Categoriearchief: Groen Erfgoed

Portret van vader Jan en zoon Louis Zocher in de Zocherstraat in Amsterdam

‘Geef straten een gezicht’:  Zocherstraat bij het Vondelpark in Amsterdam.

 Sinds nov. 2015 is een portret van Jan en Louis Zocher te zien in de Zocherstraat  / hoek Overtoom, in Amsterdam. Foto Carla Oldenburger

Zie ook Portraits Zocher family.  (Bericht 9 december 2016).

(tekst gedeeltelijk overgenomen van Gioia Endt, Het Parool 16 november 2015):

“In veel straten in Oud-West zijn ze al te vinden boven de straatnaambordjes: panelen met daarop een afbeelding en gedicht of tekst van de persoon naar wie de straat is vernoemd. Paul Fennis: ‘De straatnamen kennen we, maar veel bewoners hebben geen idee wie de persoon was en waarom er een straat naar hem of haar is vernoemd. Ik wil de straten meer persoonlijkheid te geven.’

In 2013 bedacht Paul Fennis ‘Geef Straten een Gezicht’. Bij hem om de hoek – Fennis woont al 26 jaar op het J.J. Cremerplein – in de Staringstraat staat een gebouw dat een groot wit vlak op de muur had. Hij wilde daar een portret en gedicht van Staring op afbeelden. Toestemming van de eigenaar van het pand en de welstandscommissie had hij al. ‘Het zou zevenduizend euro gaan kosten, dat vond ik te duur. Ik wilde nog wel iets doen met het portret. En zo kwam het eerste paneel van de Cremerbuurtserie er.’

In de buurt zijn alle straten vernoemd naar dichters en schrijvers, dus hij kon meteen meerdere borden ophangen. En het sloeg aan. In de afgelopen twee jaar kregen de Borger-, Bellamy-, Helmers- en Da Costabuurt panelen van Fennis. Hij merkt dat steeds meer mensen het opmerken en het leuk vinden.

Bij het ophangen van het paneel in de Gillis van Ledenberchstraat liep een groepje kinderen langs. ‘Ze waren verbaasd dat de man vierhonderd jaar geleden leefde. Door de afbeeldingen zien ze hoe mensen er toen uitzagen, met die grote kragen. Zo krijgen ze een idee van die tijd.’

Regiegroep
Het voorwerk kost driekwart jaar. Na het uitzoeken van een gevel en het aanbellen bij bewoners moet Fennis zijn initiatief indienen bij de regiegroep van de buurt. Deze groep bepaalt of een deel van het buurtbudget wordt gebruikt. De ene keer gaat dat makkelijker dan de andere keer. ‘Voor de Frederik Hendrikbuurt zat ik tussen negen dames. Zij waren zo enthousiast dat ze direct een subsidie voor vijf panelen toekenden.’

Als de regiegroep heeft ingestemd, gaat Fennis opzoek naar de juiste lijsten, afbeeldingen en teksten. ‘Voor de eerste series kwamen mijn afbeeldingen nog bij antiquariaat Boek en Glas vandaan. De eigenaren Peter en Conchita van der Linde hielpen mij met het uitzoeken van de juiste portretten en tekst.’

Nu komen de afbeeldingen bijna allemaal bij het Rijksmuseum vandaan. Voorlopig is hij nog druk met het project. Woensdag hangt hij weer een aantal panelen op: zes in de Da Costabuurt, een dubbelportret in de Zocherstraat van vader en zoon Zocher en drie in de Zeeheldenbuurt. Binnenkort zit hij weer aan tafel bij de dames van de Frederik Hendrikbuurt. ‘Ze vroegen of ik weer langs wilde komen. Ik sta enthousiast in de startblokken.’

Op Facebookpagina Geef Straten een Gezicht is het hele proces te volgen.”

Natuurlijk een prachtig initiatief en je vraagt je af “Wie volgt?”

Er zijn zeker veel meer straten in Nederland naar tuinarchitecten vernoemd. Een heel bijzondere ‘straat’ is de steeg in Stiens (Fr.) die naar Gerrit Vlaskamp is genoemd. Hij ligt vlak bij de door hem ontworpen en aangelegde tuin van het doktershuis in Stiens, die door de familie Van Riemsdijk de afgelopen jaren zo prachtig is gerestaureerd.

Foto Aly Westra -van der Mark, 2014.

