Park van Kasteel Keppel in de tijd van Zocher jr.

TOEGEPASTE BLOEMHEESTERS IN 1835

Het Huis Keppel is gelegen ten oosten van het dorp Laag-Keppel, op een bebost ‘eiland’ tussen twee takken van de Oude IJssel. Het huis is omstreeks 1300 gesticht in de vorm van een donjon en vele malen verbouwd en uitgebreid. In 1582 is het kasteel totaal afgebrand en in 1672 had Lodewijk XIV er zijn hoofdkwartier gevestigd. In hetzelfde jaar werd het huis door de Franse en Munsterse troepen zwaar beschadigd.

De tegenwoordige interieurs van het huis zijn zeer fraai en bijzonder, zoals de muziekkamer met achttiende-eeuwse schilderingen van Arcadische landschappen en taferelen. Sedert vijf eeuwen is dit huis in bezit van de familie Van Pallandt van Keppel. 

Kasteel Keppel gelegen in Laag-Keppel, tussen de Oude Ijssel en een aftakking van deze rivier. Noorden boven

Vanaf omstreeks 1650 lag er ten noordwesten van het kasteel een complex van moestuinen, opgedeeld in zestien gelijke perken met in het midden een bassin. De middelste vier perken waren, zoals vaker gebeurde, uitgevoerd als parterres de broderie (sierperken), de andere perken bevatten waarschijnlijk groente, kruiden en lage vruchtbomen rond deze vierkante perken. Omstreeks 1780 veranderde de tuin rond de voorburcht, tegelijk met de verbouwing van de entree. Een eerste landschappelijke aanleg werd ten oosten van het huis gecreëerd, aan de overzijde van de IJssel, in de periode 1774-1776. Dit was het zogenaamde ‘Engelse Bos’. Enkele jaren later werd de geometrische aanleg rond de voorburcht opgenomen in een landschappelijke aanleg. Of bij deze verlandschappelijking de tuinarchitect J.G. Michael of zijn (latere) schoonzoon J.D. Zocher sr. betrokken is geweest is nog onduidelijk. Op de zogenaamde ‘Hottingerkaart’ uit 1783 is nog te zien dat het huis op een eiland tussen twee strangen van de Oude IJssel lag, waarbij het huis zelf ook weer omgracht was en omgeven werd door een aantal kleinere sterrebossen. 

Kasteel Keppel. Ontwerp J.D. Zocher jr. voor het voorpark (1835)

In 1835 ontwierp de tuinarchitect J.D. Zocher jr. een nieuw plan voor het voorpark van het kasteel. Dit hield in dat het voorterrein in een aantal ovalen werd verdeeld en beplant, waaromheen wandelpaden werden geprojecteerd. De beplanting bestond uit enkele solitaire bomen en bloeiende heesters. 

Kasteel Keppel. Ontwerp D. Wattez, 1880. Noorden boven

In 1880 heeft D. Wattez het plan van Zocher vernieuwd. Zijn plan betrof een afwisselend wandelpark vóór het huis met grote open ruimten en wandelingen in het bos achter het kasteel, grotendeels afgeschermd van de IJsselstromen. Het Engelse Bos aan de overzijde van de IJssel, dat per boot bereikbaar was, veranderde hij in gemengde stijl. Wattez ontwierp hier een zuiver cirkelvormig centraal deel met een solitaire boom in het centrum van een dubbele bomencirkel; daarbuiten projecteerde hij open ruimten met solitairen en aan de randen van dit driehoekige bos wat dichtere bosschages. Zie het ontwerp hier boven.

Zowel het plan van Zocher als dat van Wattez blijkt niet of nauwelijks uitgevoerd te zijn, als we de ontwerpen met kadastrale kaart (1832) en topografische kaarten vergelijken.

Wel is de inhoud van een geleverde bestelling planten bekend, maar waar die planten precies in het park zijn gepoot blijft ongewis. Toch krijgen we een duidelijk beeld van de rijkdom aan kleur en soorten die werden aangeplant. Deze soorten kunnen heden te dage natuurlijk als ‘basismateriaal’ van de aanplant worden toegepast.

Het gaat om 40 Italiaanse populieren, 50 ‘differente’ sparren (achterop de bestellijst staat dan verder een onderverdeling in 15 zilversparren, 15 balsemsparren, 10 Wymouthspijnen en 10 fijnsparren). Verder 6 pakken lindenbomen; 20 ‘grote Castanje Quina’ – Castanea equina / paardenkastanje; 35 hortensia’s;  25 azalea’s; 28 pakken ‘groote heesters’; 85 ‘paken (sic) met groenblijvende heesters’; 75 ‘pakken met diverse plantsoen’; 100 ‘maandrozen in potten’. Onder de bloemen 150 dahlia’s in 50 soorten, en bloemheesters. Op de achterzijde van deze plantenlijst staat de beplanting ingedeeld in vijftien beplantingsvakken en ‘verder zonder nummers’ nog een aantal losse bomen waaronder ‘1 Groote Tulpenboom’.

Toegang tot Kasteel Keppel.


Parkaanleg rond Huis Landfort bij Megchelen

Onderstaande tekst zal in aangepaste vorm in Zochers OnLine worden opgenomen.

De buitenplaats Huis Landfort te Megchelen is altijd een beetje onbekend gebleven in de Nederlandse tuingeschiedenis. Waarschijnlijk is de ligging direct tegen de grens van Duitsland, daar debet aan. Nu huis, tuin en park worden gerestaureerd en het koetshuis herbouwd, wordt het zo langzamerhand tijd ook op deze plaats eens wat meer over het buitenplaatscomplex Huis Landfort te vertellen.

