Categoriearchief: Buitenplaatsen

Spiegelbol of Heksenbol als historisch tuinsieraad

Bron:tuinadvies.nl

In het vorige bericht over het landgoed Overcingel in Assen, werd gewag gemaakt van een tuinsieraad dat niet vaak in Nederlandse historische tuinen te vinden is, een zogenaamde spiegelbol of heksenbol. Het gaat om handgeblazen glazen bollen die reeds in de 13de eeuw in Venetië vervaardigd werden als symbool van vruchtbaarheid en geluk.

In 1612 publiceerde de Florentijnse priester en alchemist Antonio Neri (1576-1614) het boek L’arte vetraria of ‘De kunst van het glas‘. Daarin werden deze bollen als lichtbollen beschreven, het oudste symbool van het leven, want licht uit de hemel maakte de aarde vruchtbaar.

Illustratie uit Neri’s boek L’arte vetoaria (1612)
Titelblad uit Neri’s boek L’arte vetoaria (1612)

In de tuinkunst worden de glazen bollen tuinspiegels of geluksbollen genoemd. Ze worden in tuinen op hazelaarstakken geplaatst. Ze worden gezien als afweer tegen demonen, ziekten en tegenspoed en tegelijkertijd als brenger van voorspoed en geluk. Om die reden gaf men de bollen ook vaak ten geschenke bij een bruiloft. Tegenwoordig zien we de bollen in gekleurde vorm. Rode bollen als symbool voor liefde en trouw; groene bollen als symbool voor goede en rijke oogst en blauwe bollen als symbool voor afweer van oorlog. Op de boerderij tenslotte kennen we de bollen als haviksbollen ter bescherming van pluimvee, omdat ze de roofvogels op afstand houden.

Huis Overcingel in Assen: een landhuis in de stad

Op LInkedIn las ik vandaag een artikeltje met film van Jermo Tappel / Het Drentse Landschap over de nieuwe bewoners van Huis Overcingel in Assen. Ik zocht naar aanleiding van dit bericht mijn eigen tekst (uit de Gids voor de Nederlandse Tuin- en Landschapsarchitectuur, 1995) weer even op. Zouden die gegevens nog kloppen?

Huis Overcingel met toegangshek. Foto RCE
Johannes van Lier Lels (1726-1700. Gravure

De buitenplaats Overcingel ligt midden in de stad Assen. Het huis werd vanaf 1778 gebouwd in opdracht van Johannes van Lier Lels, (1726-1799) naar ontwerp van de architect Abraham M. Sorg. Van 1753 tot 1758 was Van Lier gedeputeerde van Drenthe en in 1759 werd hij lid van de Etstoel. In zijn huis Overcingel zijn een aantal geschilderde behangsels met zeegezichten bewaard gebleven. Van Lier had ook een naturaliënkabinet en een verzameling mineralen en stenen. In die tijd was de tuinaanleg van regelmatige aard, bestaande uit een rechthoekig, langgerekt terrein, door een dwarslaan in tweeën gedeeld. Het deel het dichtst bij het huis was de lusttuin met een rond middenperk. In het volgende deel werden naar goed Nederlandse gewoonte nut en schoonheid gecombineerd: hier stonden in vorm gesnoeide fruitbomen in driehoeksverband en waren lommerrijke lanen aangelegd. Het geheel werd gecomplementeerd door een bescheiden zichtkanaal.

Toen H.H. van Lier in 1823 op het huis kwam wonen, werd een deel van de plaats in landschapsstijl veranderd, namelijk het deel tussen het huis en het zichtkanaal. De kleinschalige landschappelijke opzet met slingerbosje en vijver sluit aan bij de ideeën van de tuinarchitect Gijsbert van Laar, die bij landeigenaren onder meer bekend was door zijn voorbeeldboek voor tuinarchitectuur: Magazijn van Tuinsieraaden (1802-1809). Volgens overlevering is deze aanleg van de hand van de uit Rolde afkomstige tuinarchitect L.P. Roodbaard. Maar ook zou de fa. Vroom (voorvaders van Jan Vroom sr.) betrokken geweest kunnen zijn. Zij werkten meestal achter hereboerderijen in de kleinschalige negentiende-eeuwse landschapsstijl.

Toegangshek
Overcingel tuinkoepel met buste van Hendrik van Lier. Foto RCE

In de tuin treft men een zogenaamde spiegelbol uit omstreeks 1900 (zie volgende bericht) aan, een tuinsieraad dat men niet vaak tegenkomt in Nederlandse tuinen. Bij het naderen van de bol ziet men een deel van de tuin in de bol weerspiegeld. Het heuveltje ten zuidoosten van het huis is na 1860 ontstaan. Hier staat een tuinkoepeltje met bronzen borstbeeld gemaakt door Johanna Smit. Het is een beeltenis van Hendrik van Lier, de laatste mannelijke afstammeling van de familie Van Lier. De tuin is vooral in het vroege voorjaar tijdens de bloei van de krokussen en sneeuwklokjes aantrekkelijk. Later in het voorjaar bloeien in de tuin een tulpenboom en een sneeuwklokjesboom. De buitenplaats is een beschermd Rijksmonument.

Overcingel, zichtkanaal. Foto RCE

Bovenstaande tekst heb ik geschreven voor de Gids voor de Nederlandse tuin- en landschaps-architectuur (deel 1, 1995). Na 2000 heeft de Afdeling Speciale Collecties van Library WUR een collectie tuinontwerpen en documenten van de tuinarchitect J.H.R. van Koolwijk ontvangen. Het bleek dat hij van 1949-1952 in opdracht van Mw. Van Lier Lels-Brocke met de beplanting van het landgoed bezig was geweest. Correspondentie en een beplantingslijst uit de periode 1949-1952 zijn bewaard gebleven.

