Categoriearchief: Familie

Frans Hals, een schilderij van een Hollandse familie buiten in een tuin. 1635. Cincinnati Art Museum.

Een beetje lui vanmiddag, nam ik weer eens even mijn verzameling oude prentbriefkaarten door. Toevallig vond ik een afbeelding van een schilderij van Frans Hals, bekend als ‘A Dutch Family’, ca. 1635,  Cincinnati Art Museum . Bequest of Mary M. Emery.

Omdat mijn eigen prentbriefkaart een scherpe vouw vertoont, heb ik maar voor de afbeelding van de Wikipedia-foto gekozen.

De meeste schilderijen van Frans Hals vertonen portretten van bekende en onbekende mannen en vrouwen en kinderen, maar dit is een van de weinigen waar een hele familie op wordt afgebeeld. Portretten van bekende Nederlanders zijn bijv. die van de filosoof / wetenschapper  René Descartes (1596-1650), van de schilder Frans Post (1612-1680) en het portret van de schilderes Judith Leyster (1609-1660), toegeschreven aan Frans Hals. Dit schilderij van een familie buiten in een tuin (met rozen op de grond) is in zijn oeuvre vrij uniek.

Een enorme lijst van portretten staat met foto ’s op Internet ter nadere bestudering. Het hier afgebeelde schilderij is niet op de tentoonstelling in het Rijksmuseum te zien.

Het is overigens eigenaardig dat op Wikipedia te lezen staat dat dit schilderij van de Hollandse Familie in 2022 is geïdentificeerd door Frans Grijzenhout, terwijl achterop mijn beslist oudere prentbriefkaart al staat dat dit een schilderij is van Frans Hals. Of heeft het Museum de woorden  ’toegeschreven aan’  Frans Hals op deze prentbriefkaart voor het gemak toen maar weggelaten?

Tentoonstelling Frans Hals in het Rijks Museum, t/m 9 juni 2024.

Mijn familie en Louis Paul Zocher en het brongebouw of Kurhaus in Haarlem

Het KURHAUS  of BRONGEBOUW in het Frederikspark te Haarlem

Printbriefkaart. Het brongebouw en tuin van Louis Paul Zocher. Ca. 1900

Op zoek naar meer gegevens over het huwelijk (in 1903) van mijn grootouders Johan Carel Willem Amse (1877-1959) en Anna jacoba Vetter (1877-1956), vond ik tot mijn verbazing als getuige opgegeven Jan Johan Carel Munk, broer van mijn overgrootmoeder en oom van mijn grootvader,  met vermelding van zijn beroep, ‘directeur van het brongebouw Haarlem’. De naam van deze oud-oom van mijn moeder was mij wel bekend (mijn moeder logeerde wel eens bij Oom Jan en zijn vrouw Christina Leupen, het echtpaar fungeerde als vervangende ’tweede’ ouders van mijn opa, omdat zijn eigen ouders er niet meer waren). Ook wist ik dat Oom Jan boek-,  kunst- en muziekhandelaar was (winkel Anegang 38 Haarlem) en als administrateur bekend stond, maar dat hij ook directeur van het brongebouw in het Frederikspark is geweest, was voor mij geheel nieuw en doet mij vermoeden dat mijn familie en de familie Zocher elkaar hebben gekend, mogelijk zelfs samen hebben gewerkt, want het was Louis Paul Zocher, die het parkje  met prieeltjes en muziektent rond het brongebouw had ontworpen en aangelegd. Sinds wanneer Oom Jan directeur was van het brongebouw heb ik nog niet kunnen achterhalen, maar mogelijk sinds 1897, toen directeur Klaas Prins zijn huisartsenpraktijk beëindigde. Mijn overgrootvader van vaders kant, apotheker Jan Ebbers, werkte als apotheker tot 1897 samen met Klaas Prins (huisarts en apotheker), zodat we wel mogen aannemen dat Jan Johan Carel Amse, de boekhandelaar en oudoom van mijn grootvader Amse, en Jan Ebbers, de apotheker en vader van mijn grootvader Ebbers, elkaar hebben gekend (terwijl mijn vader en moeder elkaar niet via familiebanden kenden).

Nog even wat plaatjes en krantenbericht opgezocht. Het Leidsch Dagblad bericht in 1892 over het voorgenomen plan tot het bouwen van een Kurhaus in het Frederikspark te Haarlem. De bouw is in 1894 gestart en in 1895 vond de opening plaats. Hier wordt het plan van Zocher genoemd.

pastedGraphic.pngLeidsch Dagblad d.d. 10-02-1892

Het gebouw, bekend als Wilhelmina Brongebouw, stond in het Frederikspark (park nu beschermd monument) en heeft van 1894 tot 1932 gefunctioneerd. Het doel was de inwoners van Haarlem te laten profiteren van de heilzame werking van bronwater uit een bron in Vijfhuizen. Er was een ijzeren pijpleiding aangelegd van de bron naar het badhuis in de Badhuisstraat en naar een drinkhal en het Brongebouw in het Frederikspark. Naast het kuuroord fungeerde het gebouw ook als concertzaal, casino, restaurant, salons en badhuis. Ik stel me voor dat de 19de eeuwse sfeer in het parkje te vergelijken was met het vroegere Wertheimpark in Amsterdam en Park Tivoli in Utrecht.

