Categoriearchief: Tuinarchitectuur

3. Begraafplaats Westerbork (Dr.)

3. Begraafplaats Westerbork

Dit Bericht maakt deel uit van een serie over begraafplaatsen,  omdat de Vereniging Terebinth wat extra aandacht verdient. Bestuursleden gevraagd! Tegelijkertijd willen we met enige berichten aandacht vragen voor onbekende begraafplaatsen en onbekende tuinarchitecten die begraafplaatsen vorm hebben gegeven. In dt geval gaat het nu eens niet om de tuinarchitecten Jan Zocher of Leonard Springer, maar om de Groningse tuinarchitect Jan Vroom Jr., (1893-1958 ), als ontwerper van de begraafplaats in Westerbork.

Ontwerp Begraafplaats Westerbork. Jan Vroom, 1946. Deze begraafplaats vertoont delen in landschappelijke stijl en geometrische stijl. Speciale Collecties WUR
Uitbreidingsplan begraafplaats Westerbork, schaal 1 : 500.
Jan Vroom, 1951. Speciale Collecties WUR
Jan Vroom jr. werd in 1893 geboren in Glimmen. Om zich te bekwamen in het familieberoep tuinarchitect volgde hij een opleiding aan de tuinbouwschool in Frederiksoord. Door een oogziekte van zijn vader moest hij deze opleiding echter al na een jaar afbreken om diens werk als tuinarchitect over te nemen. Om zeker te zijn van een tijdige levering van goed plantmateriaal begon Jan Vroom jr. in 1919 een eigen kwekerij, ‘Bonte Hoek’. Het werd nu ook mogelijk om de ontworpen tuinen in eigen beheer te gaan uitvoeren. Hij ontwierp vele particuliere tuinen en ook de groenaanleg bij een groot aantal inrichtingen, ziekenhuizen en bejaardenhuizen in geheel Nederland en hij werkte aan uitbreidingsplannen van diverse gemeenten, waaronder Stadskanaal en Drachten. Na zijn overlijden in 1958 werd het bedrijf voortgezet door zijn zoons die het in 1968 opdeelden in kwekerij ‘Bonte Hoek’, uitvoeringsbedrijf ‘De Punt’ en ‘Tuin- en landschapsarchitectenbureau Vroom’ (opgeheven in het midden van de jaren ’80).
Het kamp Westerbork werd door de Nederlandse regering in 1939 gebouwd als Centraal Vluchtelingenkamp Westerbork om Joodse vluchtelingen uit Duitsland op te vangen. Ruim twee jaar na het begin van de Duitse bezetting, op 1 juli 1942, namen de nazi’s het kamp over, waarna Westerbork functioneerde als doorgangskamp.
Hoewel iedereen weet dat de meeste Nederlandse Joden via het doorgangskamp Westerbork werden vervoerd naar Auschwitz, Sobibor, Theresienstadt en Bergen-Belsen, zijn er toch ook Joden begraven op deze gemeentelijke begraafplaats in Westerbork. 