Nieuwe Zocher (J.D. & L.P.) gedetecteerd

De buitenplaats Rosorum te Arnhem had wel eens op mijn Zocher-lijstje gestaan om toe te voegen aan ons uitgebreide document ‘Zochers Online‘, maar een bewijs voor de bemoeienissen van een of meer van de Zochers had ik nooit gevonden, totdat onlangs de bewoner van het koetshuis van het voormalige buitengoed mij een aankondiging van Notaris Van Eck uit de Arnhemsche Courant (09-01-1871) toestuurde, waarin de bemoeienissen van de Zochers zwart op wit stonden vermeld.

Aankondiging van Notariskantoor Van Eck (Arnhemsche Courant 09-01-1871) van de voorgenomen bezichtiging en verkoop van de buitenplaats Rosorum aan de Amsterdamse (straat)weg

De ligging in het landschap kunnen we het best duidelijk maken door een tegenwoordige Google-luchtfoto hier te plaatsen (hieronder).

Naast het herenhuis is er sprake van een tuinmanswoning, een koetshuis met paardenstal, een oranjerie en bergplaats, alles gebouwd ‘door- en onder opzigt’ van de architect H.C. Berends te Arnhem. En daarnaast wordt in de advertentie melding gemaakt van een ‘fraaie, door ZOCHER & ZOON, te Haarlem, aangelegden en van goede vruchtbomen voorzienen TUIN met broei- en bloembakken, een terrein van vermaak (siertuin), opgaande bomen en bouwland. Deze combinatie van tuin, moestuin, boomgaard en bouwland komt vaker voor bij Zocher en Zoon, maar is toch niet het algemene beeld van dit duo. Het aflopende terrein was natuurlijk een moeilijke opgave.

Het huis Rosorum langs de Amsterdamseweg bij de rode stip. De achtergevel met tuin ligt aan de zuidkant (onder) van het grote huis. Links op de plattegrond de tuinmanswoning en oranjerie te zien en daaronder het volkstuincomplex.

Oude historische kaarten leveren helaas weinig op. Op de kadastrale kaart van Gemeente Arnhem (Sectie G, genaamd Ligtenbeek) uit ca. 1821 is geen huis of herberg te onderscheiden. Op de veldminuut van de Top. Militaire Kaart uit 1845 (hieronder) is in het midden onder de Amsterdamseweg (van rechtsonder naar linksboven) even voorbij de splitsing van de Bakenburgseweg en de Amsterdamseweg, het woord Rosorum (o.i.d.) te lezen en onder het perceel van Rosorum het woord Heidenoord. Boven het woord Rosorum is aan de weg een vierkant huis te onderscheiden met daaronder een wat kleiner huis (een van beiden kan de herberg ‘Ruyssoren’ geweest zijn). Het terrein achter het huis loopt duidelijk af naar het zuiden. Er is nog geen tuinaanleg. Op de kaart uit ca. 1900 zien we eigenlijk geen hoofdhuis langs de weg. Het lijkt er op dat de situatie hier niet correct is ingetekend.

Detail van veldminuut van Topografische Militaire Kaart, 1845
Detail Topografische Kaart 1900. De weg van rechtsonder naar linksboven is de Amsterdamseweg. De situatie van het hoofdhuis op het perceel Rosorum is onduidelijk

Wat weten we verder over dit huis en de omgeving? Rosorum is in 1852 gebouwd in eclectische stijl, in opdracht van Hendrikje Martinus (echtgenote van Hendrik Jan Verweerd), op de plaats van een vroegere herberg (Lit. Gelders Arcadië, 2011) met de naam ‘Ruyssoren’. Het huis ligt op een van de uitlopers van het stuwwallenmassief van de Veluwe, op het hoogste punt langs de Amsterdamseweg, met (achter)uitzicht op de stad en de Rijn. Naast de architect van de bijgebouwen, H.C. Berends (zie advertentie) wordt als architect van het herenhuis genoemd Henri Guillaume Fromberg (1812-1882) uit Kleef. Fromberg was al bekend als architect van Musis Sacrum (1847) en Huis Beaulieu (1851) en als een projectontwikkelaar. In die laatste functie ontwikkelde hij in 1853 de Fromberghuizen langs het Willemsplein, in het zelfde jaar waarin hij Villa Bronbeek kocht, om deze aan Koning Willem III te verkopen, als paleis voor zijn moeder Anna Paulowna.

In 1848 komt het uitgestrekte landgoed de Sterrenberg te koop en ook de herberg Rosorum (Ruyssoren) met omringende grond. Het wordt gekocht door Joh. Hendrik Tromp (1818-1858), om er een nieuw huis op te laten bouwen (het middendeel van het tegenwoordige Rosorum). Na 4 jaar is dit huis weer te koop. het gaat dan om een Heerenhuis, tuin met koepel, koetshuis en een tuinmanshuis (advertentie Algemeen Handelsblad 8 maart 1852). Hendrikje Martinus (1785-1870), weduwe van Hendrik Jan Verweerd is dan de koper (met dank aan Christian Korbeld).

Tuinmanswoning annex oranjerie, boombeplanting en rododendronpartij

Na het overlijden van Hendrikje werd het huis omstreeks 1871 gekocht door Hendrikus J.S.M. van Wageningen (1830-1905), gehuwd (1872) met Jacoba Gerarda Romein (1838-1931) die na de dood van haar man het complex liet uitbreiden met een tuinmanswoning annex oranjerie en een woning voor de rozenkweker J.C. Damsté, die in de periode 1916 tot 1935 een kwekerij had op Rosorum (zie volgende foto). De grond van de kwekerij en de grond van de tegenwoordige volkstuinvereniging Heijenoord komen min of meer overeen.

