(285) Het was al heel lang mijn plan om de tentoonstelling ‘Revolusi’ in het Rijksmuseum te bezoeken, met het doel meer te leren over de bevrijding van mijn man Feddo (overl. 2017) uit het Jappenkamp en zijn verhalen over de Bersiap beter te leren begrijpen. Ik was tot heden maar eventjes op de tentoonstelling want een geplande afspraak voor gezamenlijk bezoek liep twee maal mis, maar ik was er lang genoeg om een weblog af te leveren.
Een van de eerste tekstborden die mij opviel was de hieronder afgebeelde, met de mededeling dat de ‘bevrijding’ van Kamp ‘Kampong Makassar’ op 18 september 1945 plaats vond. Dat betekent dus dat de kampbewoners na de capitulatie van Japan op 15 augustus, nog ruim een maand door de Japanners in hun eigen kamp vastgehouden en bewaakt werden, voordat ze het kamp mochten verlaten, omdat de situatie buiten het kamp nogal gevaarlijk was (Bersiap- periode tot januari 1946). Feddo woonde aan het eind van de oorlog met zijn moeder en zusje ook in dit Kamp ‘Kampong Makassar’.
Tekstbord Rijksmuseum, behorend bij onderstaande landkaartenjurk. Foto Carla OldenburgerLandkaartenjurk van Jeanne van Leur-de Loos. Part. Collectie. Foto Carla Oldenburger
Dat de sfeer buiten de kampen uiterst grillig was in de laatste maanden van 1945, is duidelijk te zien op onderstaande foto’s en tekstborden. De komst van de elite-eenheden van het Britse leger (de Gurka’s / Nepalese militairen) maakte de strijd nog eens heviger. Zie het tekstbord over de Bersiap-periode hieronder.
Van Heutsz-monument in Jakarta (1932) beklad. …We are a free nation… Foto (dd. na 18 aug. 1945) Coll. Tropenmuseum AmsterdamTekstbord Tentoonstelling Rijksmuseum
In de eerste maanden van 1946 worden de eerste militairen vanuit Nederland naar Indonesië gestuurd om Nederland overzee en de Nederlanders zelf te beschermen en de op 17 augustus 1945 zelf uitgeroepen Republiek Indonesia de kop in te drukken (Eerste Politionele Actie).
In Yogyakarta concentreert zich het centrum van de strijd, die zich, heel bijzonder, met kunst versmelt. Beter dan op het volgende tekstbord kan het niet worden verwoord. Kunst is in deze tijd een propaganda-middel van de Revolutie geworden, en de belangrijkste kunstenaar Affandi treedt op als mentor. Zijn museum is te bezichtigen in Yogyakarta. Ik bezocht het in 1990. Wat ik me van zijn werk herinner was dat het uiterst kleurrijk was en dat hij een soort boomhut had in de tuin.
Naast revolutionaire kunst was het genieten van films voor jong en oud erg ontspannend in die eerste periode na de oorlog. Zie onderstaande film-poster van Henri Cartier-Bresson. Ik weet zeker dat Feddo (halverwege 1949 12 jaar oud) deze Tarzan-film ook in Indonesia heeft gezien, waarschijnlijk in het B.P.M. Sociëteitsgebouw in Sanga Sanga Dalem op Borneo. Zijn leven lang is Tarzan een held voor hem gebleven.
Poster van de Hollywood-film Tarzan and The Huntress (Johnny Weissmuller, 1947). Foto Henri Cartier-Bresson, 1949. Collectie Rijksmuseum
(284) Wij zijn met vakantie, maar willen onze trouwe lezers ook wel laten mee genieten met enkele mooie en interessante natuur en kunst die we zoal tegenkomen. Juliet reist in Italië (foto’s Paestum en Villa Oplontis) en Carla zit op het werkadres in Amsterdam (foto’s Rijksmuseumtuin en Tulpen ‘Museum’) Enige foto’s zeggen meer dan woorden.
Zie ook het al eerdere geplaatste Bericht op 28 april, https://www.oldenburgers.nl/2022/04/28/tuin-van-de-hesperiden-in-de-villa-poppaea-villa-oplontis/
Juliet in Paestum. Foto Walther SchoonenbergVilla Oplontis in Oplontis. Pauw in aviarium. Foto Walther SchoonenbergVilla Oplontis in Oplontis. Foto Walther SchoonenbergTulpen voor de deur van het Tulpen ‘Museum’ op de Prinsengracht te Amsterdam. Foto Carla OldenburgerDeeltuin Rijksmuseum. Voorzijde links. Foto Carla OldenburgerDetail voorgaande foto
(281) Juliet is met vakantie in Zuid-Italië. Zij gaat o.a. de villa’s en tuinen en fresco’s in Pompeï, Herculaneum en Oplontis (tegenwoordige naam Torre Annunziata) bezoeken. Oplontis ligt tussen Herculaneum en Pompeï, aan de baai van Napels.
Zoals iedereen waarschijnlijk wel weet bevatten de fresco’s in de Pompejaanse villa’s schitterende dieren- en planten-afbeeldingen, maar die van Oplontis zijn minder bekend misschien, of ze worden in één adem genoemd met Pompeï, zodat men zich niet altijd realiseert dat het om meer locaties gaat. Zie hieronder op het kaartje de ligging van de Romeinse plaatsen aangegeven.
