Wat is een Sterrenbos? DIASHOW

https://www.slideshare.net/CarlaOldenburger/sterrenbos-frederiksoord

(182 x op Slideshare bekeken)

(239) Een sterrenbos op een buitenplaats komt tamelijk veel voor. Men herkent het niet altijd, daarom deze uitleg. Een sterrenbos bestaat meestal uit twee lanen die elkaar kruisvormig kruisen en twee lanen die elkaar diagonaalsgewijs kruisen. Hun middelpunten vallen samen. Tussen de lanen liggen driehoekige bosvakken. Een sterrenbos heeft eigenlijk twee doelen. 1) het is een productiebos. De rechte lanen worden gevormd door beuken of eiken die de tussengelegen driehoekige vakken met hakhout afschermen. Het hakhout werd vroeger om de paar jaar gekapt en kon voor verschillende doeleinden gebruikt worden. 2) het is een jachtbos, speciaal voor kleinwild. De jager vatte met zijn geweer post op een van de lanen, terwijl de honden het wild moesten opjagen. Zodra de hazen, konijnen, fazanten, of zwijnen de laantjes overstaken, stond de jager met zijn geweer klaar om te vuren. Op onderstaande topografische kaart is te zien dat het middelpunt van een sterrenbos meestal uitkijkt over acht lanen.

Deze bossen zijn een cultuurhistorisch bosrelict uit vroeger tijden. Op oude topografische kaarten zijn ze makkelijk te onderscheiden.

Topografische kaart omgeving Amersfoort, met middenin het sterrenbos van de buitenplaats Nimmerdor

ONAFHANKELIJK ADVIES  T.A.V. VERZAMELBELEID TUIN- EN LANDSCHAPSARCHIEVEN

(238) Onderstaande notitie publiceerde ik 17 februari 2021 op Linkedin en heb ik naar de organisatie van de Webinar gestuurd die over het verzamelbeleid van de Nederlandse Tuin- en Landschapsarchiutectuur-archieven werd georganiseerd. Wachten is op het rapport dat in verband met dit onderwerp zal verschijnen. Ik heb daarover nog niets gelezen en wil met mijn advies nog eens aandacht vragen voor deze zaak.

“Op de website van Het Nieuwe Instituut in Rotterdam stond te lezen dat het Ministerie van OCW een onderzoek is gestart naar een mogelijk (gezamenlijk) verzamelbeleid ten aanzien van tuin- enlandschaps-architectuurarchieven. Het instituut presenteert zich als ‘Museum voor Architectuur, Design en Digitale Cultuur’ en als ‘Rijkscollectie – ook als rijksarchief- voor Nederlandse Architectuur en Stedenbouw’; en vanaf 2021 als een nationale erfgoedinstelling (met verschillende BIS-taken). En dit laatste houdt in dat de instelling zich verzekerd weet van meer financiële continuïteit voor met name het archief. Daarnaast werkt het samen met andere partijen aan de ontsluiting van design- en digitale cultuurarchieven, de andere pijlers van HNI.

HNI heeft nu ontwerpers, onderzoekers, archiefbeheerders en beleidsmakers opgeroepen om 4 maart 2021 samen te komen in een digitale Kennisbijeenkomst (titel: ‘Het geheugen van het ontworpen landschap’), om van gedachten te wisselen over een gezamenlijk beleid voor ontsluiting van de Nederlandse Stedenbouw (in de ruimste zin van het woord, met name de Nederlandse Tuin- en Landschapsarchitectuur). Het HNI denkt ook aan een gezamenlijk verzamelbeleid betreffende het thans aanwezige materiaal in het Nationaal Archief, Het Nieuwe Instituut, Speciale Collecties WUR, regionale archieven en stadsarchieven. Deze collecties tezamen geven nu een gefragmenteerd (en onsamenhangend) beeld van de Nederlandse tuin- en landschapsarchitectuur, en dat zou beter kunnen.

Ter orientatie eerst een overzicht van bachelor- en masteropleidingen in de tuin- en landschapsarchitectuur: Wageningen UR; TU Delft; Academie voor Bouwkunst Amsterdam; Van Hall Larenstein; HAS Den Bosch. Hierbij horen beherende instellingen: a) in Wageningen worden de collecties boeken, ontwerpen en documentatiematerialen op het gebied van tuin- en landschapsarchitectuur beheerd en ontsloten door de Bibliotheek WUR (incl. Afd. Speciale Collecties, de Opleiding Landschapsarchitectuur en Ruimtelijke Planning; Van Hall Larenstein en HAS Den Bosch); b) in Delft is de Bibliotheek Bouwkunde & Kaartenkamer de beheerder van boeken, ontwerpen en documentatiematerialen.