1. Begraafplaats Zuilen (Haagweg) te Breda.

Omdat de Vereniging Terebinth zich in zwaar weer bevindt vanwege het ontbreken van bestuursleden (voorzitter, secretaris en penningmeester gevraagd) leek het ons bureau een goed idee juist nu wat extra aandacht te schenken aan  historische begraafplaatsen. De beschrijvingen zijn goeddeels overgenomen uit de ‘Gids voor de Nederlandse Tuin- en Landschapsarchitectuur’ (4 delen, 1995-2000), grotendeels van eigen hand.
Begraafplaats Zuilen-Haagveld, Breda. ‘Eerste Begrafenis op de Katholieke Begraafplaats Zuylen’, geschilderd door Constant Huysmans, 1832; Origineel: Breda’s museum
De geschiedenis van de rooms-katholieke begraafplaats Zuilen loopt parallel met die van de naastgelegen hervormde begraafplaats Haagveld. Tegenwoordig vormen zij samen één complex met een crematorium. De voormalige buitenplaats Zuilen ligt in het gebied tussen Breda en het Liesbos dat in vroeger eeuwen een aantrekkelijke omgeving vormde om in de zomermaanden de stad te ontvluchten. In de zeventiende eeuw lag hier al een herenboerderij met de naam Suylen. De naam Haag of Hage, hetgeen op een groenaanleg duidt, kwam in die tijd ook al voor in het hier gelegen plaatsje Princenhage. Vermogende Bredanaars hadden langs de oude uitvalsweg richting Mastbos aanvankelijk boerderijen in bezit met herenkamers, dikwijls met bijbehorende nutsgronden en siertuinen met tuinkoepeltjes. Het gebied stond bekend om zijn tuinderijen, in het bijzonder vanwege de teelt van aardbeien en ander klein fruit. Later, in het begin van de negentiende eeuw na de vrede met België (1830), werden er ook veel kapitale villa’s gebouwd voor permanente bewoning. Deze waren vaak omgeven door parkachtige tuinen met Engelse bosjes en een landschappelijke vijverpartij. Namen van huizen uit die tijd, zoals Tuinzicht, Torenzicht, Huis ten Bosch en Lindenburg, illustreren het toenmalige karakter van een Arcadisch landschap met pittoreske doorzichten tussen monumentale boomgroepen. Soms werd in een hoekje van het park een particuliere begraafplaats ingericht. Hoewel dit niet vaak voorkwam, was ‘de dood’ als verschijnsel geen zeldzaamheid in een romantische parkaanleg. Een bemoste zerk, een gebroken klassieke zuil of een tombe met grafregels die de wandelaar aan de vergankelijkheid herinnerden, waren geliefde landschappelijke stijlmiddelen. De begraafplaats Zuilen is ontstaan uit een dergelijke particuliere begraafplaats. In 1826 en in 1829,  het jaar waarin het Koninklijk Besluit van kracht was geworden dat gemeenten met meer dan 1000 inwoners om hygiënische redenen een begraafplaats buiten de stadsgrenzen moesten aanleggen, werd de particuliere begraafplaats Zuilen aanmerkelijk uitgebreid met aangrenzende tuinen, waarop achtereenvolgens een rooms-katholieke begraafplaats (Zuylen of Zuilen) en een hervormde begraafplaats (Haagveld) werden aangelegd. Het geheel bleef het parkachtige karakter in de late landschapsstijl houden en zelfs twee tuinkoepels bleven lange tijd als onderdeel van de begraafplaats in stand. De oude oprijlaan naar Zuilen is nog altijd herkenbaar en de beuken op Haagveld dateren nog van vóór de aanleg van de begraafplaats. Duidelijk is het verschil in sfeer tussen beide, met elkaar in verbinding staande, begraafplaatsen te ervaren. Het hervormde deel is soberder van sfeer, het rooms-katholieke deel heeft meer ornamenten. Op het rooms-katholieke deel ligt onder een onopvallende steen Louis Charles de Bourbon begraven, zoon van de Franse kroonpretendent, die volgens overlevering in Delft in het Kalverbos begraven ligt. Op het protestantse gedeelte is het gietijzeren monument van Cornelis Jan Wouter Nahuys heer van Burgst uit 1831 het meest opvallend. Het is het oudst bewaarde graf en gedecoreerd met natuurkundige instrumenten die verwijzen naar zijn liefhebberij als amateur-natuurkundige. Evenals veel villa’s in de omgeving is het monument uitgevoerd in neoclassicistische stijl. De combinatie van late landschapsstijl met neoclassicistische architectuur behoort tot de stijlperiode die zijn hoogtepunten beleefde onder de tuinarchitect J.D. Zocher jr. De witte architectuur stak helder af tegen het decor van groen gebladerte en moest een sfeer oproepen als in de landschapsschilderingen van kunstenaars als Claude Lorrain en Nicolas Poussin. Door verdichting is de romantische sfeer van de begraafplaatsen deels verloren gegaan. In 1933 werd de verwaarloosde tuinkoepel en in 1970 ook de kapel afgebroken. Op Zuilen is sinds de jaren zeventig ook een crematorium ingericht naar ontwerp van architect Van den Miracker. Dit luidde een nieuwe uitbreiding met urnenvelden in. In een hoek aan de Ettense Baan ligt een Poolse erebegraafplaats. Het verscholen graf op de hervormde begraafplaats tegen de heg waarop ‘Vincent van Gogh’ staat, is niet dat van de beroemde schilder, maar van zijn grootvader, predikant in de grote kerk van Breda. De oom van Vincent van Gogh ligt verderop in een grafkelder, een duurder klassegraf.