Prentbriefkaart uit 1905 met brongebouw, muziektent en omringend park naar ontwerp van L.P. Zocher. Architecten: J.A.G.van der Steur en D.E.L.van den Arend.

Over oude bomen verplanten. Kan dat?

Louis Apol. Wintermorgen 1911. Olieverf op doek (detail). Coll. RCE, permanente bruikleen aaninger Museum Laren

Vorige week bezocht ik de tentoonstelling ‘Frisse Wind’ in het Singer Museum. Zie vorig Bericht met een aantal afbeeldingen. Tot mijn grote verbazing zag ik ook een schilderij waarop een ‘mallejan’ of ‘boomezel’ stond afgebeeld. Dat had ik nog nooit eerder gezien, een mallejan afgebeeld op een schilderij. De schilder was Louis Apol (1850-1936).  Een mallejan  is een vervoermiddel dat vroeger in de bosbouw werd gebruikt om boomstammen te vervoeren op een tweewielig of vierwielig transportmiddel getrokken door paarden.. Door de impressionistische weergave is de scène niet heel duidelijk te zien, maar de wielen van de kar en een deel van een zware boomstam zijn toch wel te onderscheiden. Een bekend verhaal over mallejannen is dat ze werden gebruikt toen het park rond Kasteel De Haar in Haarzuilens werd aangelegd. De kasteeleigenaar wenste direct volwassen bomen in zijn nieuwe park en zo kwam het dat grote zware bomen van overal werden opgehaald met mallejannen.

Hoe de bekende firma Zocher halverwege de 19de eeuw over het verplaatsen van oude bomen dacht kunnen we lezen in de Rotterdamsche Courant van 1855. In Rotterdam speelde toen een kwestie over het verplaatsen van bomen in De Boompjes, een oorspronkelijk 17de eeuwse wandelpromenade langs de Nieuwe Maas. De firma Zocher was om advies gevraagd en deze had geadviseerd de bomen te verplaatsen. Maar Zocher moest op zijn besluit terugkomen. In tweede instantie was zijn oordeel dat slechts 9 a 10 bomen te verplaatsen zouden zijn, ALS ook de wortels van deze bomen gaaf zouden zijn. wat hij betwijfelde gezien de wortels van de bomen die al waren gekapt. Zocher’s nieuwe advies was een geheel nieuwe rij iepen te planten die gemakkelijk uit de Oude Plantage konden worden overgeplaatst. Hoe dit moest gebeuren wordt helaas niet vermeld. Mogelijk waren het nog tamelijk jonge bomen.

Rotterdamsche Courant 7 december 1855

Een derde voorbeeld zagen we al in een vorig Bericht bij het werk van een van onze  voorvaderen, Tuinbaas Johannes Wilkes (1832-1910) in Vogelenzang. Hij had op buitenplaats Casa Nuova volgens de journalist van het Haarlemsch Dagblad (1905) een groot werk verricht. Het ging over de verplaatsing van een bruine beuk van meer dan veertig jaar oud. Ook hier kwam geen mallejan aan te pas, maar wel de hulp van takels, een lier en 15 arbeiders, die er twee dagen over deden om de boom 20 meter te verplaatsen. Let wel zonder enige schade, geen takje was beschadigd.

Haarlem’s Dagblad, dd. 25 nov. 1905. Deze tuinbaas Johannes Wilkes (1832-1910) is de broer van onze (bet)overgootmoeder Maria Wilkes. Ook zijn vader Johannes Wilkes was tuinman, geboren 1799 in Breukelen.-Nijenrode

Zie ook het artikel van Jan Holwerda (waarvoor dank) online: https://dendrologie.nl/arbor-vitae/kasteelpark-de-haar-mallejannen-brachten-bomen-van-elders/

en nog meer: https://dendrologie.nl/arbor-vitae/historische-boomverplantmachines/

Buitenplaats Voorzorg aan de Catharijnesingel Utrecht

In de laatste DUIC-krant (De Utrechtse Internet Courant) van 12 januari 2024 (https://www.duic.nl/cultuur/verdwenen-villas-huis-voorzorg-aan-de-catharijnesingel/) schreef Arjan den Boer een artikeltje over de Villa Voorzorg. Deze villa was eigenlijk een 19de eeuwse buitenplaats, gelegen aan de stadsbuitengracht (later Catharijnesingel genoemd) te Utrecht.