Jacoba Gerarda liet na haar dood in 1931 het huis en een groot kapitaal na aan de stichting Pro Senectute. Het huis werd toen naar plannen van architect Gerrit Feenstra uitgebreid met zijvleugels. Dit alles toen ten behoeve van een rusthuis voor Protestantse ouderen. Later diende het huis als asylzoekerscentrum en sinds 2009 is er een particulier verzorgingshuis in gevestigd.

Kwekerij van J.C. Damsté, achter de siertuin van Huis Rosorum (1916-1935). Hij kweekte rozen en zo te zien ook sparren en andere gewassen in koude bakken. Coll. Gelders Archief
Recente foto van volkstuinen achter voormalige oranjerie. De moestuinmuur is helaas verdwenen
Huis Rosorum met achter het huis de tuin van vermaak. Laatste kwart 19de eeuw.. Coll. Gelders Archief
Huis met een uitstalling van kuipplanten achter het huis. Foto laatste kwart 19de eeuw. Coll. Gelders Archief

Vanwege het grote hoogteverschil heeft de tuin een behoorlijk verval. Tussen het laagste punt in de zuidwesthoek van de tuin en de hoofdingang aan de Amsterdamseweg is acht meter verschil. De tuinarchitect heeft met onderstaand ontwerp getracht via verschillende terrassen het uitzicht over de aflopende tuin te optimaliseren. Links van huis en tuin (aan westzijde) ligt het volkstuincomplex Heijenoord.

Van een Zocher-aanleg is niets te bespeuren, misschien alleen nog een enkele oude boom, maar dat is toch onwaarschijnlijk omdat de bouw van de zijvleugels in de jaren dertig het behoud van deze bomen waarschijnlijk onmogelijk heeft gemaakt.

Ontwerp Buro Poelmans Reesink. Arnhem, Ca. 2006. Noorden boven.
Huis Rosorum langs de Amsterdamseweg met enkele oude bomen die door de bouw van de zijvleugels zijn verdwenen.
Ca. 1850. Coll.Gelders Archief

Huis Adrichem. IS DIT EEN ONTWERP van J.G. Michael?

Het Museum Kennemerland heeft onlangs een kaart aan haar collectie kunnen toevoegen, getiteld:Kaart van de Hoffstede Adrichem geleegen in de Banne van Wijk aan Duyn met alle toe behoorende Bosse, Bouw, Hooi en Wijlanden, gemeeten en geteekent door C.C. Kanne, …den Here van Holland… 1777.

ZOU DIT EEN ONTWERP VAN MICHAEL KUNNEN ZIJN?

Kaart van de Hoffstede Adrichem geleegen in de Banne van Wijk aan Duyn met alle toe behoorende Bosse, Bouw, Hooi en Wijlanden, gemeeten en geteekent door C.C. Kanne … den Here van Holland 1777. Noorden rechts. Ten oosten van de oprijlaan een regelmatige aanleg te zien; ten westen een landschappelijke aanleg achter een slingerlaantje. Collectie Museum Kennemerland, Beverwijk
Op deze gravure (tekening H. de Leth, 1715) is duidelijk de ronde kasteelgracht te zien aan het eind van de toegangslaan. Zie ook deze ronde gracht op de bovenstaande kaart.

Landmeter Kanne is een onbekende kaartmaker. Dit beeld van hem wordt echter in reacties op een Cascade-weblog bijgesteld. Hij wordt niet genoemd in het Repertorium van Marijke Donkersloot. O.a. om die reden nemen we niet aan dat hij ook de ontwerper van de aanleg rond Huis Adrichem omstreeks 1777 is geweest. Maar wie dan wel? Op zoek naar meer gegevens over Huis Adrichem en de bijbehorende tuin- en parkaanleg komen we terecht bij twee secondaire bronnen die de aanleg rond Adrichem noemen, nl. 1) het standaardwerk van Jhr. H.W.M. van der Wijck, De Nederlandse Buitenplaats (Delft, 1974. p. 196-198). Hij haalt aantekeningen aan van Gijsbert Karel van Hogendorp (Familie Archief Van Hogendorp in Nationaal Archief gedurende de jaren 1795 t/m 1797); en 2) het uitgebreide artikel van Ton van Oosterom, Johann Georg Michael (1738-1800) en zijn zoon Johan George Michael (1765-1858). (Ledenbulletin HGMK 33 /2010, p. 7-28).

Ik citeer hieronder de woorden van Jhr. van der Wijck in standaard letters, die van de woorden van G.K. van Hogendorp in cursieve letters:

Nadat Gijsbert Karel van Hogendorp Adrichem uit de boedel van zijn schoonmoeder had overgenomen, maakte hij gedurende de winter 1795/96 plannen voor een rendabeler beheer van het goed. Door de ongunstige tijd gedwongen moest ingekrompen worden; de menagerie met exotische vogels, duur in onderhoud, werd aan Obdam overgedaan, de planten uit de kassen zouden in het voorjaar verkocht worden.

Gijsbert Karel wijdde zich in deze tijd geheel aan het beheer; schriftelijk heeft hij zijn ideeën en beleid vastgelegd. Wat een buitenplaats in het einde der 18de eeuw behoort op te leveren beschrijft hij als volgt:

…”Met de vruchten is het nog eenvoudiger gesteld, want vroege aardbijen en late druiven, is al wat men nodig heeft, om geduurig verversching te genieten, en dan kan er nog een kast perziken en een kast ananassen bijkomen, voor de lekkernij en pragt”.

Wat de oude aanleg betreft:
…”de Plaats was op onderscheiden tijden aangelegd en men trof er den ouden en nieuwen smaak aan.
Er waren agter het Huis groote breede laanen, die veel tijd wegnamen om schoon te houden, en verlooren grond waren. Men ging er zelden of nooit wandelen. Opzij van het huis waren twee Parterres, een Beeld en zogenaamde Tempel, en dergelijken meer. Op den Geest stonden aan de regter zijde breede laanen, waarvan de boomen in twintig jaaren schier niet gegroeid waren”.

