Alle berichten van Carla Oldenburger

Wie is de ‘Schrijver der Flora’?

Op de weblog van Cascade Tuinhistorisch Genootschap las ik een aantal jaren geleden (15 april 2016) dat alle drie delen van het boek Nederlandsche Tuinkunst (1837-1838), uitgeven door de Gebroeders Diederichs te Amsterdam,  digitaal zijn te raadplegen. Klik hiervoor op de hierboven aangehaalde groene titel.

Dit boek is onder schuilnaam geschreven, namelijk door de Schrijver der Flora.  We kunnen hieruit concluderen dat deze anonyme schrijver al eerder een botanisch werk heeft afgeleverd onder de titel Flora. Als we zoeken op naam van de uitgever ‘Gebroeders Diederichs en Flora’, zien we dat het gaat om Flora Jaarboekje voor Bloemliefhebbers en Bloemkweekers (1837). Het derde deel van Nederlandschen Tuinkunst is ook apart uitgegeven, nu door de uitgever Loosjes te Haarlem, als apart deel van het Tijdschrift ter Bevordering der Nijverheid, onder de titel Dagboek voor Boom- en Bloemkweekers, Hoveniers en Warmoezeniers (1840), ook weer met de vermelding “door den Schrijver der Flora”. Een van de samenstellers van dit Tijdschrift was de welbekende hoogleraar in de Botanie en Landhuishoudkunde aan de Universiteit van Groningen, Prof. H.C. van Hall.

Het intrigeert mij al jaren dat ik niet weet wie de schrijver is van dit genoemde uitstekende bruikbare praktische handboek. Wie zou dat kunnen zijn? Misschien ging de auteur er van vanuit dat iedereen dat wist, maar een kleine twee honderd jaar later na verschijnen van dit handboek weet echt  niemand dat meer. Zie ook het artikel van Jan Holwerda in  Cascade Bulletin 23 (2014), nr.1, p. 42-44.  

Ik ken natuurlijk de naam van de botanicus H. C. Van Hall (1801-1874), die samen met Jan Kops (1765-1849) de delen 5 t/m 8 (1828-1844) van de Flora Batava samenstelde. Uitgever J.C. Sepp en Zn. Om dit puzzeltje op te lossen dacht ik niet meteen aan de Flora Batava omdat deze Flora de wilde planten van Nederland beschrijft, terwijl de Nederlandsche Tuinkunst echt een handboek is bedoeld voor bloemkwekers,  tuinbazen en tuinliefhebbers, hoewel de ‘beoefenaars der plantenkunde’ op de titelpagina als eerste doelgroep worden genoemd.  Van Hall was ook nog de schrijver van een eerdere flora, de Flora Belgii septentrionalis sive Index plantarum indigenarum of in het nederlands Flora van inheemse planten van Noord-Nederland, uitgegeven te Amsterdam bij dezelfde uitgever als van de Flora Batava, J.C. Sepp en Zn. in 1825. Ook dit boek beschrijft wilde inheemse planten.

Van Hall is dus bekend van twee wetenschappelijke flora’s met als eerste titelwoord ‘Flora, beide uitgegeven door J.C. Sepp en Zoon èn van het werk Nederlandschen Tuinkunst, uitgegeven door de Gebr. Diederichs, beide uitgevers gevestigd te Amsterdam. Het blijkt dat de gebroeders Diederichs uitgevers zijn van meer populaire werken (opgesomd in dbnl.nl). Wat wel vaker gebeurde is dat wetenschappers hun werk ook onder de aandacht wilden brengen van de gewone man; het zou kunnen zijn dat Van Hall daarom het derde deel van Nederlandsche Tuinkunst bij Diederichs publiceerde, een veel minder wetenschappelijke werk, bedoeld voor tuinlieden in de praktijk. Hij had zijn wetenschappelijke naam hoog te houden, dus verlaagde hij zich misschien niet graag tot de praktische kant van het vak en moest de term Schrijver der Flora insiders weer naar zijn wetenschappelijke werk verwijzen. Het is misschien een aardige theorie, maar geen bewijs. We blijven zoeken en speuren

De Hermitage en Vincent van Gogh

Enkele geliefde speciale vrienden lezen met plezier onze Berichten en weten dat we altijd op zoek zijn naar nieuws over tuinen, parken en landschappen, in beeld, in geschrift en in kaartmaterialen. Soms krijgen we  dus wel eens suggesties opgestuurd in de zin van… …is dit misschien iets voor jullie?