N.J. Kamperdijk. Huis Voorzorg aan de Catharijnesingel. 1867. Coll. Het Utrechts Archief

We zien hier de villa in volle zon, met een uitbouw en veranda op het oosten en met de entree op het zuiden. Typisch 19de eeuws zijn enige ronde bloemperken in een grasperk naast het huis. Enige potplanten versieren de portico en het balkon. Een koepel geeft uitzicht over het water op de Smeetoren. Op het  onderstaande kaartje (situatie tweede helft 19de eeuw?) is de locatie van de Villa Voorzorg nauwkeurig aangegeven. De villa is gebouwd in 1823 door de eigenaar van de steen- en cementfabriek Jan Hendrik Cazius (1767-1845).  Later in 1867 uitgebreid door de Utrechtse architect Nicolaas J. Kamperdijk. In 1900 werd het huis afgebroken en de grond aan de gemeente verkocht t.b.v. woningbouw. Op de plaats van de villa en verder richting ziekenhuis zijn tussen 1901 en 1905 statige (Jugendstil)-huizen gebouwd. Mijn ouderlijk huis is gelegen op het perceel van de hoveniers- en tuinmanswoning, behorend bij de buitenplaats Voorzorg, tegenover de Geertekerk. Toch leuk dat je achteraf er achter komt dat je op een voormalige buitenplaats hebt gewoond.

Arjan den Boer. Plattegrond van gedeelte van de Catharijnesingel in de 19de eeuw. Reconstructie-tekening van de locatie van Villa Voorzorg (rood). Mijn ouderlijk huis Catharijnesingel 75 staat tegenover de Geertekerk, bij rode kruisje. Het rode streepje is de Smakkelaarsbrug. Noorden links

Hieronder de groep huizen ten noorden van de huidige Schröder van der Kolkstraat, Het meest rechtse huis met torentje is nr. 75. Mijn eerste kamer in 1945 was die boven de ingang, ook zat ik graag in het torenkamertje. 
Catharijnsesingel 75 t/m 80. Foto Het Utrechts Archief. 
Luchtfoto van Catharijnesingel, ter hoogte van nr. 75 (in linker bovenhoek), met aan de overkant van de singel de Geertekerk. Vlak voor de kerk zien we langs de singel de bomen van het Zocherpark.  Op het Geertekerkhof ten noorden van de kerk een paard en wagen van de groenten- of schillenboer.  Foto Het Utrechts Archief, eind jaren veertig.

P.J. Lutgers. Gezichten in de omgeving van Utrecht. 1869. Coll. Het Utrechts Archief. Buitenplaats Voorzorg.

Op de plaats van de villa is later een ziekenfondsgebouw verrezen. Op de gevel stond te lezen  VOORZORG HULP BIJ ZIEKTE. Waarschijnlijk een toeval, dat de villa en het ziekenfonds dezelfde naam voerden. Vele Utrechters die dit rijtje huizen uit de jaren vijftig en zestig hebben gekend zullen een detail missen. Ook op de gevel van nr. 75 stond iets te lezen, namelijk MIJ. GRONINGEN. PAARDEN EN RUNDVEEVERZEKERING. Helaas geen foto gevonden.

Tegenwoordig wonen studenten in dit prachtige huis. Jammergenoeg heb ik nooit foto’s gemaakt van de vestibule. Die was het allermooiste. Dat kan ook heel goed, want duidelijk is te zien dat het huis vijf lagen telt, incl. sousterrein en zolder, maar ook daar waren heerlijke kamers. En vergeet de grote tuin niet en de serre op de belétage en de veranda op de eerste etage, allemaal op het westen gelegen. Bijna zo mooi als Villa Voorzorg misschien wel. Ik had er in ieder geval een heerlijke jeugd.

Mijn ouderlijk huis waar ik woonde van 1945 tot 1966, het eerste huis rechts met torentje en trapgeveltje. Catharijnesingel v.r.n.l. nr. 75 t/m nr.82). Foto Het Utrechts Archief

Tuinbaas Johannes Wilkes, een zoektocht

Na het Bericht van 3 januari jl. over de tuinbazen Johannes Wilkes sr. (1799-1893) en zoon Johannes Wilkes jr. (1832-1910), heb ik verder gezocht omdat de naam Johannes Wilkes vele malen in  ‘OpenArchieven’ te vinden is. Maar ook buiten de gemeente-archieven duikt de naam steeds weer op.

In 1850 staat Wilkes jr., 18 jaar oud, geregistreerd (BS Heemstede) als tuinknecht in Gemeente Berkenrode. We denken dan in eerste instantie direct aan de buitenplaats Berkenrode waar hij mogelijk als jongeman werkte.  Onderstaande advertentie uit de Haarlemsche Courant dd. 05-05-1862  brengt ook weer nieuws aan het licht.