Naast genoemde opleidingsinstituten hebben ook de volgende musea en archieven een verscheidenheid aan materialen op het verzamelgebied: Van Eesteren Museum; Museum Paleis Het Loo; Frans Hals Museum; Teylers Museum; Rijksmuseum; Amsterdam Museum; en niet te vergeten de (provinciale) archieven, waaronder speciaal genoemd Noord-Hollands Archief; Stadsarchief Amsterdam; Tresoar Leeuwarden en het Gelders Archief.

De praktijk wijst uit dat tuin- en landschapsarchitecten bij het beëindigen van hun bureau hun collecties wel willen afstaan (of in hun bureau willen achterlaten), maar vaak weten ze niet aan wie. Hun opdrachten strekten zich uit door heel Nederland. Het gebeurt dan ook maar al te vaak dat een collectie van één architect is terug te vinden in heel veel verschillende gemeentes. Alleen voor hen die in opdracht van één gemeente hebben geopereerd, is duidelijk waarom hun werk in die gemeente bewaard is gebleven. Architecten met een eigen bureau schenken hun collecties soms aan het archief in de plaats waar ze geboren zijn of aan de plaats of universiteit waar ze gestudeerd hebben. Architecten die voor grotere instellingen als bijvoorbeeld Staatsbosbeheer of het Rijksvastgoedbedrijf werkten hoeven meestal geen keuze te maken. Hun werkt blijft achter in die instellingen totdat de collectie -zoals al meer malen is gebeurd- in de vuilnisbak belandt.

Vanuit het oog van de onderzoeker is het natuurlijk heel aantrekkelijk als alle ontwerpen en documentatiematerialen op het gebied van tuin- en landschapsarchitectuur in één databank gevonden kunnen worden, maar alle beheer-instellingen zijn doorgaans niet op een zelfde manier toegankelijk gemaakt en de onderzoeker zal daarom -op zoek naar 1 ontwerp vaker in verschillende databanken moeten zoeken. Daar is geen oplossing voor te bedenken. Wat nu na bijna veertig jaar digitaliseren door de diverse bibliotheken, archieven en documentatiecentra is bereikt in de vorm van verschillende databanken, ligt vast en is goed georganiseerd. Alleen de toegang voor buitenstaanders is nogal eens onduidelijk en zou verbeterd kunnen worden.

Het verzamelbeleid op zich snakt naar duidelijkheid. De laatste jaren zijn nogal eens collecties door instellingen geweigerd. Als reden werd meestal opgegeven te weinig personeel om het materiaal te inventariseren en te digitaliseren, te weinig ruimte, te weinig aansluiting met andere collecties, etc. Er bestaat nauwelijks duidelijkheid over wie welke collecties opneemt, dus kan men overal aankloppen. In het verleden zijn ooit vage afspraken gemaakt over opnamebeleid tussen WUR / Speciale Collecties en HNI, maar in de praktijk is dat mis gelopen.

Toch zou het onderzoek met een duidelijk opname-beleid gebaat zijn. Voor individuele architecten die hun materialen willen afstaan t.b.v. de wetenschap, is misschien de volgende ‘regel’, aansluitend aan wat nu al gebeurt op het gebied van bibliotheek-ontsluiting, aanbevelenswaardig:

* Collecties van T&L-architecten gestudeerd aan WUR, overdragen aan WUR / Spec.Collecties;

* Collecties van T&L-architecten gestudeerd aan HAS, overdragen aan WUR / Spec.Collecties;

* Collecties van T&L-architecten gestudeerd aan Van Hall Larenstein, overdragen aan WUR / Spec.Collecties;

* Collecties van T&L-architecten gestudeerd aan TU Delft, overdragen aan Bibl. Bouwkunde en Kaartenkamer;

* Collecties van T&L-architecten gestudeerd aan Academie van Bouwkunst, overdragen aan HNI.

Instellingen en bureaus die afstand van collecties willen doen, kunnen zich mogelijk aan deze regels conformeren. Op deze manier kunnen belangrijke collecties voor de wetenschap behouden blijven.”

Carla Oldenburger, 17-02-2021

Op een mooie voorjaarsdag Stinsenplanten-wandeling 30 maart 2021

https://www.slideshare.net/CarlaOldenburger/jp-thijssepark-stinsenplanten

(190 x bekeken op Slideshare)

(237) Juliet en Walther maakten gisteren een heerlijke wandeling in het J.P. Thijssepark in Amstelveen.