Het grijs aangegeven gebied waar de uitbarsting van de Vesuvius in 79 AD zijn sporen heeft nagelaten. Foto Wikipedia
De villa, die Juliet gisteren bezocht, heeft de naam Poppaea meegekregen, genoemd naar de tweede vrouw van Nero, Poppaea Sabina. Men denkt dat zij of haar familie de eigenaar van deze villa was. De villa is bekend door de fresco’s van de tweede en derde Pompejaanse stijl. Het huis bestaat uit een grote ontvangsthal, waarachter een peristylum (een centrale open hof door zuilen omgeven) en een atrium (overdekt woonvertrek) liggen. Grenzend hieraan ligt het caldarium (de baden). Annex liggen tuinen en een groot zwembad. Vanuit het zwembad kon men ook het viridarium (een tuin in de open lucht met een collectie levende bijzondere planten) zien.
Oplontis. Villa Poppaea en annex–liggende tuinen. Foto Wikipedia
Waarom zijn de tuinen in de door lava bedolven stadjes aan de baai van Napels nu voor ons zo interessant? Omdat de Romeinse vorm van de tuinen en de ‘relatie van tuin tot huis’ in de geschiedenis van de tuinarchitectuur zo bepalend (uitgangspunt voor classicistische tuinen) is geweest en omdat we uit de muurschilderingen kunnen leren wat de Romeinen in die tijd in hun tuinen kweekten. Natuurlijk is daar ook archeologisch veldonderzoek voor nodig, maar de muurschilderingen geven ons zeker aanvullende resultaten.
Oplontis. Villa Poppaea. Heracles in de tuin van de Hesperiden. Foto Walther SchoonenbergOplontis. Villa Poppaea. Fresco met pauw in peristylum (?). Foto Walther Schoonenberg
Op bovenstaande foto’s ziet men Heracles afgebeeld in de tuin van de Hesperiden (met bomen met gouden appels). Deze schildering is in de zgn. Derde stijl of Decoratieve stijl (25 v.C. – 40 A.D.). De afbeelding van de boomstammen en het gebladerte is realistisch en modern voor die tijd, alhoewel de bomen niet op citrusbomen (gouden appels) lijken. In de late Middeleeuwen zijn de boomvormen van Giotto overheersend en bepaald niet realistisch. Pas in de renaissance, in de tijd van de Vlaamse Primitieven wordt de natuur weer realistischer afgebeeld. Op de tweede foto zien we een pauw. Of deze in een kooi of volière (aviarium) gehouden werd of los in het peristylum zich kon bewegen is niet duidelijk. Hier zien we misschien de zuilen rond het peristylum.
Op de laatste foto wijst Juliet in een villatuin in Oplontis naar een versteende stronk van een verbrande boom. Even dichter bij het huis staat een versteende boomstam.
Juliet wijst naar een versteende boomstronk in Oplontis. Foto Walther Schoonenberg
Tenslotte, n.a.v. deze Romeinse resten wil ik graag nog even op enkele oude boeken wijzen die terugwijzen naar de tuin van de Hesperiden en de tuin van George Clifford in Heemstede (De Hartekamp). In het boek van Commelyn worden alle bomen met gouden appels (limoenen en sinaasappels en citroenen) afgebeeld, genoemd en beschreven die in 1676 in Nederland bekend waren. Het boek van Linnaeus, het ViridariumCliffortianum beschrijft alle levende planten die in de tuin van George Clifford, op de buitenplaats De Hartekamp, werden gekweekt. in zijn boek Hortus Cliffortianus daarentegen worden veel méér planten beschreven, maar dat gaat alleen over herbarium-exemplaren.
De jeugd heeft de toekomst. Kind draagt Oekraïnse vlag op Onafhankelijkheidsdag (24 augustus). nl.freepik.com
Met het Oekraïense volkslied SJTSJE NE VMERLA OEKRAJINY, in het nederlands vertaald “Oekraïne is nog niet vergaan”, werden gisteren (6 maart 2022) in de hele wereld speciaal georganiseerde benefiet-concerten geopend, om geld op te halen voor de slachtoffers van de oorlog in Oekraïne. De tekst van dit lied werd in 1862 geschreven door een dichter uit Kyiv, Pavlo Tsjoebynsky en een jaar later zette Mychajlo Verbytsky deze tekst op muziek.
(zie https://www.youtube.com/watch?v=_pWKVJFF-Pc)
Op Internet is te zien dat de zalen overal in het blauw en geel verlicht waren en dat de musici uit respect voor de Oekrainers staand het volkslied ten gehore brachten. De zaal sloot zich daarbij aan en luisterde staand en respectvol naar de nog wat onwennige muziek. In Amsterdam organiseerden Oekraïnse en Russische musici een benefietconcert, de New York Philharmonic bracht deze hymne ten gehore, en overal in Europa klonk dit volkslied, o.a. in Amsterdam, Birmingham, Liverpool, Katowice (Polen), Stockholm, Hamburg (Elbphilharmonie), Lyon, Barcelona, Wenen en Gateshead (England).