Waarschijnlijk gaat het hier ook om J. Wilkes jr. (1832-1910), die in 1861 is getrouwd en in 1862 in het jaar van deze advertentie, 30 jaar oud was. Hij was nog jong en kon een extra’tje wel gebruiken. Met de Grindweg van Heemstede naar Haarlem zal ongetwijfeld de Heerenweg bedoeld zijn, waarlangs nogal wat buitenplaatsen zijn gelegen. De meeste hebben ook een tuinmanswoning. Nabij de Koediefslaan liggen Berkenrode, Oud-Berkenroede, Kennemer-Oord en Welgelegen.

Intussen heeft Luuk Keunen (Bureau RAAP) op mijn vraag (geplaatst als kopie van het Bericht van 3 januari op Linkedin) geantwoord met het aanreiken van een heel kort verhaaltje van mijn eigen vader Jan Ebbers. Het verhaaltje is geschreven voor het tijdschrift  ‘Groei en Bloei‘ en terecht gekomen in  ZLM Land- en Tuinbouwblad, 24 dec. 1975, p.19. Hierbij een kopie:

Onder de titel ‘Mijn tuin en mijn roodborstje’ schrijft mijn vader hier over zijn oudoom “Tuinbaas Wilkes van de vroegere buitenplaats ‘Meer en Bosch”.  Johannes Wilkes sr. (1799-1893), mijn vaders overgrootvader, is al overleden voordat mijn vader ter wereld kwam.  Tuinbaas Wilkes jr. overleed in 1910 en dat gesprek tussen Wilkes en vaders grootvader (Jan Ebbers de apotheker) moet dus op zijn laatst in 1910 zijn geweest. Mijn vader was toen 4 jaar. Maar geloof me, hij verzon ook wel eens wat naar het hem uitkwam in dergelijke verhaaltjes. We leren uit dit verhaal over het roodborstje in ieder geval dat Johannes Wilkes jr. op de buitenplaats Meer en Bosch heeft gewerkt. Mogelijk totdat het instituut voor Epilepsiebstrijding daar werd gevestigd in 1882. Hij was toen 50 jaar, maar tuinbazen zijn op die leeftijd nog lang niet uitgewerkt. Het vorige bericht over de boomverplanting van Casa Nuova is gedateerd 1905, toen Jr. 73 jaar oud was. Het is te vroeg om conclusies te trekken, maar in ieder geval is de naam van Tuinbaas Wilkes jr. (1832-1910) tot heden verbonden met de buitenplaatsen Berkenrode (oud- gemeente Berkenrode, nu gemeente Heemstede), Meer en Bosch (gemeente Heemstede) en Casa Nuova (oud-gemeente Vogelenzang, nu gemeente Bloemendaal).

Over de buitenplaats Meer en Bosch nog het volgende:

Heemstede Meer en Bosch, ca. 1840. Uit Gezigten in de omstreken van Haarlem…P.J.  Lutgers.
Heemstede Meer en Bosch. Moes- en vruchtentuin, Meer en Bosch. Ca. 1920. Prentbriefkaart.

Meer en Bosch, eerder Het Paradijs genaamd, was gelege tussen de voormalige Voorweg en Achterweg. Tussen 1800 en 1882 heeft het goed 14 eigenaren gekend. Logisch dus dat de tuinbazen van Meer en Bosch in die eeuw ook nogal eens wisselden, in tegenstelling tot de duur van een dienstverband van tuinbazen in het algemeen, die vaak heel lang op hun post bleven zitten.

Voorlopig is dit stof genoeg om de zoektocht naar de hoveniers en tuinbazen met de naam Johannes Wilkes door te zetten. Een studie naar de buitenplaatsen waar zij werkten lijkt ons wel wat.

Natuurlijk kijken we uit naar meer gegevens en als er lezers zijn die ons kunnen helpen, dan heel graag natuurlijk.

Wie kent de hoveniers Johannes Wilkes sr. (1799-1893) en Johannes Wilkes jr. (1832-1910)

Advertentie uit Haarlem’s Dagblad, dd. 25 n0v. 1905. Deze tuinbaas Johannes Wilkes (1832-1910) is de broer van onze (bet)overgootmoeder Maria Wilkes (Haarlem 21-09-1840). Ook zijn vader Johannes Wilkes (1799-1893) was tuinman. (mogelijk is hij op Nijenrode begonnen)

Op verzoek van mijn kleindochter die Toegepaste Biologie studeert, ben ik op zoek gegaan naar voorvaders en voormoeders van haar, die ook net als zij iets met biologie of plantkunde of zoölogie te maken hebben (gehad). Ik heb nu zes generaties doorgewerkt en in alle generaties van mijn familie zijn wel een of meer botanisch geïnteresseerden of gestudeerden te vinden. Deze personen ben ik nu verder voor haar aan het uitwerken.