Huis Landfort gelegen op een huis-eiland omgeven door een aftakking van de Oude IJssel. Links boven de visvijver. Links boven het huis de voortuin en rechts onder het huis de achtertuin op het zuiden. De vorm van de gracht heeft een karakteristieke Zocher-vorm. Buiten de (brede) gracht, boven in de foto stroomt de Oude IJssel. Bron: Google Earth

Huis Landfort is gelegen in een flauwe bocht van de Oude Ijssel nabij het dorp Megchelen. Het huis wordt voor het eerst in 1434 in een verkoopakte genoemd. Het terrein stond al bekend onder de naam ‘Lanckvoort’, wat zeer waarschijnlijk duidt op een ‘voorde’ (doorwaadbare plaats) in een rivier. Heden ten dage vormt het goed een fraaie combinatie van een huis (omstreeks 1825 verbouwd) met een park in landschapsstijl uit dezelfde tijd, voorzien van oude, bijzondere bomen. In 1996 waren hiervan nog aanwezig een moerascipres, tulpenboom, vederbeuk, ginkgo, weymouthden, dwergcipres en een Catalpa. Het goed heeft vele eigenaren gekend, maar naar hen is nog geen uitputtend onderzoek gedaan. De Amsterdamse medicus en botanicus Johann Albert Luyken (1785-1867) kocht met hulp van zijn 21 jaar oudere zuster Stiencke Christina Waltmann-Luyken in 1823 de oude buitenplaats op een veiling. Direct in datzelfde jaar gaf hij de architect-aannemer Johann Theodor Übbing (1786-1864) uit Anholt (aan de overkant van de Oude IJssel) de opdracht het oude huis en de omgeving rondom het huis te veranderen naar de smaak van de tijd.

Huis Landfort in 1720. Jan de Beijer? Bron Wikipedia

Maar hoe zagen huis en tuin er uit? Het huis had in de 18de eeuw een vierkant hoofdhuis met op iedere hoek een toren met helmdak. Aan het eind van de achttiende eeuw werden de hoektorens gesloopt. De houten kap uit de zestiende eeuw is in het huidige huis nog bewaard gebleven. Het omsingelde terrein en de percelen waren omstreeks 1816 nog rechthoekig van aard.

Situatiekaart met rechthoekig omsingeld terrein van Huis Landfort, schuin tegenover Anholt. Casparus Muller, 1816. De grens Nederland – Duitsland is met kruisjes weergegeven. Duidelijk is te zien dat de grond-indeling rechthoekig van karakter is. Noorden boven. Bron: TopoTijdreis

Volgens plan van Luyken en Übbing werden aan de zuidkant van het huis twee kwart-holronde vleugels aangebouwd (links een inpandige oranjerie). In dezelfde tijd werd een achthoekige ‘Moorse’ duiventoren met gotische ramen en een uivormige toren gebouwd, eveneens naar ontwerp van Übbing. Twee bruggen zijn ontworpen door Carl August Wilhelm Luyken. Zij dateren uit omstreeks 1870.

Opmetingskaart Huis Landfort J.Th. Übbing, 1823.
Huis op huiseiland, rechthoekig van vorm en binnen dubbel grachtenstelsel; moestuinen achter het huis verdeeld in vier kwadranten, ingesloten door deels rechte grachten en aan korte tuinzijde een kwartcirkelvormig grachtdeel; hele terrein in rechthoekige nutstuinen, weiden en akkers verdeeld. Linksboven visvijver ten zuiden van de koetshuizen. Midden-onder sterrenbos (jachtbos kleinwild ?); rechtsonder het ‘Schipbosch’, een wandelbos in landschapsstijl. Noorden linksboven. Coll. kcal.nu
Ontwerp Huis Landfort J.Th. Übbing, tussen 1823 en 1825
Huis met uitwaaierende vleugels op huiseiland binnen dubbel grachtenstelsel; tuinen achter het huis in kleinschalige landschapsstijl, ingesloten door grachtenstelsel met lange rechte delen en aan korte tuinzijde een kwartcirkelvormig grachtdeel; hele terrein verdeeld in rechthoekige of ruitvormige nutstuinen, weiden en akkers. Linksboven visvijver ten zuiden van koetshuis en stallen en omgeven door nutstuinen (?). Midden-onder sterrenbos (jachtbos kleinwild ?); rechtsonder het ‘Schipbosch’, een wandelbos in landschapsstijl dat men volgens dit nieuwe ontwerp kon bereiken via een slingerpad vanaf het huiseiland. Noorden linksboven.
Coll. kcal.nu
Ontwerp Huis Landfort. J.D. Zocher jr. toegeschreven, [1825]
Huis met uitwaaierende vleugels op huiseiland met heesterpartijen, omgeven door een slingerend riviervormig grachtenstelsel. Akkers of in stroken gedeelde moestuinen (gestreepte ruimtes) ten zuiden van visvijver en huiseiland. Ruimte rond visvijver geheel omsloten door meesterpartijen. Hele terrein in afgeronde ellipsvormige, niervormige en ovaalvormige ruimtes (akkers en weides) verdeeld. Midden-onder waterpartij met (graf)eiland en sterrenbos. Sterrenbos en voormalige Schipbos via paden rondom open weide verbonden. Noorden linksboven. Coll. kcal.nu

J.D. Zocher jr. heeft in 1825 Landfort bezocht en een nieuw ontwerp-voorstel gedaan aan de heer Luyken. Ook zijn broer Carel G. Zocher schijnt hieraan zijn medewerking te hebben verleend. Waarschijnlijk fungeerde hij als opzichter. Uit correspondentie tussen Jan Zocher en J. Bondt (een zaakwaarnemer van Johann Luyken) blijkt dat Zocher die zomer ‘in de buurt’ (op Biljoen te Velp) moest zijn en dat bezoek zou kunnen combineren met een bezoek aan Huis Landfort om een oculaire inspectie uit te voeren voordat hij zich zou wagen aan een plan voor een belangrijke beek (de omgrachting van het huiseiland en/of van het grafeiland, in Zocherstijl ). Verschillende tuinen, weiden en akkers werden nu door de Zochers tot één landschappelijk en samenhangend plan verenigd. De paden kregen een veel natuurlijker verloop met ruime bogen en het oude formele grachtenstelsel werd vergraven tot een karakteristieke Zocheriaanse slingerende waterpartij (‘beek’ in flauwe M- / W-vorm). Slechts vóór de bijgebouwen bleef een kleine omsloten rechtlijnige aanleg rondom de langwerpige visvijver gehandhaafd. Dat het ontwerp van de Zochers werkelijk is uitgevoerd, wordt bevestigd op de Topografische Kaart van 1843. In grote lijnen is de landschappelijke indeling van het terrein en het karakteristieke Zocheriaanse grachtenstelsel hier duidelijk op terug te vinden.

