhebber Kroonprins Willem II en een herinnering aan de overwinning op Napoleon Bonaparte bij Waterloo (1815). De Baarnse Naald staat in de zichtlijn van Paleis Soestdijk, precies 1 km. van de trappen van het paleis verwijderd. De kolom is ontworpen door architect Abraham van der Hart en geplaatst in 1820.
De Naald van Waterloo bij Paleis Soestdijk. Opgerocht in 1820. Rijksmonument. Foto Wikipedia
Ik wens allen een mooie en interessante wandeling.
Het is al weer bijna eind van het jaar, het moment waarop wij, oldenburgers.nl, onze lezers een lijstje werkzaamheden presenteren over het afgelopen jaar. We gaan er van uit dat zij, die ons een warm hart toedragen, het leuk vinden even te zien wat wij alzo dit jaar tot stand brachten. Onze aandacht ging begrijpelijk hoofdzakelijk uit naar groen erfgoed en gevelkleuring in de architectuur, maar ook de tentoonstellingen van de schilderijen van Gustav Klimt en Johannes Vermeer hebben ons dit jaar zeker gefascineerd en geïnspireerd. De kleuren van Klimt en de fijnzinnige pennenstreken van Vermeer bestudeerden wij met bewondering.
Hieronder volgt nu het lijstje projecten en adviseringen van Bureau Binnenstad & Buitenleven over 2023, afgewisseld met enige foto’s van vermelde werken.
JULIET EN CARLA OLDENBURGER WENSEN U ALLEN EEN GELUKKIG, VREDIG EN GEZOND 2023.
Artikelen:
-Juliet Oldenburger en Walther Schoonenberg. Interview met Sjoerd Soeters – Pleidooi voor een humane stad. Binnenstad Jg. 57, nr. 312 (november 2023), p.34-37.
-Juliet Oldenburger. Behangsels Spiegelkamer Oude Kerk gerestaureerd. Binnenstad Jg. 57, nr. 311 (april-juni 2023), p. 27.
-Carla en Juliet Oldenburger. De Zochers en het Frederiksplein. Binnenstad Jg. 57, nr.310 (jan. / maart 2023), p. 8-11.
Carla en Juliet Oldenburger. De Zochers en het Frederikspark.
-Els Launspach. Tuinen van licht (roman). Gorredijk, Sterck & De Vreese, 2023. 352 p. Tuinhistorische adviezen Carla Oldenburger.
-Carla Oldenburger. Adriaan Johan van Laren (Tekst voor boek 100 jaar BNT van Uitgeverij Blauwdruk). Ingeleverd maart 2023.
-Carla Oldenburger. Begraafplaats Te Vraag: verwildering en menselijk ingrijpen gaan hand in hand. (Tekst voor Jaarboek Cuypersgenootschap 2023. Album Amicorum Jenny Bierenbroodspot). Ingeleverd november 2023.
Lezingen / Colleges:
-Carla Oldenburger. Kunst van de Zochers en de algemene begraafplaats in Heemstede. 15 april 2023. I.o.v. Ver. Terebinth, Locatie Algemene Begraafplaats Heemstede.
Familiegraf Van Vollenhoven. Algemene Begraafplaats Heemstede. Foto Carla Oldenburger
Onderzoek en waardestelling
-Buitenplaats Landgoed Vliek Ulestraten. Samenvattend onderzoek beekdal en waardestelling . Opdrachtgever gem. Meerssen en Waterschap Limburg.
Buitenplaats ’t Vliek Ulestaten (Li.). Gezicht op Grote vijver en badhuis. Foto Carla Oldenburger
-Waardestelling Villatuin De Bijenschans Hilversum. Opdrachtgever Gem. Hilversum.
Villa Bijenschans. Tuin D.F. Tersteeg. Foto Noord-Hollands Dagblad.