SymfonieOrkest Nijmegen (SON). Benefietconcert Oekraïne (6 maart 2022) in Concertgebouw De Vereeniging in Nijmegen, met Orissa Oldenburger derde van links. Foto Omroep Gelderland
Maar ook Concertgebouw De Vereniging in Nijmegen had een prachtig muzikaal programma samengesteld met muziek van onder meer Bach, Beethoven, Pärt en de Oekraïense componisten Arkady Filippenko en Siergiej Bortkiewicz. Hun werken werden uitgevoerd door een keur aan regionale en landelijk bekende musici: SymfonieOrkest Nijmegen, Bachkoor Nijmegen, Trio Borromeo, bestaande uit strijkers van Phion, de Nijmeegse violiste Merel Vercammen en de pianisten Hanna Shybayeva en Christiaan Kuyvenhoven. Laatstgenoemde presenteerde de middag.
In Nijmegen werd door Concertgebouw De Vereniging samen met de Stadsschouwburg (met de voorstelling van Diederik Van Vleuten ‘Moedig Voorwaarts’) een bedrag van €25.000 opgehaald.
Maandagavond 7 maart kun je bij de Nederlandse zenders NPO 1, RTL 4 en SBS6 kijken naar Samen in actie voor Oekraïne. In deze live-uitzending wordt geld ingezameld op Giro 555 voor de oorlogsslachtoffers van Oekraïne.
(267) Naar aanleiding van het vinden van de diner-menu-kaart van het vijftigjarig bruiloftsfeest van onze (bet)overgrootouders kwamen de volgende feiten boven water.
Onze (bet)overgrootvader Jan Ebbers (1842 -1923), 20 september 1865 getrouwd met Maria Wilkes (1841-1929) was in zijn tijd een bekende persoonlijkheid in Heemstede. In 1912 vierde hij volgens een bericht in het Haarlemsch Dagblad dat hij vijftig jaar apotheker was in Heemstede en korte krantenberichten en de bewuste menukaart (1890, 1905 en 1915) onthullen dat hij vijfentwintig, veertig en vijftig jaar gehuwd was met Maria Wilkes. Zie onderstaand artikeltje en advertenties en foto’s van de menukaart.
Bericht 50 jarig dienstverband als apotheker. Haarlemsch Dagblad 3 april 1912Bericht over de ophanden zijnde 25 jarige bruiloft. Oprechte Haarlemsche Courant 6 sept. 1890Dankbetuiging 40-jarig huwelijk. Haarlem’s Dagblad 25 september 1905
Volgens gegevens gevonden in het Noord-Hollands Archief was Jan op zijn huwelijksdag 23 jaar oud, geboren in Ede en apothecarsleerling (sic). Sinds 1862 was hij in opleiding op de apothekersschool in Haarlem. Maria was 24 jaar en geboren in Haarlem. De ouders van de bruidegom resp. bruid waren Frans Willem Ebbers (kleermaker) getrouwd met Aaltje Roelofs en Johannes Wilkes (koopman, geboren 1799 te Breukelen) getrouwd met Anna Catharina Kools.
Jan Ebbers en Maria Wilkes 50 jaar getrouwd (1865-1915). Menukaart. Part. CollectieAchterzijde Menukaart 50 jarige bruiloft Jan Ebbers en Maria Wilkes 1915
Helaas staat de locatie van het bruiloftsdiner op bovenstaande menukaart niet vermeld, maar naar wij mogen aannemen is dat in Heemstede geweest. De meest voor de hand liggende adressen zijn Hotel Restaurant ‘Het wapen van Amsterdam’ (tegenwoordig adres Fonteinlaan 11 Haarlem) of ‘Het Wapen van Heemstede’ (adres Wilhelminaplein Heemstede, sinds 2013 in eigendom van de Mij. Stadsherstel Amsterdam en verbouwd tot 9 woningen).
Hotel Café Restaurant ‘Het Wapen van Amsterdam’, ca. 1900. Fonteinlaan nabij de Meester LottelaanRestaurant ‘Het Wapen van Heemstede’ (rechts met serre), ca. 1900. Sinds 2013 eigenaar Mij. Stadsherstel Amsterdam
Jan en Maria hebben deels op de Binnenweg (nr.11) in het dokters-en apothekershuis en deels in het winkelpand Raadhuisstraat (nr.92) gewoond. Het pand in de Raadhuisstraat (bij de IJzeren brug) stond bekend als het oudst bekende adres voor levensmiddelen, op naam van Jan Ebbers, maar de winkel werd gedreven door drie van zijn dochters, Wilhelmina, Maria en Jeanette, samen met hun jongste broer Gustaaf Adolf. Het was meer dan een kruidenierswinkel, zoals ook duidelijk omschreven in de hieronder geplaatste advertentie uit 1934 , waarin ook de verkoop van Delicatessen, Boter, Kaas en Comestibles (tegenwoordig zouden we zeggen een Deli-winkel of traiteur) werd aangeprezen.
Advertentie uit Ons Blad’, 1934. Raadhuisstraat 92, Heemstede.