Tuinen van Licht / Els Launspach

Nieuw boek van Els Launspach:  Tuinen van Licht. Gorredijk, Sterck & De Vreese, 2023. 352 p. €27,50. Adviezen Carla Oldenburger

De Tuinen van licht / Els Launspach

(Overgenomen van uitgeverij Sterck & De Vreese):

“De Tuinen van licht is een roman over verbeeldingskracht, die zich afspeelt tegen de achtergrond van de bloeiende 16e/17e-eeuwse tuincultuur in Frankrijk, de Lage Landen en Engeland. We volgen het verhaal van Pierre, die in Parijs wordt opgeleid tot hovenier. Tegen de wil van zijn vader, de grote hovenier Claude Mollet [1557-1647], laat Pierre [1590-1659] zich inlijven bij het katholieke leger om tegen de protestanten te vechten. Hij komt als krijgsgevangene in Vlissingen terecht, maar wordt later alsnog hovenier. Eenmaal volwassen vestigt hij zich in Luik, waar zijn vrouw Gonde zich wijdt aan de ontwikkeling van tulpen. In dienst van stadhouder Frederik Hendrik ontwerpt hij het grondplan voor de tuinen van Honselaarsdijk. Daar, in het noorden, ontmoet hij Simon Stevin, vriend en leermeester, die een grote invloed heeft op zijn zelfbeeld. Het verhaal van Pierre wordt verteld door Mathieu, onlangs weduwnaar geworden. Uit een behoefte aan troost kleurt hij de levens van deze historische personages in, en worstelt zich zo door zijn verdriet heen. Van Els Launspach verschenen de romans Messire; Richard Revisited; Jonker; en Maîtresse van Oranje.

Els Launspach bij het verschijnen van haar nieuwe boek, 23 mei 2023 te Haarlem. Foto Carla Oldenburger

Na haar studie kunstgeschiedenis en theaterwetenschap werkte Els  in het theater en publiceerde essays over toneel en film. Aan de Amsterdamse Academie voor Theater en Dans gaf ze ruim twintig jaar les over de Griekse tragedie en Shakespeare.”

CO: Voor de duidelijkheid, het is dus een roman over verbeeldingskracht en het raakt de hoveniersfamilie Mollet en de tuinen van Frederik Hendrik. Toch is het boek voor tuinhistorici zeker interessant, omdat het de grenzen opzoekt tussen heden en verleden en tussen fictie en werkelijkheid.  Juist dat kan de moderne mens stimuleren tot nadenken en onderzoek.

Rijksmuseumtuin en Richard Long

(tekst gedeeltelijk overgenomen van website Rijksmuseum):

“Voor de tiende editie van de jaarlijkse beeldententoonstelling heeft het Rijksmuseum de Britse kunstenaar Richard Long uitgenodigd. Zijn werk bestaat uit subtiele ingrepen in het landschap vaak gemaakt op de meest afgelegen plekken ter wereld. Nu zijn zijn werken gewoon te zien in de tuinen van het Rijksmuseum.

LOPEN LANGS LIJNEN

Long maakte voor het Rijksmuseum acht werken, waarvan zes nieuwe. Vier van zijn werken bestaan uit elementaire, abstracte vormen in gras. Door de natuurlijke groei van het gras wordt het contrast in de zomermaanden steeds groter. Na verloop van tijd verdwijnen de kunstwerken weer als ze worden opgenomen in de omgeving. Foto’s en teksten blijven dan de enige tastbare herinneringen aan dit werk. Met dit werk voor het Rijksmuseum keert Long terug naar hoe zijn carrière ruim 50 jaar geleden begon. In 1967 brak hij door met A line made by walking: een rechte lijn in hoog gras die ontstond door steeds opnieuw heen en weer te lopen.

K EIEN

Richard Long at the Rijksmuseum Amsterdam 2023

Naast de werken in gras, maakte Long twee monumentale stenen sculpturen voor het Rijksmuseum. Het zijn maaskeien die door de rivier naar de monding in de Noordzee zijn vervoerd. In de Voorhal zal een lange rivier van rode Indiase steen over het vloermozaïek van Cuypers te zien zijn.Een cirkel van verschillende gekleurde stenen vind je in het hart van het atrium. We raden je aan om dit werk ook van bovenaf te bekijken.”

