Categoriearchief: Binnenstad & Buitenleven

Kasteel en park van kasteel Wylre zijn vanaf 1 Juni weer geopend

Gezicht op Kasteel Wylre vanuit de tuin. Foto uit www.liefsuitlimburg.nl

(Eerste paragraaf tekst overgenomen van tripadvisor.nl; de daarna volgende tekst heb ik geschreven in de Gids voor de Nederlandse Tuin- en landschapsarchitectuur. Rotterdam, 2000). Deze tekst is enigszins aangepast).

Kasteel Wijlre is een buitenplaats voor cultuur en landschap. Op de buitenplaats komen hedendaagse kunst en architectuur samen met cultureel erfgoed en natuur. Er zijn vijf eeuwen met elkaar verweven: het kasteel uit de zeventiende eeuw, het Koetshuis uit de achttiende eeuw, het ontwerp van de kasteeltuinen uit de negentiende eeuw, de permanente kunstwerken in het park uit de twintigste eeuw, het kunstpaviljoen Hedge House en de hedendaagse kunsttentoonstellingen uit de eenentwintigste eeuw. Buitenplaats Kasteel Wijlre organiseert tentoonstellingen, interdisciplinaire projecten, events en educatieve activiteiten in het Hedge House, het Koetshuis en de tuin. Gerenommeerde kunstenaars als Richard Long, Tony Cragg, Ben Akkerman, Donald Judd, Stephen Wilks, Michel François, Marlene Dumas en Christian Jankowski zijn in het Hedge House en het Koetshuis in wisselende solo- en groepstentoonstellingen getoond. Buitenplaats Kasteel Wijlre is gelegen in de heuvels van Zuid-Limburg.

Mijn tekst uit de Gids: De naam Wylre wordt reeds in de twaalfde eeuw gebruikt wanneer in oorkonden over ‘Heren van Wylre’ wordt gesproken. Een eeuw later is er sprake van een versterkt huis dat in 1389 als heerlijkheid wordt aangemerkt. De kern van het huidige kasteel dateert echter pas van de tweede helft van de zeventiende eeuw. Johan Arnold van Wachtendonk erfde de heerlijkheid in 1652 van zijn moeder en begon spoedig daarna met de bouw van een nieuw huis. De vroegst bekende kaart van het terrein is de zogenaamde Tranchot-kaart uit 1802-1813. Hierop is te zien dat het huis op een omgracht terrein ligt, waarop ook een voorplein en twee bijgebouwen zijn gesitueerd.

Opvallend is dat huis en voorplein niet recht van voren tussen de bouwhuizen door benaderd worden, maar juist van opzij met toegang tot het voorplein tussen huis en bouwhuis. Deze zijdelingse benadering vanuit het zuiden bestaat nog steeds. Rondom de gracht ligt opnieuw een rechthoekig terrein, dat als tuin gebruikt zal zijn en dat eveneens door water omsloten wordt. Aan de noordzijde grenst een eveneens rechthoekig en door water omgeven perceel grond. Een dergelijke aanleg doet denken aan het Hollands classicisme dat kenmerkend is voor de zeventiende eeuw en zal vermoedelijk tegelijk met de bouw van het huis zijn ontstaan.

In de loop van de negentiende eeuw deed ook op Wylre de landschapsstijl zijn intrede. De bekende Maastrichtse architect en stadsbouwmeester Mathias Soiron (1748-1834) maakte omstreeks 1800-1810 enige ontwerpen. Ook werkte hij op Kasteel Neuburg. Of deze zijn uitgevoerd is onduidelijk. Ten westen van het huis werd, buiten de gracht, een nieuw park aangelegd en een gedeelte tussen de binnen- en buitengracht werd aangepast. Een koepel, waarvan nu nog de restanten te vinden zijn, zal hier deel van hebben uitgemaakt.