De moeilijkste zijn natuurlijk de oudste, Johannes Wilkes sr. (*Breukelen  23-03-1799; gehuwd Breukelen-Nijenrode 05-11-1828 met Anna Catriena Kools (of Koole);  † 17-06-1893; ) en Johannes Wilkes jr. tuinier / tuinbaas (*Heemstede 12-03-1832 ; gehuwd met Gerritje van den Toorn; † 11-07-1910), resp. de vader en broer  van onze (bet)overgrootmoeder Maria. Beiden waren hovenier en Jr. heeft het volgens bovenstaand krantenbericht tot tuinbaas gebracht. De vader van Johannes Wilkes sr., (door mij Wilkes sr.sr. genoemd) was ook een tuinman Johannes Wilkes, gehuwd met Marretje Spier, maar voorlopig blijft hij even buiten beschouwing.

Johannes sr. en zijn vrouw Anna Catriena hadden behalve de oudste zoon Johannes,  nog 2 zonen die ook hovenier waren, Albertus en Roelof. Johannes jr., de boven beschreven tuinbaas van Casa Nuova, was in 1861 getrouwd met Gerritje van den Toorn, de ouders van onze (bet)overgrootmoeder Maria.

Bovenstaande advertentie kreeg ik toegestuurd van Hans Krol (van Librariana.com). Ik ben hem zeer erkentelijk want het is het eerste zwart-op-wit-bewijs dat is gevonden buiten de registers van de Burgelijke Stand en Doop- en Trouw-aankondigingen om. Hier staat heel duidelijk te lezen dat Johannes Wilkes jr.(BS 1832-1910) tuinbaas was op de buitenplaats Casa Nuova in Vogelenzang, dat toentertijd onder de gemeente Bennebroek viel en nu evenals Bennebroek in de gemeente Bloemendaal ligt.

Buitenplaats Casa Nuova, waar Johannes Wilkes jr. tuinbaas was. Foto Monumenten.nl

Buitenplaats Casa Nuova is in 1902 te koop aangeboden en is vanaf 1905 verbouwd door architect J.A.G. van der Steur. Tegenwoordig staat het bekend onder de naam Klooster Casa Carmeli (rijksmonument nr. 511135, Bekslaan 9) en is tot rijksmonument aangewezen samen met de tuinmanswoning (Vogelenzangseweg 53, gebouwd in 1870). en andere gebouwen. Zie redegevende omschrijving van rijksmonument in het Monumentenregister, nr.511137.

Pasted Graphic.tiffUit Het Nieuws van de Dag: Kleine Courant, 14-10 en 22-10-1902. Eveneens in Algemeen Handelsblad 8-09-1902; 17-10 en 22-10-1902 en in Nederlandschen Sport 25-10-1902.

Vogelenzangseweg 53. Tuinmanswoning 1870 gebouwd. Hier zal Johannes Wilkes jr. hebben gewoond.

En nu zijn we dus een stap verder, we hebben de tuinmanswoning gevonden waar tuinbaas Johannes Wilkes jr. met zijn gezin woonde, en waar zijn vader en zijn zuster, onze (bet)overgrootmoeder, ongetwijfeld vanuit hun woonplaats Heemstede vaak op bezoek zullen zijn geweest. Zijn vader en dus ook de vader van zijn zuster, onze (bet)overgrootmoeder, was in Breukelen geboren, maar in 1832, toen zoon Johannes geboren werd,  was hij al woonachtig te Heemstede. Hij heeft waarschijnlijk vanaf ca. 1830 ook als hovenier op een van de buitenplaatsen in Heemstede of Bennebroek / Vogelenzang gewerkt en gewoond.

Blijft over de vraag, zouden Zocher jr. en L.P.Zocher en J. Wilkes sr. en jr. elkaar gekend hebben? Ze werkten en woonden alle vier in Heemstede. Een fascinerende gedachte. We houden het in de gaten.

 

Over je eigen schaduw heen springen, hoezo?

Het is de dag na de Tweede Kamer Verkiengen en ik keek een uurtje naar de uitslagen en de commentaren. PVV de grote winnaar. Onbegrijpelijk. Maar ja wat weet ik van politiek? De uitdrukking die ik het meest uit de monden van de verschillende politici hoorde was “we zullen over onze eigen schaduw moeten heenspringen”.

Daartoe deed ik van de zomer al een poging, op De Balg op Schiermonnikoog. Zie foto. Met en zonder stok, maar over mijn eigen schaduw heen springen lukte niet. Het is me gebleken dat dat heel moeilijk is. Mijn schaduw verbergt “Natuur en Klimaat”, maar als ik dat beginsel moet laten varen, dan blijft er niet veel van mezelf over. En ik ben bang dat het met de politieke partijen ook zo zal gaan, willen ze overeind blijven.