Adviezen i.o.v. diverse opdrachtgevers
-Advies reorganisatieplan De Brink, i.o.v. gem. Laren (NH);
Losse adviseringen / artikelen, uitgewerkt in 55 ’Berichten’ op de website oldenburgers.nl en in ‘Bijdragen’ op LinkedIn.com. Onder de knop ‘Berichten’ (2023) zijn verwijzingen geplaatst naar alle artikelen van Carla Oldenburger, die voorheen zijn verschenen in de tijdschriften GROEN en TUINJOURNAAL (tussen 1975 en 2017), en nu gedigitaliseerd aanwezig zijn in het e-depot van Bibliotheek WUR.
Orientatie-Onderzoeken, in de vorm van ‘Berichten’ op website verschenen
Orientatie-onderzoeken zijn korte oriënterende gedachten die we uitwerken om te zien of sommige studies de moeite waard zijn om door te zetten. Zoeken via zoekbalk op website.
-Visvijver in het park Scherpenzeel in de 18de eeuw?
-Is Villatuin Westersingel Rotterdam een Zocher-ontwerp? Vraag van de bewoner.
-Zocher of Van Lunteren tuinarchitect van De Doornburgh in Maarssen?
-Binnentuin Frans Halsmuseum Haarlem, n.a.v. reorganisatie.
-Moestuin Molenbosch Zeist, n.a.v. vraag op Linkedin.
-Nieuwe kruidentuin bij Kasteel Ammersoyen, in vergelijking met ons eerdere eigen concept.
-Visvijvers Vliek Ulestraten. Vervolg: zie onder Onderzoek en waardestelling.
-Wijngaard in de zichtas van Buitenplaats De Tangh Rhenen. Wordt zichtas niet verstoord?
Buitenplaats De Tangh Rhenen. Aanplant wijngaard in zichtlijn. Foto Carla Oldenburger
– Vervolg groenadviezen in Edam.
Tien onbekende of juist interessante begraafplaatsen in tien ‘Berichten’ (aangereikt aan Ver. Terebinth):
Jan de Beijer, Huis Scherpenzeel. Tekening 1749. Coll. UB Leiden
Meestal worden ‘Berichten’ door ons gepost als er een aanleiding is om een feitje nader uit te zoeken. Een oriëntatie-onderzoek noemen we dat in ons jaarverslag dat binnenkort weer zal worden geplaatst in deze Berichten. Nu berichtte een Cascade-vriendin aan mij dat ze in historische correspondentie had gevonden dat de Van Lunterens (bedoeld wordt het (tuin)architectengeslacht Van Lunteren) al in de jaren dertig van de 19de eeuw betrokken waren bij veranderingen aan huis en tuin van Huis Scherpenzeel.
Bekend was wel al het parkontwerp uit 1859, gemaakt door Samuel A. van Lunteren (1813-1877), maar nu wordt dus gesproken van de jaren dertig, Dat moet in opdracht geweest zijn van een andere eerdere eigenaar, namelijk Benudina Maria van Naamen (1827-1892), kleindocter van Petrus Johannes van Naamen (1774-1854), in 1825 gehuwd met Herman Royaards. Haar vader was al in 1852 overleden. Het is aannemelijk dat niet Samuel , maar vader Hendrik van Lunteren (1780-1848) toen door Petrus Johannes in de arm werd genomen. Samuel was immers pas 19 jaar.
In dit verband ging ik op zoek naar oude tekeningen, prenten en kaarten van Huis en Park Scherpenzeel, om te achterhalen hoe huis (en park) er uitzagen vóór en na de genoemde verandering in de vroege jaren dertig van de 19de eeuw. Er zijn verscheidene tekeningen en prenten uit de 18de eeuw bekend, o.a. de afbeelding van het huis van Jan de Beijer uit 1749 (zie boven) en ook een tekening van Jan Pronk uit 1731, maar een afbeelding van een eeuw later kwam ik niet tegen.
Wel tonen de oude kadasterkaarten hoe de indeling van het kasteelterrein er uitzag in 1826 en op de tweede kaart mogelijk enige tijd later.