Over de nieuwe aanleg:

Detail van de Kaart van de Hoffstede Adrichem, 1777. Noorden rechts. Boven de hoofdas de nieuwe landschappelijke aanleg (het Zuiderbosch); onder de hoofdas de oude geometrische aanleg

…”Anders was het onderhoud van de nieuwerwetsche partijen, en voornamelijk van de menagerie, die een morgen of vijf besloeg en geheel omrasterd was [vak XXXI?}. Daar deed het vee ook veel kwaad aan het gras en de randen van het waterstuk. In het Zuiderbosch stonden zes groote klompen Engelsche Planten [bloeiende heestergroepen], die veel plaats en tijd wegnamen. Er waren groote openplaatsen, daar schier niets stondt en de zon zeer heet was. …Wijders gaven wij onze gedagten op aan Michel [tuinarchitect en kweker J.G. Michael] om meer partij van den grond te trekken, de wandeling teffens te vermeerderen en een geheel van alle de onderscheiden aanleggen te maken. Volgens zijn Plan, welke nu uitgevoerd wordt, zullen die oogmerken zo wel bereikt worden”.

Gijsbert Karel schatte de kosten van veranderingen aan het park op ƒ 2000 –.
Daarenboven is er veel gewonnen in de wijze op welke het nieuw Plantsoen aangelegd is want nu komen de groote boomen meestal op zig zelven, in groote klompen te staan en het hakhout blijft wederom op zig zelven, zodat de hooge boomen het klein hout niet benadelen. Eindelijk komen nu de mooie en opgesmuckte partijen digt bij huis en de bloemen slegts op de boorden van het uitspringend hakhout, alles onder bereik van den tuinman, zijnde al wat buiten het gezigt van het huis is tot wandeling en profijt met één woord de tuin is om en bij het huis en het verdere is bosch. De veranderingen derhalve, al waren ze geen verfraaiingen zouden een waare Bezuiniging zijn.
Opzet van de oude aanleg vooral achter en opzij van het huis de grond zodaanig met regte laanen door te snijden, dat hij zeer klein leek en vandaar kwam ook dat wie de plaats uit het huis zag en van alle kanten, of de wei of den dijk gewaar werdt, in de verbeelding geraakte, dat er een morgen of twee beplant was”.

Nu lijkt de plaats veel groter, “de wandeling 3x zo groot, vroeger werd in de gezichten éénvormigheid nagestreeft, nu is de verandering van voorwerpen zodaanig in agt genomen dat men, al wandelende geduurig andere gezigtpunten krijgt, terwijl men nergens het geheel overzien kan. Wij hebben daarenboven in het vereischte werk tot deze verfraaiing den geheelen winter door veel vermaak geschept, door de levendigheid op de Plaats zonder welke een winterverblijf buiten verveelend zou geweest zijn. April 1796“.

Najaar 1796. Gijsbert Karel vervolgt:
Een grote en 2e bloemenkas zijn afgebroken, er komt een heining voor Aprikoozen in plaats. Nu blijven er nog veel bloemen over zodat de Oranjerie vol is, dog geen van allen vereischt stooken en zij staan allen zomers in klompen op het grasperk terzijde en agter het huis.
De nieuwe tuinknegt legt zig toe op de bezorging van dezelven en leert van den meesterknegt van
Michel (l).

29 Dec. 1797.
Michel (l) heb ik niet meer gebruikt omdat hij mij geduurig liet zitten en de helft van het beloofde werk deedt zodat ik altijd buiten komende ongenoegen hadt van mijne verwagting teleurgesteld te vinden. Eindelijk vroeg ik hem in February, wat hij aannam gereed te krijgen, schreef het op en las het hem voor, dog toen ik hem ditzelfde papier in Juny wederom vertoonde, zweeg hij beschaamd. Nu doe ik zelf hetgeen hij verrigte en heb er nut en vermaak van.
Hiertoe was een goed tuinman vereischt die ik denkelijk in een Duitser gevonden heb die te Berlijn, Darmstadt, in den Elzas, in Braband en ook in Holland als Knegt en Baas gewerkt heeft en eindelijk bij
Michell (l) geraakt was, onder wien hij hier op de Plaats het opzigt voerde. Hij heeft kennis van tuinderij en bos en kan zelf een nieuwe aanleg bestieren mits men hem of een tekening of een klaare beschrijving op de grond geeve”

12 April 1798
“Ik zet deeze beschrijving voort een week of 3 na het overlijden van Baas George. Ik heb toen het werk opgevat en voer het uit, De broeierij is een ondragelijke last en die vooral in deeze tijden geheel niet paste”. Einde Citaat Jhr. Henri van der Wijck over G.K. van Hogendorp.

Hierna volgen “Gedagten over Adrichem winter 1800“, het jaar dat de tuinarchitect Michael overlijdt. We weten nu dus met zekerheid dat J.G. Michael op Adrichem heeft gewerkt van 1795 tot 1797. Hij heeft m.n. van Van Hogendorp de opdracht gekregen een eenheid van de aanleg te bewerkstelligen die tot dan toe deels in de oude en deels in de nieuwe smaak verkeerde. Op de kaart van 1777 is dat heel duidelijk te zien. Maar wie was verantwoordelijk voor deze tweeslachtige aanleg uit 1777? Kan dat ook Michael zijn?

In 1776 waren Hesther Hooft en haar man George Henrysz. Clifford eigenaar van Huis Adrichem. Na de dood van George in 1776 nam Hesther de modernisering van de plaats ter hand. Zij was naar we mogen aannemen de opdrachtgeefster van de situatie getekend op de kaart uit 1777. In 1789 huwde Gijsbert Karel van Hogendorp haar dochter Hesther Clifford en hij nam in 1795 zoals we hierboven gezien hebben de boedel van zijn overleden schoonmoeder over.