Na een snelle oriëntatie op Internet kwam ik tot het volgende lijstje straten, lanen etc. genoemd naar tuinarchitecten:

Zocherstraat Amsterdam
Zocherstraat Haarlem
Zocherstraat Rotterdam
Zocherstraat Alkmaar
Zocherstraat Wijk bij Duurstede                                                                              Jan David Zocherstraat IJsselstein

Jan Bijhouwerstraat IJsselstein
Jan Bijhouwerstraat Purmerend

Daniel Marotstraat Velserbroek
L. Brownstraat Velserbroek
A. Molletstraaat Velserbroek
H. Reptonstraat Velserbroek
L. Roodbaardstraat Velserbroek
H. Poortmanstraat Velserbroek
M. Ruysstraat Velserbroek
J. Bijhouwerstraat Velserbroek
L. Springerstraat Velserbroek
J. Paxtonstraat Velserbroek
Zocherplantsoen Velserbroek
J. Michaelpad Velserbroek
W. Kentstraat Velserbroek

Leonard Springerlaan Meppel. Met dank voor foto aan Maja Salverda

Leonard Springerlaan Haarlem
Leonard Springerstraat Waddinxveen
Leonard Springerstraat Groningen

En er zullen er vast nog wel meer zijn. Wie weet willen anderen dit initiatief wel overnemen???

Vincent van Gogh en ingepakte rozen? Wie helpt?

Ingepakte rozen of wat tekende Vincent van Goch hier?   Wie helpt?

Wintertuin, 1884. achter de pastorie te Nuenen. Vincent van Gogh, potlood, pen in inkt, op papier. Van Gogh Museum, Amsterdam

Alweer bereikte ons een spannende vraag, die we gaarne uitwerken in een ‘Bericht’, voor een Amerikaanse onderzoeker. Van Gogh heeft op boven afgebeelde tekening  de achtertuin getekend van het pastoriehuis in Nuenen, met een uitzicht op de kerk aldaar. Heel duidelijk zien we een afgeperkte tuin met in het achterste deel drie grote kale moestuin- of bloemenbedden en voorin een deel met 2 vruchtbomen (peren?) en een bosje ingepakte planten. Het Van Gogh Museum zegt in haar informatie over deze tekening dat de planten met stro zijn ingepakt tegen de kou en de onderzoeker suggereert mij dat het misschien om planten gaat die gewikkeld zijn in jute.  Om welke planten het gaat wordt niet duidelijk.

Het fenomeen komt bij van Gogh meer malen voor. Ook de volgende schilderijen vertonen dezelfde ingepakte planten.‘Pastorietuin in de sneeuw’ uit 1885 (The Norton Simon Museum Pasadena California). Ingepakte planten links

De pastorie te Nuenen: Tuin in de sneeuw. Verblijfplaats schilderij onbekend. Ingepakte planten rechts

Het zullen toch niet al te exotische planten zijn, in zo’n ‘boerentuin’ in Nuenen, maar welke planten we ons nu precies moeten voorstellen? Stamrozen misschien? Hoge planten komen het meest in aanmerking. Welke plantenkenner, plantenkweker of tuinbouwkundige heeft een goed idee en helpt onze Amerikaanse onderzoeker verder?

Eendenhuisjes

Via via kreeg ik de vraag of wij beschikten over plaatjes of bouwkundige tekeningen van een (historisch) eendenhuisje, passend in een vijver bij De Bleek in Doesburg. Dergelijke vragen zijn gewoon leuk om in te duiken, omdat we er zelf ook weer van kunnen leren. Hier volgen dus wat geschikte huisjes naar ons oordeel. Het huisje dat we goed kennen staat op de buitenplaats Kasteel Keukenhof. De anderen vonden we op Internet.

Het eerste plaatje is een echte bouwkundige tekening (aanzien en plattegrond) van enige eendenhokken in de Stationsstraat in Sneek uit 1898. Rechts het eendenhok. De wanden zijn waarschijnlijk gevormd door aangesmeerd stro met of zonder cement vermengd, of door cement waarin boomtakken zijn ‘gegraveerd’, bekend als cementrustiek.

Hieronder het eendenpaleis van de eenden op Kasteel Keukenhof. Door de  neogotische spitsramen wordt de bouwstijl van het huisje neogotisch genoemd en wordt het gedateerd tweede helft negentiende eeuw. Het huisje staat op een soort eilandje.

Dan volgen twee foto’s van een huisje op het landgoed Oranjewoud te Oranjewoud, met rieten wanden en een rond  rieten dak op een eilandje. Het oorspronkelijke huisje dateert uit het midden van de 19de eeuw.

Het volgende eenden-eiland is gelegen in het Kronenburgerpark te Nijmegen.

Op buitenplaats de Colckhof te Heino staat het volgende bijzonder mooie eendenhuis. De eigenaar is Natuurmonumenten en zij zeggen hierover: “Op buitenplaats De Colckhof staan twee bijzondere tuinsieraden. Het pittoreske eendenhuisje staat aan de oever van de vijver. Gebouwd in vakwerkstijl gecombineerd met cementrustieke wanden. Met een fors overstekend rieten dak met windveren en kleine vensters met roedenverdeling staat hier een buitenplaatswaardig eendenverblijf.”

En onderstaande ‘eendenvilla’ aan het water is een eendenhuisje en tegelijkertijd een folly, of tuinsieraad. Ik zou het een ‘rotshuisje’ willen noemen. De foto werd genomen door Martin Klamper.