Verzamelplan Dorp / Huis Scherpenzeel 1826. Noorden boven
Kadastrale Minuut Huis Scherpenzeel / Dorp Scherpenzeel, ongedateerd (waarschijnlijk tussen 1826 en 1830). Noorden boven
Helaas heb ik geen nieuw ontwerp gevonden. Toch is op de kadastrale Minuut (na vergroting) wel te zien dat het huis in een hele ruime slotgracht ligt en dat ten noordwesten van het huis een lange kanaalvormige vijver ligt die zowel als wateropvang gediend zal hebben als ook als visvijver zijn nut zal hebben gehad. In de 18de eeuw werden visvijvers gegraven om zowel vis te kweken als vis te bewaren. Vandaar dat op de Kadastrale Minuut (de tweede kaart) goed te zien is dat het niet één vijver, maar zelfs twee vijvers betrof, die in het verlengde van elkaar zijn gelegen.
Uit 1859 is dus wel het ontwerp van Samuel van Lunteren bekend, hieronder afgebeeld. Zoals op dit ontwerp is te zien, is de visvijver nu tot slingerende beek omgevormd, passend in de landschapsstijl van die dagen.
Samuel A. van Lunteren, Ontwerp park Scherpenzeel, 1859. Coll. Geldersch Landschap en Kasteelen. Noorden boven
Nieuw boek van Els Launspach: Tuinen van Licht. Gorredijk, Sterck & De Vreese, 2023. 352 p. €27,50. Adviezen Carla Oldenburger
De Tuinen van licht / Els Launspach
(Overgenomen van uitgeverij Sterck & De Vreese):
“De Tuinen van licht is een roman over verbeeldingskracht, die zich afspeelt tegen de achtergrond van de bloeiende 16e/17e-eeuwse tuincultuur in Frankrijk, de Lage Landen en Engeland. We volgen het verhaal van Pierre, die in Parijs wordt opgeleid tot hovenier. Tegen de wil van zijn vader, de grote hovenier Claude Mollet [1557-1647], laat Pierre [1590-1659] zich inlijven bij het katholieke leger om tegen de protestanten te vechten. Hij komt als krijgsgevangene in Vlissingen terecht, maar wordt later alsnog hovenier. Eenmaal volwassen vestigt hij zich in Luik, waar zijn vrouw Gonde zich wijdt aan de ontwikkeling van tulpen. In dienst van stadhouder Frederik Hendrik ontwerpt hij het grondplan voor de tuinen van Honselaarsdijk. Daar, in het noorden, ontmoet hij Simon Stevin, vriend en leermeester, die een grote invloed heeft op zijn zelfbeeld. Het verhaal van Pierre wordt verteld door Mathieu, onlangs weduwnaar geworden. Uit een behoefte aan troost kleurt hij de levens van deze historische personages in, en worstelt zich zo door zijn verdriet heen. Van Els Launspach verschenen de romans Messire; Richard Revisited; Jonker; en Maîtresse van Oranje.
Els Launspach bij het verschijnen van haar nieuwe boek, 23 mei 2023 te Haarlem. Foto Carla Oldenburger
Na haar studie kunstgeschiedenis en theaterwetenschap werkte Els in het theater en publiceerde essays over toneel en film. Aan de Amsterdamse Academie voor Theater en Dans gaf ze ruim twintig jaar les over de Griekse tragedie en Shakespeare.”
CO: Voor de duidelijkheid, het is dus een roman over verbeeldingskracht en het raakt de hoveniersfamilie Mollet en de tuinen van Frederik Hendrik. Toch is het boek voor tuinhistorici zeker interessant, omdat het de grenzen opzoekt tussen heden en verleden en tussen fictie en werkelijkheid. Juist dat kan de moderne mens stimuleren tot nadenken en onderzoek.