Plattegrond van Beeckestijn Velsen, naar ontwerp van J.G. Michael, 1772. NB. Achter het huis vóór de dwarsas zien we aan de NW-zijde deeltuinen met een geometrische aanleg en aan de ZO-zijde deeltuinen met een landschappelijke aanleg. Het deel achter de dwarsas is geheel in moderne landschappelijke stijl aangelegd
D. Engelman, Kaart van de buitenplaats Vogelenzang en Teylingerbosch, Bloemendaal. 1794. Oorspronkelijke aanleg 1778. Collectie Huisarchief Vogelenzang. Rechts van de hoofdas een landschappelijke aanleg en links van de hoofdas een regelmatige aanleg.

En aan wie gunde Hesther Hooft in 1777 nu de modernisering van de buitenplaats Adrichem? Ter vergelijking kijken we naar werk van andere bekende tuinarchitecten in die jaren zeventig in Noord-Holland. We komen dan uit bij Johann Georg Michael, die Beeckestijn in vroege landschapsstijl veranderde (zie hierboven) en bij de Amsterdammer Johannes Montsche, die Mereveld in de Watergraafsmeer transformeerde, maar op Meereveld is duidelijk geen sprake van een overgangsstijl, maar wel van een duidelijk andere stijl dan op Beeckestijn en Adrichem. En dan komt de buitenplaats Huis te Vogelenzang in Bloemendaal nog in aanmerking, in 1776 geërfd door Jan van Marcelis jr., die ik al eerder aan Michael heb toegeschreven vanwege de ‘overgangsstijl’ (Zie De tuinarchitectuur van Johann Georg Michael (1738-1800). Bulletin KNOB 90 (1991), nr. 3, p. 73-79).

We kennen nu dus drie situatiekaarten kaarten van buitenplaatsen met een park in overgangsstijl, namelijk Beeckestijn (1772); Adrichem (1777) en Vogelenzang (ca. 1777/1778). Op alle drie de kaarten is aan de ene kant van de hoofdas de geometrische stijl toegepast en aan de andere kant van de hoofdas de landschappelijke stijl. Dit verschijnsel is beslist uniek te noemen en verwijst hoogstwaarschijnlijk naar een en dezelfde tuinarchitect, namelijk Johan Georg Michael. De tekenstijl van de drie kaartmakers is niet dezelfde, dat lijkt ook logisch.

ontwerp ROND HUIS MEREVELD VAN JOHANNES MONTSCHE (1734-1799)?

Arinda van der Does schreef een eerste verkenning betreffende Johannes Montsche, getiteld Johannes Montsche kon zelfs boomen planten daar nimmer boom en stond, uitgegeven door TuinTerTijd, Bureau voor Tuinhistorie, 2002. Montsche leefde en woonde van 1734 tot 1799 in Amsterdam, afgezien van een periode in Duitsland (ca. 1750-1765). In het boekwerkje van Van der Does worden enkele tuinarchitectonische werken aan Montsche toegeschreven, namelijk een ontwerp voor een deel van de buitenplaats Huis te Manpad (ongesigneerd, ongedateerd, tussen 1765 en 1780); werk aan Schloss Ringenberg / Hamminkeln (1777/1778) voor J.F.W. baron van Spaen van Biljoen; mogelijk een deel-ontwerp voor de buitenplaats Toorenvliedt in Middelburg (1797/1798) en mogelijk een deelontwerp voor de buitenplaats Huis Ruurlo (gesigneerd, ongedateerd).

De eerste onderstaande tuinplattegrond (in de Collectie Six Amsterdam) van een deel van de buitenplaats Me(e)reveld in de Watergraafsmeer is onderaan de tekening in een groen vakje ook gesigneerd door Montsche. Tante Totie heeft de naam ter verduidelijking ook nog eens bovenin de tekening geschreven.

Plattegrond tuin Mereveld (Watergraafsmeer) door Johannes Montsche, ongedateerd [Collectie Six noteert ca. 1750, op grond van watermerk].
Combinatie van rechthoekige boomgaard en landschappelijk gevormde bessentuin / Engelse tuin. Collectie Six Amsterdam (CS_00476_0001). Bovenaan de tekening is waarschijnlijk door tante Totie (tante van Jan Six) ter verduidelijking van de ondertekening ook nog eens de naam van de tuinarchitect/kaarttekenaar Johannes Montsche geschreven. Zie ook detail hieronder.
Detail van bovenstaande plattegrond, met regelmatig gevormde boomgaard. Bovenaan de tekening is de naam van Johannes Montsche nogmaals vermeld (door tante Totie). Rechts staat geschreven ‘Zeventien honderd’. Met digitaal watermerk van Collectie Six
Legenda van bovenstaande tekening (zie rechts op detail van de plattegrond van Mereveld): A vakken voor Aardbijen; B voor Besseboomen(?); C voor frambozen; D Engelse Tuijn met bloemdragende boompjes [heesters]. Met digitaal watermerk van Collectie Six
Plattegrond tuin Mereveld. Ongesigneerd, ongedateerd [Collectie Six noteert circa 1751 op grond van watermerk]. Combinatie van regelmatig gevormde nutstuinen en landschappelijk gevormde vakken.
Collectie Six Amsterdam (CS_00398_0001). Onderaan op de tekening staat genoteerd ‘Veranderd Meereveld’. Schermafbeelding van foto Collectie Six

Deze buitenplaats Mereveld in de Watergraafsmeer was in 1719 eigendom geworden van Jan Lups. Volgens A. Speelman (website buitenplaatseninnederland.nl) ligt de buitenplaats Mereveld op kavel 53 in de Watergraafsmeer (zie de kaart van 1719 hieronder). Dit is een hele lange en vrij diepe kavel. Op de kaart van de Watergraafsmeers uit 1725 (ook hieronder) is dan ook te zien dat Jan Lups zijn tuinen snel heeft uitgebreid en dat de aanleg rond het huis twee maal zo groot is geworden.