Johan Heinrich Fischer. Dubbelportret van Graaf Von Quadt en Mathias Soiron (rechts) voor kasteel Wickrath (1773). Museum Schloss Rheydt in Mönchengladbach.

Vanaf de eerste helft van de twintigste eeuw was de tuin ten oosten van het huis verdeeld in de nog steeds bestaande negen vierkante vakken. Uit mondelinge overleveringen is bekend dat de tuinarchitect John Bergmans (1892-1980) op kasteel Wylre heeft gewerkt, maar wat hij precies heeft gedaan, is vooralsnog niet duidelijk. Hoewel de tuinen in de loop der twintigste eeuw al verder waren verfraaid, onder meer met de aanleg van terrassen ten westen van het huis, dateert de huidige aanleg vooral van na 1980.

Onder invloed van de huidige eigenaren is een aantal fraai ingerichte tuinkamers, gescheiden door hagen en verbonden door zichtassen, tot stand gekomen. De Limburgse tuinarchitect W.J.A. Snelder (1928-2013) werkte hier vanaf 1985. Aan weerszijden van de oprijlaan, net voor de binnengracht, is een fraaie symmetrische siertuin (her)aangelegd. De tuinen worden door liefhebbers vooral gewaardeerd vanwege de decoratieve rozentuin ende bloementuin met borders op kleur in regelmatige stijl. Maar ook vanwege de moderne sculpturen van onder anderen Peter Struycken en Ad Dekkers en vanwege de wandelingen rondom het huis, door de boomgaard en door het landschappelijke gedeelte van het park met fraaie doorzichten. Opvallende oude bomen zijn een Gleditsia, een Ginkgo en een Liriodendron.

Gleditsia triacanthos of Valse christusdoorn.

Ook simpele adviezen kunnen nieuws opleveren 1-3

Het geven van groen-erfgoed-adviezen is ook een belangrijke taak binnen onze werkzaamheden. Dat kunnen adviezen zijn in de vorm van degelijke rapporten, soms in samen werking met een tuinarchitectenbureau, maar het kunnen ook heel simpele adviezen zijn, die wij zelf nauwelijks als advies beschouwen. Toch is het interessant hier eens te melden waar die kleine adviezen over kunnen gaan en waarom die ook zowel voor de adviesaanvrager als voor ons eigen bureau belangrijk kunnen zijn. Ik geef hier een paar vragen die ons de afgelopen maand werden gesteld.

  1. Jorn en Lia Copijn vroegen of wij intermediair wilden zijn bij het zoeken naar een goede bestemming voor hun Copijn-ontwerpen. We hebben daar een hele middag over gepraat en alle voors en tegens tegen elkaar afgewogen. Het gesprek eindigde in een advies waarmee ze verder konden en ook wij hielden er iets leuks aan over, namelijk prachtige foto’s die we vast wel eens kunnen gebruiken van een wand en een deur met cementrustiek versierd, in hun serre in Groenekan, al minstens 100 tot 150 jaar oud. We kenden al zo’n wand op buitenplaats De Treek; jammergenoeg schijnt deze nu achter een houten wand te zijn weggewerkt. De huidige eigenaren zagen kennelijk de waarde er niet van in.

2. Een tweede adviesje betreft de vraag van een lid van de Historische Vereniging Oud-Rhenen, die de historische stad Rhenen digitaal aan het herbouwen is. De vraag luidde: “Heb je nog tijd kunnen vinden om na te denken over de beplanting van de Koningstuin? Bijgaande schets heb ik gebruikt om deze tuin te reconstrueren op de Veerwei.”

Het antwoord dat door ons gegeven werd: De plattegrond langs de Veerweg is duidelijk ingedeeld in 2 delen, bovenste deel bomen en onderste deel grote tuinbedden. De ‘boomgaard’ kun je natuurlijk makkelijk ook in 4 of 8 delen opsplitsen en dan beplanten met vruchtbomen: appels (Malus domestica), peren (Pyrus communis), kersen (Prunis cerasifera), pruimen (Prunus domestica), walnoten (Juglans regia). Ook vijg (Ficus carica).