De aanleg van het Amsterdamse Bos, in de jaren dertig, vond grotendeels plaats op grond die toebehoorde aan de gemeente Amstelveen. Amstelveen zag hiermee een belangrijke mogelijkheid tot stadsuitbreiding verloren gaan. Om toch welgestelde burgers binnen de gemeentegrens te halen, plande de gemeente in het gebied tussen het Amsterdamse Bos en De Braak een villapark.

De aanleg van een nieuw park zou bovendien de aan- trekkingskracht op toekomstige bewoners verhogen. Het park werd opgedragen aan Jac.P. Thijsse, die een belangrijke rol speelde in de natuureducatie, onder meer met zijn befaamde Verkade-albums. Thijsse was oprichter van de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten en wandelde rond de eeuwwisseling veel in deze voor hem favoriete streek ten zuiden van Amsterdam. Een van zijn bekende uitspraken was: ‘Ik droom van een plantsoen, waar publiek, oud en jong, onwetend of ingewijd, het hele jaar door gemakkelijk getuige kan zijn van wat er in de loop der seizoenen op het gebied van de inheemse planten- en dierenwereld te beleven valt.’ Deze droom is in het Jac.P. Thijssepark, en trouwens ook in de andere Amstelveense parken, werkelijkheid geworden.

Het park kreeg zijn huidige omvang in drie fasen. Met de aanleg van de eerste fase is gestart in 1940. Het gaat om het gedeelte ten noordwesten van De Braak dat grenst aan de Hoornsloot; de waterscheiding met het Amsterdamse Bos. Het park is aangelegd als een smalle strook, die vanaf de ingang aan de Prins Bernhardlaan uitloopt op een kunstmatige heuvel. Daar maakt het een hoek in zuidelijke richting. Aan het middengedeelte begon men in 1949. Het geheel is naar ontwerp van C.P. Broerse, hoofd Plantsoenen bij de gemeente Amstelveen, uitgevoerd. De laatste fase is een ontwerp van B.J. Galjaard. Overigens sluit het ontwerp en de aanleg van dit deel uitstekend aan op het werk van zijn voorganger.

Broerse was groot voorstander van inheems plantgebruik in parken en tuinen. Hij bestudeerde al op jonge leeftijd natuurlijke planten-gemeenschappen in Nederland. Een park behoorde zijns inziens beplant te worden met soorten zoals de ‘schepper’ – de natuur – ze daar wilde hebben. De slappe veenbodem onder het Jac.P. Thijssepark kon het beste beplant worden naar het voorbeeld van veenplassen in de omgeving van Amstelveen. Door plaatselijke verhoging en verlaging van het maaiveld konden planten voor drogere en vochtiger grond worden toegepast. Er was dan steeds een ruime keuzemogelijkheid uit een breed scala planten van bos- en watervegetaties. De wilde-plantenspecialist J. Landwehr, in 1938 bij de Amstelveense plantsoenendienst in dienst gekomen, bood hulp bij het zoeken en kweken van inheemse planten.

In De Braak werd een wilde-plantenkwekerij ingericht, speciaal voor gebruik in de Amstelveense plantsoenen. In het hele ontwerp slingeren paden door een begroeiing van hoge bomen, dichte struiken en kruiden naar open ruimten van afwisselende grootte. Daar valt het oog op vijvers die omgeven zijn door een op de natuur geïnspireerde beplanting. Het water en de vormen van de in groepen bij elkaar geplaatste inheemse planten en boomgroepen geven telkens een sterk, schilderachtig beeld. Aan de zijde van de Hoornsloot zijn op enkele plaatsen open plekken aan het water gemaakt.

In 2011 is het Jac.P. Thijssepark op de rijksmonumentenlijst geplaats, samen met De Braak. Het zijn de eerste twee heemparken op deze lijst en beide parken behoren tevens tot de oudste voorbeelden van dit genre in het land.

(Tekst gedeeltelijk overgenomen uit ‘Gids voor de Nederlandse tuin- en landschapsarchitectuur’ door Carla S. Oldenburger, A.M. Backer en E. Blok. Rotterdam, 1998).