Tenslotte nu een overzicht van het gezin van apotheker Jan Ebbers, omdat de kinderen ook worden vermeld als ‘Hunne dankbare kinderen’. Onze (over)grootvader Jan Ebbers, de eerste zoon en het vierde kind van de apotheker, heeft in 1899 Heemstede verlaten en is vertrokken naar Amsterdam om daar een zelfde winkel te beginnen met Kruidenierswaren, Comestibles en Delicatessen. Deze was gevestigd in de splinternieuwe Kinkerbuurt, in de Da Costastraat (35) / hoek Potgieterstraat. Zij bleven hier wonen tot 29-08-1924, de dag dat zij verhuisden naar de Pieter Langedijkstraat (42 III).
Gezin van Jan Ebbers en Maria Wilkes:
Jan Ebbers (apotheker), *31-05-1842 te Ede
X Maria Wilkes, *21-09-1841 te Haarlem
Kinderen (cursief de kinderen die de winkel in de Raadhuisstraat beheerden):
Wilhelmina Alida Ebbers (1861-1953), *16-11-1867 te Heemstede, tante Mina.
Anna Wilhelmina Ebbers (1866-Utrecht 1924), *05-01-1866 te Heemstede X (1910) Hendrikus ten Raa (Kampen 1860 – Driebergen-Rijsenburg 1946).
Maria Jeanette Ebbers (1873-1952), *11-01-1873 te Heemstede, tante Marie.
Jan Ebbers (1874-1954), *14-03-1874 te Heemstede X Carolina Sophia Vogelesang (1872-1954), (over)grootouders van Juliet Oldenburger en Carla Oldenburger-Ebbers.
Johan Wilhelm Ebbers (1876-1946), *18-05-1876 te Heemstede, oom Willem X Hilligje de Boer (Avereest 1867- Heemstede 1957), tante Hilda.
Jeanette Everdina Ebbers (1879-1962), *07-07-1879 te Heemstede, tante Net.
Gustaaf Adolf Ebbers (1881-1943), *12-04-1881 te Heemstede, oom Dolf X Johanna Granneman (1884-1949).
Everdina Ebbers (1883-1938), *04-01-1883 te Heemstede, tante Eef X Gerlof Hendrik Hospes (1887-1927).
Joseph Charles. De Lijnwaadbleekerij Bleeklust (later Bleekrust, tegenwoordig Huis De Gliphoeve) van de wed. Louis Gunst, 1797. Litho naar tekening van J. Charles. Coll. N-H Archief
(264) Als we op de website van Oneindig Noord-Holland naar Gliphoeve in Heemstede zoeken, vinden we allerleerst de orienterende tekst:
“In de lommerijke strook tussen de Herenweg en de Glipperdreef, ten zuiden van de Prinsenlaan, ligt de kleine buitenplaats Gliphoeve. Vanaf de Glipperdreef kan men over de oprijlaan het huis zien liggen. Het terrein waar nu de appartementengebouwen Hagenduin staan hoort er niet (meer) bij, maar het landgoed strekt zich daaromheen uit tot en met het hoge duin aan de zuidwestzijde”.
Joseph Charles. Bleeklust op de Glip Heemstede [thans Gliphoeve] door Joseph Charles. Litho naar tekening van J. Charles. Coll. N-H Archief
Joseph Charles tekende dit huis en de bleekerij met droogberg, bleekvelden en tuinen in 1797, zoals op de eerste afbeeldingen is te zien. Op de droogberg staat een koepel die uitzicht bood op het Haarlemmermeer. De plaats was van 1782 tot 1811 in handen van Louis Gunst en zijn weduwe Catharina Vleck. In 1811 kocht de Amsterdammer Carel Hendrik Aschen, koopman in garen, sajet en breigaren, Bleeklust. Hij veranderde de naam in Bleekrust en investeerde in de buitenplaats met een belvédère, een oranjerie en een chinese tent. Bleeklust was dus uitgegroeid van een blekerij tot een rijke buitenplaats. Tot 1820 bleef hij eigenaar, opgevolgd door Gerrit Munk. Deze Gerrit Munk, gehuwd met Geertrui van Loon, was de grootvader van Gerrit Munk (1854-1903), de broer van onze (bet)overgrootmoeder Maria Catharina Van Alkemade Munk.
Verkoop Bleekrust de Glip Heemstede, uit: Opregte Haerlemsche Courant, 11 april 1820
Gerrit Munk (1764-1829), was eigenaar van Bleekrust 1820-1822 en werd geboren te Heemstede als zoon van Gerrit Munk en Elizabeth van Dijk. Hij was van beroep meestertimmerman en vervulde tevens het ambt van plaatsvervangend vrederechter in Heemstede (soort kantonrechter). In 1813 trouwde hij met Geertruy van Loon. Gerrit kocht en verkocht (speculatie) regelmatig huizen en grond in Heemstede. Hij bezat een huis en timmermans-winkel met werkplaats aan de dorpsvaart. Daar woonde en werkte ook zijn broer Albertus (17??-1846). In zijn testament van 1829 bepaalde Gerrit Munk, dat zijn broer Albertus het huis en de timmermanswinkel, voorheen in bezit van vader Gerrit Munk senior, kon kopen voor 4000 gulden. Gerrit Munk overleed o p 5 november 1829. Hij was toen 65 jaar oud. Bij zijn overlijden liet hij geen kinderen na. Naast het huis met de timmermanswinkel liet Gerrit nog een aantal huizen na. Hij bezat twee huizen ‘aan het einde van het dorp, een huis met stalling op de hoek van de Camplaan en huisjes aan de Camplaan. De totale nalatenschap bedroeg f 41.333-. Zijn echtgenote overleed op 16 oktober 1842.