Maar je zou ook voor andere bomen kunnen kiezen, die om welke reden dan ook (brandhout, timmerhout, landbouwhout, tuinhout, siertuinen) gebruikt werden. Wilg (Salix alba); Westerse plataan (Platanus occidentalis), Es (Fraxinus excelsior), Sneeuwbal (Viburnum lantana), Gelderse Roos (Viburnum opulus).

En dan voor de nuttige planten in de groenten- en kruidenbedden een keuze uit: selderij, asperge, andijvie, meloenen, peterselie, wortelen, venkel, sla, munt, mirte, tabak, marjolein, pastinaak, bonen (Phaseolus), erwten (Pisum), kruisbes, rozemarijn, meekrap (verfplant), tomaten, aardappel, misschien een vakje tulpen voor de potten in de tuin (Duc van Tol), veldsla.

Je kunt in Google gewoon de bomen of planten met nederlandse of latijnse naam intikken en dan eens zoeken naar geschikte plaatjes.

Voor de zekerheid doe ik als Bijlage de lijst planten erbij die in 1594 in de Leidse Hortus werden gekweekt (deze voorlopige lijst was ook nieuw voor mij en is nog niet gepubliceerd) èn een prachtig gidsje (dat ik nog niet kende!) dat een overzicht geeft van de activiteiten in de Leidse Hortus gedurende de 16de tot de 21ste eeuw.

Catalogus ISSUU Hortus Botanicus Leiden 425 jaar. Leiden, 2015.

3. Op Palmpaaszaterdag verzorgde ik een lezing op het Symposium van het Tuinhistorisch Genootschap Cascade, getiteld ‘Overwegingen bij het herstellen van Stadstuinen uit de barok, gezien door de ogen van een 21ste eeuwer’. De voorlopige conclusie van de lezing kwam er op neer dat historische stadstuinen in de 17de/18de eeuw werden ontworpen op basis van de architectuurstijl van het bijbehorende huis en dat restauratie- of renovatie-ontwerpers van die tuinen nu veel eerder kijken naar de functie van het huis. Kortom vorm volgt functie. Een mooi voorbeeld is de tuin van het Huis van Staat of Johan de Witthuis in Den Haag. Op een kadasterkaart uit 1820 is te zien dat op de grens van de achtertuin van het Johan de Witthuis met het stallengenbouw achterin de tuin, op de middenas een achthoek is te zien. Dit zal zeker een uitbouw van het stalgebouw (met woning op de eerste etage voor de koetsier) voorstellen, in de vorm van een achthoekige koepel. Tot voor kort was er ook op die plaats achterin de tuin een achthoekig plateau’tje waarop een tuinbeeld was geplaatst, duidelijk een verwijzing naar de 18de of 19de eeuwse achthoekige koepel, maar door niemand meer begrepen na 200 jaar. Dat plateau’tje is nu verdwenen, maar voor ons was de kadasterkaart met die aanduiding een ontdekking, waardoor weer eens duidelijk werd dat kadasterkaarten ontwerpgeheimen kunnen bevatten. De nieuwe ontwerpers (Delva Tuinarchitecten) waren niet meer op zoek naar historische resten in de tuin, maar waren geconcentreerd op heel andere zaken.

Het Rijksvastgoedbedrijf schrijft hierover:

“Deze nieuwe klassieke klimaat-adaptieve tuin bij het Johan de Witthuis in Den Haag presenteert het verhaal van Nederland. In de ‘Hortus Fabulae’, de tuin van het verhaal, is het huis onlosmakelijk verbonden met zijn buitenruimte. Een tuin die reflecteert op de innovatieve gedachten van De Witt en het verhaal vertelt van Nederland in de Gouden Eeuw. De tuin toont de topografie van Nederland in een reeks stalen elementen, verwerkt in een zee van bolvormige bloemen. Het ontwerp wordt gerealiseerd met een scherp oog voor detail en duurzaamheid in materialen. Op deze manier staat de tuin voor Nederlands vakmanschap”.