Topografische Kaart 1843

Huis, koetshuis, park en omliggende landerijen zijn in zwaar verwaarloosde toestand in 1970 aan St. Geldersch Landschap verkocht. Zichtlijnen werden open gekapt, nieuwe borders en waterpartijen werden aangelegd en de visvijver hersteld. Het huis werd alleen uitwendig gerestaureerd. In 2017 is het hele complex in eigendom overgegaan op Stichting Erfgoed Landfort. Deze stichting ziet restauratie van het huis, de herbouw van de bijgebouwen en de revitalisatie van het park als haar belangrijkste doel.

In 2020 wordt een nieuwe moestuin aangelegd en het park gerenoveerd. Het is de bedoeling dat In de toekomst huis en tuinen voor bezoekers worden opengesteld.

Literatuur: Heimerick Tromp, Landfort revisited: Nieuw licht op een oude buitenplaatsDe Woonstede door de eeuwen heen 121 (1999), pag. 16-25.

Website: erfgoedlandfort.nl

Archief: De archieven Familie Luyken op Landfort te Megchelen en Stichting Rhijngeest als eigenaar van Huize Landfort te Megchelen zijn respectievelijk in 2016 en 2013 ondergebracht bij het Erfgoedcentrum Achterhoek en Liemers (Doetinchem). De inventarissen van genoemde archieven en foto’s van Landfort zijn in te zien op www.ecal.nu


Neercanne terrassenkasteel

Op 14-07-2020 stond een bericht van Fons Habets op LinkeIn: “Onlangs heb ik in opdracht van MH1 Architecten en Van der Valk tuinhistorisch onderzoek gedaan naar de terrassentuin van Kasteel Bloemendaal in Vaals. Een leuke klus. De terrassentuin is een van de weinige terrassentuinen in Nederland, zo niet de enige terrassentuin met een formele aanleg en met 18e eeuwse tuinornamenten, die goed bewaard is gebleven. Bijzonder zijn een rij van tamme kastanjes (castanea savita) van ca 130 jaar oud en twee even oude zomereiken (quercus robur).”

Kasteel Neercanne. Ph. van Gulpen. 1836. Deze schildering accentueert meer de landschapsstijl, terwijl de barokke terrassenaanleg niet te zien is

Ik vroeg Fons Habets of Neercanne dan niet meetelde als terrassenkasteel. Zeker, was zijn antwoord.

Daarom, zie nogmaals het vorige Bericht, dat ik heel toevallig (?) net had geplaatst, echter zonder deze prachtige schildering van Ph. van Gulpen.

Neercanne kweeperentuin

n.a.v. de lancering van de publiekscampagne Dit is in Limburg

Neercanne ca. 2020. Luchtfoto. Buiten de muren van het kasteel een boomgaard en een wijngaard

3 juli jl: “We staan met de voeten in de klei bij een van de nog onontdekte parels van Limburg”, sprak Iris Bakker van Visit Zuid-Limburg bij de lancering van de publiekscampagne Dit is in Limburg. De bijeenkomst vond plaats in de Kweeperentuin (de Gaard) van Neercanne. Doel van de actie is vakantiegangers te verleiden naar onontdekte parels in de zuidelijke regio te gaan. De corporate pr functionaris doelde daarbij niet alleen op de gaard van het château, maar ook op de geleverde krachtsinspanning door de marketingorganisaties van Noord-Limburg, Midden-Limburg, Zuid-Limburg en Maastricht.

Ik wist helemaal niet dat er een Kweeperentuin was, behorend bij Neercanne. In 2000, voor de aanleg van deze tuin, maakte ik een beschrijving van de tuinen van Neercanne voor de Gids voor de Nederlandse Tuin- en Landschapsarchitectuur (Rotterdam, 2000). De Kweeperentuin is later toegevoegd. Mijn tekst luidde in 2000:

“Tegen de dalwand van de Jeker, op de oosthelling van de Cannerberg, ligt vlak voor de grens met België kasteel Neercanne. Het tegenwoordige kasteel dateert uit 1698. Het werd in classicistische stijl gebouwd in opdracht van generaal Daniel Wolff Baron den Dopff, gouverneur van Maastricht. Den Dopff liet midden voor het kasteel drie terrassen aanleggen.

Het laagste terras aan de kasteelzijde van de weg, bestond uit een rijke parterre de broderie met in het centrum een bassin. Aan de overzijde van de weg werden de tuinen voortgezet met een breed bassin, afgesloten met een halfronde ‘exedra’ en een zichtlaan. Rondom graasden koeien. Overblijfselen in de vorm van een poel zijn hier nog terug te vinden. De tuinen van Neercanne waren in 1717 zo beroemd, dat Tsaar Peter de Grote het bos en de hof kwam bezichtigen.

G. de Bruyn. Neercanne. Gravure 1715

Aan het eind van de zeventiende eeuw was Neercanne in de eerste plaats een ‘villa rustica’: een economisch landbouwbedrijf waar bovendien het plezier van het buitenleven gecombineerd werd met dat van de kunsten. De economische functie werd door klassieke tuinbeelden gesymboliseerd, zoals die van Mercurius, het symbool van welvaart en voorspoed; Diana, symbool van de jacht en Ceres, symbool van de landbouw. In het heldendicht van Francois Halma uit 1715, getiteld ‘Het Kasteel van Aigermont…‘ kunnen we lezen dat de economie van Neercanne was gebaseerd op landbouw (korenvelden), fruitcultuur (boomgaarden en fruit tegen de hoge warme mergelmuren op het tweede terras), houtcultuur (sterrebossen), wijncultuur (ook tegen de muren), bijenteelt en veeteelt (in de overtuin en ook in de omliggende velden graasden koeien). Deze landbouwactiviteiten spelen ook een belangrijke rol in Vergilius’ ‘Georgica’ waarin het leven op het land wordt verheerlijkt. Het is dan ook niet toevallig dat Vergilius in het gedicht van Halma een rol speelt in de persoon van ‘de Mantuaan’, de man uit Mantua. Deze combinatie van landbouwbedrijf en buitenplaats doet ook denken aan de landbouwbedrijven in de Veneto, waarvan sommige gebouwd werden door de bekende bouwmeester Palladio.