Wonen tegenover Zocher en Spelen in de ruïne van de Geertekerk

Acht en zeventig jaar geleden (in 1945) verhuisde ik als kind van vijf jaar van Amsterdam naar Utrecht en kwam te wonen tegenover de Geertekerk en het Bartholomeus Gasthuis, in een prachtig Jugendstilpand aan de Catharijnesingel (75). Een lot uit de loterij, het huis was van de maatschappij waarvoor mijn vader werkte. Voor mij een heel gewoon huis, maar nu achteraf besef ik eigenlijk pas dat dit huis echt heel bijzonder was. Vooral de vestibule, de ontvangstruimte achter de voordeur, met prachtig geslepen (of geëtste?) glazen deuren met Jugendstilmotieven (voordat je in de marmeren gang en het trappenhuis kwam), zijn me zeer bijgebleven. Ons rijtje huizen dat een soort eenheid vormde (nrs. 75 t/m 80) is gebouwd tussen 1901 en 1903 en bevatte 5 woonlagen. Aan de mooie gebogen portieken en raampartijen is te zien dat er echt sprake is van een belétage (boven het sousterrain). Onder de buitentrap (hoofd-entree)  is een deur naar het sousterrain. Eenmaal binnen loopt een lange smalle gang langs 3 kamers (links) naar de achterkant van het huis. Via weer een trapje omhoog bereik je dan de grote tuin. De  heerlijkste ‘kamers’ van het huis waren de serre op de belétage en de grote veranda op de eerste étage, beide op het westen gelegen, achter de woonvertrekken. Het huis telde in onze tijd (incl. de sous-kamers) 15 kamers,  2 keukens, een enorme zolder, een serre, een veranda en een grote tuin. Anno nu is het al heel lang een studentenhuis en is het romantische interieur voor een heel groot deel verdwenen. In zag op Internet enige interieurfoto’s. Mijn ouders woonden er tot 1971. Ik ging al eerder op kamers, vlakbij, op de Oude Gracht (276).

Catharijnesingel vrnl 75 t/m 79 Utrecht. Prentbriefkaart 1903

Op de volgende foto is de Geertekerk in begin jaren vijftig te zien. Dit was een ruïne (middenschip en zijbeuken zonder dak), maar voor ons kinderen een zeer romantische spannende ruimte om in te spelen. Tijdens mijn Lagere Schooltijd waren we daar heel vaak te vinden. De kerk lag recht tegenover ons huis, te herkennen in de linker bovenhoek van de luchtfoto, aan de  rechter hoogste  torenkamer.

Luchtfoto van de Geertekerk-ruïne na WOII, zonder dak op middenschip en zuidelijke zijbeuk. De bomen groeiden in de kerk en kinderen hadden er hun speelplaats. De volgroeide bomen staan in het Singelplantsoen (J.D. Zocher jr. 1830-1840), de bomen op de rijweg langs de huizen (in de linker bovenhoek) zijn van veel latere datum

In 1954 werd de kerk gekocht en sindsdien gerestaureerd door de Remonstrants Gereformeerde Broederschap. In 1956 kon de kerk in gebruik worden genomen. Zelf was ik er actief midden jaren zestig, als student-lid van de kerkenraad. Het bleef ook toen voor mij een beetje spelen in de kerk, want ik vervulde enkele jaren in die kerk de rol van “Gulle Geertrui”, de gastvrouw  op de ‘Dag van de Arminiaanse Markt’, waar eigengemaakte handwerk- en voedselproducten en tweede-hands boeken en andere antieke spulletjes te koop werden aangeboden, terwijl Geertrui in grote potten roerde om de menigte van soep en hutspot te voorzien. Voor het goede doel uiteraard. Ik herinner me dat we er een Thonet-kinderstoel kochten voor 1 gulden, niet bepaald een bedrag om de armenkas te spekken, maar wel een buitenkansje voor studenten.

En verder? We zijn in de Geertekerk getrouwd, de kinderen zijn er gedoopt en nog iets, dochter Orissa was in de jaren negentig als danser ook actief in de Geertekerkbuurt. Ze was danser in het gezelschap van Wies Merkx en Charles Corneille ‘Dansend Hart’, gelegen vlak  achter de Geertekerk, aan het Klein Geertekerkhof (nr.1), gehuisvest in de voormalige katholieke Fröbelschool Paus Adriaan, al weer heel lang het cultuurpaleisje ‘Palladio’. De prachtige tuin en de ‘koepelzaal’ roepen nog steeds spannende herinneringen bij mij op aan mooie dansvoorstellingen en heerlijke Indonesische maaltijden. Tot op de dag van vandaag wordt het gebouw gebruikt voor allerlei culturele doeleinden en opengesteld voor kunstenaars. Kortom voor onze familie is het Geertekerkhof een cultureel familie-buurtje.

Eenmaal uit huis op een studentenkamer, bleef ik ook toen in de buurt wonen en werd ook ons gezinnetje daar in de buurt gesticht, weer vlakbij een kerk, namelijk op de Oude Gracht  bijna naast de Doopsgezinde Kerk (nr. 270), aan de andere kant van de Dorstige Hartsteeg (nr. 276).