Het laatste zeer markante huisje wat we nog willen vermelden, is dat op de buitenplaats van Kasteel Nijenrode. Het is een rijksmonument en de de Rijksdienst Cultureel Erfgoed zegt hierover: “Het EENDENHUIS staat aan de zuid-oostelijke zijde van een halfcirkelvormige vijver. De vijver bevindt zich tegenover het tennishuisje met het labyrinth in het zuidwestelijke deel van het park van de buitenplaats Nijenrode. De talud van de vijver is bekleed met natuurstenen blokken. Ter plaatse van het eendenhuis is een keermuur van deze blokken opgebouwd. Het houten huisje staat op een rechthoekige onderbouw van gemetselde natuurstenen blokken en is gefundeerd op de keermuur en op vierkante pijlers die in het water staan. De houten opbouw met zadeldak (oorspronkelijk met riet gedekt) is circa één meter hoog. Het houten vakwerk is ingevuld met sierpanelen bestaand uit halfronde delen in verticale, horizontale en diagonale positie. Aan de voorzijde (noordwestzijde) bevinden zich twee rechthoekige openingen. Waardering Het gebouwtje is van algemeen belang vanwege de architectuurhistorische waarde als gaaf bewaard voorbeeld van een eendenhuis uit het begin van de twintigste eeuw, vanwege het bouwtype en het materiaalgebruik alsmede van cultuurhistorische waarde als functioneel onderdeel van de buitenplaats Nijenrode. Het eendenhuis heeft ensemblewaarde vanwege de ligging binnen de parkaanleg van het buiten en de ruimtelijk-functionele relatie met de andere onderdelen van het complex. (bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)”.

Helaas is de mooie foto niet te downloaden. Zie Google onder “eendenhuis Nijenrode”.

Jan Holwerda, bedankt voor de hulp.

ZEVENTIEN MARKANTE MONUMENTEN BEHOUDEN DOOR SUBSIDIE PROVINCIE UTRECHT

ZEVENTIEN MARKANTE MONUMENTEN BEHOUDEN DOOR SUBSIDIE PROVINCIE UTRECHT

21 februari 2017
De provincie Utrecht draagt vanuit de subsidieregeling Erfgoedparels 3,3 miljoen euro bij aan de restauratie van zeventien rijksmonumenten. Met behulp van deze bijdragen blijven deze markante monumenten behouden en wordt een aanzienlijke bijdrage geleverd aan het wegwerken van de restauratieachterstand.

De zeventien gehonoreerde projecten bestaan uit: zes historische buitenplaatsen, vijf kerken, twee scholen, een klooster, een museum, een begraafplaats en een onderdeel van een kerk (retabel).

De projecten zijn:

Landhuis de Horst (Utrechtse Heuvelrug, Driebergen),

Kasteel de Haar (Utrecht),

Oranjerie Nijenrode (Stichtse Vecht, Breukelen),

Kasteel Amerongen (Utrechtse Heuvelrug, Amerongen),

Buitenplaats Beerschoten-Willinkshof (Utrechtse Heuvelrug, Driebergen),

Muur buitenplaats Doornburgh (Stichtse Vecht, Maarssen),

Sint Jozefkerk Achterveld (Leusden),

Sint Bavokerk Harmelen (Woerden),

Augustinus Kerk (Utrecht),

Onze Lieve Vrouwe ten Hemelopneming (Houten),

Dorpskerk Maarsbergen (Utrechtse Heuvelrug, Maarsbergen),

Oude School (Oudewater),

Koningin Wilhelminaschool (Utrecht),

Voormalig klooster Mariënhof (Amersfoort),

Museum Flehite (Amersfoort),

Begraafplaats Hogewal (Woerden),

Retabel in de Grote Kerk (Vianen).

We wensen alle uitverkorenen geluk met de restauraties. Wie weet kunnen we aan  de historische buitenplaatsen of aan het klooster en de begraafplaats nog onze bijdrage leveren.

Mien van de Geijn, Mien Ruys en de natuurhistorie in Maastricht

In augustus 2016 brachten wij een bezoek aan het historisch groen van Maastricht.  Zie onze weblog van 20 augustus 2016. Servé Minis, adviseur Cultuurhistorie van de gemeente Maastricht, leidde ons rond. We leerden veel, o.a. over de ‘Twee Mienen’. We bezochten o.a. de tuin van het Natuurhistorisch Museum en achteraf begrepen we pas dat de moeder van Servé daar zo’n belangrijke rol bij had gespeeld. Onze zoektocht naar moeder Mien, die Mien Ruys uitnodigde om de tuin van het Natuurhistorisch Museum te renoveren, leverde een artikel op van Eric Wetzels in de Heimans en Thijsse Nieuwsbrief december 2016, p.4-5. Genoemde auteur en de Heimans en Thijsse Stichting waren zo vriendelijk ons toestemming te geven dit artikel op onze website over te nemen. Voor de Heimans en Thijsse stichting, zie http://www.heimansenthijssestichting.nl

Wilhelmina (Minis-) van de Geijn, conservator van het
Natuurhistorisch Museum Maastricht van 1939 tot 1948

Links Rector Jos. Cremers (1873-1951), eerste conservator (directeur) van het Natuurhstorisch Museum van Maastricht van 1912 tot 1939; rechts dr. Wilhelmina van de Geijn, zijn opvolger

Eli Heimans en Jac P. Thijsse hebben zeer veel voor de natuurbeleving en natuurhistorie in Nederland betekend. Maar zij waren niet de laatsten. Velen traden in hun voetsporen: bekenden en minder bekenden. In dit bericht aandacht voor een vrouw in het Maastrichtse in de eerste helft van de twintigste eeuw: Wilhelmina (Minis-)van de Geijn.