Onlangs ontvingen we op deze manier drie afbeeldingen van schilderijen van Vincent van Gogh. Leuk want tot heden is er weinig aandacht besteed aan Van Gogh op deze website. Uitgezonderd dan het gestolen schilderij Lentetuin.Pastorietuin te Nuenen (1884).

De drie schilderijen van Van Gogh die we ontvingen (digitaal uiteraard) werden ons gestuurd door Russische vrienden uit St. Petersburg. Het eerste betrof  ‘Herinnering aan de tuin in Etten’ (oudelijk huis in Etten-Leur) of ‘Vrouwen van Arles’. Het doek is geschilderd in 1888, toen Paul Gauguin bij Van Gogh in Arles woonde. Zijn (Gauguin’s) invloed is duidelijk waarneembaar. Typisch voor die tijd, ronde bloemperken, vaak gevuld met Hortensia’s binnen een rondlopend grindpad. Hier zie je wel iets hiervan terug.

Vincen van Gogh. Herinnering aan de tuin in Etten of Vrouwen van Arles. 1888. Coll. Museum Hermitage St. Petersburg

Het tweede schilderij is getiteld ‘Ochtend, boerenpaar op weg naar het werk’. Het is geschilderd in 1890 in Saint-Remy, een half jaar voor zijn dood. Het schilderij stelt een landschap voor met een man en een vrouw die door de korenvelden naar hun (land)werk op weg zijn. Mij doet het tegelijk aan Jozef en Maria denken die een veilige slaapplaats zoeken en nergens worden binnen gelaten. Dan zou het geen realistische voorstelling zijn (zoals meestal bij van Gogh), maar een christelijke voorstelling, niet vreemd natuurlijk voor iemand uit een christelijk dominee’s gezin in zijn laatste levensjaar.

Vincent van Gogh. 1890. Ochtend, naar het werk. Coll. Museum Hermitage, St. Petersburg

De derde foto die we ontvingen van onze vriend uit St. Petersburg, is van het schilderij  ‘(Landschap met) Rietgedekte boerenhuisjes’, ook uit 1890, zijn laatste levensjaar. Hij schilderde dit realistiche schilderij (met bonenveld en korenveld vóór de huisjes) in mei 1890 in Auvers-sur-Oise, snel na zijn aankomst in dit dorp, de plaats waar hij in juli 1890 overleed en waar hij ook naast zijn broer begraven ligt. Hij schreef over dit werk aan Theo en was er zelf nogal enthousiast over. De vrolijke kleuren zijn opvallend en verraden nog niet zijn einde.

Vincent van Gogh, 1890. Rij rietgedekte huisjes (in de buurt van Auvers-sur-Oise?). Coll. Museum Hermitage St. Petersburg

Ik heb de informatiebordjes naast de schilderijen op de foto’s expres niet weggeknipt om te laten zien dat het de echte schilderijen uit de Hermitage zijn. Zie de informatie in het Russisch waarmee de bordjes beginnen.

Kasteel Merckenburgh te Heukelum

Ons jonge gezin woonde van 1970 tot 1973 in het destijds Hollandse middeleeuwse stadje Heukelum (ommuring ca. 1230; stadsrechten ca. 1390), midden in het centrum, tegenover de muziektent, en ook 100 m. verwijderd van de Linge. Het was ons eerste huis(je). Jaren achtereen had de plaatselijke veldwachter, in die tijd ook nog wel koddebeier genoemd, in het huis gewoond. Ook stond het huis bekend vanwege het  bijbehorende ‘Weeghuisje’,   jammergenoeg was de weegbrug toen al verdwenen. We waren de trotse bezitters van twee panden dus, met twee huisnummers, en tussenin een piepklein tuintje.