Halma noemt Neercanne ook een ‘lusthof van vermaak’. Sierelementen die hij beschrijft zijn parterres de broderie, geknipte taxusbomen, planten in potten, tuinbeelden, waterkommen en fonteinen, een obelisk, een belvédère en twee paviljoens. Deze zijn ook te vinden op de gravure van G. de Bruyn die Halma als illustratie opnam.

Uit de negentiende eeuw zijn twee tekeningen bekend, een van J. Lefebure uit circa 1840 en een anonieme uit 1848, waarop heel duidelijk de bomen en vaste planten die toen op het tweede en derde terras groeiden zijn te onderscheiden. Enige jaren geleden is een deel van de tuinen van Neercanne gerenoveerd, naar de laat-zeventiendeeeuwse situatie. Dit was niet eenvoudig, omdat over de originele tuinen weinig gegevens beschikbaar waren. Bij de renovatie is men uitgegaan van het behoud van de hoofdstructuren van de tuinen. Ook de oude begroeiing van de hoge warme mergelmuren met druiven, abrikozen, perziken, witte en rode rozen, achtte men naast de wilde begroeiing van gele helmbloem, belangrijk.

Voor het benedenterras langs de weg heeft de tuinarchitect W.J.A. Snelder een nieuw, modern ontwerp gemaakt, gebaseerd op de zeventiende-eeuwse parterre de broderie. De centrale parterres rond het bassin werden in strakke, moderne vormen uitgevoerd. De middenas van Neercanne, die doorloopt in de overtuin, was waarschijnlijk gericht op Huis Lichtenberg aan de Maas. Deze overtuin is eigendom van de Stichting Het Limburgs Landschap en is niet in de renovatie meegenomen.

Boven het kasteel ligt het Cannerbos. Een dergelijk hellingbos is een typisch Zuid-Limburgs verschijnsel. Het bos volgt in een smalle strook de steile dalwanden van de Jeker en is botanisch zeer interessant. Omstreeks 1700 lag hier een sterrebos met aan de rand een tuinkoepel.

Kasteel Neercanne en het Cannerbos zijn nu een geliefd recreatief doel voor de inwoners van Maastricht. In het Cannerbos groeien veel voorjaarsbloemen en er is een rijke vogelstand. Ondergronds bevinden zich uitgestrekte mergelgroeven waar vleermuizen huizen. Heden ten dage is nog steeds de combinatie van economie en vermaak de reden van Neercanne’s bestaan. Het huis doet dienst als hotel en vergadercentrum, terwijl de gerestaureerde tuinen zijn opengesteld voor het publiek.”

Huis Anton de Kom restauratie noodzakelijk

(overgemnomen artikel van Armand Zunder in STAR NIEUWS, 22-02-2015; afbeeldingen ingelast):

Huis nationale held Anton de Kom vervallen tot krot.

Het huis in Paramaribo waar Anton de Kom in 1898 is geboren

Wie langs de hoek Hofstraat / Anton de Komstraat in Paramaribo rijdt, fietst of loopt komt het zeker tegen. Het is één van de talrijke krotten die onze hoofdstad nog ontsieren.

Voor het huis staat een zuil waarop ter gelegenheid van 22 februari 1985 de volgende inspirerende tekst gegraveerd staat:

‘SRANANG | MIJN VADERLAND | EENMAAL HOOP IK | U WEER TE ZIEN | OP DE DAG WAAROP | ALLE ELLENDE | UIT U | WEGGEWIST ZAL ZIJN’

Een groot deel van de passanten kennen de achtergrond van dit vervallen huisje niet. Een deel kent het wel en misschien laat het hen koud. 

Op 22 februari is het vanuit de optiek van de Nationale Reparatie Commissie Suriname (NRCS) wel van belang om even bij de achtergrond van dit al jaren vervallen gebouw in onze binnenstad stil te staan. In dit gebouw is namelijk 117 [122] jaar geleden [in 1898] op deze datum de activist, vakbondsleider, auteur van o.a. de klassieker ‘Wij slaven van Suriname’, dichter en verzetsstrijder Anton de Kom geboren. Op deze plek hield hij in 1933 zijn spreekuren om de belangen van de talrijke ‘mofinawans’ uit alle etnische groepen die hem bezochten te behartigen. Anton de Kom is inmiddels in Suriname in ieder geval na zijn dood uitgegroeid tot een nationale held, die op bankbiljetten prijkt. In het geschiedenisonderwijs vanaf de lagere school is zijn verhaal prominent aanwezig. Op het Universiteitscomplex heeft hij een borstbeeld staan en bij Staatsolie ligt er al een aantal jaren een standbeeld van hem in een loods. 

Borstbeeld Anton de Kom Paramaribo
Anton de Komplein Amsterdam

Welnu elke Surinamer heeft wel op de één of andere manier van Anton de Kom, of van zijn werk gehoord. Is het dan normaal dat het huis waarin deze geweldige Surinamer geboren is en ook deels gewerkt heeft tot een krot moest vervallen? Is er in deze geen sprake van een nationale schande?

Wat denkt o.m de Stichting Stadsherstel Paramaribo over de restauratie van dit monument?

Logo Stadsherstel Paramaribo

Uit goed geïnformeerde bronnen heeft de NRCS vernomen dat er enkele jaren geleden een gedachte door de Gemeente Amsterdam is gelanceerd om dit pand te restaureren en er iets moois van te maken. Dit project is toen niet doorgegaan omdat de Gemeente zich o.a. niet kon terugvinden in de samenstelling van de beheersorganisatie die na de bouw het project zou beheren. De NRCS vindt dit een geluk bij een ongeluk, omdat historische gebouwen in eerste instantie in de onafhankelijke Republiek Suriname door de regering van Suriname en/of door bedrijven en burgers van Suriname in principe zelf moeten worden gerestaureerd en verder goed moeten worden onderhouden.

De NRCS is bereid om samen met anderen het voortouw te nemen om het gebouw waar Papa De Kom is geboren in het kader van het decennium van mensen van Afrikaanse afkomst als project aan te pakken. Wie doet mee? Inmiddels heeft een bekend ingenieurs-bureau al te kennen gegeven dat het kantoor bereid is om het projectdossier voor de restauratie op te stellen en ook mee wil denken over de exploitatie en het beheer.