Wilhelmina Anna Eleonora van de Geijn werd op 21 februari 1910 geboren in Puiflijk (Druten), in het land van Maas en Waal. Na het gymnasium in Venray ging ze eind jaren 1920 in Leiden studeren. “Verliefd worden, dat deed je niet. Dat mocht pas als je afgestudeerd was”, sprak Mien Minis-van de Geijn uit in een interview over haar studententijd voor de nieuwsbrief van de Leidse Universiteit in 2007. Al op 27-jarige leeftijd promoveerde zij op 2 december 1937 aldaar tot doctor in de paleontologie op het onderwerp: ’Das Tertiär der Niederlande mit besonderer Berücksichtigung der Selachierfauna’, waarin zij onder andere over de haaientanden van Elsloo publiceerde. Fossielen die tevoorschijn waren gekomen bij het graven van het Julianakanaal en die in 1932 door de beroemde huisarts en onderzoeker Dr. Beckers uit Beek waren verzameld. Een bètavrouw die promoveerde in 1937 was een zeldzaamheid. Haar datering van de zgn. Elsloo-lagen uit het onderzochte sediment is nog steeds gekend.
Twee jaar later in 1939 volgde – toen nog – mejuffrouw van de Geijn, Rector Cremers op als conservator van het museum. Cremers was een van de stichters van het Natuurhistorisch Genootschap (opgericht in 1910) en eerste conservator van het museum (opgericht in 1912) en oorspronkelijk kapelaan en leraar in Rolduc. De stad Maastricht stelde in 1912 aan het Natuurhistorisch Genootschap het voormalige Grauwzustersklooster beschikbaar, dat bestond uit een kapel, enige kloosterruimtes, een tuin en een huis voor moeder-overste (het ’Huis op den Jeker’), om daarin het ’Provinciaal Museum der Natuurlijke Historie’ onder te brengen. Het Huis op de Jeker was de dienstwoning ten tijde van het klooster en fungeerde daarna als woning van de conservator van het museum.
De benoeming van Mien van de Geijn was nog ‘een dingetje’: genootschap en gemeenteraad wilden haar graag als conservator (toen: conservatrix!), maar het Maastrichtse college van B&W had een andere voordracht. Dit leidde tot onenigheid, met het einde van de personele unie tussen gemeente en genootschap tot gevolg. Hierna werd een commissie van toezicht ingesteld, waarin raads- én genootschapsleden zitting hadden. Helemaal goed kwam het hierna nooit meer tussen gemeente en genootschap. Maar Wilhelmina van de Geijn werd benoemd per 16 mei 1939!
Mien van de Geijn betekende veel voor het museum,  in de negen jaar dat zij leiding gaf aan de kleine museumstaf. In een rede bij het 50-jarig bestaan van het museum in 1962, roemde Genootschapsvoorzitter Eugène Kruytzer veel van haar inspanningen: zij was jarenlang bestuurslid van het genootschap, was van 1945 tot 1953 (en daarna van 1967 tot 1973) hoofdredacteur van het Natuurhistorisch Maandblad, initiator van de reeks Publicaties van het Genootschap (een reeks naast het maandblad). Zij had de bibliotheek opnieuw opgezet, het museum gemoderniseerd en de tuin heringericht. Het genootschap besloot daarom om haar (tevens het moment van haar zilveren promotie-jubileum) tot ’lid van verdienste’ te benoemen. Haar museale inzet richtte zich met name op het vertalen van wetenschap ten behoeve van een groot publiek, door bijvoorbeeld reconstructietekeningen van landschappen aan de opstelling toe te voegen, waarmee de educatieve waarde groeide. Normaal voor nu, maar bijzonder voor toen. Bovendien heeft zij delen van de collectie wetenschappelijk geordend en beschreven, stimuleerde anderen om dat te doen en het maandblad won aan wetenschappelijke waarde door haar inzet.
Gedurende de oorlog gebeurde er veel in het museum: er waren verschillende onderduikers, de nazi’s ‘vereerden’ het museum meermaals met een bezoek ter inspectie van de collecties en in 1943 werd zo de belangrijke entomologische Wasmann-collectie ‘veilig gesteld’ in Berlijn, vanwege zijn grote importantie. Het was de Amerikaanse legerofficier en professioneel entomoloog (insectendeskundige) John Bailey, die de Wasmann-collectie hoogstpersoonlijk, en buiten alle protocollen om, naar het museum terug bracht, waar deze op 29 september 1945 door een gelukvolle conservatrix in ontvangst werd genomen.
Meteen na de oorlog werd de museumtuin, al sinds 1913 onderdeel van de museumcollectie, opnieuw onder handen genomen. Wilhelmina van de Geijn betrok de bekende tuinarchitect Mien Ruys om hier vorm en inhoud aan te geven. De essentie van het plan was een tuin in terrassen en van grote eenvoud en helderheid en voorzien van inheemse, vooral lokale planten. De tuin moest een goed beeld geven van de biologische omgeving van het krijtlandschap. Uit de tuin van huisarts en botanist August de Wever haalde Mien van de Geijn een jonge kastanjeboom op, die zij achterop de fiets van Nuth naar de museumtuin bracht. Tegenwoordig staat deze jonge scheut er nog steeds, maar nu als majestueuze en monumentale boom, met wijd gespreide takken.
Enige jaren later, op 15 augustus 1948, kreeg zij ontslag toen (omdat) zij in het huwelijk trad met Toine Minis, de latere gemeentesecretaris van Maastricht. Zij moest haar formele werk beëindigen, maar het betekende niet het einde van haar inzet voor de natuurhistorie. Bij het genootschapsjubileum in 1960 schreef zij een eerste wordingsgeschiedenis van het genootschap en jaren later werd zij (voor de tweede keer) hoofdredacteur van het Natuurhistorisch Maandblad (1967-1973).
In feite was mw. Minis directeur van het museum, maar pas sinds 1953 werd de functie ook als zodanig benoemd. Geboren in het oprichtingsjaar van het genootschap, heeft zij een heel groot deel van de geschiedenis van genootschap en museum meegemaakt. Bewust meegemaakt, want tot op hoge leeftijd volgde zij ’s lands politiek en de mondiale ontwikkelingen. Zij las de kranten en wist mee te praten over vele onderwerpen. Ver in de negentig, bezocht zij nog culturele bijeenkomsten en bleef zij helder en geïnteresseerd. Tot op hoge leeftijd woonde ze zelfstandig in het Huis op de Jeker te Maastricht, het huis waarin zij sinds de jaren veertig van de twintigste eeuw woonde, met een kleine privé-tuin, die grensde aan de museumtuin. Het was in dit huis – waarin zij ook na haar dienstjaren kon blijven wonen – waar zij uiteindelijk ten val kwam, waarna zij op 19 november 2009 op 99-jarige leeftijd overleed. De jubilea van het genootschap (2010) en museum (2012) heeft zij helaas niet meer mee mogen maken.
Het Natuurhistorisch Museum Maastricht beschouwt haar als een kundig expert, die het museum en de collectie door de oorlogsjaren heen heeft getrokken en daarbij in de museale taken heeft volhard en de collectie weer bijeen wist te brengen en deze wist te behouden. Ook heeft ze het museum in de jaren daarna in het goede spoor gekregen. In die geest probeert het Natuurhistorisch Museum Maastricht haar inzet levend te houden.