Het is een tuin geworden die refereert aan groepen mensen die in de tuin samenkomen en vergaderen (zitjes) en een tuin die staat voor Nederlands vakmanschap en duurzaamheid. De middenstrook van de tuin stelt het Nederlandse landschap voor van West naar Oost, van de `Noordzee, over de Veluwe naar de Sallandse Heuvelrug. De vijver aan de kant van het huis vangt het regenwater op en door middel van capillaire werking wordt de strook beplanting erachter vanzelf gevoed en vochtig gehouden.

Tuin Johan de Witthuis in uitvoering (boven) en ontwerpbeeld (onder).
Ontwerp Delva Tuinarchitecten.

WORDT VERVOLGD met nog enkele kleine opdrachten en adviezen.

*Plantencatalogus Medische Tuin Haarlem, 1784;

*Brakestein Texel;

*Beschermd Dorpsgezicht Nederhemert

*Folder over de tuinarchitect Leonard Springer

Ode aan het landschap en het Museumtijdschrift

Op de cover van het zojuist verschenen Museumtijdschrift (2019/2, maart 2019) staat de tentoonstelling over Vincent van Gogh en David Hockney aangekondigd met een detail van een van zijn landschapsschilderijen. De covertekst luidt ‘David Hockney: Ode aan het landschap’.

Aankondiging Museumtijdschrift Maart 2019.

Op Wikipedia staat een mooie foto van een kijkje in de overzichtstentoonstelling (2012-2013) in de Royal Academy of Arts, ‘A Bigger Picture’.  Op deze tentoonstelling presenteerde Hockney zich als Engels landschapsschilder “nieuwe stijl”. Zie hieronder.

De ondertitel ‘Ode aan het landschap’ zou deze maand op veel meer tentoonstellingen kunnen slaan en is dan ook zeer treffend voor deze maart-cover.

We denken dan aan tentoonstellingen, die in hetzelfde Museumtijdschrift worden aangekondigd:

  • Rijksmuseum Boerhaave, Herman Boerhaave en de Gouden Eeuw van de wetenschap (t/m 1 sept.); met ‘Een landschap met bloemstilleven’, van Laurens van der Vinne, ca. 1740. Coll. Rijksmuseum Boerhaave

  • Museum Gouda, Naar Buiten (t/m 2 februari 2020); met een landschap van P.J. Gabriël, ‘Een wetering in Abcoude’, 1878. Coll. Rijksmuseum Amsterdam

  • Museum Belvedère, 100 jaar schilderkunst in Friesland (t/m 14 april); met o.a. een prachtig landschap van Jan Mankes uit eigen collectie.
  • Verder ga ik niet met suggeties. Bij het tijdschrift zit tenslotte altijd een zeer uitgebreide tentoonstellingsagenda die alle exposities in Nederland en de belangrijkste in België, Duitsland,  Frankrijk, Groot-Brittanië, Luxemburg, Oostenrijk en Zwitserland belicht.

WAT DEED JAN DAVID ZOCHER JR. OP DE PAAUW IN WASSENAAR

Restauratiewerkzaamheden op buitenplaats De Paauw in Wassenaar hebben de architectonische werkzaamheden van Jan David Zocher op De Paauw in een ander daglicht gesteld.
(overgenomen van Raymond Kuilboer op InkedIn):
“De restauratie van de buitenzijde van Huize De Paauw ging van start op 6 februari. Tijdens de werkzaamheden is een bouwhistorische ontdekking gedaan die de gangbare beschrijving van de bouwfasering op de proef stelt. Namelijk niet de bekende Haarlemse architect Jan David Zocher junior maar de relatief onbekende Berlijnse architect Hermann Wentzel blijkt de ontwerper van de beide zijvleugels te zijn. De zijvleugels van Zocher blijken van hout te zijn geweest, en zijn door Wentzel vervangen door gemetselde bouwdelen. De Paauw blijkt dus Pruisischer dan gedacht.

Hermann Wentzel werd in 1851 als jonge Berlijnse architect naar Nederland gehaald door Prins Frederik. Onder zijn leiding liet de prins het Hollands Buiten De Paauw verbouwen tot een Pruisisch paleis. Wentzel was tevens verantwoordelijk voor de aankleding van Frederiks parkenroute.

De tot voor kort gangbare beschrijving van de bouwfases van De Paauw met de uitbreidingen hoort toch anders te zijn. Nu blijkt dat het anders zit. Dit is afgelopen zomer ontdekt bij de restauratie aan de achterzijde. Het metselwerk aan de voorzijde bevestigt deze waarnemingen.

Het metselwerk dat in het zicht kwam, laat zien dat de vermeende Zochervleugel en de balzaal, de huidige raadzaal, van Wentzel in feite in één keer zijn gebouwd. Rond 1859 heeft deze grote verbouwing plaatsgevonden. In die periode is ook de inmiddels weer gesloopte logeervleugel gebouwd.

Het van oorsprong gemetselde hoofdhuis is aan beide zijden uitgebreid met stenen zijvleugels door prins Frederik en prinses Louise in 1858. De houten Zochervleugels uit 1838 lieten zij slopen.

Een krantenbericht uit 1859 onderschrijft de omvangrijke verbouwing door Wentzel. Hierin lezen we dat de vleugels van Zocher uit hout bestonden en door Wentzel zijn vervangen in steen.

Deze belangrijke ontdekking is in belangrijke mate toe te schrijven aan de inspanningen van Dominique Vermeulen van bureau Wevers & Van Luipen uit Utrecht.”

Dit bericht verandert tot heden niets aan de werkzaamheden voor het park achter en rond Huis De Paauw waarvan wordt aangenomen dat die oorspronkelijk door Jan David Zocher zijn ontworpen.  Bronnen die dit ondersteunen zijn:

  • Eynden, R. van der en A. van der Willigen. Geschiedenis der vaderlandsche schilderkunst. 1820 (deel 3); aanhangsel 1840.
  • Immerzeel, J. jr. en postuum bewerkt door C.H. Immerzeel en C. Immerzeel. Levens en werken der Hollandsche en Vlaamsche kunst-schilders…bouwmeesters… / Amsterdam, 1842 / 1843. 3 delen.
  • Lutgers, P.J. en W.J. Hofdijk. Gezigten in de omstreken van ‘s-Gravenhage en Leyden… [Loenen aan de Vecht], 1855. Met verwijzingen naar Zocher.

Middeleeuwse kloostertuinen in Amsterdam, 1544

KLOOSTERTUINEN IN AMSTERDAM VOOR DE ALTERATIE (1578). Dit is de titel van een nieuw artikel van onze hand, vorige week ingeleverd bij BULLETIN CASCADE.

Cornelis Anthonis, Vogelvlucht van Amsterdam (houtsnede, 1544)

 De middeleeuwse kloosters in Amsterdam (tek. Dienst Publieke werken, aangevuld met de locatie van de middeleeuwse kloosters door Walther Schoonenberg)

De kaart van Cornelis Anthonisz. uit 1544 geeft exact aan waar de kloosters in de stad (binnen het Singel en de Kloveniersburgwal) waren gelegen. Vergroot de kaart in je computer en bekijk de kaart met de legenda hieronder.

(1 Begijnhof); 2 Oude Nonnenklooster; 3 Kartuizerklooster; 4 Reguliersklooster; 5 St-Claraklooster; 6 St-Barbaraklooster; 7 St-Agnesklooster; 8 Nieuwe Nonnenklooster; 9 St-Paulusbroedersklooster; 10 St-Ceciliaklooster; 11 St-Maria Magdalenaklooster op het Spui; 12 St-Catharinaklooster; 13 St-Luciaklooster; 14 St-Margarethaklooster; 15 St-Mariaklooster; 16 St-Ursulaklooster; 17 St-Geertrudisklooster; 18 Cellebroedersklooster; 19 Bethaniënklooster; 20 Minderbroederklooster; 21 Cellezustersklooster; 22 Clarissenklooster.

Oude Kerk Amsterdam: Rood raam en Groene Tuin

Tuintje bij Oude Kerk Amsterdam

In ons vorige bericht heb ik geschreven over het plan van kunstenaar Calo om het glas van de ramen in de Heilig Grafkapel van de Oude Kerk te vervangen door rood glas.  Kunst gaat voor historie. Het kort geding aangespannen door de Vereniging Amsterdamse Binnenstad (VVAB) heeft plaatsing van het raam niet kunnen verhinderen, maar behalve de VVAB hebben ook Heemschut en de St. tot Behoud van de Oude kerk bezwaar aangetekend en de bezwaarprocedure moet nog beginnen. Gezien het feit dat het raam reversibel is en gisteren bekend is geworden dat de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE) zich aansluit bij het negatief advies van MenA (bureau Monumenten en Archeologie Gemeente Amsterdam) en spreekt zich uit TEGEN  plaatsing van het rode raam van de Oude Kerk, is er goede hoop dat het rode raam weer wordt verwijderd. Heeft u al gelezen waarom wij het rode raam geen goed idee vinden? Juliets artikel hierover (in het tijdschrift Binnenstad 287/288)  is gelinkt aan ons vorige bericht.

Om ook iets aardigs te melden over de Oude Kerk, ik maakte bij mijn bezoek een foto van het tuintje aan de westzijde van de kerk. Heerlijke koffie en taart! Het tuintje is ontworpen door Cilia Prenen en Leo den Dulk deed een voorstel voor beplanting. Of Leo en Cilia zich gericht hebben op een bepaalde periode weet ik niet. Ik zal het hen vragen.

Twee redenen dus om de Oude Kerk in Amsterdam te gaan bezoeken: de beglazing in de Heilig Grafkapel en het tuintje bij de kerk.

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

BewarenBewaren

Ietse-Jan Stokroos winnaar van de Carla Oldenburger-Ebbers penning met ‘Graven in het Landschap’

Zie ook het vorige bericht. Onderstaande foto’s  betreffen de uitreiking van de Carla Oldenburger-Ebbers penning (Stimuleringsprijs voor jonge onderzoekers Tuinhistorie).

De winnende scriptie van Ietse-Jan Stokroos, getiteld ‘Graven in het Landschap’. Foto Niek Ravensbergen

Overhandiging van de Carla S. Oldenburger-Ebbers-penning door Carla Oldenburger-Ebbers aan Ietse-Jan Stokroos, op De Leemcule in Dalfsen, 21 juni 20017. Foto Niek Ravensbergen

MIEN RUYS COMPLETE BIOGRAFIE

Vrijdag 16 juni gaat het echt gebeuren. Na lange tijd van vooronderzoek wordt het eerste exemplaar van de COMPLETE  MIEN RUYS BIOGRAFIE, geschreven door Leo den Dulk en uitgegeven door De Hef Publishers, aan de voorzitter van Cascade Tuinhistorisch Genootschap, dr. Johan Carel Bierens de Haan aangeboden. De complete titel luidt:

Zoeken naar de heldere lijn
Mien Ruys 1904-1999
De complete biografie. Leo den Dulk

Mien Ruys is de belangrijkste Nederlandse tuinarchitect van de 20ste eeuw en wordt ook in het buitenland gezien als een van de voornaamste vertegenwoordigers van de moderne stroming in de tuin- en landschapsarchitectuur. Wat Gerrit Rietveld voor de architectuur betekende en Piet Mondriaan voor de Stijl-beweging, was zij voor de groene buitenruimte. Ruys brak rigoureus met de zware romantische parken en stijve rozenperkjes en voedde generaties tuinbezitters op met haar heldere plattegronden en haar uitbundige plantenborders. Op het niveau van stedelijk groen werkte zij samen met stedenbouwkundigen en architecten van het architectencollectief De 8 en Opbouw zoals Cornelis van Eesteren en Ben Merkelbach.
Deze biografie, onder meer gebaseerd op haar dagboeken, is toegespitst op de ontwikkeling van haar oeuvre, geïllustreerd met plattegronden, tekeningen en kleurenfoto’s. Daarin staat Mien Ruys’ voortdurende zoeken naar heldere lijnen en opvattingen centraal: door zelfontplooiing, experimenten en debatten met zielsverwanten. Het boek begint met haar ontwikkelingsjaren als kwekersdochter, haar Berlijnse tijd, haar architectuuropleiding in Delft en haar worsteling om zich vrij te maken van burgerlijke conventies. Op het terrein van de familiekwekerij Moerheim in Dedemsvaart begint zij experimentele tuinen, die nog altijd bestaan en een trekpleister vormen voor liefhebbers uit de hele wereld. In 1937 start zij een bureau in Amsterdam, dat behalve voor particulieren en gemeenten, groenontwerpen maakt bij ziekenhuizen en fabrieken. Zij vormen steeds een neerslag van haar sociale idealen voor meer levenskwaliteit van brede bevolkingslagen.

Nog altijd laten vakgenoten zich door de ideeën van Mien Ruys inspireren. Onder anderen ontwerpers van de beroemde ‘Dutch Wave’, zoals Piet Oudolf, Jacqueline van der Kloet en Ton ter Linden zijn aan haar schatplichtig. Er is nog een aantal tuinen en groenvoorzieningen en een duizendtal ontwerpen van Ruys’ hand bewaard. Vooral het groen in de wederopbouwwijken vormt een actueel onderwerp in debatten over stedelijke herontwikkeling. Het boek luidt een serie deeltentoonstellingen en debatten over Mien Ruys in, o.a. in ABC archtectuurcentrum Haarlem, De Ploeg Bergeyk, LU Wageningen, Mien Ruys Tuinen Dedemsvaart,Van Eesteren Museum Amsterdam.

Eindredactie: Anne Mieke Backer
Pagina’s: 340 Afbeeldingen: 350
Hardcover Full Colour: 25 x 20,5 cm
Met uitgebreide Engelse Summary
ISBN 978 90 6906 051 4
Prijs € 39,90
Uitgeverij de HEF www.dehefpublishers.nl
Verschijning: 15 juni 2017

 

Waar denk je aan bij de Beemster?

Waar denk je aan bij De Beemster?  Niet direct aan een appelboom toch? Ik kende dit schilderij niet tot ik vorige week voor de eerste keer het Museum MORE in Gorssel bezocht.  Prachtig museum met voornamelijk realistische kunst, schilderijen van Pyke Koch, Carel Willink,  Charley Toorop, Jan Mankes en moderner Marlene Dumas, Ruud van Empel, Erwin Olaf en veel meer.  De appelboom van

Charley Toorop bracht mij even terug naar de bloeiende Betuwe, waar ik dit voorjaar zoveel heb rondgereden tussen de fruitbomen door. Heel expressief schilderij (ca. 1949).

Natuurlijk denk ik als historische landschapper ook aan de droogmakerij, aan de weidsheid van het landschap, aan orde en regelmaat in de 17de eeuw, aan rechte vakken, aan de polder, die in 1612 droog viel en in 1999 op de UNESCOWerelderfgoedlijst werd geplaatst. Leuke tegenstrijdige combinatie van mathematisch recht en kleurig krom. Duidelijk geïnspireerd door Van Gogh.

Kaart van de Beemster. Daniel van Breen. 1658.