Wonen aan het water, heerlijk, ruim, daar heeft ons gezin altijd een voorkeur voor gehad. Eerst aan de Geuzenkade in Amsterdam, langs de Kostverlorenvaart, daarna in Utrecht langs de Catharijnesingel en de Oude Gracht, en vervolgens de stad uit (1970 /’73) naar Heukelum en Spijk langs de Linge.  Juliet legde van Utrecht tot Spijk dezelfde weg af en kwam in Amsterdam terecht langs de Herengracht en de Schinkel.

Als ik denk aan de tegenwoordige woningnood, zou ik me bijna schamen dat we altijd zo vorstelijk hebben gewoond.

Jenny Bierenbroodspot – Rudolph

Jenny Bierenbroodspot-Rudolph (1941-2023)

     Jenny Bierenbroodspot. Foto Walther Schoonenberg, 2019

Maandag 7 augustus jl. is heel plotseling mijn lieve monumenten-vriendin Jenny Bierenbroodspot overleden. Zij werd gisteren op haar lievelingsbegraafplaats De Nieuwe Ooster gecremeerd.  Omdat verschillende mensen mij aanspraken dat ik zo’n aardige en overzichtelijke ‘In Memoriam’ had geschreven (voor de website van Tuinhistorisch Genootschap Cascade),  niet vanuit de gebouwde-monumenten-wereld waarin zij gouden sporen heeft verdiend,  maar specifiek vanuit de ‘historische-tuinen-wereld’, wil ik deze toch ook nog maar op onze eigen website plaatsen. Bij deze.

Onbegrijpelijk, zo’n vitaal, opgewekt en altijd positief persoon. De Amsterdamse monumenten-wereld was en is nog steeds in shock. Ze was er juist zo trots op zo gezond te zijn, tenniste nog (zelfs competitie), fietste nog (valt niet mee in Amsterdam), en reed met het grootste gemak even naar Oost-Duitsland om bijvoorbeeld de tuinen van Muskau te bezoeken.
Jenny ging in 1961 sociale geografie in Amsterdam studeren en studeerde af in historische geografie. In de jaren zeventig kwam zij als vrijwilliger bij Heemschut op de redactie te werken. Daar kwam zij ook in contact met de NV Stadsherstel Amsterdam en de Stichting Diogenes (en de vrienden van deze stichting, de Ver. Vrienden Amsterdamse Binnenstad), beide instellingen begaan met de verloederde Amsterdamse binnenstad. Nog iets later, in 1980, kwam de Nederlandse Tuinenstichting tot stand, zich realiserende dat huis en tuin een eenheid vormen.

Als historisch geografe was zij zich al vroeg in de jaren zeventig bewust van de historische structuur van de stad Amsterdam. Zij ijverde toen (samen met Geurt Brinkgreve, oprichter van Stadsherstel en van St. Diogenes) voor het weer open graven van gedempte grachten en tegen het parkeren in keurtuinen (de tuin van het Huis Bartolotti was de aanleiding).

Jenny deed haar intrede in de Monumentenraad (later de Raad voor Cultuurbeheer en nog weer later de Raad voor Cultuur) begin jaren tachtig. Deze Raad is het wettelijke adviesorgaan van de regering en het parlement op het gebied van kunst, cultuur en media, en laat zich door tijdelijke commissies voorlichten over bepaalde onderwerpen. Jenny zat in de Raad en na enkele jaren trad zij ook toe tot de Raadscommissie Buitenplaatsen, die in 1978 was opgericht. De taak van de Raad was de minister te adviseren over de eventuele rijksbescherming van buitenplaatsen, op grond van nog aanwezige historische tuinontwerpen en -plattegronden en de waardering daarvan in het veld. Het was een taak waar de commissie tot 1996 mee bezig is geweest. Bijna alle buitenplaatsen in Nederland zijn toen bezocht en Jenny’s kennis en enthousiasme voor historische tuinen is toen ontstaan. Vanwege haar verdiensten voor de Raad voor Cultuur en voor Amsterdam werd Jenny in 1997 benoemd tot ridder in de Orde van Oranje Nassau.

        Burgemeester Schelto Patijn speldt Jenny de ridderorde op, 1997

In het spoor van de oprichting van bovengenoemde organen, werden na 1980 veel meer verenigingen en stichtingen tot bescherming van historische (tuin)architectuur opgericht, zoals het Cuypersgenootschap in 1984 (19de-eeuwse architectuur), Ver. Terebinth in 1986 (historische begraafplaatsen), St. Tuinhistorisch Genootschap Cascade in 1987 (historische tuinen en parken) en de Donderberggroep in 1993 (follies, vermaaksarchitectuur e.d.). Van alle is Jenny enthousiast en trouw lid geweest. Voor het Cuypersgenootschap heeft ze in de redactie van De Sluitsteen en van het Jaarboek gezeten; in die ‘functie’ zijn door haar onaflaatbare inzet (samen met anderen) onder meer de Posthoornkerk, de Vondelkerk en de Duif van de sloop gered. Ook speelde zij een belangrijke rol in het behoud van het Binnengasthuisterrein.