Na het overlijden van Jan Lups omstreeks 1740 beheerden zijn echtgenote Susanna Hoon en hun kinderen samen de buitenplaats. In 1805 werd deze gesloopt en het afbraakmateriaal verkocht.

Gezicht op de buitenplaats Mereveld (huis en stallen) van Jan Lups, 1719
Detail Kaart Watergraafsmeer / Pieter van den Berg (graveur), 1719. Met kabelnummering. Noorden beneden
Detoil Kaart Watergraafsmeer, 1725. Mereveld is hier aangegeven met de naam van Jan Lups. Tegenover de bezittingen van Jan Lups, aan de overzijde van de Grote Tocht Sloot ligt de buitenplaats Merenburg (niet te verwarren met Merenveld). Noorden beneden

Volgens de informatie in de Collectie Six zijn de eerder genoemde twee plattegronden van Mereveld gedateerd circa 1750, respectievelijk circa 1751 (het watermerk van het papier duidt op 1751) en is de eerste tekening een plattegrond / ontwerp getekend door Johannes Montsche. Ik ben het niet eens met de datering die aan de tekeningen is gegeven door de Collectie Six. Montsche leefde van 1734 tot 1799 en hij is rond 1750 dus pas 16 jaar. Hoogstwaarschijnlijk is de plattegrond door een ander getekend. Bovendien verkeerde Montsche in de allereerste beginperiode van de landschapsstijl (van 1750 tot 1765) in Duitsland, waar hij waarschijnlijk in opleiding was voor tuinman/tuinontwerper en kweker. Het is waarschijnlijker dat de tekening van na zijn Duitsland-periode dateert.

Wat kunnen we afleiden van bovenstaande plattegronden van Mereveld en van eerdere kaarten van de Watergraafsmeer? De buitenplaats van Jan Lups ligt in 1719 op een min of meer vierkante kavel aan de Middelweg en langs de grote Tocht Sloot (kavel 53, onder kavel 52, zie kaart 1719). De tuin ligt achter het huis en is in 1719 in twee delen verdeeld gescheiden door een ‘grand canal’ dat gericht is op het midden van de achtergevel. In 1725 lijken de bezittingen aanzienlijk te zijn uitgebreid langs de Tocht Sloot, tot bijna dubbele oppervlakte. Deze grond kwam gedeeltelijk in gebruik voor moestuinen en boomgaarden, die in regelmatige stijl zijn aangelegd als we de kaart uit 1725 mogen geloven. De plattegronden in de Six Collectie wijzen op een latere gedeeltelijke verandering van de regelmatig gevormde nutstuinen in landschapsstijl. Het ontwerp met golvende perken en de legenda (vakken A, B, C, D) op de eerste plattegrond geven aan dat de nutstuinen in Engelse landschapsstijl zijn veranderd in combinatie met een ‘Engelse tuin met bloemdragende heesters’.

De stijl doet denken aan de tuinarchitecten / kwekers J.G. Michael en zijn schoonzoon J.D. Zocher sr., die omstreeks 1785 verantwoordelijk waren voor de verlandschappelijking en beplanting van de nabijgelegen buitenplaats Voorland (kavel 51 en 52, gelegen tegenover de kavels van Jan Lups) in de Watergraafsmeer, sinds 1784 eigendom van Pieter van Winter (zie het artikel van Henk van der Eijk in de Cascade-bundel Tuingeschiedenis in Nederland III / Verdwenen tuinen (Arnhem, 2019), p. 169-186). Zowel Michael als Zocher sr. pionierden in de landschapsstijl, waarbij zij geometrische deeltuinen en rechte lanen en watergangen menigmaal handhaafden. Dit zien we duidelijk ook op de plattegronden in de Six Collectie.

Voorlopige conclusie: De plattegronden in de Collectie Six zijn hoogstwaarschijnlijk van latere datum dan omstreeks 1750. Dat Johannes Montsche delen van de nutstuinen op Mereveld heeft veranderd in landschapsstijl en deze met ‘Engelse tuinen met bloemdragende heesters’ combineerde is duidelijk, maar dat is dan later gebeurd, waarschijnlijk tussen 1785 en 1799. In die tijd heeft Montsche wel in die trant gewerkt. Misschien was er ook wel een samenwerkingsverband tussen Michael (met hulp van zijn schoonzoon Zocher sr.) en Montsche ontstaan, omdat door onderzoek van H. van der Eijk is vast komen te staan dat ook buurman Pieter van Winter op Voorland deze bekende tuinarchitecten in dienst had genomen.

Huis en Tuin van Brakestein Texel worden rijksmonument

Net als gisteren de verheugende mededeling binnenkwam over het winnen van het Belvedère-ontwerp (in Heemstede, zie vorige bericht), komt vandaag het blijde bericht binnen dat de buitenplaats Brakestein op Texel bij Oudeschild tot rijksmonument zal worden aangewezen.

We zijn zeer happy en verrast te horen dat Brakestein (huis en tuin) – zo snel na het verschijnen van ons rapport – de status van rijksmonument tegemoet kan zien. Onze waardestelling heeft mogen bijdragen tot deze beslissing. We gaan nu adviseren aangaande het inrichtingsplan. Het wandelpad door de boomsingel buiten de gracht is al gekapt en vrijgemaakt; het uitbaggeren van de gracht is het volgende winterproject.

Buitenplaats genaamd Braaken Steen op het eiland Texel behorende aan den heer Den Berger, ongesigneerd en ongedateerd [vanaf 1786] (noorden rechts). Collectie Noord-Hollands Archief, toeg.nr 269, inv.nr 1046.