Zover de tekst van het Rijksmuseum. Zowel buiten in de tuinen als binnen in de Voorhal van de Eregalerij bestaat het kunstwerk dus eigenlijk uit een samengaan van het werk van Long en het werk van Cuypers.
AANTASTING VAN BESCHERMD MONUMENT?
Richard Long at the Rijksmuseum Amsterdam 2023
Je zou je wenkbrauwen even kunnen ophalen, want je kunt je afvragen, worden de tuinen van Cuypers niet geschaad en is dit niet een aantasting van een beschermd monument? Eigenlijk wel natuurlijk, maar het is maar tijdelijk, en het levert een kunstwerk op dat vanzelf weer door de omgeving wordt opgenomen. Daarom is het volgen in de tijd wel zeer belangrijk, en raadt het museum aan ook het kunstwerk in de tuinen van boven te bekijken.
OMSCHRIJVING RIJKSMUSEUMTUIN IN HET MONUMENTENREGISTER
Voor de monumentenbeschermers onder ons haal ik hieronder (ter overdenking) nog even de inleiding van de beschrijving van de tuinen  uit het Monumentenregister aan: “Museumtuin met hekwerken en bouwfragmenten naar ontwerp uit 1884 van P.J.H. Cuypers. De nagenoeg symmetrische vorm van de omtrek van de tuin wordt in hoofdzaak bepaald door de situatie ter plaatse: begrensd door de Stadhouderskade, Hobbemakade, Hobbemastraat en Jan Luijkenstraat, en van noord naar zuid doorkruist door de Museumstraat. De tuin is aangelegd tussen 1884 en 1916, overwegend in een historiserende stijl waarin verschillende oud-Nederlandse tuinstijlen werden gecombineerd”.

Nut boven schoonheid of schoonheid boven nut?

Wat prevaleert in dit geval? Het openhouden van een zichtlijn tussen Huize De Tangh en de Rijn OF het aanleggen van een wijngaard op die zichtlijn, op de plaats van een vroegere tabaksplantage?

Boven: Tegenwoordige zichtlijn op Huize De Tangh vanaf de Utrechtsestraatweg. Het huis is nu nog zichtbaar -de wijnstronken zijn eind april geplant-, maar dat zal niet lang meer duren. Foto Carla Oldenburger, 2023

Vanmiddag (24 mei 2023) reed ik langs de Utrechtsestraatweg van Rhenen naar Amerongen. Je passeert dan het bijna 100 jaar oude Huize De Tangh even buiten Rhenen aan je rechterhand, terwijl je de zichtlijn -van het huis naar de Rijn- kruist. Aan je linkerhand is er dus zicht op de (uiterwaard van) Rijn.

Het huis is gebouwd in 1927 o.l.v. de Wageningse architect J.B. van der Haar, in opdracht van de eigenaar, destijds huisdokter van Rhenen, William Waller. Hij had de  bouwgrond al gekocht in 1920, om daar ter plekke een nieuw huis te laten bouwen in koloniale (Kaapse) stijl.

Boven: Zicht vanaf de Utrechtsestraatweg op (de uiterwaard van) de Rijn bijna dichtgegroeid. Foto Carla Oldenburger, 2023

Vroeger was de situatie anders, vooral een veel meer open zicht op de Rijn en grazende koeien in de voorweide (nog vaag te zien op de oude foto). Zie hieronder een archieffoto met zicht vanaf het terras voor het huis  op de Rijn.

De grond loopt af naar de Rijn, dus vanuit het huis zal de Rijn nog wel even zichtbaar blijven, maar vanaf de Utrechtsestraatweg opkijkend naar het huis, zal het zicht op het huis gedeeltelijk verdwijnen. Het huis en het landgoed zijn niet beschermd als rijks – of gemeentelijk cultuurmonument, maar zeker is dat het zicht op de Rijn wel een hele belangrijke rol gespeeld zal hebben bij het bepalen van de locatie voor de bouw van het huis. De “genius loci” is hier alles bepalend, en daarom is m.i. het aanleggen van een wijngaard op deze plaats geen goed idee geweest.

In 2020 is een boek over de geschiedenis van huis en landgoed De Tangh verschenen en historisch gezien heel terecht heeft dit boek de volgende titel meegekregen: Genius Loci. Landgoed De Tangh. Ontstaan en geschiedenis van een familielandgoed en buitenplaats in Rhenen op de zuidflank van de Utrechtse Heuvelrug. Auteurs Stef van Doesburg, Ronald van Immerseel, Merel Haverman e.a.. Rhenen, 2020.