Prachtige Nieuwe Opstelling van het Lam Gods in de St. Baafs- Kathedraal Gent

Jan en Hubert van Eyck. Nieuwe opstelling in de St. Baafs Kathedraal / Sacramentskapel te Gent. Foto: Cedric Verhelst

(236) Het altaarstuk ‘Het Lam Gods’ van Jan en Hubert van Eyck is verplaatst en voorzien van een glazen ombouw die perfecte klimatologische omstandigheden (14-16 gr. C. ), luchtvochtigheid en lichtinval garandeert.

Zelf heb ik het altaarstuk diverse malen in tamelijk donkere omstandigheden gezien. Het veelluik behoorde tot een verzameling schilderijen die ik bestudeerde voor mijn doctoraalexamen. Het onderwerp van deze studie was ‘De plant op Middeleeuwse schilderijen van Noord- en Zuid-Nederlandse Meesters’. Door de planten eerst te determineren en hun kruidkundige en iconologische betekenis te achterhalen, werd gezocht naar meer achterliggende betekenis van de schilderijen.

Dit is een goede reden om deze doctoraal-scriptie (hoofdvak), naast mijn andere twee doctoraal-scripties (tweede hoofdvak en bijvak) uit 1965/’66/’67 bij mijn publicaties op te nemen, ook al zijn zij alleen in typoscript voor handen en niet gepubliceerd. Zie onder ‘Literatuurlijst Carla S. Oldenburger-Ebbers‘, de eerste drie items (onderaan de lijst).

Nieuw Portret van jong meisje, geschilderd door Simon Willem Maris

(235) Op 23 februari jl. schreef ik een Bericht over de afbeelding op een affiche voor de Slavernij-tentoonstelling in het Rijksmuseum. De afbeelding was een portret van Isabella, een schilderij van Simon Maris (1873-1935).

N.a.v. dit Bericht ontvingen wij een reactie van de schoonmoeder van Juliet, die ook over een portret van een ‘donker’ meisje van Simon Maris beschikte (uit 1933), hieronder afgebeeld.

Simon Maris. Jongedame met kettinkje. Olieverf op paneel. Gesigneerd en gedateerd (1933). Particuliere Collectie

Dus nog maar eens verder op zoek naar portretten van Simon Maris. Wie is dit model? En waar komt het schilderij vandaan? Het moet geschilderd zijn in de tijd dat Simon in Amsterdam woonde op de Keizersgracht 498. Bekend is dat het tot eind jaren tachtig heeft gehangen in Café – Bodega “Le Jardin”, op de hoek van de Vijzelstraat en de Reguliersdwarsstraat. Het verhaal gaat dat de baas van dit café dit schilderij voor de Tweede Wereldoorlog al heeft ontvangen, waarschijnlijk als ruilmiddel (tegen wijn of andere spiritualia), misschien van Simon Maris zelf, die tamelijk dichtbij woonde, of van een eerdere koper van het schilderij?

Op Internet zocht ik naar vergelijkbare portretten in de hoop de naam van deze jongedame te vinden.

Simon Maris. Negroïde dame met sieraden. Olieverf op paneel. Geveild bij Twents Veilinghuis, 2020

Simon Maris. Jonge vrouw met boek. Olieverf op doek op schilderboard. Gesigneerd, 1926. Voorheen Collectie Simonis & Buunk

Bovenstaande twee portretten lijken wel iets op het portret uit 1933. Ook hebben de meisjes steeds hetzelfde kettinkje om. Of de eerste twee dezelfde vrouw voorstellen zou kunnen, maar valt moeilijk te zeggen. In het vorige Bericht over Isabella werd gesuggereerd dat zij mogelijk een Creoolse of Hindoestaanse was. Bij het tweede portret spreekt het Twents Veilinghuis van een negroïde meisje.

Verbouwingstekening door A.C.Swets. 1901. Stadsarchief Amsterdam. De tweede en derde verdieping werden tot één hoge lichte ruimte verbouwd.

Naast deze portretten heeft Simon Maris ook vele andere dames geschilderd, vaak zijn vrouw en kinderen. Hij wordt terecht portretschilder genoemd. Hij ontving zijn modellen, als hij In Amsterdam was, in zijn atelier op de Keizersgracht 498. Dit huis dat hij in 1901 had gekocht heeft hij ten gunste van een ruim en licht atelier eerst laten verbouwen. De verbouwingstekening bevindt zich in het Stadsarchief Amsterdam. Op de bijgevoegde foto zien we ook het nieuwe interieur (i.p.v. het atelier van Simon, dat al in het vorige Bericht werd afgebeeld) en het grote raam op het NO, dat voor schilders het ideale licht laat binnenkomen.