Wie wenst er meer mee te doen, om als Surinamers in Suriname en in de diaspora aan een gezamenlijke inspanning mee te werken om binnen afzienbare tijd dit pandtje in hartje Paramaribo om te toveren in een prachtig educatief ontmoetingscentrum ter nagedachtenis aan één van onze meest bekende nationale helden, Anton de Kom. Hierna zullen wij verder kijken om de regering voor te stellen om 22 februari in het kader van het proces van natievorming in ons land aan te stellen als Dag van Anton de Kom. Wij willen voor de goede orde à priori stellen dat het in deze niet gaat om een extra vrije dag, want die hebben wij al meer dan genoeg voor een land met zo een kleine economie en met zo een kleine bevolking”.

Naar aanleiding van deze oproep uit 2015 uit STAR NIEUWS, vragen wij ons af of er inderdaad een restauratie van het huis van Anton de Kom op gang is gekomen. Wij willen ons graag inzetten om mee te denken over het stukje cultuurgrond achter het huis. Daar is vast en zeker een waardig echt Surinaams kostgrondje / moestuintje van te maken, zodat men zich ook in de tuin in de tijd van Anton de Kom zal kunnen wanen.

Zie ook het uitstekende artikel op Nieuwsbrief Dodenakkers: https://www.dodenakkers.nl/artikelen-overzicht/beroemd/politiek/kom-anton-de.html?utm_source=Laposta&utm_campaign=Nieuwsbrief+juli+2020+&utm_medium=email

Onze band met Suriname bestaat al meer dan vijftig jaar, zie het onderzoek van Feddo Oldenburger en Reinoud Norde 1968.

Snipper Zocher-geschiedenis toegevoegd

Onlangs vertelde Mw. Joan Patijn mij dat er in Bloemendaal (rondom de oude Dorpskerk ) een oud kerkhof ligt en dat een zekere mevrouw C.J. Louisse in de jaren 1986-1990 een inventarislijst had samengesteld van grafstenen, die daar nog steeds aanwezig zijn.

Jan David Zocher geschilderd door Woutherus Mol, ca. 1830. Coll. Frans Hals Museum

Eerst iets over de kerk en de begraafplaats (overgenomen en aangevuld van de website van Vrienden van de Dorpskerk / dorpskerkbloemedaal.nl):

“De Bloemendaalse Dorpskerk kent een lange geschiedenis. In 1632 besloten bezitters van buitenplaatsen een kerk in het dorp te bouwen, speciaal voor de protestantse erediensten. Ook de dorpelingen zelf wensten een ‘Predikhuys’. Op 25 maart 1636 werd de eerste eredienst gehouden. Vanaf die tijd werden de leden van de kerk begraven in de kerk en op het kerkhof dat rondom de kerk is gelegen. … … Bijzonder in het interieur zijn de 17e-eeuwse gebrandschilderde ramen van de Haarlemse ‘glasschrijver’ Pieter Holsteyn I, schenkingen van de kerkstichters en de Heer van Brederode, de Staten van Holland en de steden Haarlem, Alkmaar, Hoorn, Dordrecht, Beverwijk en Leiden. Andere historische elementen zijn de preekstoel met daarvoor het doophek, de herenbanken en enkele graf- en gedenkstenen. Ook de luidklok uit 1637 is nog in de toren aanwezig. Als monument in een monument prijkt het orgel van de 18e-eeuwse Leidse orgelbouwer Pieter Assendelft, dat voorheen in Groningen in de kerk van Baflo stond. Het onderhoud van de kerktuin is in handen van een team enthousiaste vrijwilligers.”

Naast een bijzondere glazenier was Pieter Holsteyn (1585-1662) ook een bekend schilder en tekenaar. Vooral zijn tekeningen van insecten en vogels zijn bekend gebleven. De Bibliotheek Wageningen UR bewaart ook enkele van zijn tekeningen, waaronder deze verzameling vlinders.

Pieter Holsteyn I. Blad met verzameling vlinders. Coll. Bibliotheek WUR / Speciale Collecties

Joan Patijn en haar man zijn twee van die enthousiaste vrijwilligers. Zij nam contact met mij op omdat op de lijst van de grafstenen “Jan David Zocher, overleden 1827”, voorkomt. De grafsteen zelf hebben zij nog niet her-ontdekt, deze ligt nu nog onder het zand, maar iedere zaterdagmiddag worden grafstenen schoongemaakt en hoopt men deze steen te kunnen fotograferen en te vergelijken met de gegevens op de lijst. Een foto van de Jan David Zochersteen hoop ik ter zijner tijd te mogen ontvangen.

Oude Dorpskerk (PKN) Bloemendaal met rondom de tuin met kerkhof

Maar de verstrekte gegevens stellen mij toch voor een raadsel. De grafsteen van J.D. Zocher jr. is reeds bekend. Zie foto hieronder. Deze staat op de begraafplaats Kleverlaan (de oude buitenplaats Akendam) te Haarlem.

Joan Patijn legt een Cascade-kransje bij grafsteen van J.D. Zocher op begraafplaats Kleverlaan te Haarlem. Foto Niek Steenbergen, 2013

We nemen dus aan dat de grafsteen in Bloemendaal J.D. Zocher sr. zal betreffen. Hij overleed in 1817 (en niet in 1827) op Soestdijk. Heeft Mw. Louisse zich misschien vergist of is de Bloemendaalse steen mogelijk deels onleesbaar, zodat zij het jaartal 1827 gelezen heeft in plaats van 1817? Maar waarom zou Zocher sr. begraven liggen in Bloemendaal? In 1817 woonde J.D. Zocher sr. voorzover we weten buiten de Kennemerpoort, op de kwekerij Rozenhagen. Het gezin van J.D. Zocher jr. woonde in 1827 op de buitenplaats Akendam, gelegen in de gemeente Schooten, ten noorden van Haarlem en ten oosten van de gemeente Bloemendaal. Als het werkelijk zo is dat het jaartal 1817 niet goed leesbaar is en men om die reden 1827 heeft genoteerd, dan zou deze grafsteen de steen van J.D. Zocher sr. kunnen zijn, want zijn graf en steen zijn tot heden niet teruggevonden.