Kasteel Vliek (Ulestraten, Limburg) en visvijvers uit de 18de eeuw
Onlangs kregen we een vraag van Bureau Verbeek (Maastricht) of we mee wilden denken over de watersystemen van Kasteel Vliek. Het gaat om de aanleg van een aantal waterbuffers, omdat het water nu te snel door de ‘beek’ naar beneden stroomt, waardoor er wateroverlast ontstaat in het dorp Meerssen. Er is wel Tuinhistorisch onderzoek gedaan door Buro4 (Roermond), maar dit was gericht op het herstel van de stijltuinen bij het kasteel, niet op de landschappelijke aanleg / cascade van visvijvers. Voordat we aan de slag gingen, hebben we eerst de hieronder volgende beschrijving van de tuinen van Kasteel Vliek weer doorgenomen, zoals we schreven in de ‘Gids voor de Nederlandse tuin- en Landschapsarchitectuur’, deel 4 (Rotterdam, 2000).
Over de visteelt in visvijvers: In de 18de eeuw werden visvijvers aangelegd voor de cultuur van vis als gezonde voeding voor de mens. Extensieve visteelt heeft nauwelijks negatieve effecten op de omgeving mits de uitgezette vis van nature ook in de omgeving voorkomt en de aanleg van de vijvers niet ten koste is gegaan van waardevolle ecosystemen en natuurgebieden.
Grote en kleine vijver ten zuiden van Kasteel Vliek (Ulestraten, Limburg), overblijfselen van een reeks van 18de eeuwse visvijvers
Beschrijving tuinen park Ulestraten uit de Gids voor Nederlandse Tuin- en Landschapsarchitectuur: ” De oudste vermelding van Kasteel Vliek dateert uit 1374, toen ridders uit het geslacht Vliek op deze plaats een huis bezaten. Het huidige typisch Maaslandse huis werd omstreeks 1725 gebouwd door een zekere De Lennaerts, toendertijd burgemeester van Maastricht. Huis Vliek ligt ten zuidwesten van het dorp Ulestraten, op de weg naar Meerssen, in het dal tussen de Wijngaardsberg en de Biesenberg. Rond 1800 werd het aan de achterzijde voorzien van een binnenhof, omsloten door twee bouwhuizen en een tiendschuur. Circa 1850 werd het bakhuis met een gekanteelde muur in neogotische trant met het kasteel verbonden. Helaas is deze muur aan het eind van de vorige eeuw verdwenen.
Topografische Kaart uit ca. 1907, met in blauw de grote en kleine vijver bij Kasteel Vliek en richting noordoost een cascade van rechthoekige visvijvers
Op de Topografische Militaire Kaart uit 1838-1857 ziet men een met bomen beplante toegangslaan. Deze laan loopt als zichtas achter het huis door een boomgaard en door het hellingbos en over de Wijngaardsberg omhoog. Aan de voet van de Wijngaardsberg liggen zeven waterbassins achter elkaar, die zeker uit de achttiende eeuw dateren en gebruikt werden om vis te kweken. Overblijfselen hiervan zijn de grote en kleine ronde vijvers en het formele grondplan van twee parterres (loofperken) ten noordoosten van de doorzichtas. De aanleg wordt gekarakteriseerd door een moestuin, een boomgaard en visvijvers.
In de tweede helft van de negentiende eeuw zullen de visvijvers waarschijnlijk langzaam zijn dichtgeslibd en is de vijfde vijver als landschappelijke vijver bewaard gebleven. Op de kaart van 1907 (herzien in 1920) zijn de resultaten hiervan goed te onderscheiden. Ten zuiden en zuidwesten van het huiscomplex zijn nu een bescheiden rondwandeling in opgaand bos en landschappelijk vergraven vijvers te onderscheiden, waarvan de grootste met eiland. Ten noordoosten van de grote vijver liggen dan nog enkele formele bassins. De hellingen van de Wijngaardsberg zijn bebost; het doorzicht van huis naar berg is gebleven. Dit hellingbos is openbaar toegankelijk. Aan de voet van de Wijngaardsberg werd in de tweede helft van de negentiende eeuw een neogotisch tuinhuis gebouwd, waarover een kunstmatige waterval werd geleid. Alleen de fundamenten van deze kunstzinnige folly zijn bewaard gebleven. Het huisje stond niet voor niets op deze plaats; het contrast tussen het weidse dal en de beboste heuvels was hier optimaal.