Het interieur van het atelier van Co-op 2, het reclamebureau van fotograaf Guermonprez (1908-1944). Ca, 1935. Stadsarchief Amsterdam

DIASHOW: HAND-TAPIJTKNOPERIJ KINHEIM BEVERWIJK (1910-1973)

https://www.slideshare.net/CarlaOldenburger/carpet-factory-kinheim-beverwijk-kleur-designers-orders-catalogue-exhibitions

(884 x bekeken op Slideshare.nl)

(234) Gisteren (19 maart 2021) stond er in de dagelijkse Berichten van het tijdschrift MONUMENTAAL een artikeltje over Deventer Tapijten in Huis van Brienen (Herengracht 282, Amsterdam).

Deventer tapijt in Huis van Brienen Amsterdam

Deze tapijten werden in Deventer vervaardigd in de  Koninklijke Deventer Tapijtfabriek (1797-1978). Maar er waren meer tapijtfabrieken, waaronder de Hand-tapijtknoperij Kinheim te Beverwijk (1910 tot 1973). De grootste collectie tapijten uit Beverwijk bevindt zich in Museum Kennemerland te Beverwijk. Op de website van dit museum staat onder meer te lezen:
“Hendrik Godefridus Polvliet startte volgens het handelsregister de Tapijtknoperij ‘Kinheim’ op 1 september 1910 aan de Zeestraat 104 te Beverwijk. Oorspronkelijk zat het bedrijf aan de Vondellaan in Beverwijk, toen nog Spargielaan geheten. Zijn vrouw, mevrouw C.M. Polvliet – Van Hoogstraaten (1883-1966), was daar al in 1909 gestart met de handtapijtknoperij ‘Kinheim’. Op kleine schaal werden hier met de hand tapijten geknoopt. Zie verder het hele document van het museum en bovenstaande diashow.

DIA-SHOW: GESCHIEDENIS VAN DE NEDERLANDSE TUINARCHITECTUUR AAN DE HAND VAN KAARTMATERIALEN

https://www.slideshare.net/CarlaOldenburger/historische-kaarten-en-tuinen

(386 x bekeken op Slideshare.nl)

(233) Historische kaartmaterialen zijn naast historische ontwerpen van tuinen, parken en landschappen een belangrijke bron voor het verkrijgen van een zicht op de ontwikkeling van de tuin- en landschapsarchitectuur. Ook topografische kaarten vanaf ca. 1850 (in de vorm van de Topografische Militaire Kaart van Nederland) kunnen een beeld verscherpen, alhoewel deze kaarten zelf meestal onnauwkeuriger zijn dan losse kaarten van één landgoed of regio.

DIASHOW HISTORISCHE STADSTUINEN renoveren of reconstrueren BIJ HUIZEN UIT DE 17DE / 18DE EEUW ?

https://www.slideshare.net/CarlaOldenburger/2019-stadstuinen-cascade-carla-oldenburger
Historische huizen en tuinen

(293 x bekeken op Slideshare.nl)

(232) De VRAAG die in deze diashow wordt uitgewerkt: Is de architectonische eenheid tussen huis en tuin nog bepalend voor een nieuw tuinontwerp in de 21ste eeuw?

N.a.v. drie rijksmonumenten (met tuin) in Amsterdam en één in Den Haag wordt voorlopig een eerste conclusie getrokken.

CREOOLSE (?) geschilderd in Atelier door Simon W. Maris, Keizersgracht 498, A’dam

(231) De bekende Amsterdamse portretschilder Simon W. Maris (1873-1935) was een zoon van de beroemde landschapsschilder Willem Maris (1844-1910) en een achterneef van onze (over)grootmoeder Carolina Sophia Vogelesang. Sinds 1901 was hij de gelukkige eigenaar van pand Keizersgracht nr. 498 te Amsterdam. Zie de archieffoto hier beneden afgebeeld.

Zijn portret Isabella zien we deze maanden veel afgebeeld in verband met de tentoonstelling Slavernij, te bewonderen vanaf het moment dat de deuren van het Rijksmuseum na de lockdown weer open gaan. De voormalige titel van het schilderij is ‘Indisch type, Oostersch meisje zittend in een fauteuil’, later ook aangeduid als ‘Indisch type’ of ‘Negerinnetje’.

De keuze van dit schilderij op de affiche van de tentoonstelling heeft te maken met het feit dat het museum de nadrukkelijke wens koestert ‘inclusief’ te werken, dwz. voor IEDEREEN. Ook bij de presentatie van schilderijen streeft men er naar voor allen, ongeacht ras, stand of afkomst, toegankelijk, interessant en aantrekkelijk te zijn.