In vroeger tijden -zo is bekend, maar ik heb er geen archiefstuk van gezien- lag voor het huis een tabaksplantage. Dergelijke plantages waren een heel normaal verschijnsel in de hele omgeving en de “straatnaam” Plantage Willem III, iets verderop langs de Utrechtsestraatweg, herinnert daar nog aan. Het is wel aannemelijk dat er tijdelijk in de voorweide een tabaksplantage is geweest, maar een open weide voor het huis met grazende koeien of herten (denk aan Engelse landscape gardens in vorige eeuwen) zal het huis toch zeker een voornamer aanzicht hebben gegeven. Vandaar dat de laatste jaren de Lakenvelders in de voorwei een schitterend beeld opleverden en ik dat beeld liever in gedachten houd dan deze onlangs aangeplante zicht-verhinderende wijngaard.

 

 

 

 

 

Boven: Lakenvelders in de voorweide. Foto Carla Oldenburger, 2014

Het is erg jammer dat nog steeds niet bekend is of er een landschapsarchitect zich met deze aanleg heeft bemoeid. Ook is mogelijk dat William Waller, geholpen door de architect J. B. van der Haar, zelf de locatie van het huis heeft bepaald en de huisplaats op de zichtlijn heeft aangegeven. En de achtertuin (in formele stijl), met muurwerk tegen het wild en tegen de noordenwind (?) inclusief een rosarium zou misschien ook wel van zijn eigen hand kunnen zijn. Ik heb wel eens in een lezing voor de Historische Vereniging van Rhenen en Omstreken de naam van de lector Tuin-architectuur aan de Rijks Landbouw Hooge School (opvolger van Leonard Springer) in dit verband laten vallen als mogelijke ontwerper, omdat hij juist in tegenstelling tot Springer, graag in formele stijl werkte. Maar voorlopig zal het antwoord op dit raadseltje nog wel even onopgelost blijven.

 

Zijn naam is Hendrik Francois Hartogh Heys van Zouteveen (1870-1943), bekend in Wageningen en daarbuiten. Hij was o.a. een van de oprichters van de Bond van Nederlandse Tuinarchitecten in 1922. Volg de groene link hierboven voor zijn uitgevoerde werken, voorzover bekend.

U zult het al wel begrepen hebben. Als antwoord op de gestelde vraag in de titel, gaat mijn voorkeur uit naar “Schoonheid boven nut”. Dat zal het antwoord ook zijn van iedere tuinarchitect, als het gaat om een buitenplaats of villatuin, omdat een zichtlijn, gekoppeld aan de locatie van het huis,  primair en heilig is in een tuinontwerp.

Plattegrond van de buitenplaats Bosch en Hoven (1765?) met hermitage

In het Bulletin KNOB 120 (2021) 2,  is een interessant artikel te lezen over ‘hermitages’ (kluizenaarshutten), getiteld De architectuur en beleving van de hermitage (1770-1860): de hut, de heremiet(pop) en de hang naar eenzaamheid in de Nederlandse Landschapstuin. Auteurs Hanneke Ronnes, Wouter van Elberg en Merel Haverman. De vraagstelling wordt uitgebreid behandeld. Mij vielen enige details op , die ik tot heden niet zo duidelijk had opgemerkt.

Plattegrond van buitenplaats Bosch en Hoven. Toegeschreven aan J. van Varel, 1765. Hermitage binnen rode cirkel. (Noord-Hollands Archief)

In de Springer Collectie in Wageningen UR bevindt zich ook een afbeelding (zwart/wit foto) van boven afgebeelde kaart van Bosch en Hoven, en daarbij twee details, waarvan één met detail van het eiland met de hermitage.

                                       Detail met eiland en hermitage. 

Wat ik, door het vergelijken van deze twee afbeeldingen (de gekleurde uit het NH Archief en de zwart/wit foto uit de tijd van Springer) nooit eerder zo duidelijk had gezien (vergroot de zwart/witfoto door te tikken op groene ondertitel),  was dat een brug naar het eiland leidde en dat deze hermitage bestond uit een hutje, geplaatst in een duidelijk gemengd bosje met loofhout en een conifeer. Verder is het opvallend dat deze kaart uit 1765 dus naar we nu mogen aannemen, een van de allereerste hermitages in Nederland afbeeldt en dat de kaart zelf evenals de kaart van Beeckestijn (Velsen) een van de eerste Nederlandse tuinen in landschapsstijl afbeeldt, ook al is nog niet de hele buitenplaats in die stijl aangelegd. Op de stijl afgaande (geometrische hoofdtuin en details in landschapsstijl) zou je zelfs kunnen denken dat deze aanleg evenals die van Beeckesteijn ook door J.G. Michael is ontworpen.

Zo ging ik ook opzoek naar andere vroege miniatuur-afbeeldingen van hermitages, zoals op buitenplaats Soelen. Dat viel tegen. In een brief uit 1808 werd een inmiddels verdwenen hermitage, thans grafmonument, op de Essenheuvel vermeld, en daarnaast kersenboomgaarden en een essenbos. Er bestaat een kaart van de buitenplaats Soelen uit 1805, dus hier ook op zoek naar de hermitage op de Essenheuvel. De enige heuvel op Soelen ligt in het gebied van het vroegere Huis Aldenhaag, maar de kaart is of te kleinschalig of de hermitage is al in 1805 verdwenen. Ter controle werd ook nog even op de kadasterkaart (1811-1832) gekeken, maar zonder resultaat.

Huis Zoelen (aan het eind van de oprijlaan, in het midden) en Huis Aldenhaag (links van de ditel op de kaart).  1805

Kadasterkaart Aldenhaag, 1811-1832. Op deze kadasterkaart                   is te zien dat de hermitage op het eiland van Aldenhaag is verdwenen.Noorden links

Na deze speurtocht ga ik toch nog eens op zoek naar oude historische hermitages, met de lijsten uit het KNOB-artikel als uitgangspunt.

Met dank aan Jan Holwerda.

Visvijvers van Kasteel Vliek

Kasteel Vliek (Ulestraten, Limburg) en visvijvers uit de 18de eeuw

Onlangs kregen we een vraag van Bureau Verbeek (Maastricht) of we mee wilden denken over de watersystemen van Kasteel Vliek. Het gaat om de aanleg van een aantal waterbuffers, omdat het water nu te snel door de ‘beek’ naar beneden stroomt, waardoor er wateroverlast ontstaat in het dorp Meerssen. Er is wel Tuinhistorisch onderzoek gedaan door Buro4 (Roermond), maar dit was gericht op het herstel van de stijltuinen bij het kasteel, niet op de landschappelijke aanleg / cascade van visvijvers. Voordat we aan de slag gingen, hebben we eerst de hieronder volgende beschrijving van de tuinen van Kasteel Vliek weer doorgenomen, zoals we schreven in de ‘Gids voor de Nederlandse tuin- en Landschapsarchitectuur’, deel 4  (Rotterdam, 2000).

Over de visteelt in visvijvers: In de 18de eeuw werden visvijvers aangelegd voor de cultuur van vis  als gezonde voeding voor de mens. Extensieve visteelt  heeft nauwelijks negatieve effecten op de omgeving mits de uitgezette vis van nature ook in de omgeving voorkomt en de aanleg van de vijvers niet ten koste is gegaan van waardevolle ecosystemen en natuurgebieden.

Grote en kleine vijver ten zuiden van Kasteel Vliek (Ulestraten, Limburg), overblijfselen van een reeks van 18de eeuwse visvijvers

Beschrijving tuinen park Ulestraten uit de Gids voor Nederlandse Tuin- en Landschapsarchitectuur: ” De oudste vermelding van Kasteel Vliek dateert uit 1374, toen ridders uit het geslacht Vliek op deze plaats een huis bezaten. Het huidige typisch Maaslandse huis werd omstreeks 1725 gebouwd door een zekere De Lennaerts, toendertijd burgemeester van Maastricht. Huis Vliek ligt ten zuidwesten van het dorp Ulestraten, op de weg naar Meerssen, in het dal tussen de Wijngaardsberg en de Biesenberg. Rond 1800 werd het aan de achterzijde voorzien van een binnenhof, omsloten door twee bouwhuizen en een tiendschuur. Circa 1850 werd het bakhuis met een gekanteelde muur in neogotische trant met het kasteel verbonden. Helaas is deze muur aan het eind van de vorige eeuw  verdwenen.

Topografische Kaart uit ca. 1907, met in blauw de grote en kleine vijver bij Kasteel Vliek en richting noordoost een cascade van rechthoekige visvijvers 

Op de Topografische Militaire Kaart uit 1838-1857  ziet men een met bomen beplante toegangslaan. Deze laan loopt als zichtas achter het huis door een boomgaard en door het hellingbos en over de Wijngaardsberg omhoog. Aan de voet van de Wijngaardsberg liggen zeven waterbassins achter elkaar, die zeker uit de achttiende eeuw dateren en gebruikt werden om vis te kweken. Overblijfselen  hiervan zijn de grote en kleine ronde vijvers en het formele grondplan van twee parterres (loofperken) ten noordoosten van de doorzichtas. De aanleg wordt gekarakteriseerd door een moestuin, een boomgaard en visvijvers.

In de tweede helft van de negentiende eeuw zullen de visvijvers waarschijnlijk langzaam zijn dichtgeslibd en is de vijfde vijver als landschappelijke vijver bewaard gebleven. Op de kaart van 1907 (herzien in 1920) zijn de resultaten hiervan goed te onderscheiden. Ten zuiden en zuidwesten van het huiscomplex zijn nu een bescheiden rondwandeling in opgaand bos en landschappelijk vergraven vijvers te onderscheiden, waarvan de grootste met eiland. Ten noordoosten van de grote vijver liggen dan nog enkele formele bassins. De hellingen van de Wijngaardsberg zijn bebost; het doorzicht van huis naar berg is gebleven. Dit hellingbos is openbaar toegankelijk. Aan de voet van de Wijngaardsberg werd in de tweede helft van de negentiende eeuw een neogotisch tuinhuis gebouwd, waarover een kunstmatige waterval werd geleid. Alleen de fundamenten van deze kunstzinnige folly zijn bewaard gebleven. Het huisje stond niet voor niets op deze plaats; het contrast tussen het weidse dal en de beboste heuvels was hier optimaal.

Ontwerp Van L.A. Springer voor 0mgeving Kasteel Vliek, 1915. Noorden beneden

De tuinarchitecten D.F. Tersteeg en L.A. Springer hebben respectievelijk in 1907 en 1915 het parkgedeelte achter het huis naar hun visie trachten in te richten. Tersteeg ontwierp enkele bruggetjes en mogelijk ook de rustieke badtempel aan de vijveroever. Wie van de twee de ontwerper is van de drie formele parterres en de verschillende trappartijtjes is niet duidelijk. Het komt ons wat vreemd voor stijve historiserende parterres aan te leggen in zo’n van nature glooiend dal, aan de voet van een hellingbos, maar de mode van de gemengde stijl eiste dergelijke versierselen. Hoewel Tersteeg en Springer waarschijnlijk beiden in hun hart tegen deze ingreep waren, was de klant koning. Kasteel Vliek is in het kader van de Monumentenwet door het rijk aangewezen als beschermde historische buitenplaats.”

Hieronder volgen afbeeldingen van de kadastrale hulpkaarten uit 1880 en 1893, waarover Jan Holwerda het in onderstaande reactie heeft.

Kadastrale hulpkaart omgeving Kasteel Vliek, 1880.

Kadastrale hulpkaart omgeving Kasteel Vliek, 1893

Artikelen uit Vakblad GROEN (1975-2017)

Op 10 januari publiceerde ik hier een Bericht met een lijstje artikelen van mijn hand, uit het tijdschrift Tuinjournaal van de Nederlandse Tuinenstichting, geschreven tussen 1988 en 1999.

Nu heb ik aanvullend een lijst gemaakt van mijn artikelen in het Vakblad Groen, verschenen tussen 1975 en 2017. Dat zijn 35 artikelen, die nog niet alle gedigitaliseerd zijn. Bent u nieuwsgierig naar een van die niet-gedigitaliseerde artikelen, dan kunt u dat hier kenbaar maken in een reactie, en dan kan ik alsnog vragen aan de Bibliotheek WUR of het mogelijk is die te digitaliseren.

Voor de goede orde, groen gemarkeerd betekent doorklikken naar artikelen mogelijk.

Hier volgt de lijst met artikelen (1975-2017):

Ammersoyen: nieuwe kruidentuin vervangt neo-barokke siertuin

     

              

          Boven: Kasteel Ammersoyen. Zicht op de nieuwe kruidenbedden, afgezet met planken. Onder: Bijlage II uit Rapport Kasteel Ammersoyen, 2005

Op Linkedin vond ik vanmorgen (19 februari) een bericht van Het Geldersch Landschap & Kasteelen over de nieuwe kruidentuin van Ammersoyen, die is aangelegd op de plaats waar eerder in 1975 de neo-barokke siertuin naar ontwerp van Mw. Liesbeth Canneman was ingericht. We zijn blij dat  ons advies is overgenomen, hoewel we het ons wel iets anders hadden voorgesteld.

In 2005 bracht ons bureau (toen nog genaamd Oldenburgers Historische Tuinen) het adviesrapport “Kasteel Ammersoyen te Ammerzoden: kort terrein-advies” uit. Het is een quickscan, geen volledig onderzoeksrapport, Het behandelde de geschiedenis van het kasteel met voorburcht en singelterrein, aangevuld met  adviezen over de inrichting van de voorburcht, de tuin van de dienstwoning, de neo-barokke siertuin en het singelterrein.

In het kader van de geschiedenis van het kasteel leek het ons wenselijker de tuinen in middeleeuwse stijl terug te brengen, hoe aardig het neo-barokke tuintje ook was. Wij schreven daarom: “We adviseren de bestaande neo-barokke siertuin, gelegen op het zuiden, aan de voet van de keermuur, op den duur te veranderen in een eenvoudige middeleeuwse groenten/kruidentuin of door een eenvoudige tuin met zgn. “Madonnaplanten” (meer vaste planten), passend in de geest van de middeleeuwen en een Clarissen-klooster; of een combinatie van beide…. …. Een middeleeuwse groenten/kruidentuin bestaat uit vierkante of rechthoekige bedden die afgezet zijn door planken of bakstenen. Om deze reden zou het daarom aardig zijn, de tuinbedden, bij de herinrichting, rechthoekig van vorm te maken en op middeleeuwse wijze met planken of bakstenen af te zetten. (Zie schetsen Bijlage II). De bovenste plattegrond stelt de oude situatie voor; de twee schetsen eronder geven een inrichting met vierkante of langwerpige bedden aan. De vierkanten zijn elk met een werkpad in tweeën gedeeld. Idealiter dienen de bedden namelijk niet breder te zijn dan 75 cm., de gemiddelde lengte van de menselijke arm.

Jammergenoeg zijn de uitgevoerde bedden naar onze smaak te groot uitgevallen, zodat werken vanaf de paden rondom de bedden niet altijd mogelijk is, Men zal nu ook in de vakken moeten treden. Men kan natuurlijk ook paden binnen de planken aanleggen, maar de maat van de bedden had beter gekund.

Archief Tuinjournaals, orgaan van de Nederlandse Tuinenstichting, gedigitaliseerd

ARCHIEF TUINJOURNAAL

Het eerste Tuinjournaal, Jg. 1, nummer 1 (april 1984)

De Nederlandse Tuinenstichting  publiceert elk half jaar het Tuinjournaal voor haar vrienden. Het Tuinjournaal is het officiële orgaan van de Nederlandse Tuinenstichting. In het blad brengt de NTs haar activiteiten onder de aandacht op het gebied van instandhouding, behoud en herstel van tuinen en parken.

Bijna 40 jaar lang zijn oude Tuinjournaal-edities bewaard en sinds 2021 is er een indrukwekkend archief ontstaan. De Nederlandse Tuinenstichting heeft het historische materiaal gedigitaliseerd voor haar ca. 3000 vrienden/donateurs en online opengesteld voor belangstellenden.

Van eigen hand zijn de volgende artikelen in het archief terug te vinden, van 1988 t/m eind 1999.

Zie verder alle Publicaties van Carla en Juliet Oldenburger.

De Open Tuinen Gids 2023 van de Nederlandse Tuinenstichting (NTs) is half februari 2023 verschenen. Het betreft een kleurrijk overzicht van iets meer dan 400 tuinen en kwekerijen die hun deuren openen voor publiek, waaronder sneeuwklokjestuinen die nu al te bezoeken zijn.

De beschreven tuinen zijn een afspiegeling van verschillende stijlen en -stromingen in Nederland; elke gaard vertelt zijn eigen verhaal. Met dit jaar een aparte bijlage met 50 bijzondere Nederlandse (open) moestuinen. Want ook moestuinen behoren tot het groene erfgoed waarvoor de NTs zich al meer dan 40 jaar sterk maakt. Dit moestuinnummer is nog te recent en nog niet in het archief te raadplegen.