Drs. Eric P.G. Wetzels
eric.wetzels@maastricht.nl
Oud-directeur Natuurhistorisch Museum Maastricht, Centre Céramique en Kumulus (2006-2015)

L. Minis et al., 2012. Natuurhistorisch Museum Maastricht, Silhouetreeks nr. 80, Stichting Historische Reeks Maastricht, Maastricht, pp. 24-25 (uitgegeven bij gelegenheid van het 100 jarig jubileum van het museum).

M. Pluijmen, 2012. ”Verliefd worden, dat deed je niet”. Nieuwsbrief 071127 Universiteit Leiden, zie internet: http://www.leidenuniv.nl/nieuwsarchief2/1949.html.

E. Wetzels, 2010. In Memoriam Mevr. Dr. W. Minis-van de Geijn, in: Natuurhistorisch Maandblad januari 2010, p. 18.

Met dank aan Eric Wetzels en Eddy van der Maarel.

Wie is de prinses van de Prinsessetuin in Wassenaar?

Wie is de prinses van de Prinsessetuin en waar is zij gebleven? We bestudeerden onlangs voor een onderzoekje en een lezing de geschiedenis van de Prinsessentuin in Wassenaar op landgoed De Paauw (terzijde van het Raadhuis van Wassenaar).  In het tempeltje stond tot voor kort een beeld van Victoria (of moet zij een engel voorstellen?), maar dit is niet het originele beeld wat daar halverwege de 19de eeuw werd geplaatst.