In het voorjaar 2020 gaat Juliet beginnen met het maken van enige schetsen / alternatieve voor een inrichtingsplan.

NIEUWE BELVEDÈRE VOOR GROENENDAAL HEEMSTEDE

In de vandaag (12-12-2019) ontvangen mededeling hieronder is -na vergroting- te lezen dat ons bureau Binnenstad en Buitenleven in een samenwerkingsverband met KPG Architecten uit Heemstede, zal meewerken aan de totstandkoming van een nieuwe Belvedère op de buitenplaats / openbaar park Groenendaal in Heemstede.

In het Glossy Tijdschrift HIK ( = Heemstede in Kaart), nummer  18, 2019,  zijn heel kort de 6 architectenbureaus beschreven, die een ontwerp hebben ingezonden voor een nieuwe Belvedère op de buitenplaats Groenendaal te Heemstede. Oldenburgers Binnenstad & Buitenleven deed mee als partner van KPG-Architecten. Zie de foto van Juliet (midden) in de laatste bureau-beschrijving. Ons samenwerkingsverband is na stemming -door de bewoners van Heemstede- op 6 anonieme ontwerpen met de meeste stemmen uit de bus gekomen met het ontwerp “De Wandeling”.

Voorlopig ontwerp ‘De Wandeling’ voor nieuwe Belvedère Groenendaal. In tweede instantie zal nu met de heer Bids besproken worden hoe dit ontwerp aan te passen tot definitief ontwerp

De hele stemming is echter niet naar tevredenheid van de burgers van Heemstede verlopen. Zie hieronder nog eens een samenvatting wat er allemaal gebeurde en hoe ver het proces nu gevorderd is, dd. 15 januari 2020. In de laatste zin van dit bericht staat te lezen dat het winnende ontwerp deze week bekend zal worden gemaakt. Dat betekent dus dat we vandaag of morgen nader bericht ontvangen.

En hier is dan de officiële uitslag in het Haarlems Dagblad van 17 januari 2020:

Bericht uit Haarlems Dagblad, 17 januari 2020

Proef met resistente buxus op het loo

Buxus keert – als proef – terug bij Paleis Het Loo.

Tijdens het Buxus-symposium op Kasteel Amerongen op 29 november jl. kwam Willem Zieleman, tuinbaas van Paleis Het Loo, met het volgende bericht naar buiten: “Bij Paleis Het Loo wordt op korte termijn gestart met een proef met de Buxus-cultivars van het Belgische bedrijf Herplant.”

Kweker van de Buxus, Didier Hermans, claimt dat zijn cultivars resistent zijn tegen Cylindrocladium. De Buxus komt in de Koningstuin waar nu nog tijdelijk Piet Oudolf-beplanting staat. De komst van de Buxus gaat dus niet ten koste van Ilex crenata ’Dark Green’, die een aantal jaar geleden als vervanger van Buxus is geplant.

De proef betreft hoogstwaarschijnlijk de cultivars Buxus ’Heritage’ en Buxus ’Babylon Beauty’ (zie foto). Beide soorten zijn volgens Hermans resistent tegen Cylindrocladium. Ook zouden de soorten een hogere weerstand hebben tegen buxusmot.

Momenteel zijn het paleis en de paleistuinen wegens een renovatie voor het publiek gesloten. Medio 2021 opent het vernieuwde Paleis Het Loo. In 2020 gaat al wel de tuin open voor publiek van 1 april tot 1 oktober.

Kweker Didier Hermans met links Buxus ’Heritage’ en rechts Buxus ’Babylon Beauty’.

In De Boomkwekerij 24 en Tuin en Landschap 24 staat een artikel over de nieuwe Cylindrocladium-resistente soorten van kweker Didier Hermans. Lees hier het artikel in het digitale magazine. (met inlog) 

Hollandse Datsja’s

Zoals bekend zijn nog steeds in de omgeving van Amsterdam en Haarlem vele buitenplaatsen te vinden, ooit eigendom van kooplieden die handel dreven op de VOC en WIC. Maar behalve deze achtergrond van welgestelde bouwheren, was er nog een groep rijk geworden kooplieden, namelijk zij die handel dreven op Rusland (Moscovië). Ook zij lieten buitenplaatsen of hofsteden (of in het Russisch genoemd datsja’s) bouwen of kochten buitenplaatsen op om ze te verfraaien, voornamelijk in Holland en Utrecht. Deze nieuwe publicatie gaat over de groep datsja’s / buitenhuizen, gebouwd door kooplieden die voeren op de Oost.

Beemsterlust in De Beemster

De auteur Igor Wladimiroff, gespecialiseerd in Nederlands-Russische betrekkingen, schreef een boek over deze laatste groep buitenplaatsen of datsja’s.

Titel: Hollandse datsja’s: Hollandse en Utrechtse buitenplaatsen van Amsterdamse kooplieden op Rusland, circa 1600-1800. Heemstede, 2019. € 29,95, 240 pp. Bestel hier

Westerhout bij Beverwijk

De datsja’s die ter sprake komen zijn: Vechtenstein in Maarssen; Beemsterlust in de Beemster. De familie Bernard beschikte over een reeks buitenplaatsen Volgerlust in de Beemster; Kattenbroek bij Linschoten; Vreedenhoff tussen Loenen en Nieuwersluis; De Kruidberg bij Santpoort; Westerbroek ten zuiden van Velsen; en Westerhout bij Beverwijk/Velsen. Verder worden uitgebreid besproken De Drie Noordermaden in Egmond aan de Hoef; Heerlijkheid Huisduinen tussen Huisduinen en Wieringen. Huis ter Specke bij Lisse. Zwaansvliet en Het Kasteel in de Beemster. Oud-Bussum bij Huizen (NH). Bijlmerlust aan de oever van het Gein in Abcoude; Elswout te Overveen en Hof te Waerder bij Nieuwerbrug. Spanderswoud bij ’s Graveland, De Engelenburg bij Herwijnen.