Te mooi om waar te zijn zou je bijna zeggen. Ik deed verder onderzoek naar het jaar 1827 en de geschiedenis van Bloemendaal. Waarom werd er een Jan David Zocher begraven in Bloemendaal in 1817 of 1827? De familie woonde toch helemaal niet in Bloemendaal. Het zou ook een her-begrafenis kunnen zijn van Jan David senior, die misschien eerder in Soestdijk was begraven?

Begraafplaats Kleverlaan, aangelegd en ontworpen door Jan David Zocher jr. Uitbreidingen van Louis Paul Zocher (ontwerp 1879) en Leonard A. Springer (ontwerp 1915)

Nader onderzoek wees uit dat Jan David Zocher jr. en zijn vrouw Amy May (weduwe van Arnoldus Martinus Penninck Hoofd en voor de tweede maal in 1819 gehuwd met Jan David Zocher jr.) geruime tijd na het overlijden van Penninck Hoofd (1818) op de buitenplaats van Pennink Hoofd hebben gewoond (L.P. Zocher werd in 1820 op Akendam geboren), totdat zij de plaats moesten verlaten omdat zij deze hadden verkocht aan de gemeente Haarlem, om er een buiten-begraafplaats te realiseren, naar ontwerp van Zocher jr. zelf. Waarschijnlijk is het gezin Zocher-May in 1827 vertrokken naar een huis op de kwekerij Rozenhagen te Haarlem (even buiten de Kennemerpoort). Als het jaartal 1827 wel correct is overgenomen, is het begrijpelijk dat er in 1827 niet begraven kon worden op Akendam, omdat Akendam vanaf die tijd op de schop ging.

Het nader onderzoek bracht ook nog een geheel andere kijk op de zaak naar voren, die mogelijk tot de meest logische oplossing leidt. Jan David en Amy May kregen in 1820 een zoon, de eveneens bekende tuinarchitect Louis Paul Zocher. Een paar jaar later kreeg Louis Paul een zusje, genaamd Amy Zocher (geboren 10-01-1825 en overleden 27-04-1827). Zou de grafsteen op de oude begraafplaats te Bloemendaal haar grafsteen kunnen zijn en zouden op die grafsteen ook de namen van haar vader en moeder zijn gehakt en zouden die nu bijna 200 jaar later grotendeels onleesbaar zijn geworden? Mogelijk zijn die namen dan maar half en half te lezen geweest en heeft Mw. Louisse alleen het jaartal van overlijden en de naam van de vader kunnen noteren? Het lijkt een logische oplossing; we wachten rustig af tot de vrijwilligers de steen vinden en fotograferen. Wordt vervolgd.

HOUD VOL: Bericht 200

Aan de corona-tijd hebben wij in onze Website-Berichten nog geen aandacht besteed. Toch willen wij op deze plaats allen die getroffen zijn door deze vreselijke ziekte, direct of indirect, een hart onder de riem steken met een nieuw Bericht. We hopen allemaal dat er spoedig een vaccin gevonden zal worden en dat deze situatie snel achter ons komt te liggen. De Engel met de glimlach en ‘gebalde vuist’ bij de ingang van de kathedraal van Reims wenst u allen sterkte: HOUD VOL.

De engel met de glimlach. Kathedraal van Reims. Foto Carla Oldenburger.

De ziekte treft ons persoonlijk gelukkig tot heden niet en heeft ook niet direct veel invloed op ons werk, alhoewel het onderzoek natuurlijk toch wel bemoeilijkt wordt door gesloten archieven, reisbeperkingen en annuleringen van lezingen en symposia.

Het thema van dit Bericht is HOUD VOL Dat geldt voor ons allen, we zijn er nog lang niet. Maar dit thema geldt ook voor het schrijven van ‘Berichten’ op deze website. Het eerste bericht verscheen op onze vernieuwde website in november 2015. Wij schrijven een Bericht als we onze lezers attent willen maken op iets dat ons is opgevallen en dat we graag willen delen. Het opvallende van dit Bericht is dat het nummer 200 is. Dat willen we vieren met een paar momenten uit de afgelopen periode waarin we deze Berichten schreven (eind 2015 tot heden).

Vanaf 2016 begeeft Bureau Oldenburgers Binnenstad en Buitenleven zich op twee onderzoeksterreinen: architectuur en landschap, met drie specialisaties groen erfgoedkleurgebruik in de architectuur en architectuurtheorie (Dom van der Laan en de Zochers). 

Kleurkaarten in Heemkundig Museum Baron van Brakell. Foto Carla Oldenburger

De richting ‘Kleur’, waar we sinds 2016 aandacht aan besteden is de afgelopen tijd tot uiting gekomen in de aandacht voor en artikel over een nieuw [rood] raam in de Heilig Grafkapel in de Oude Kerk van Amsterdam en in een artikel over het ‘houten’ van kerkbanken in de Noorderkerk van Amsterdam.

Primula’s in tuin van Paleis Het Loo, uitgestald in het aurikeltheater. Foto Paleis het Loo.

Het onderwerp ‘Groen Erfgoed’ wordt ieder jaar vorm en gezicht gegeven in de tuinen van Paleis Het Loo. In het zogenaamde aurikeltheater (zie foto hierboven), in de beschutting van de berceau, worden talloze primula-soorten tentoongesteld.

Uitstalling van potplanten op de trappen in Caltagirone, Sicilië. Foto Carla Oldenburger

Zouden de trappen in Caltagirone op Sicilië (zie hierboven, 2019) of de uitstalling van planten in de tuin bij het huis van Pilatos in Sevilla (hieronder, 2018) de inspiratie hebben gevormd voor het aurikeltheater? (Grapje).

Uitstalling bloempotten in de tuin van Casa de Pilatos, Sevilla. Foto Carla Oldenburger
Linde langs de Levendaalselaan in Rhenen. Foto Carla Oldenburger

Niets is mooier dan eeuwen oude bomen als bewijs van ‘Groen Erfgoed’. De oude linde aan de voet van de Laarseberg, vroeger behorend bij de buitenplaats Levendaal te Rhenen, is een van de mooiste en oudste voorbeelden. Een herinnering aan de buiten-plaats Levendaal is heden nog de grafsteen van Dionys van Leefdael (1491) in de Cunerakerk, de oudst aanwezige grafsteen in deze kerk.