Victoria  met een lauwerkrans in de rechterhand en een palmtak in de andere, is pas na de renovatie van de tuin in de jaren vijftig (Hein Otto, 1951) op die plaats terecht gekomen. Momenteel is de tempel, wachtend op restauratie, dichtgetimmerd en de bijzonder gracieuse Victoria is door vandalen verruïneerd en zal waarschijnlijk niet meer in de tempel terugkeren. Het beeld is een zinken afgietsel van een oorspronkelijk marmeren beeld van Christian Daniel Rauch (ca. 1837), een zeer bekende Duitse beeldhouwer met een eigen museum in Arolsen. Het stond oorspronkelijk in het ‘Victoria-vak’, een deeltuin met oranjebomen en stamrozen, en later in de rododendrontuin.

Maar Victoria is niet de prinses naar wie de Prinsessetuin is genoemd. Oorspronkelijk hoort zij niet in het tempeltje thuis. Prins Frederik, de broer van de latere Koning Willem II, kocht in 1838 landgoed De Paauw en de aangrenzende buitenplaatsen Backershagen, Raaphorst, Ter Horst, en tenslotte Eikenhorst en Groot Hasenbroek. Hij was getrouwd met zijn nicht Prinses Louise van Pruisen en zelf opgevoed aan het Hof te Berlijn. Zij waren beiden erg gehecht aan de streek waar ze in hun jeugd verbleven, Berlin en Potsdam, met name Schloss Charlottenburg en Schloss Sanssouci. Aan de hoven van Berlin en Potsdam waren in hun tijd de architecten  K.F. Schinkel, L. Persius, F.A. Stüler en Hermann Wentzel zeer gezien en Frederik en Louise kozen voor de laatste om hun paradijs in Wassenaar aan te leggen. In 1851 lieten zij hem overkomen voor de inrichting van de tuin. Hij maakte schetsen voor de Paradiesgärtchen of Prinsessetuin, die in zijn Architectonisches Skizzenbuch van 1858 werden gepubliceerd. Dankzij deze ‘schetsen’ hebben we een goed idee van de sfeer van de tuin en welke tuinornamenten erin hebben gestaan. Behalve de tempel zijn ze alle verdwenen.

Een van deze schetsen (bovenstaand) stelt het tempeltje voor met een marmeren beeld van een  jonge vrouw. Het beeld,  weliswaar iets anders uitgevoerd dan op de schets van Wentzel (zie hieronder een foto uit Gemeentearchief Wassenaar ca. 1935), is niet behouden.

Bureau Wevers & Van Luipen deed nader onderzoek om de beeldhouwer en de betekenis van het beeld te achterhalen. Wie was deze vrouw in het tempeltje van De Paauw? Zij constateerden dat het beeld De Hoop (Spes) voorstelt, die meestal wordt afgebeeld met een bloem in haar hand, en dat het is gemaakt door de beeldhouwer Berthel Thorvaldsen, een Deens beeldhouwer die bevriend was met de architect Schinkel. Het werd oorspronkelijk vervaardigd voor het familiegraf van de Von Humboldts.

Beeld Spes van Berthel Thorvaldsen (Thorvaldsen Museum Kopenhagen)

Dit beeld, dat dus vanaf ca.1858 tot de Tweede Wereldoorlog in de Paradijstuin of Prinsessentuin heeft gestaan, roept de vraag op waarom het thema van De Hoop is gekozen. De tempel had een centrale plaats in de tuin en Frederik kon er vanuit zijn studeerkamer via het beukenlaantje van genieten. Stelde Spes soms in zijn gedachten Prinses Louise voor? Zijn hoop op het paradijs? Is ‘De Hoop’ de personificatie van Prinses Louise?

Vredesbrug van Slot Heemstede getekend door Jan David Zocher?

Slot Heemstede te Heemstede is gebouwd in de Middeleeuwen tussen 1280 en 1290 en daarna een aantal keren verwoest. In 1810 werd het slot, zoals zo vele in die tijd, afgebroken. De funderingen uit de middeleeuwen zijn nog altijd aanwezig. Adriaan Pauw liet omstreeks 1648, ter gelegenheid van de Vrede van Munster, waar hij zelf bij betrokken was, de ‘Pons Pacis’ of ‘Vredesbrug’ bouwen, evenals de hier in zeer vereenvoudigde vorm afgebeelde ‘Tecklenburgse Poort’.
nl-hlmnha_53003445Jan David Zocher, 1835. Vredesbrug en ruïne van Tecklenburgse Poort (de toegangspoort tot het kasteel). Aquarel en potlood (Noord-Hollands Archief, coll. Kennemerland)

Wie deze tekening heeft vervaardigd, Jan David of Louis Paul Zocher,  is onduidelijk. Het NH archief geeft als tekenaar L.P. Zocher (1820-1915) op en als jaartal 1835, maar als dit jaartal klopt, dan is het veel aannemelijker dat de tekening van zijn vaders hand is. Navraag bij het NH-Archief leverde op dat de gegevens van de naam L.P. Zocher en het jaartal 1835 op de achterzijde van de tekening staan vermeld. Ik ga er van uit dat er een vergissing in het spel is en dat de tekening van de hand van J.D. Zocher jr.  is, daar de eerst bekende ontwerp-tekening van zijn zoon L.P. Zocher pas van 1850 dateert en er wel tekeningen/projecten van vader Jan uit 1835 bekend zijn.