Huis ter Specke bij Lisse

De Schans bij Beverwijk en Valkenburg in Heemstede. Tijdverdrijf in Egmond aan de Hoef, Trompenburg aan de Amstel/Amsterdam. Meergaarden (Goed Genoeg, later Ajax voetbalvelden) in de Watergraafsmeer; Oostrust (De Valk) aan de Amstel. Ruygenhof bij Loenen. Leeuwenveld bij Weesp. Petersburg bij Nigtevecht. Hout en Duinzicht (later Vredenhof) bij Haarlem. Meereveld bij Amsterdam in de Watergraafsmeer. Spruytenbos in Haarlem (Wagenweg). Welgelegen in Haarlem. Land en Boschzicht te ’s Graveland; Vredenhof (Hout en Duinzicht) bij Haarlem; Spanderswoud te ’s Graveland. De punten in deze opsomming scheiden diverse eigenaren-families.

Zwaansvliet aan de Volgerweg in de Beemster

Naast een uitgebreide beschrijving van de bovengenoemde buitenplaatsen komen ook de geschiedenissen van families en eigenaren ter sprake. Veel illustraties, ook van oude geografische kaarten, verduidelijken de geschiedenis van vermelde buitenplaatsen.

Bijlmerlust aan het Gein bij Abcoude

Van een Russische invloed op de Hollandse tuinkunst is tot heden niet veel boven water gekomen, behalve de badstoof op de buitenplaats Petersburg aan de Vecht. In het laatste hoofdstuk over de Hollandse invloed op Russische buitenplaatsen des te meer.

Engelenburg bij Herwijnen

Zie ook:

  • Carla Oldenburger en Diederik Six. Hollands Russische bouwkunst en tuinkunst in de tijd van Peter de Grote: rapportage en advies t.a.v. voorstellen voor Gemeenschappelijk Cultureel Erfgoed projecten, in de Russische steden jaroslavl en St. Petersburg. Rhenen/Zeist, 2009. 28 p.
  • Carla en Juliet Oldenburger, ‘Hollandse tuinkunst in Rusland’ in: Cascade Bulletin voor tuinhistorie, jrg. 21 (2012), nr. 2, p. 7-42.

Dit boek lokt uit tot nader onderzoek op het gebied van de ontstaansgeschiedenis van de vroege 17de eeuwse buitenplaatsjes aangelegd in De Zijpe (drooggelegd in 1597), De Beemster (drooggelegd in 1612), De Purmer (drooggelegd in 1622), De Bijlmer (1627) en de Watergraafsmeer (1629).

Meer lezen?: * http://www.beemsterbuitenplaatsen.nl en * het boek Buitenplaatsen in de Purmer, van auteur Corrie Boschma-Aarnoudse. Wormerveer, 2016.

Rembrandt en zijn Spaanse tijdgenoten in het rijks. verassing: DE VILLA MEDICI IN ROME

Vanmiddag (11-10-2019) was ik in het Rijks om de schilderijen van Rembrandt (en zijn Spaanse tijdgenoten) te bekijken. De tentoonstelling is thematisch opgezet, d.w.z. de schilderijen worden in paren per thema (o.a. geloof, rijkdom, macht, liefde) gegroepeerd, meestal in groepjes van twee (soms drie) bij elkaar. Veel schilderijen zijn tamelijk onbekend voor ons Nederlanders. In het Rijksmuseum missen Spaanse schilderijen uit de tijd van de protestante Rembrandt (1606-1669) en in het Prado missen Nederlandse schilderijen uit de tijd van de katholieke Diego Velazquez (1599-1660). Hoe kan dat? Tijdens de 80-jarige oorlog kocht men natuurlijk geen kunst van zijn vijanden!

Francisco de Zurbaran. Agnus Dei. Coll. Madrid, Museo del Prado

Hoewel Rembrandt en Velazquez elkaar niet hebben gekend, misschien zelfs nooit van elkaar hebben gehoord, is men voor de tentoonstelling de uitdaging aangegaan schilderijen (ook van beroemde tijdgenoten als Zurbarán, Ribera, Murillo, Joh. Vermeer, Frans Hals) met hetzelfde thema naast elkaar te hangen zodat wij bezoekers telkens twee of drie werken met dezelfde intentie goed met elkaar kunnen vergelijken.

In dit bericht wil ik slechts twee schilderijen laten zien met één thema, en dat is: “De juiste maat aanhouden, het beeldvlak zo in horizontale en verticale lijnen indelen dat een harmonisch maar spannend evenwicht wordt bereikt, en daarbij het buitenlicht op een bewolkte dag in alle grijstinten vastleggen zodat er een heel natuurlijke atmosfeer ontstaat -dat kunnen alleen de allergrootste meesters. Dat zijn Velazquez en Vermeer, al waren zij niet gespecialiseerd in buitenaanzichten.” Dit is de begeleidende museum-tekst van het onderstaande paar schilderijen.

Diego Velazquez. De tuinen van Villa Medici in Rome. Ca. 1630 of ca. 1650. Madrid Museo del Prado
Johannes Vermeer (1632-1675). Het straatje. 1658. Coll. Rijksmuseum Amsterdam

Het schilderij van de tuin van de Villa Medici in Rome heeft me bijzonder getroffen; het geeft zo’n realistische onderkomen toestand weer, aan het eind van de 80-jarige oorlog. Nu in onze tijd is het zicht vanuit de tuin op de terrassen (rechts) heel wat “schoner” dan in 1630, maar het is toch een wonder dat die terrassen en de poort onder die terrassen (even voorbij de obelisk rechts te zien) nog bestaan getuige deze laatste foto.