Omdat de tuin zo klein was en de Linge dichtbij, hadden we een roeibootje op de Linge liggen, waarmee we de Linge konden bevaren. En zo kwam het dat we al heel snel Kasteel Heukelum (officieel Kasteel Merckenburgh, gebouwd door de Heren van Arkel rond 1286)) ontdekten vanaf het water en vanaf de Lingedijk die de verbinding vormde tussen de stad en het kasteel.

Kasteel Heukelom. J. Schijnvoet Fecit (ca. 1711) naar R. Roghman. Noorden boven. Part. Coll.

Op bovenstaande prent uit 1711 (Jacobus Schijnvoet F. 1685-1733, de zoon van de meer bekende Simon Schijnvoet) zien we links van het kasteel een muur en een toegangspoort, die aan het begin van de toegangslaan stond. Tussen het kasteel en het water (de slotgracht?) is een bosaanplant te zien en vóór de knotwilgen (ten zuiden van deze gracht) loopt (nog steeds) de Heidensweg tussen Heukelum en Asperen.

Op de 19de eeuwse Topografische Kaart van Nederland (deze versie is vanaf 1872) is de verbinding tussen stad en kasteel heel duidelijk, recht toe recht aan. We zien tussen de stad Heukelum en het kasteel een stippellijn, dat is een deel van de (Zuider)Lingedijk. Aan de westkant gaat deze dijk over in de Voorstraat (verderop Torenstraat), en aan de oostkant gaat de dijk met een klein knikje over in de toegangslaan tot het kasteel, terwijl de Lingedijk zelf eigenlijk iets noordwaarts afbuigt om de Lingeloop te volgen. De Heidensweg is ook duidelijk op de kaart waarneembaar ten oosten van de stad. Deze vormt de verbinding met de nabijgelegen stad Asperen. Het kasteel ligt binnen een duidelijk aangegeven slotgracht en buiten deze gracht, aan het eind van de toegangslaan, zijn twee bouwhuizen te zien. In het bos ligt een vijver.

Stad Heukelum en Kasteel Heukelum, daartussen deel van (Zuider)Lingedijk en toegangslaan tot Kasteel. Noorden boven

In de jaren dat wij in Heukelum woonden, was Rudolph Alexander baron van Heeckeren van Brandsenburg, heer van Heukelum (1909-1980) de enige en illustere bewoner. Hij was een paardenman, zijn contacten met het dorp gingen niet verder dan de bakker en de slager. Als je zo gelukkig was om eens binnen te mogen komen kijken, gaf hij zelf een rondleiding en gidste hij je langs verschillende ‘Rembrandts’ en allerlei geschenken die hij naar zijn zeggen o.a. van Churchill had gekregen. Hij was een (oorlogs)verhalen-verteller, een markante persoonlijkheid die in de stad Heukelum niet gauw vergeten zal worden.

Kasteel Slangenburg te Doetinchem

Omdat Kasteel De Slangenburg vanaf dit Pinksterweekend 2024 wordt opengesteld, is  onze beschrijving van tuin en park van De Slangenburg hier (bijna onveranderd) overgenomen uit de Gids voor de Nederlandse Tuin- en Landschapsarchitectuur , deel 2, uit 1996:

“Omstreeks 1675 werd het vijftiende-eeuwse huis de Slangenburg in opdracht van Frederik Johan van Baer verbouwd tot een symmetrisch huis met twee hoektorens en twee zijvleugels. In diezelfde tijd werden een nieuwe oprijlaan (Kasteellaan) en een trapeziumvormig lanenstelsel aangelegd met bossen en bouw- en weilanden tussen de lanen. Het lanenstelsel, dat omstreeks 1679 voltooid was, is tot heden toe bewaard gebleven. De ruim 1,5 km. lange oprijlaan staat loodrecht op de voorgevel van het huis en vormt met vier gegraven visvijvers, gelegen binnen het lanenstelsel, de middenas van het ontwerp. Het trapezium beslaat 135 hectare. De vorm van het voorplein dateert eveneens uit omstreeks 1675.

De Slangenburg Doetinchem , 1774. Trapeziumvormig lakenstelsel. Noorden rechts

Op twee achttiende-eeuwse bedrijfskaarten van het landgoed zijn binnen het lanenstelsel bouwland, weiland en bos getekend, terwijl binnen de gracht het huis en de moestuinen staan aangegeven. Het grondgebruik is tot op heden nagenoeg hetzelfde gebleven. Binnen de grachten ten noorden en ten westen van het huis lagen 16 tuinvakken voor moeskruiden, vruchtbomen en bloemen. De vier vakken achter het huis,  waarop men vanuit het huis uitzicht had waren bestemd voor sierplanten.

Kaart De Slangenburg Doetinchem 1796.Rondom trapeziumvormig lakenstelsel. Noorden rechts.
Slangenburg Doetinchem, 1752. Detail rondom het huis 16 tuinvakken. Noorden rechts

Deze siertuin werd omstreeks1799 veranderd in een kleine landschappelijke aanleg met slingerpaden, sierstruiken en een aantal exotische bomen. In het parkdeel achter het huis is nog steeds deze bijzondere aanplant te vinden, waaronder een oude tulpenboom en drie zeer oude bruine beuken.

Ontwerp Hugo Poortman 1894.

In 1894 ontwierp de tuinarchitect H.A.C. Poortman geometrische tuinen binnen de gracht. Het is duidelijk dat de indeling van de tuinvakken benoorden en westen van het huis veranderd zijn van moestuinvakken in siertuinvakken. Ten zuiden van het huis is door Poortman een ruime landschappelijke wandeling uitgezet. Ten noorden van het huis zijn tegenwoordig nog de contouren van een vroeg achttiende-eeuws sterrebos te vinden onder een zwaar beukenbos. 100 jaar later werkte bureau Copijn Utrecht hier i.v.m. reorganisatie-werkzaamheden.

Voor de wandelaars zijn gemarkeerde wandelroutes uitgezet en er zijn picknickplaatsen, een natuurkampeerterrein en een hertenkamp aan het terrein toegevoegd. Het landgoed wordt beheerd door Staatsbosbeheer. De voormalige paardenstal op het voorplein is ingericht als bezoekerscentrum van Staatsbosbeheer, met onder meer informatie over de historie en het beheer van het landgoed.”

Advies voor een goede voorbereiding op de geschiedenis van tuin en park De Slangenburg, zie Het Landgoed Slangenburg, een gaaf bewaarde Nederlandse barokaanleg uit 1679 / Drs Trudi W. Woerdeman. 

De kolom ter herinnering aan de slag bij Waterloo in het Amerongse Bos

Kolom in het Amerongse Bos, ter ere van Kroonprins Willem II en ter herinnering aan de slag bij Waterloo. Gemeentelijk Monument. Foto Carla Oldenburger

Op weg naar het Berghuis in het Amerongse Bos kom je langs een ‘zuil’ of ‘kolom’ met een bijzondere geschiedenis. Eens was deze kolom te vinden op de hoogste plaats van de Amerongse Berg, midden in het Amerongse Bos, met een vrij uitzicht op het dorp Amerongen. Nu (sinds 1963) staat hij ten zuiden van het huis dat vroeger bekend stond als Berghuis (pannekoekenhuis met speeltuin) en nu de deftige titel ‘Mas Montagne’ (zuid-frans voor huis in de bergen) heeft (restaurant).

Berghuis in het Amerongse Bos. Prentbriefkaart. Tegenwoordig heeft het huis de naam ‘Mas Montagne’

Deze kolom werd opgericht door gravin Anna Elisabeth Christina (Annabetje) van Tuyl van Serooskerke (1745-1819), douarière van Frederik Christiaan Reinhardt, Rijksgraaf van Reede, vijfde graaf van Athlone (1743-1808). Zij was een bewonderaarster van het Huis van Oranje en dus ook van de held van Waterloo, Kroonprins Willem van Oranje, vanaf 1840 Koning Willem II der Nederlanden. Na de overwinning op Napoleon Bonaparte liet gravin Anna Elisabeth een gedenkzuil oprichten ter meerdere glorie van kroonprins Willem II in het Amerongse Bos. De schilder Jan van Ravenswaay (1789-1869) heeft hier een tekening van gemaakt die zich in Teylers Museum bevindt.

Tekst: Deze colom is opgericht door Gravinne Douarière van Athlone ter gedachtenis van de overwinning Behaald over Bonaparte en de Fransche Armée door Den Kroonprins van Oranje en de gecombineerde Arméen onder bevel van den hartogvan Wellington & prins Blücher te Quatre Bras en in de velden van Waterloo den 18 juni 1815. Foto Carla Oldenburger

In 1844 werden de kastelen Amerongen en Zuylestein door de twee dochters van de vijfde graaf van Athlone geërfd. Zij waren even Oranjegezind als hun moeder en lieten de kolom en het hekwerk dat er omheen stond in 1846 restaureren. (Zie gedenkplaat hieronder).

Tekst: Deze colom is hernieuwd ter vereering van onze dierbare moeder A.E.C.gravinne douarière van Athlone door hare laatst overgeblevene kinderen M.W. & C.R. Gravinne van Reede Ginkel. Amerongen 1846 Foto Carla Oldenburger

In 1879  erfde graaf G.J.G.C. van Aldenburg Bentick (1857-1940) Kasteel Amerongen en de bijbehorende bezittingen van zijn tante Elisabeth Mary Rijksgravin van Reede; later werd Kasteel Zuylestein ook nog bij zijn bezittingen gevoegd. Onder zijn beheer is de kolom altijd op zijn plaats blijven staan, maar in de crisistijd (jaren dertig) werd een groot deel van de bossen aan een beleggingsmaatschappij verkocht. De kolom werd toen afgebroken en samen met de gedenkplaten begraven. Het zelfde lot trof het theehuisje en de koepel, maar hiervan zijn tot heden geen sporen teruggevonden.

Na het overlijden van graaf van Aldenburg Bentinck ontfermde zijn dochter Elisabeth Mary zich over de verloren gewaande kolom. Er waren in Amerongen kennelijk toch wel mensen die wisten waar deze begraven lag, want na de Tweede Wereldoorlog werden de kolom en de gedenkplaten gevonden, weer opgegraven en voorlopig opgeslagen op Kasteel Amerongen waar Elisabeth Bentinck woonde met haar man Sigurd von Ilsemann, de vleugeladjudant van de Duitse Keizer Wilhelm II. In  1962 werd burgemeester Jhr. Oscar R. van den Bosch tot burgemeester van Amerongen benoemd en ook hij trok zich het lot van de kolom aan.

Tekst: In dit herdenkings jaar is door samenwerking der inwoners van Amerongen deze kolom heropgericht en door de Erven Graaf G.J.G.C. van Aldenburg Bentinck aan de gemeente overgedragen 3 augustus 1963. Foto Carla Oldenburger

Het gevolg was dat de inwoners van Amerongen in 1963 een actie op touw hebben gezet om geld te verzamelen voor het opnieuw oprichten van de kolom. Men koos voor een andere plaats, langs de weg naar het voormalige Berghuis en met veel ruimte en zicht rondom. Er is zelfs een bankje naast de kolom geplaatst om even uit te rusten en te genieten van de kolom en het landschap.

De kolom in het Amerongse Bos is een gemeentelijk Monument en 5 jaar ouder dan de Naald van Waterloo bij Soestdijk, die tot rijksmonument is aangewezen. Verdient de Amerongse kolom dan ook niet een rijksmonumenten-status?

De Naald van Waterloo in Baarn/Soestijk heeft eenzelfde geschiedenis, het is een eerbetoon aan bevelhebber Kroonprins Willem II en een herinnering aan de overwinning op Napoleon Bonaparte bij Waterloo (1815). De Baarnse Naald  staat in de zichtlijn van Paleis Soestdijk, precies 1 km. van de trappen van het paleis verwijderd. De kolom is ontworpen door architect Abraham van der Hart en geplaatst in 1820.

De Naald van Waterloo bij Paleis Soestdijk. Opgerocht in 1820. Rijksmonument. Foto Wikipedia
Ik wens allen een mooie en interessante wandeling.

Mijn connecties met Frans Hals (1582/83-1666)

Schilderijen-tentoonstellingen die ik bezoek worden door mij altijd op twee manieren bekeken. Ten eerste probeer ik net als een kunsthistoricus de techniek en de opbouw en de historie van een schilderij te onderzoeken en als tweede beoefen ik altijd de sport “groene en andere connecties zoeken”. Daar bedoel ik mee, is er op die schilderijen nog een stukje groene natuur te ontdekken, of iets anders te vertellen dat mij speciaal aanspreekt en wat is de betekenis daar dan van in verband met het schilderij of voor mij persoonlijk?

De schilderijen van Frans Hals zullen niet erg rijk gestoffeerd zijn wat betreft natuur, had ik al bedacht. In het algemeen gesproken was het een mooie goed verzorgde tentoonstelling, met voor een groot deel portretten en groepsportretten, geschilderd in de bekende losse en snelle toets/touch van Frans Hals. Veel lachende gezichten die je vrolijk toelachen, soms op een deftige donkere achtergrond, maar sommige figuren  ook uitdagend in oranje en geel gekleed. Van dat laatste is ‘De Vrolijke Drinker’ natuurlijk een prachtig voorbeeld.

Frans Hals. De Vrolijke Drinker, ca. 1628-1630. Coll. Rijksmuseum
Frans Hals. De Vrolijke Drinker, ca. 1628-1630. Coll. Rijksmuseum

Een portret op donkere achtergrond dat mij aanspraak was het portret van de Franse filosoof en wiskundige René Descartes (1596-1650):

Frans Hals Portret van Descartes. Coll. Rijksmuseum

Descartes is bekend omdat hij  het rationalisme heeft ‘uitgevonden’. Cogito ergo sum (ik denk dus ik besta) is zijn allerbekendste uitspraak, die doelt op ons mentale èn lichamelijke zijn. En wat vind ik nu zo opvallend om te berichten over Descartes? Hij was vanaf 1643 tot zijn dood bevriend met Elisabeth van de Palts, de dochter van de Winterkoning Frederik van de Palts, een neef van Prins Maurits, die in Rhenen, mijn woonplaats, een paleis had laten bouwen.  Hij vluchtte vanuit Bohemen naar Nederland en kreeg daar asiel. Hij vestigde zich in Den Haag en liet in Rhenen een paleis / jachthuis bouwen, dat in Rhenen nog steeds bekend staat als het Koningshuis. In het museum in Rhenen staat een maquette van het huis dat digitaal te bezoeken is en waarvan de tuinen door ons bureau werden gereconstrueerd.

Een derde voor mij interessant portret is dat van  Isaak Abrahamsz. Massa (1586-1643?). Hij was betrokken bij de handel op Rusland en wellicht om die reden zien we hier op de achtergrond een sparrenbos getekend. Dit soort landschap is weliswaar niet typisch Russisch,  ook in Scandinavia, Canada, en andere noordelijke streken komen deze bossen voor, maar toch kan zo’n bos wel een connectie met Rusland suggereren. Veel interessanter is de hulsttak, die Massa in zijn hand houdt. Deze plant duidt op vriendschap en trouwe liefde en dat zou  de vriendschap tussen Frans Hals en Isaak Massa symboliseren. (Lit. Compendium van rituele planten in Europa. 2003. p. 506. Hulst in de kunst).

Portret vriend van Frans Hals, Massa, 1626, met hulsttak als teken van vriendschap. Coll. Art Gallery of Ontario, Toronto. Foto Carla Oldenburger

Een andere plant die een deugd van Isaak Massa aan moet duiden, is de (Veld)-Mannentrouw of Eryngium campestre, een distel die Frans Hals op zijn huwelijksportret naast Isaak afbeeldde. Naast Beatrix schilderde Hals een klassiek landschap met tempel, fontein, tuinbeeld en berceau. Mogelijk wijzen deze elementen op haar interesse voor de klassieke oudheid of symboliseert de tuin een liefdestuin.

Huwelijksportret van Izaak Massa en Beatrix van der Laan. Ca. 1622. Coll. Rijksmuseum
Frans Hals.Huwelijksportret van Isaak Massa en Beatrix van der Laen. Ca. 1622. Coll. Rijksmuseum. Foto Carla Oldenburger
Frans Hals. Isaak Massa en echtgenote (zie boven). Detail klassiek landschap, mogelijk symbool van een liefdestuin
Frans Hals .Isaak  Massa en echtgenote Beatrix van der Laen (zie boven), detail met distel Eryngium campestre (Veld-)Mamnentrouw). Foto Carla Oldenburger

Familieportretten zijn een uitzondering in het werk van Hals. Er zijn er slechts vier bekend. Hier een familieportret in een landschap afgebeeld. Vader, zoon naast vader, moeder, dochter naast moeder, en een hele jonge donkere bediende tussen moeder en dochter in, allen tegen de achtergrond van een oude eikenboom. Ik vraag me meteen af, hoe komt zo’n donker jongetje nu bij die familie terecht? Hij is hoogstens 10 jaar, wat kan zo’n knulletje nou voor de familie betekenen? Hij moet beslist doodongelukkig geweest zijn (in 1650!).

Frans Hals. Familiegroep in landschap, ca. 1646. Coll. Thyssen-Bornemisza, Madrid

Tenslotte om de zorgen over het jongetje weer te vergeten, een ander jongetje met een viool. Hij kijkt omhoog, waarschijnlijk naar zijn vader of moeder of leraar en lijkt te vragen of het zo goed gaat. Zijn smachtende blik verraadt zijn wil om het goed te doen, en laat tegelijkertijd zien dat hij er moeite mee heeft. De lijst is een kunstwerk op zich.

Frans Hals. Jongen met vioool. Coll. Virginia Museum of Fine Arts, Richmond, USA

Ik wens ieder een mooie bezichtiging van de tentoonstelling. Nog te zien t/m 9 juni 2024 in het Rijksmuseum Amsterdam.

JOHANN DAVID ZOCHER SR. (Strasbourg 6 december 1764-Baarn 15 mei 1817)

Het is geen typefout, ook niet een vergissing, maar het is NIEUWS. Jan Holwerda heeft na gedegen onderzoek geconcludeerd dat ‘onze’ Johann David Zocher sr., 6 december 1764 geboren is in Straatsburg en 10 december 1764 gedoopt is al daar.  In een artikel in CASCADE Bulletin voor Tuinhistorie, JG. 2023 (nr. 32, p.15 t/m 22),  dat vandaag in mijn brievenbus viel, kunt u er alles over lezen.

Tot heden werd aangenomen dat Johann David Zocher sr.  in 1763 geboren was in Torgau. De tuinarchitect Leonard Springer had de kleinzoon van Zocher sr., Louis Paul Zocher,  in 1895 verzocht of hij wist waar en wanneer zijn grootvader geboren was en  9 juni 1895 ontving Springer het antwoord van Louis Paul, en dat was dat Zocher sr. in Torgau in Saksen geboren was en daarna in Straatsburg met zijn vader woonde en denkelijk in 1780 naar Holland kwam. Jaartal en datum van geboorte worden door hem niet genoemd. Waarschijnlijk is die datum afkomstig uit het Duits Biografisch Woordenboek ‘Thieme Becker’.

In Zocher online zal zeer binnenkort de tekst over het leven van Zocher sr. worden aangepast.

Het blijkt nu dat de kleinzoon de bel heeft horen luiden maar niet wist waar de klepel hing. Jan Holwerda wilde toch wel eens weten op welke bronnen die geboortegegevens waren gebaseerd en kwam dus tot de hierboven al beschreven conclusie. Ik verwijs de nieuwsgierige lezers naar het zojuist verschenen Cascade Bulletin,  waarin  het artikel van Jan Holwerda is geplaatst.

Geweldig Jan, mijn welgemeende felicitaties voor het onderzoek dat je deed en de conclusies die er uit voortkwamen. Allen lezen!

Nogmaals de vogelvlucht van Sparrendaal Driebergen, om nauwkeurig te bestuderen

Prachtige vogelvlucht van SPER-EN-DAAL te Driebergen, 1758,  vier jaar na de aanleg. Zie voor een korte beschrijving het vorige Bericht.

In dit tweede bericht wordt de vogelvlucht in hogere resolutie weergegeven. Nu geschikt om de kleine taferelen te bestuderen.   Zie de toegangslaan die achter het huis doorloopt als zichtlaan, de vele andere lanen, boomgaarden, moestuinen, akkers en sterrenbos ver achter het huis.

Dank aan de Ver. Hendrick de Keijser!

Buitenplaats Sper-en-daal Driebergen, 1758. Pentekening. Coll. Ver. Hendrick de Keijser