Op het hieronder afgebeelde schilderij van G. Berkheyde (1630-1695) staat het slot Heemstede afgebeeld ten tijde van Gerard Pauw, zoon van Adriaan Pauw. Hierop is de Tecklenburgse Poort nog in volle glorie te zien.

Oldenburgia-Flower market Amsterdam

Bloemenmarkt op het Singel ten tijde van de eerste elektrische trams (zie de afgebeelde tram op de brug).
20161202-5-2Bloemenmarkt op het Singel. Onleesbaar gesigneerd. Ca. 1910-1920? Collectie J.E. Oldenburger. Foto Walther Schoonenberg

Dit schilderij is van een onbekende schilder; zijn signatie in de rechter benedenhoek bleef althans voor ons onleesbaar. Toch werd ik geroerd door de kleuren van de geraniums en andere planten, de ouderwetse tram, het zicht op het water en de omgeving dat niet meer bestaat en de tuinders gestoken in hun boerenkielen onder hun boerenpetten.

De Bloemenmarkt op het Singel in Amsterdam, ooit bekend als de bloemen- en plantenmarkt,  is wereldwijd bekend, maar helaas tegenwoordig meer op toeristen gericht dan op Amsterdamse bloemen- en plantenliefhebbers. Toeristen kopen hier zaden en bloembollen en houten tulpen, omdat zij toch een bloemetje uit Nederland mee naar huis willen nemen. De originele handel in bomen, heesters en vaste planten  is bijna verdwenen.

De markt bestaat al eeuwen, maar was vroeger op een andere plaats, namelijk tot 1862 op de de Sint-Luciënwal. Toen de Nieuwezijds Voorburgwal in 1883 werd gedempt, moest de bloemenmarkt verhuizen naar de tegenwoordige plaats aan het Singel.

800px-gerrit_adriaensz-_berckheyde_-_the_nieuwezijds_voorburgswal_amsterdam_-_wga1930G. A. Berckheyde, 1686.Bloemenmarkt op Nieuwezijds Voorburgwal. Rechts stadhuis. Coll. Museo Thyssen-Bornemisza, Madrid

Verschillende schilderijen uit de eerste helft van de 20ste eeuw laten nog zien dat de bloemen en planten dagelijks werden aangevoerd met boten, o.a. vanuit Aalsmeer; nu zijn de marktkramen zelf gevestigd op boten, liggend in de gracht, en wordt de handel per vrachtauto aangevoerd.

Een enkele keer worden nog wel eens schilderijen geveild waarop deze oude taferelen te zien zijn. O.a. van Jan Knikker (1911-1990) en Eduard Stoffels (1877-1958). We zien dan boten in het singel liggen met bloemen en planten die uitgestald worden op de kade. Het uitzicht op het water en de overkant was nog vrij in die tijd omdat de drijvende winkels het uitzicht nog niet verstoorden.

Dit schilderij lijkt uniek, omdat het tot nog toe het enige is waarop ook de elektrische tram te zien is. Mooi stukje Amsterdamse geschiedenis zou ik zeggen. Het kan heel goed een kopie zijn, ik weet het niet, maar ik geniet er van. amsterdam_marche_aux_fleurs_nb_001… …Toen er nog bomen en planten te koop waren…

Kasteel Geldrop. Een edel verleden.

Eugène Franken, Bart Klomp en Saskia Minjon. Kasteel Geldrop. Een edel verleden. Utrecht (Uitgeverij Matrijs ism Stichting Kasteel geldrop), 2016. Prijs 24,95. ISBN 978-90-5345-518-0.

518grootBoekomslag

Hieronder volgt eerst de tekst over Kasteel en kasteelpark Geldrop uit de Gids voor de Nederlandse Tuin- en Landschapsarchitectuur (2000) en vervolgens de tekst overgenomen van de website van uitgever Matrijs:

(Gids…): “Aan de Kleine Dommel ligt het oorspronkelijk middeleeuwse kasteel Geldrop, omgeven door een landschappelijke aanleg uit ongeveer 1870, de ‘Engelse tuin’ genaamd. Bij het tot stand brengen van deze aanleg werd het westelijke deel van de slotgracht gedempt. Gazons en weiden met groepen loofbomen karakteriseren dit zeer gave parklandschap. Bijzondere bomen in het park zijn een mammoetboom, een oosterse plataan, een treurbeuk en een metasequioa. De eiken aan de randen van de Engelse tuin zijn de oudste bomen in het park. Ten westen van de Engelse tuin ligt een fraaie moestuin, ‘Baron z’n Hof’ genaamd, met een oude leimuur met leifruit, een oranjerie, kassen en broeibakken. In de kleine boomgaard met uitzicht op de rooms-katholieke kerk van Geldrop worden bijzondere, oude fruitrassen gekweekt, zoals kweepeer en mispel. Ook ligt er een kinderboerderij op de plaats waar in vroeger dagen de moestuin en het rosarium lagen. In het voorjaar vindt men er stinsenplanten zoals bosanemonen, sneeuwklokjes, wilde hyacinten en narcissen. Het kasteel met park is in 1974 door de gemeente aangekocht en in 1996 overgedragen aan de Stichting Kasteel Geldrop. In het kasteel is een oudheidkamer gevestigd en er worden tentoonstellingen van beeldende kunst georganiseerd. In de tuigkamer en de paardenstal is een natuurinformatiecentrum.”