Gerrit Munk verkocht Gliphoeve aan de 64-jarige Haarlemse notaris Johannes Petrus Kuenen (1757-1831). Volgende eigenaren waren Petrus Jacobus Nicols (1784-1840), eigenaar van de Gliphoeve 1832-1840 en de Amsterdamse advocaat Hendrik Jacobus Koenen (1809-1874) en zijn weduwe.
Literatuur:
Meddens-van Borselen, A. ‘Bewoners en eigenaren van de Gliphoeve in Heemstede, 1782-1840’. Nieuwsbrief Vereniging] Oud-Heemstede – Bennebroek 25 (1998): 120-129.
(257) In de Gids voor de Nederlandse Tuin- en Landschapsarchitectuur (4 delen, 1995-2000) staat een korte tekst over deze begraafplaats. Deze heb ik aangevuld met graf-beschrijvingen van onze familie-leden.
Op de plaats van de menagerie van de voormalige buitenplaats Westermeer, waarvan het huis in 1829 werd gesloopt, ontwierp J.D. Zocher jr. vanaf 1829 de Algemene Begraafplaats Groenendaal. Deze werd door de Van Merlen Vaart gescheiden van het complex Groenendaal/Meerenberg/Bosbeek.
Wanneer men het oudste deel van de begraafplaats betreedt, wordt men eerst gewezen op het volgende:
Entree van het oudste gedeelte van de begraafplaats. Foto Carla Oldenburger
Het door Zocher aangelegde deel wordt gekenmerkt door flauw gebogen lanen rondom druppelvormige grafvelden. De hoofdopzet van het oude deel is ook enigszins symmetrisch. De hand van Zocher jr. is duidelijk herkenbaar. Helaas is er geen ontwerp bewaard gebleven.
Het graf van meester-timmerman Gerrit Munk (geen foto), de grootvader van de broer van onze (bet)overgrootmoeder Maria Catharina van Alkemade Munk (1851-1881), is een van de oudste graven uit de eerste periode van deze begraafplaats. Gerrit Munk (1764-1829), was eigenaar van Bleekrust 1820-1822 en werd geboren te Heemstede als zoon van Gerrit Munk en Elizabeth van Dijk. Naast meestertimmerman wa hij ook plaatsvervangend vrederechter in Heemstede (soort kantonrechter). In 1813 trouwde hij met Geertruy van Loon. Even voorbij de grafkelder van de familie Enschedé (op de kaart het vierkantje links van AFDI) gaat een gebogen laantje naar rechts, naar een open plek waar vele lanen bij elkaar komen. Langs dit laantje zijn aan de rechterkant vele graven verdwenen, maar het nummerpaaltje (I-056-E) van het jong gestorven broertje van mijn grootvader Amse (broertje’s naam Willem Frederik Amse, genoemd naar zijn grootvader; geboren / overleden 1880) staat nog achter de grafsteen van Catharina Wilhelmina Elisabeth van Deventer-Munk (geboren in Heemstede 1859; overleden in Den Haag 1923); waarschijnlijk is zij de jongste zuster van onze (bet)overgrootmoeder Ames-Van Alkemade Munk).
Heemstede Algemene begraafplaats. Oudste deel ontworpen door J.D. Zocher jr. 1829. Foto Carla Oldenburger
Van de familie Ebbers zijn nog twee grafzerken over. Het betreft een oudoom en een oudtante en hun beider echtgenoten, broer en zuster van onze (over)grootvader Jan Ebbers, resp. Gustaaf Adolf Ebbers (1881-1943) , getrouwd met Johanna Granneman (1884-1949) én Everdina Ebbers (1883-1938), getrouwd met Gerlof Hendrik Hospes (1887-1927). Voor Gustaaf Adolf loopt men naar de driesprong boven de letter E en volgt dan heel even het pad richting B.
Heemstede Algemene Begraafplaats. Grafsteen van Gustaaf Adolf Ebbers, jongere broer van onze (over)grootvader Jan Ebbers. Foto Carla Oldenburger
Direct links ligt het graf F-06-E. Everdina is te bereiken via het pad tegenover de zwarte ster tot de driesprong, en dan het eerste paadje rechts nemen. Op dat paadje vrij snel rechts is de grafsteen van het echtpaar Hospes te zien.
Heemstede, Algemene Begraafplaats. Grafsteen van Everdina Ebbers, jongste kind van apotheker (bet)overgrootvader Jan Ebbers en zuster van onze (over)grootvader Jan Ebbers. Foto Carla Oldenburger
Heemstede Alg. Begraafplaats. Grafsteen Catharina Wilhelmina Elisabeth van Deventer-Munk (1859-1923). Hierachter staat het nummerpaaltje dat het graf van baby Willem Frederik Amse (geboren en overl. 1880) aangeeft. Foto Carla Oldenburger
De eerste, tweede en derde uitbreiding zijn van de tuinarchitect Gerard Bleeker, die hier tussen 1928 en 1948 werkte. Deze delen zijn modern geometrisch van opzet en de graven liggen voornamelijk langs rechte paden.
De laatste toevoeging, uitgevoerd in 1993 naar ontwerp van tuinarchitect Victor van Boven, betreft de zogenaamde urnentuin en het columbarium. Rondom een breed pad, dat gericht is op een monumentale grafkelder, liggen groepsgewijs urnenvelden in grasbermen. Deze velden zijn omgeven door rozen en laurierhagen. De sfeervolle en kleurrijke urnentuin is een waardige gedenkplaats en vormt een soort loper vanaf de grafkelder naar het halfronde columbarium waarin nissen zijn voor het plaatsen van urnen. Halverwege de loper staat een fontein. Het idee van een ommuurde tuin met bomen en rozenperken heeft Van Boven mede ontleend aan oude Romeinse voorbeelden.
Al met al is de combinatie van tuinstijlen niet storend en straalt de begraafplaats als geheel rust en vrede uit.
Ook de vier (over)grootouders van Carla en Juliet Oldenburger, Jan Ebbers- Carolina S. Vogelesang en Johan C.W. Amse- Anna Vetter én de twee (groot)ouders Jan Ebbers-Maria C.J. Amse zijn allen op deze begraafplaats begraven, maar al deze graven zijn geruimd.
(252) Op 6 augustus 1945 viel de bom op de Japanse havenplaats Hiroshima; op 9 augustus de tweede bom op Nagasaki. Deze bommen met desastreuze gevolgen voor de inwoners van Japan, luidden het einde van de Tweede Wereldoorlog in ZO-Azië in. Voor mijn man en Juliets vader en voor schoonouders/grootouders was dat een keerpunt in hun leven. Begin jaren zeventig hing onderstaande foto (‘kunstwerk’ en tegelijkertijd ‘waarschuwing’) als behang in onze huiskamer in Heukelum.
Bom op Hiroshima 6 augustus 1945
Mijn schoonvader Frederik Oldenburger (1899-1975) werkte vóór de Tweede Wereldoorlog als ‘productie-voorman’ op een olieterrein van de B.P.M. (Bataafse Petroleum Maatschappij) aan de oostkust van Borneo (boorterrein Louise, woonadres Hofje 8, Sanga Sanga Dalam, ten zuiden van Samarinda) en enige tijd op het eilandje Tarakan (in 1940, 1e Julianastraat 65). Vanaf 1942 diende hij voor het KNIL (sergeant voor Speciale Diensten der Militaire Luchtvaart, Algemeen Stamboeknummer 157999) op het vliegveld Andir bij Bandung. Begin 1943 kwam hij als krijgsgevange in Siam (langs de spoorweg Birma-Siam) terecht om daar onder de knoet van de Japanners aan de beruchte spoorweg te werken.
Frederik Oldenburger (1899-1975), voordat de kamptijd begon. Detail van onderstaande familiefoto, ca.1941
Het gezin van Frederik en Ronesca Oldenburger-Groustra, ca. 1941. V.l.n.r. Feddo Oldenburger (*1937), Frederik Oldenburger (*1899), Ledy Oldenburger (*1939), Ronesca E. Oldenburger-Groustra (*1901)
Frederik’s Japanse registratiekaart bevat een Romeinse IV (rechtsboven), hetgeen betekent dat hij in 1942 eerst als krijgsgevangene naar Singapore (Changi-kamp) werd gebracht en vervolgens per trein naar Ban Pong (Noordpunt Thailand, het eerste station aan de spoorbaan).
Registratiekaart Frederik Oldenburger, Algemeen Stamboeknummer KNIL 157999. In 1991 hebben we het huis op Baladewaweg 20 in Bandung, hier linksonder genoemd, bezocht (vlakbij Vliegveld Andir)
De eerste groepen Nederlanders kwamen in Birma aan in januari 1943 en gingen naar Tarsao en Kinsayok om daar de Birma-Siam spoorweg verder aan te leggen (het eerste stuk werd aangelegd door Engelsen, die in juni-december 1942 naar Thailand gingen). Hoe later men aankwam hoe verder noordwaarts men aan het werk moest. Waar hij precies terecht is gekomen in Birma is ons onbekend. Wel weten we dat hij zich op 17 april 1945 in ieder geval weer in Thailand bevond, in het Kamp Nakon Pathom. Deze datum staat namelijk genoteerd onder een portrettekening die hij daar heeft laten maken door H. Franz.
Frederik Oldenburger (1899-1975) in Kamp Nakon Pathom, getekend door H. Franz, 17 april 1945. Hij ziet er gezond en opgewekt uit, terwijl de oorlog toch nog niet is afgelopen. Dat was 4 maanden later.
De plaats Nakon Pathom ligt ongeveer 40 km ten westen van Bangkok. Het kamp Nakon Pathom was sinds februari 1944 een hospitaal-kamp, het grootste in de omgeving van de gehele Birmaspoorweg. Het bestond uiteindelijk uit 50 barakken voor elk 200 man. Gedurende een zekere periode was dit kamp een modelkamp ten behoeve van een inspectie van het Internationale Rode Kruis. In die periode was er gelukkig geen sprake van geschreeuw, of slaag van de bewakers, of buigen voor de Japanners en de bewakers. Vader Frederik was kennelijk op zeker moment zo verzwakt dat hij in dit hospitaalkamp terecht is gekomen. Ook heeft hij ons verteld dat de cabaretier Wim Kan, bekend van zijn Burma dagboek 1942-1945, in datzelfde kamp gevangen zat en voor de kampbewoners heeft opgetreden. Het kampdagboek, gepubliceerd in 1986, staat in onze bibliotheek.
Een kampvriend uit die tijd heeft ons in 1991 de plaats van het nu verdwenen Kamp Nakon Pathom aangewezen, vlakbij Tempel Phra Pathom Chedi in de stad Nakon Pathom. Deze tempel is de hoogste van Thailand en de hoogste Boeddhistische tempel in de wereld. Een schitterend bouwwerk, glanzend in de zon. We hebben jaren geleden al een foto van deze tempel in een familie-fotoboek teruggevonden en hebben de plaats van het kamp met Feddo’s Thaise nicht en haar man, een van de bouwers van het kamp, in 1991 bezocht.
Deze dagen denken we terug aan de verschrikkingen die onze familie in de mannenkampen in Singapore, Birma en Thailand en in de vrouwenkampen op Java (drie verschillende vrouwenkampen: Kamp Tjihapit / Bandung; Kamp Makassar / Batavia en Kamp St. Vincentius / Batavia) heeft moeten doorstaan. Zoals in zoveel families, er werd nauwelijks over gesproken. Gelukkig hebben zij het wel overleefd. Bijna alle eigendommen gingen verloren. Als aandenken aan de verschrikkingen die Frederik heeft moeten doorstaan, resten nog twee KNIL-ordetekenen uit die tijd, die mijn schoonvader na de oorlog heeft ontvangen. Het Herinneringskruis (rechts) werd uitgereikt (opgezonden naar Borneo?) op 24 december 1949, 3 dagen voordat de soevereiniteitsoverdracht van Indonesië in Den Haag werd uitgeroepen.
Hier zijn afgebeeld het Ereteken voor Orde en Vrede (links, met draaggesp), uitgereikt 12 febr. 1949; het Oorlogsherinneringskruis (rechts, met draaggesp), uitgereikt 24 december 1949. Het bijbehorend insigne van het laatste kruis is zoek geraakt terwijl we nog wel beschikken over het certificaat van het insigne). We weten dus zeker dat deze eretekens van Frederik Oldenburger zijn, omdat ook de certificaten bewaard zijn gebleven.
In 1947, na een langdurig verblijf in Nederland, is het gezin Oldenburger weer naar Borneo teruggekeerd. Feddo verliet in de zomer van 1950 zijn geliefde geboorteland, om naar de middelbare school in Nederland te gaan. Vader en moeder en Ledy volgden een jaar later.
N.a.v. dit Bericht ontvingen wij een reactie van de schoonmoeder van Juliet, die ook over een portret van een ‘donker’ meisje van Simon Maris beschikte (uit 1933), hieronder afgebeeld.
Simon Maris. Jongedame met kettinkje. Olieverf op paneel. Gesigneerd en gedateerd (1933). Particuliere Collectie
Dus nog maar eens verder op zoek naar portretten van Simon Maris. Wie is dit model? En waar komt het schilderij vandaan? Het moet geschilderd zijn in de tijd dat Simon in Amsterdam woonde op de Keizersgracht 498. Bekend is dat het tot eind jaren tachtig heeft gehangen in Café – Bodega “Le Jardin”, op de hoek van de Vijzelstraat en de Reguliersdwarsstraat. Het verhaal gaat dat de baas van dit café dit schilderij voor de Tweede Wereldoorlog al heeft ontvangen, waarschijnlijk als ruilmiddel (tegen wijn of andere spiritualia), misschien van Simon Maris zelf, die tamelijk dichtbij woonde, of van een eerdere koper van het schilderij?
Op Internet zocht ik naar vergelijkbare portretten in de hoop de naam van deze jongedame te vinden.
Simon Maris. Negroïde dame met sieraden. Olieverf op paneel. Geveild bij Twents Veilinghuis, 2020
Simon Maris. Jonge vrouw met boek. Olieverf op doek op schilderboard. Gesigneerd, 1926. Voorheen Collectie Simonis & Buunk
Bovenstaande twee portretten lijken wel iets op het portret uit 1933. Ook hebben de meisjes steeds hetzelfde kettinkje om. Of de eerste twee dezelfde vrouw voorstellen zou kunnen, maar valt moeilijk te zeggen. In het vorige Bericht over Isabella werd gesuggereerd dat zij mogelijk een Creoolse of Hindoestaanse was. Bij het tweede portret spreekt het Twents Veilinghuis van een negroïde meisje.
Verbouwingstekening door A.C.Swets. 1901. Stadsarchief Amsterdam. De tweede en derde verdieping werden tot één hoge lichte ruimte verbouwd.
Naast deze portretten heeft Simon Maris ook vele andere dames geschilderd, vaak zijn vrouw en kinderen. Hij wordt terecht portretschilder genoemd. Hij ontving zijn modellen, als hij In Amsterdam was, in zijn atelier op de Keizersgracht 498. Dit huis dat hij in 1901 had gekocht heeft hij ten gunste van een ruim en licht atelier eerst laten verbouwen. De verbouwingstekening bevindt zich in het Stadsarchief Amsterdam. Op de bijgevoegde foto zien we ook het nieuwe interieur (i.p.v. het atelier van Simon, dat al in het vorige Bericht werd afgebeeld) en het grote raam op het NO, dat voor schilders het ideale licht laat binnenkomen.
Het interieur van het atelier van Co-op 2, het reclamebureau van fotograaf Guermonprez (1908-1944). Ca, 1935. Stadsarchief Amsterdam
(231) De bekende Amsterdamse portretschilder Simon W. Maris (1873-1935) was een zoon van de beroemde landschapsschilder Willem Maris (1844-1910) en een achterneef van onze (over)grootmoeder Carolina Sophia Vogelesang. Sinds 1901 was hij de gelukkige eigenaar van pand Keizersgracht nr. 498 te Amsterdam. Zie de archieffoto hier beneden afgebeeld.
Zijn portret Isabella zien we deze maanden veel afgebeeld in verband met de tentoonstelling Slavernij, te bewonderen vanaf het moment dat de deuren van het Rijksmuseum na de lockdown weer open gaan. De voormalige titel van het schilderij is ‘Indisch type, Oostersch meisje zittend in een fauteuil’, later ook aangeduid als ‘Indisch type’ of ‘Negerinnetje’.
De keuze van dit schilderij op de affiche van de tentoonstelling heeft te maken met het feit dat het museum de nadrukkelijke wens koestert ‘inclusief’ te werken, dwz. voor IEDEREEN. Ook bij de presentatie van schilderijen streeft men er naar voor allen, ongeacht ras, stand of afkomst, toegankelijk, interessant en aantrekkelijk te zijn.
Simon Maris. Isabella (voormalige titel: ‘Indisch type; Oostersch meisje zittend in een fauteuil’). Ca. 1906. Olieverf op doek. 41 × 29 cm. Amsterdam, Rijksmuseum
Foto’s van Isbella (ca. 1906), genomen door Simon Maris in zijn atelier.. Coll. RKD Den Haag
Zoals gezegd voorheen werd dit meisje aangeduid als ‘Indisch type’ of ‘Negerinnetje’. Nu zouden we zeggen een nakomelinge van een tot slaaf gemaakte voorouder. Uit recent (2020) onderzoek is gebleken dat haar voornaam Isabella was. De identificatie kwam tot stand door teruggevonden foto’s en verwijzingen in het archief van de schilder. Haar leeftijd wordt geschat op ongeveer twaalf jaar, -volgens schatting van het Rijksmuseum- toen zij in Maris’ atelier op de Keizersgracht 498 poseerde voor haar portret.
Is Isabella werkelijk een Indisch / Oostersch type of Negerinnetje? Dat is moeilijk af te lezen van dit portret. Mogelijk een Hindoestaans meisje of een Creoolse. Een mix was niet gebruikelijk aan het begin van de twintigste eeuw. Had Simon mogelijk een voorliefde voor getinte vrouwen uit andere landen omdat zijn eigen voorgeslacht ook uit een ander land (Tsjechië / Praag) afkomstig was? Zijn overgrootvader Wenzel Maresch had immers zijn vaderland verlaten om deel te nemen aan de oorlog tussen Oostenrijk en Frankrijk en was uiteindelijk (ca. 1806) in Amsterdam terecht gekomen. Daar vestigde hij zich eerst als steenhouwer, later werd hij boekdrukker in Den Haag. Het is bekend dat Simon tijdens WO I ook een serie portretten maakte waar een Roma-familie model voor stond. Deze familie was gestrand met een Duits schip voor de haven van IJmuiden en Simon zorgde -als lid van een liefdadigheiscomité- er voor dat deze familie in Amsterdam onderdak kreeg.
Keizersgracht 498 (dichtbij de Leidsestraat), middelste huis, in 1901 gekocht en verbouwd door Simon Willem Maris. Hij liet de 3de en 4 de verdieping verbouwen tot een groot schildersatelier, met een groot raam op het noordoosten
Sigmund Löw (toegeschreven aan), 1905. Simon Maris in zijn atelier op Keizersgracht 498, Amsterdam. Collectie RKD Den Haag.
Een portret van een donkere man, passend bij de komende tentoonstelling in het Rijksmuseum, wil ik in dit verband ook hier afbeelden. Het is een portret dat Juliet tijdens haar opleiding aan de Koninklijke Academie Den Haag heeft gemaakt. De naam van deze jongeman die model heeft gezeten is helaas ons onbekend.
Juliet Oldenburger. Man zit model op de Koninklijke Academie Den Haag. Ca. 1990. Part. Collectie Arnhem