Simon Maris. Isabella (voormalige titel: ‘Indisch type; Oostersch meisje zittend in een fauteuil’). Ca. 1906. Olieverf op doek. 41 × 29 cm. Amsterdam, Rijksmuseum

 

Foto’s van Isbella (ca. 1906), genomen door Simon Maris in zijn atelier.. Coll. RKD Den Haag

 

Zoals gezegd voorheen werd dit meisje aangeduid als ‘Indisch type’ of ‘Negerinnetje’. Nu zouden we zeggen een nakomelinge van een tot slaaf gemaakte voorouder. Uit recent (2020) onderzoek is gebleken dat haar voornaam Isabella was. De identificatie kwam tot stand door teruggevonden foto’s en verwijzingen in het archief van de schilder. Haar leeftijd wordt geschat op ongeveer twaalf jaar, -volgens schatting van het Rijksmuseum- toen zij in Maris’ atelier op de Keizersgracht 498 poseerde voor haar portret.

Is Isabella werkelijk een Indisch / Oostersch type of Negerinnetje? Dat is moeilijk af te lezen van dit portret. Mogelijk een Hindoestaans meisje of een Creoolse. Een mix was niet gebruikelijk aan het begin van de twintigste eeuw. Had Simon mogelijk een voorliefde voor getinte vrouwen uit andere landen omdat zijn eigen voorgeslacht ook uit een ander land (Tsjechië / Praag) afkomstig was? Zijn overgrootvader Wenzel Maresch had immers zijn vaderland verlaten om deel te nemen aan de oorlog tussen Oostenrijk en Frankrijk en was uiteindelijk (ca. 1806) in Amsterdam terecht gekomen. Daar vestigde hij zich eerst als steenhouwer, later werd hij boekdrukker in Den Haag. Het is bekend dat Simon tijdens WO I ook een serie portretten maakte waar een Roma-familie model voor stond. Deze familie was gestrand met een Duits schip voor de haven van IJmuiden en Simon zorgde -als lid van een liefdadigheiscomité- er voor dat deze familie in Amsterdam onderdak kreeg.

 

Keizersgracht 498 (dichtbij de Leidsestraat), middelste huis, in 1901 gekocht en verbouwd door Simon Willem Maris. Hij liet de 3de en 4 de verdieping verbouwen tot een groot schildersatelier, met een groot raam op het noordoosten
Sigmund Löw (toegeschreven aan), 1905. Simon Maris in zijn atelier op Keizersgracht 498, Amsterdam. Collectie RKD Den Haag.

Een portret van een donkere man, passend bij de komende tentoonstelling in het Rijksmuseum, wil ik in dit verband ook hier afbeelden. Het is een portret dat Juliet tijdens haar opleiding aan de Koninklijke Academie Den Haag heeft gemaakt. De naam van deze jongeman die model heeft gezeten is helaas ons onbekend.

Juliet Oldenburger. Man zit model op de Koninklijke Academie Den Haag. Ca. 1990. Part. Collectie Arnhem

DIASHOW OUDE HORTUS UTRECHT EN HORTUS QUIZ

https://www.slideshare.net/CarlaOldenburger/geschiedenis-oudehortusutrecht

(394 x bekeken op Slideshare.nl)

(230) Deze diashow laat u de ontwikkeling van de Oude Hortus Utrecht zien, gelegen aan de Nieuwe Gracht en bereikbaar via het Universiteits-museum in de Lange Nieuwstraat. Het museum is thans wegens vernieuwing en verbouwing gesloten. Op de website van het museum vindt u een hortus quiz. Deze diashow kan u met de oplossing hiervan een beetje helpen.

Dit is de vierde diashow op rij. Eerdere shows hadden tot onderwerp ‘De Zochers’; ‘Clingendael’; en de ‘Cultuurhistorie van Buxus’. Elke week wordt er een nieuwe show aan toegevoegd, totdat alle 25 stuks erop staan. De shows zijn eigenlijk illustraties van lezingen die ons bureau heeft gehouden de laatste 20 jaar. Lang niet alle gegevens zijn dus letter voor letter op de dia’s te lezen. Wij vinden dit juist een aanbeveling om de shows te gaan zien. U wordt uitgedaagd ontbrekende namen of jaartallen zelf op te sporen of via de Contactknop aan ons te vragen.