Na en naast haar nieuwe studie kunstgeschiedenis (1998-2007) bleven al deze mooie onderwerpen Jenny bezighouden. Het aantal ‘met anderen geredde’ gebouwen is niet te overzien. Ook schreef ze met Margriet de Roever het standaardwerk De Begraafplaatsen van Amsterdam, (2004).

Het enige initiatief dat niet gelukt is – maar dat lag niet aan Jenny – is de oprichting van het Nederlandse Tuinmuseum. Een stichting met die naam is wel opgericht en er is hard naar een ruimte gezocht (Huis Elswout, een schuur in het Vondelparken en kasteel Loenersloot hebben de revue gepasseerd), maar het was nog te vroeg en de in aanmerking komende instanties waren nog niet rijp voor dit idee. Een schone taak en geheel passend in de geest van Jenny is dus nog voor het Tuinhistorisch Genootschap Cascade weggelegd.

Tenslotte, haar familie was haar alles. Onze gedachten gaan uit naar haar kinderen en kleinkinderen en verdere familie, aan wie ze zoveel liefde heeft gegeven. Lieve Jenny, we zullen je missen.

Verder lezen? Zie o.a. de artikelen in het tijdschrift Binnenstad:

[Rapport inzake de demping van de stadswateren]  (1974) (PDF-bestand).
[Grachtentuinen of parkeerplaatsen?] (De Lamp 35, dec. 1975).
[Het Cuypers Genootschap] (Binnenstad 138, febr. 1993).
[Interview met Jenny Bierenbroodspot] (Binnenstad 245, maart 2011).
[De vroege waardering van het Binnengasthuis] (Binnenstad 301, febr. 2021.

Schiermonnikoog en de storm Poly

Kaart van eiland Schiermonnikoog. Tekening  Lune Moonen, Foto Carla OldenburgerJuliet in de vogelhut op Schier. Foto Walther Schoonenberg

Kleindochter Lune als toekomstig bioloog. Foto Carla Oldenburger

We waren met de familie afgelopen week op Schiermonnikoog. Het eiland is de kleinste gemeente van Nederland en in 1989 als geheel tot Nationaal Park verklaard. Het staat bekend om zijn brede strand, het breedste van Nederland en wordt geroemd om zijn rust en natuur. Twee jaar geleden hebben we ons o.a. gericht op de historie van de buitenplaats Rijsbergen in het dorp Schiermonnikoog, terwijl we nu druk bezig waren met determineren van de duinplanten  en de vogels en de schelpen. Juliet is goed bekend met de duinflora, Lune was een uitstekende vogelaar en samen bestudeerden ze nu met behulp van de Schelpengids de gevonden schelpen.

De storm Poly dwong ons 5 juli binnen te blijven. In de middag (15.00 -16.00 uur) werden hier sterke windvlagen (15-16 m. p/s.) verwacht. Maar het viel erg mee. Het binnenzitten heeft ook zijn charme.  Lezen, schrijven, genieten van het bijzondere vertrouwde hotel (Van der Werff). Hieronder bijpassende foto’s, de mooiste en meest bijzondere  vondsten van afgelopen dagen: Parnassia; Pyrola of Rond Wintergroen; Grauwe Vliegenvanger; Kleine Plevier; een kijkje in het prachtige schelpenmuseum van Thijs de Boer; en enkele historische relicten in Hotel van der Werff. Juliet en Lune hebben alle vondsten in hun flora en vogelgids en schelpengids genoteerd.

Parnassia palustris in vochtige duinvalleien. Foto Walther Schoonenberg

Pyrola rotundifolia in vochtige duinen. Foto Walther Schoonenberg

Grauwe vliegenvanger. Foto Wikipedia

Kleine Plevier. Foto Wikipedia

Boven en onder: Twee gezichten in het Schelpenmuseum. Foto Carla Oldenburger

Prehistorische Stekelhoren. Foto Walther Schoonenberg

Oude foto van Hotel van der Werff. In de gang van het hotel. Foto Carla Oldenburger

Andere documenten in een vitrinekast van het hotel. Foto Carla Oldenburger

Wapensteen van de familie Stachouwer, destijds eigenaar van het eiland. De steen sierde in de 17de eeuw hun kasteel Binnendijken, al waar recht gesproken werd. Na de stormvloed (ca. 1700) verhuisde de steen naar het nieuwe rechthuis (= Hotel van der Werff). Foto Carla Oldenburger

Ook fungeerde het hotel later als wachtlokaal. Foto Carla Oldenburger

Juliet in de lounge/salon van het hotel tijdens de storm Poly. Foto Carla Oldenburger