Ontwerp Van L.A. Springer voor 0mgeving Kasteel Vliek, 1915. Noorden beneden
De tuinarchitecten D.F. Tersteeg en L.A. Springer hebben respectievelijk in 1907 en 1915 het parkgedeelte achter het huis naar hun visie trachten in te richten. Tersteeg ontwierp enkele bruggetjes en mogelijk ook de rustieke badtempel aan de vijveroever. Wie van de twee de ontwerper is van de drie formele parterres en de verschillende trappartijtjes is niet duidelijk. Het komt ons wat vreemd voor stijve historiserende parterres aan te leggen in zo’n van nature glooiend dal, aan de voet van een hellingbos, maar de mode van de gemengde stijl eiste dergelijke versierselen. Hoewel Tersteeg en Springer waarschijnlijk beiden in hun hart tegen deze ingreep waren, was de klant koning. Kasteel Vliek is in het kader van de Monumentenwet door het rijk aangewezen als beschermde historische buitenplaats.”
Hieronder volgen afbeeldingen van de kadastrale hulpkaarten uit 1880 en 1893, waarover Jan Holwerda het in onderstaande reactie heeft.
Op 10 januari publiceerde ik hier een Bericht met een lijstje artikelen van mijn hand, uit het tijdschrift Tuinjournaal van de Nederlandse Tuinenstichting, geschreven tussen 1988 en 1999.
Nu heb ik aanvullend een lijst gemaakt van mijn artikelen in het Vakblad Groen, verschenen tussen 1975 en 2017. Dat zijn 35 artikelen, die nog niet alle gedigitaliseerd zijn. Bent u nieuwsgierig naar een van die niet-gedigitaliseerde artikelen, dan kunt u dat hier kenbaar maken in een reactie, en dan kan ik alsnog vragen aan de Bibliotheek WUR of het mogelijk is die te digitaliseren.
Voor de goede orde, groen gemarkeerd betekent doorklikken naar artikelen mogelijk.
Hier volgt de lijst met artikelen (1975-2017):
Juliet en Carla Oldenburger (bewerkt door Noortje Krikhaar), ‘Nimmerdor, Buitenplaats en landgoedbos’ in Groen, vakblad voor ruimte in stad en landschap, jrg. 73 (2017), nr. 6 (juni), p. 16-22.
Carla Oldenburger (bewerkt door Noortje Krikhaar), ‘Zoektocht naar Zocher in België’ in: Vakblad Groen, Jrg. 72 (mrt 2016), nr. 3, p. 12-19.
C.S. Oldenburger en J.E. Oldenburger, ‘Het nieuwe aanzien van de Amsterdamse Hortus’ in: Binnenstad 228/229, juni 2008; Groen: vakblad voor groen en landschap, jrg. 64 (2008) nr. 4, p. 30-33.
Carla en Juliet Oldenburger, ‘Grote behoefte aan databank voor historische planten’ in: Groen, jrg. 62 (okt. 2006) nr. 10, p. 12-17.
C.S. Oldenburger-Ebbers, ‘Geschiedenis van Nederlandse tuin- en landschapsarchitectuur: onderwijs, onderzoek en organisaties in Nederland anno 1995/1996’ in: Groen 52 (1996) no. 1, (themanr Nederlandse tuinhistorie) i.s.m. Tuinhistorisch Genootschap Cascade, p. 22-30.
Carla S. Oldenburger-Ebbers, ‘Nederlandse tuinsculpturen’ in: Groen 50 (1994), nr. 7/8, p. 33-36.
Carla S. Oldenburger-Ebbers, ‘De tuinplattegronden van Gijsbert van Laar’ in: Groen 50 (1994), nr. 4, p. 35-39.
H.R. Barkhof, C.S. Oldenburger-Ebbers en D. Pols, ‘Enkele kanttekeningen bij het beheer van de tuinen van Rijksmuseum Paleis Het Loo’ in: Groen 48 (1992), nr. 12. p. 36-38.