Prachtig vorm gegeven tentoonstelling over de ‘Grand Tour’. Museum Hermitage Amsterdam. Foto Carla Oldenburger

Momenten van verrukking en schoonheid de afgelopen jaren overvielen ons tijdens tentoonstellingen die wij bezochten. De belangrijkste waren ‘Classic Beauties. Kunstenaars, Italië en de schoonheidsidealen van de 18e eeuw’ (in Museum Hermitage Amsterdam, een expositie die naadloos aansloot bij het werk van de Zochers); en ‘Een huis voor de geest’ (in Kunstencentrum deSingel in Antwerpen en op Buitenplaats Doornburgh te Maarssen) over de theorie en praktijk van het werk van de architect Dom Hans van der Laan.

De eerste tentoonstelling vertelt het verhaal van jonge aristocratische Europeanen, die in de tweede helft van de 18e eeuw een reis naar Italië ondernamen (met als hoogtepunt Rome) om daar de net opgegraven klassieke beelden en bouwwerken te bewonderen. Op onze eigen Grand Tour in december 2018 en mei 2019 (resp. naar Andalusië en Sicilië) beleefden we de kunst van de klassieke oudheid en de barok, getuige enige foto’s in dit Bericht geplaatst.

Op de tentoonstelling over Dom van der Laan en zijn leerling Jan de Jong op buitenplaats Doornburgh kon men de architectuur van de Bossche School als het ware zelf beleven.

Irissen in Jardines de los Reales Alcázares. Sevilla. Foto Carla Oldenburger
Irissen in onze eigen tuin in Rhenen, 12 mei 2020. Foto Carla Oldenburger

Met de bloeiende irissen uit onze eigen tuin sluiten we dit Bericht af. De irissen hebben de corona-crisis overleefd, EN ZO ZULLEN WIJ.

HOUD VOL, HOUD MOED, HOUT MOET (Bericht 200)

Kasteel en park van kasteel Wylre zijn vanaf 1 Juni weer geopend

Gezicht op Kasteel Wylre vanuit de tuin. Foto uit www.liefsuitlimburg.nl

(Eerste paragraaf tekst overgenomen van tripadvisor.nl; de daarna volgende tekst heb ik geschreven in de Gids voor de Nederlandse Tuin- en landschapsarchitectuur. Rotterdam, 2000). Deze tekst is enigszins aangepast).

Kasteel Wijlre is een buitenplaats voor cultuur en landschap. Op de buitenplaats komen hedendaagse kunst en architectuur samen met cultureel erfgoed en natuur. Er zijn vijf eeuwen met elkaar verweven: het kasteel uit de zeventiende eeuw, het Koetshuis uit de achttiende eeuw, het ontwerp van de kasteeltuinen uit de negentiende eeuw, de permanente kunstwerken in het park uit de twintigste eeuw, het kunstpaviljoen Hedge House en de hedendaagse kunsttentoonstellingen uit de eenentwintigste eeuw. Buitenplaats Kasteel Wijlre organiseert tentoonstellingen, interdisciplinaire projecten, events en educatieve activiteiten in het Hedge House, het Koetshuis en de tuin. Gerenommeerde kunstenaars als Richard Long, Tony Cragg, Ben Akkerman, Donald Judd, Stephen Wilks, Michel François, Marlene Dumas en Christian Jankowski zijn in het Hedge House en het Koetshuis in wisselende solo- en groepstentoonstellingen getoond. Buitenplaats Kasteel Wijlre is gelegen in de heuvels van Zuid-Limburg.

Mijn tekst uit de Gids: De naam Wylre wordt reeds in de twaalfde eeuw gebruikt wanneer in oorkonden over ‘Heren van Wylre’ wordt gesproken. Een eeuw later is er sprake van een versterkt huis dat in 1389 als heerlijkheid wordt aangemerkt. De kern van het huidige kasteel dateert echter pas van de tweede helft van de zeventiende eeuw. Johan Arnold van Wachtendonk erfde de heerlijkheid in 1652 van zijn moeder en begon spoedig daarna met de bouw van een nieuw huis. De vroegst bekende kaart van het terrein is de zogenaamde Tranchot-kaart uit 1802-1813. Hierop is te zien dat het huis op een omgracht terrein ligt, waarop ook een voorplein en twee bijgebouwen zijn gesitueerd.

Opvallend is dat huis en voorplein niet recht van voren tussen de bouwhuizen door benaderd worden, maar juist van opzij met toegang tot het voorplein tussen huis en bouwhuis. Deze zijdelingse benadering vanuit het zuiden bestaat nog steeds. Rondom de gracht ligt opnieuw een rechthoekig terrein, dat als tuin gebruikt zal zijn en dat eveneens door water omsloten wordt. Aan de noordzijde grenst een eveneens rechthoekig en door water omgeven perceel grond. Een dergelijke aanleg doet denken aan het Hollands classicisme dat kenmerkend is voor de zeventiende eeuw en zal vermoedelijk tegelijk met de bouw van het huis zijn ontstaan.

In de loop van de negentiende eeuw deed ook op Wylre de landschapsstijl zijn intrede. De bekende Maastrichtse architect en stadsbouwmeester Mathias Soiron (1748-1834) maakte omstreeks 1800-1810 enige ontwerpen. Ook werkte hij op Kasteel Neuburg. Of deze zijn uitgevoerd is onduidelijk. Ten westen van het huis werd, buiten de gracht, een nieuw park aangelegd en een gedeelte tussen de binnen- en buitengracht werd aangepast. Een koepel, waarvan nu nog de restanten te vinden zijn, zal hier deel van hebben uitgemaakt.

Johan Heinrich Fischer. Dubbelportret van Graaf Von Quadt en Mathias Soiron (rechts) voor kasteel Wickrath (1773). Museum Schloss Rheydt in Mönchengladbach.

Vanaf de eerste helft van de twintigste eeuw was de tuin ten oosten van het huis verdeeld in de nog steeds bestaande negen vierkante vakken. Uit mondelinge overleveringen is bekend dat de tuinarchitect John Bergmans (1892-1980) op kasteel Wylre heeft gewerkt, maar wat hij precies heeft gedaan, is vooralsnog niet duidelijk. Hoewel de tuinen in de loop der twintigste eeuw al verder waren verfraaid, onder meer met de aanleg van terrassen ten westen van het huis, dateert de huidige aanleg vooral van na 1980.