Aanvullend: Vanaf 2010 is door tuinarchitectenbureau Bosch en Slabbers een beheerplan en een renovatie voorgesteld, vanaf 2012 in uitvoering genomen. Zie www.bosch-slabbers.nl en de plattegrond hieronder.

1028_lPlan Bosch en Slabbers, 2010.

(informatie uitgeverij Matrijs):

Sinds de veertiende eeuw ligt Kasteel Geldrop tussen het centrum van Geldrop en het beekje de Kleine Dommel. De vier muurankers op de gevel van het kasteel markeren 1616, het jaar van de wederopbouw van het kasteel, nadat het ruim honderd jaar eerder door de Geldersen was verwoest.

2016 was voor het bestuur van Stichting Kasteel Geldrop de aanleiding om het 400-jarig bestaan van het huidige kasteel te vieren met onder meer de uitgave van het boek Kasteel Geldrop. Een edel verleden. Een boek met verhalen over de geschiedenis van het kasteel en zijn voormalige bewoners, bezoekers en eigenaren. Uit brieven en nog niet eerder vertaalde dagboeken blijken interessante verbindingen tussen Kasteel Geldrop en roemruchte politici, kunstenaars en leden van de koninklijke familie. Zo komt u de schilder Rubens tegen in de beschrijving van het dagelijks leven van de gevluchte bisschop Ophovius, die in Kasteel Geldrop zijn zetel had na de inname van ’s-Hertogenbosch door stedendwinger Frederik Hendrik van Oranje. Ook over de markante bewoner Hubertus Paulus Hoevenaar is veel te vertellen. Als verarmd lid van een voorname familie maakte hij een avontuurlijke tocht naar de Oost. Met zijn technische kennis, zakelijk instinct en het lucratieve contract van koning Willem I op zak, maakte hij snel carrière en vergaarde hij zijn vermogen. Van hem heeft het kasteel zijn huidige vorm gekregen. Later trouwde dochter Arnaudina Hoevenaar met de burgemeester van Voorburg Henri van Tuyll van Serooskerken en hun nazaten bleven tot 1974 op het kasteel wonen. Van de laatste bewoners, personeelsleden en gasten zijn vele interviews afgenomen en verwerkt tot een beeldend verhaal over het leven op een voornaam huis met een edel verleden: Kasteel Geldrop.

VERSCHIJNT OP 1 DECEMBER 2016. Als u dit boek vóór 1 december bestelt, wordt uw bestelling als voorintekening beschouwd en krijgt u het direct na verschijning thuisgestuurd.

Haagse en Leidse buitenplaatsen, wie wat waar?

front_haagseleidsebuitenplaatsen_lr

Haagse en Leidse buitenplaatsen: over landelijke genoegens van adel en burgerij. Heemstede 2016. Auteur René Dessing. Vandaag eerste exemplaar aangeboden aan de Commissaris van de Koning van Zuid-Holland.

(tekst gedeeltelijk overgenomen van uitgever Kantoor Verschoor Bookmakers): Het boek behandelt de buitenplaatsen in de wijde omgeving van Den Haag en Leiden, die tussen de 17de en 20ste eeuw gesticht zijn door adel, kooplieden, ambtenaren en wetenschappers om er in de zomer te genieten van het buitenleven. René Dessing brengt deze rijke lustoorden van weleer opnieuw tot leven en nodigt de lezer uit ze vooral te bezoeken.

Het boek geeft een overzicht van circa veertig buitenplaatsen in Zuid-Holland, vooral in de driehoek Den Haag-Wassenaar-Leiden, maar ook langs de Vliet, in Warmond en de Bollenstreek. Samen bieden ze meeslepende verhalen over rijkdom, macht, architectuur- en tuingeschiedenis, maar ook over ziekte en dood, faillissementen en oorlogsgeweld.

Ook wordt informatie verstrekt over wat je op deze buitenplaatsen kunt zien en doen. Sommige zijn als museum toegankelijk, bij andere kun je prachtig wandelen en weer andere organiseren activiteiten, van natuur- en tuinexcursies tot concerten en cursussen voor kinderen. En op een flink aantal kun je trouwen en feesten.

232 blz., € 19,95, rijk geïllustreerd,
ISBN 978 90 8258 930 6
Te bestellen via bol.com en de uitgever.

Een bespreking zal volgen als ik het boek ontvangen en gelezen heb.