Carla S. Oldenburger-Ebbers, ‘De tuinarchitectuur van de Zochers. Deel 3: Enige proeven van ontwerpanalyses van projecten van J.D. Zocher sr. en jr., C.G. Zocher en L.P. Zocher, gezien in het licht van de ontwikkeling van de negentiende eeuwse landschapsstijl in Nederland’ in: Groen 47 (1991), nr. 10, p. 23-29. Zie Zochers Online 2017
Carla S. Oldenburger-Ebbers, ‘De tuinarchitectuur van de Zochers. Deel 2: Inventarisatie van de werken van C.G. Zocher (1796-1863) en L.P. Zocher (1820-1915)’ in: Groen 47 (1991), nr. 4, p. 22-27. Zie Zochers Online 2017
Carla S. Oldenburger-Ebbers, ‘De tuinarchitectuur van de Zochers. Deel 1: inventarisatie van de werken van J.D. Zocher sr. (1763-1817) en J.D. Zocher jr. (1791-1870)’ in: Groen 46 (1990), no. 7, p. 9-13. Zie Zochers Online 2017
C.S. Oldenburger-Ebbers, ‘De toepassing van hagen in de Nederlandse tuinhistorie’ in: Groen 46 (1990), no. 5, p. 9-13.
Drs. C.S. Oldenburger-Ebbers, ‘Herstel van historische tuinen: theorie en praktijk’ in: Groen 45 (1989), nr. 12, p. 26-34.
Carla S. Oldenburger-Ebbers, ‘Doolhoven in Nederland’ in: Groen 44 (1988), nr. 7/8, p. 9-15.
C.S. Oldenburger-Ebbers, ‘De ontwikkeling van de tuinarchitectuur in Nederland door de eeuwen heen (I): een afwisseling van open en besloten ruimten’ in: Groen 43 (1987), nr. 7/8, p. 11-17.
Drs. C.S. Oldenburger-Ebbers, ‘De relatie tussen tuinarchitectuur en beplanting: enkele 18de eeuwse voorbeelden: De Menkemaborg, Huis te Amerongen, De Hartekamp en De Ulenpas’ in: Groen 41 (1985), nr. 11, p. 14-20.
Drs. Carla S. Oldenburger-Ebbers, ‘De John Bergmans-Collectie in de Centrale Bibliotheek van de Landbouw-Hogeschool’ in: Groen 37 (1981), nr. 10, p. 453-458.
Carla S. Oldenburger, ‘De collectie van L.A. Springer (1855-1940) is weer terug in de Centrale Bibliotheek van de Landbouwhogeschool te Wageningen’ in: Groen 36 (1980), nr. 8, p. 317-322.
C.S. Oldenburger-Ebbers, ‘Pflanzungen in Gärten des 16. – 18. Jahrhunderts, lezing gehouden op het congres van de Duitse vereniging voor Tuin- en Landschapsarchitectuur te Ludwigsburg op 26 en 27 september 1978’ in: Groen 34 (1978), nr. 12, p. 457-460.
Carla S. Oldenburger-Ebbers, ‘Inleiding tot de Lijst van Nederlandse literatuur over tuin(sier)planten tussen 1600 en 1900’ in: Groen 34 (1978), nr. 11, p. 437-440.
C.S. Oldenburger-Ebbers en D. Spanjaart ‘Reconstructie van “historische beplantingen”. Voordracht gehouden op de studiedag van de Nederlandse Vereniging voor Tuin- en Landschapsarchitectuur, Paleis Het Loo, 1 oktober 1976’ in: Groen 33 (1977), nr. 5, p. 153-159. (Communicationes Biohistoricae Ultrajectinae nr. 69)
Carla S. Oldenburger, ‘Sierplanten in de 16de- en 17de-eeuwse tuinen: een bijdrage tot het restaureren van “historische beplantingen” in: Groen 31 (1975), nr. 10, p. 307-313.