Onder invloed van de huidige eigenaren is een aantal fraai ingerichte tuinkamers, gescheiden door hagen en verbonden door zichtassen, tot stand gekomen. De Limburgse tuinarchitect W.J.A. Snelder (1928-2013) werkte hier vanaf 1985. Aan weerszijden van de oprijlaan, net voor de binnengracht, is een fraaie symmetrische siertuin (her)aangelegd. De tuinen worden door liefhebbers vooral gewaardeerd vanwege de decoratieve rozentuin ende bloementuin met borders op kleur in regelmatige stijl. Maar ook vanwege de moderne sculpturen van onder anderen Peter Struycken en Ad Dekkers en vanwege de wandelingen rondom het huis, door de boomgaard en door het landschappelijke gedeelte van het park met fraaie doorzichten. Opvallende oude bomen zijn een Gleditsia, een Ginkgo en een Liriodendron.

Gleditsia triacanthos of Valse christusdoorn.

Japanse Tuin Clingendael: Haal buiten naar Binnen

(op verzoek van de gemeente Den Haag en van Joost Gieskes wordt onderstaande tekst dd. 06-05-2020, met plezier gedeeld):

Schoonmaak in de Japanse Tuin Clingendael

Ieder voor- en najaar genieten duizenden mensen van de prachtige bomen, heesters en planten in onze Japanse Tuin. Dit voorjaar blijft de tuin helaas gesloten. Zonde, want de tuin staat er prachtig bij. Daarom halen wij buiten naar binnen en kun je je even in een andere wereld wanen.

De Japanse Tuin is hét pronkstuk van Landgoed Clingendael en vanwege zijn kwetsbaarheid maar een aantal weken per jaar geopend. Toch kan de tuin ieder jaar weer op veel belangstelling rekenen. Maar wat maakt de Japanse Tuin nou zo bijzonder? Wij vroegen het aan Joost Gieskes, tuinhistoricus en auteur van het boek Japanse Tuin in Clingendael: kroniek van een mysterieuze tuin. Den Haag, 2005.

Stap in een andere wereld over het typisch Chinese bruggetje

 ,,In het kleine zit het grote”

Joost is sinds 2000 (technisch) adviseur voor de restauratie van de tuin en is regelmatig in de tuin te vinden. Voor werk of voor ontspanning. Joost: “Bij het binnenkomen van de Japanse tuin stap je in een andere wereld. De hele aanleg is exotisch en verrassend. De prachtige waterpartij, de vrolijke rode bruggetjes, de stenen lantaarns. Zelfs deskundige Japanners genieten hier van de bijzondere en serene sfeer. De tuin is tot in het kleinste detail pure schoonheid; van een egaal diepgroen mosdek tot een verweerde steen en het spiegelende water met de lelies. In het kleine zit het grote.” Uitbundige bloei en tere herfstkleuren

Joost vindt het jammer dat de tuin dit voorjaar niet open kan. Net als veel andere trouwe en nieuwe bezoekers. Joost: ,,Vooral ook jammer dat men nu de nieuwe chrysantlantaarn niet kan bewonderen. De chrysant is het embleem van de keizer van Japan en de lantaarn is een replica van een in verval geraakte lantaarn uit 1911. Echt een bijzonder kunstwerk.”

Een Japanse stenen lantaarn

In het voorjaar is de tuin erg mooi door de uitbundige bloei van kersenbomen en exotische heesters. In het najaar door de tere herfstkleuren en het vallend blad met hun mooie tekening. Maar eigenlijk is de tuin het hele jaar door mooi. Toch kan de tuin niet vaker open. Met veel publiek slijten de smalle paadjes en de daaraan grenzende moslaag te snel. Ook is er écht veel tijd voor onderhoud nodig. Joost:,,Er is iedere dag wel werk: van de dagelijkse verzorging van de planten, bomen en heesters tot periodiek onderhoud aan vijverranden, sproeisysteem, schoonmaken van de stenen en houten monumenten en nog veel meer.”

Uitbundige kleuren

 Zo zijn jullie er toch even bij…

Joost vindt het jammer dat de tuin dit voorjaar niet open kan. Net als veel andere trouwe en nieuwe bezoekers. Joost: ,,Vooral ook jammer dat men nu de nieuwe chrysantlantaarn niet kan bewonderen. De chrysant is het embleem van de keizer van Japan en de lantaarn is een replica van een in verval geraakte lantaarn uit 1911. Echt een bijzonder kunstwerk.”

Haal buiten naar binnen!

Door de coronacrisis zijn we aan huis gebonden en mogen we alleen naar buiten om boodschappen te doen of een frisse neus te halen. Mis jij het ook zo om het Haagse groen in te gaan? Kijk dan snel op onze speciale pagina: Haal buiten naar binnen!

Hier vind je meer foto’s van de Japanse Tuin, door jullie ingestuurde foto’s van de natuur om je heen, delen we live streams en filmpjes én geven we groene tips voor in en om je huis. Heb jij ideeën of tips hoe we samen nog meer buiten naar binnen kunnen halen? Stuur deze dan naar: hethaagsegroen@denhaag.nl

Altijd wel werk te doen

Meer weten?
Lady Daisy (Baronesse Marguerite Van Brienen), de eigenaresse van landgoed Clingendael, maakte in 1911 met haar Engelse vrienden een reis naar Japan. Zij raakte zo verrukt van de Japanse tuinen dat ze besloot om op haar landgoed ook een tuin in Japanse stijl aan te leggen. Ze nam veel voorwerpen uit Japan mee om in haar tuin neer te zetten. In 1913 was de Japanse Tuin in Clingendael een feit. In 2003 werd de tuin tot Rijksmonument verklaard. Meer informatie over de tuin vind je op de website van de gemeente Den Haag.

Tekst: Didi Cobussen
Beeld: Jurriaan Brobbel

Kiku gata doro (lantaarn in de vorm van een chrysant). Allernieuwste aanwinst. Foto Joost Gieskes

Lees ook: