Categoriearchief: Landschap

Lucas Gassel uit Helmond (c.1488 -1568/69). Vroege landschapsschilder

Wie was Lucas Gassel? Hij staat bekend als landschapsschilder en tijdgenoot van de Zuid-Nederlandse schilders Joachim de Patinir (1480-1524) en Herri met de Bles (1510-1550). Zij schilderden imaginaire landschappen vaak verhuld in een Bijbelse vertelling. De tuinen op de schilderijen worden afgebeeld als realistische details, en doen meteen denken aan de tuinen van Hans Vredeman de Vries ( 1527- ca. 1607). Carel Van Mander zegt in zijn vermaarde Schilderboeck (1604) over Gassel: Hy wrocht seer wel van Landtschap in Oly en Water-verwe: doch hy wrocht niet veel. Hy was een vriendlijck goet Man, en een soet prater.

Lucas Gassel. David en Bthseba in de tuinen van een paleis. Olieverf op paneel. Part. Collectie

Helaas is er weinig over Gassel bekend, slechts 15 schilderijen, 2 tekeningen en 3 prenten, alle gesigneerd met zijn monogram en aanvullend ook menigmaal met een klein hagedisje als soort logo. Verder worden er ook nog enkele ongesigneerde schilderijen en tekeningen aan hem toegeschreven.

Lucas Gassel. Landschp met David en Bathseba, gesigneerd LG en gedateerd 1540, Coll. The Wadsworth Atheneum Museum of Art, Hartford.
Lucas Gassel. Andere scène uit het verhaal over David en Bathseba. Coll. The Wadsworth Atheneum Museum of Art, Hartford.

Gassel is geboortig uit Helmond, destijds een textielstad, bevolkt door wevers en volders (vollen van laken is het laten vervilten ervan), droogscheerders en bontwerkers. Bekend is dat hij bij de noordelijke stadspoort en later aan de Markt heeft gewoond. Tijdens Gassel’s leven werd het Kasteel Helmond bewoond door de familie van Cortenbach. In 1549 is dit door brand gedeeltelijk verwoest. Gassel heeft het kasteel goed gekend, want het staat midden in de stad. Stoffeerde hij daarom zijn schilderijen zo vaak met kastelen? Als tweede woonplaats heeft Gassel een groot deel van zijn leven waarschijnlijk Antwerpen gehad, waar hij o.a. heeft gewerkt voor de uitgever Hieronymus Cock. Mogelijk heeft hij ook in Brussel gewoond.

Lucas Gassel. Panoramisch Landschap met ‘lusttuin’. Olieverf op paneel. Coll. Galerie de Jonckheere, Paris.

In verband met de afkomst van Gassel uit Helmond en het Kasteel Helmond wat in bovenstaande tekst wordt genoemd, volgt hier nu nog een beschrijving en afbeeldingen van Kasteel Helmond en omgeving uit de Gids voor de Nederlandse tuin- en landschapsarchitectuur, deel 4, Rotterdam, 2000.

Luchtfoto Kasteel Helmond. Noorden rechts boven.

Kasteel Helmond dateert uit 1402. Op de hoeken van het kasteel zijn vier ronde torens gebouwd. Het kasteel ligt binnen een vierkante omgrachting en is gesitueerd tussen de ZuidWillems-vaart en het riviertje de Aa. Na een brand in 1549 werd het gebouw met een nieuwe ingangsvleugel verrijkt en in 1683 vond weer een verbouwing plaats. Uit al deze tijden is niets betreffende de tuinen overgeleverd. In 1921 werd het kasteel door de gemeente Helmond gekocht als raadhuis. Het gebouw werd verbouwd door de architect J.W. Hanrath, waarbij door vergroting van de ramen het oorspronkelijke gesloten karakter van het kasteel verloren ging. De tuinarchitect L.A. Springer ontwierp in 1921 een deel van de omringende parkaanleg, die bestemd werd tot een openbaar stadswandelpark. In tegenstelling tot architect Hanrath maakte Springer de omgeving van het kasteel juist weer meer gesloten. Hij plantte het terrein aan de zuidzijde met boomcoulissen dicht, zoals hij ook de huizenblokken aan de noordzijde van het kasteel aan het gezicht onttrok. Vóór het kasteel aan de noordkant – tegenover de zestiende-eeuwse torens – ontwierp Springer twee min of meer vierkante grasparterres en behield hij enkele oude bomen, die hij aanvulde met nieuwe aanplant. De grasperken werden langs de hoofdas waarschijnlijk door taxushagen op barokke wijze omzoomd. Het kasteel bood verder naar de oost- en westzijde uitzicht op gazons met verspreide boom- en heesterbeplanting. We zouden van Springer eigenlijk aan de noordzijde van het kasteel buxusparterres in neorenaissancestijl verwachten, maar waarschijnlijk omdat de parterre-vlakken niet identiek van grootte waren, heeft hij zich hieraan niet gewaagd. Van dit alles is slechts achter het kasteel nog de structuur zichtbaar, maar door het kappen en opnieuw inplanten van bomen en heesters heesters is van de oorspronkelijke opzet weinig bewaard. In 1938 werd op de middenas van de aanleg een fontein geplaatst. Sinds 1982 is het kasteel in gebruik als museum. De gemeentelijke plantsoenendienst ontwierp toen vóór het kasteel, in de schaduw van de bestaande oude kastanjes, een eigentijdse versie van een Renaissancetuin met gesnoeide buxushagen en een loofgang van haagbeuk. Het park naast en achter het kasteel is een open en weids wandelpark in landschapsstijl, voorzien van een grote diversiteit aan bijzondere bomen, grotendeels nog geplant in de tijd van L.A. Springer. Aan weerszijden van het voorplein, dat deel uitmaakt van het wandelpark, staan twee kleine torens, die dateren van na de brand in 1549 en die eens de functie van wachttoren en duiventoren hadden.

L.A. Springer. Ontwerp tuin en omgeving Kasteel Helmond. 1921. Noorden links. Coll. Library Wageningen UR.

De tentoonstelling ‘Lucas Gassel: Meester van het landschap’ was gepland van 10 maart t/m 7 juni 2020 in het Museum Kasteel Helmond. Wegens de corona epidemie is dit museum nu gesloten. Of de tentoonstelling nog open gaat voor 7 juni zal afhangen van de nieuwe maatregelen voor musea, afhankelijk van RIVM.

het gestolen schilderij en de kerkjes van Van Gogh

Vincent van Gogh. Lentetuin. Pastorietuin te Nuenen. 1884. Collectie Groninger Museum. Olieverf op papier (op houten paneel geplakt)

Dit unieke schilderij Lentetuin, pastorietuin te Nuenen, in 1884 geschilderd door Vincent van Gogh, is zondag 29 maart 2020 gestolen uit het Singer Museum, waar het deel uitmaakte van de tentoonstelling Spiegel van de ziel. Toorop tot Mondriaan.

(overgenomen van whichmuseum.nl): ‘In deze tentoonstelling staat de private wereld van de 19de-eeuwse Nederlandse kunstenaar centraal. Het gaat hier om schilder- en tekenkunst als persoonlijke uiting. Thema’s als het interieur, het stilleven, de besloten tuin, maar ook de geesteswereld van de kunstenaar komen aan bod. Er is werk te zien van o.a. Jan Toorop, Vincent van Gogh, Willem Witsen en Piet Mondriaan’. 

Dat het (bovenstaande) schilderij van de pastorietuin een persoonlijke uiting is van de kunstenaar Vincent van Gogh is alleen al duidelijk omdat het de tuin betreft van zijn ouders achter de pastorie in Nuenen. In de verte zien we de toren van de Oude Kerk van Nuenen. Dit is niet de Hervormde kerk waar Vincent’s vader dominee was, maar de oorspronkelijk rooms katholieke kerk gebouwd in de tweede helft van de 15de eeuw, die in 1823 werd afgebroken, op de toren na, die in 1885 werd gesloopt, een jaar nadat Vincent Van Gogh het schilderij van de Lentetuin / pastorietuin en de Oude Kerk maakte. Vincent woonde sinds eind 1883 in Nuenen, zodat we mogen aannemen dat hij van de afbraak op de hoogte was geweest en dat hij juist als herinnering deze toren heeft willen verenigen met de achtertuin van de pastorie waar zijn ouders nog niet zo lang woonden. De Ned. Hervormde kerk van zijn vader is bekend van het schilderij ‘het uitgaan van de kerk in Nuenen’ uit 1884-1885.

Links: Hervormde kerk van Nuenen.
Rechts: Het ‘uitgaan van de Hervormde kerk van Nuenen’, geschilderd door Vincent van Gogh, 1884-1885. Collectie Van Gogh Museum
Vincent Van Gogh. Oude Kerk en begraafplaats Nuenen, 1884. Coll. Stiftung Sammlung E.G. Bührle. Dit is de kerk die ook op het schilderij van de lentetuin voorkomt

Nieuwe Zocher (J.D. & L.P.) gedetecteerd

De buitenplaats Rosorum te Arnhem had wel eens op mijn Zocher-lijstje gestaan om toe te voegen aan ons uitgebreide document ‘Zochers Online‘, maar een bewijs voor de bemoeienissen van een of meer van de Zochers had ik nooit gevonden, totdat onlangs de bewoner van het koetshuis van het voormalige buitengoed mij een aankondiging van Notaris Van Eck uit de Arnhemsche Courant (09-01-1871) toestuurde, waarin de bemoeienissen van de Zochers zwart op wit stonden vermeld.

Aankondiging van Notariskantoor Van Eck (Arnhemsche Courant 09-01-1871) van de voorgenomen bezichtiging en verkoop van de buitenplaats Rosorum aan de Amsterdamse (straat)weg

De ligging in het landschap kunnen we het best duidelijk maken door een tegenwoordige Google-luchtfoto hier te plaatsen (hieronder).

Naast het herenhuis is er sprake van een tuinmanswoning, een koetshuis met paardenstal, een oranjerie en bergplaats, alles gebouwd ‘door- en onder opzigt’ van de architect H.C. Berends te Arnhem. En daarnaast wordt in de advertentie melding gemaakt van een ‘fraaie, door ZOCHER & ZOON, te Haarlem, aangelegden en van goede vruchtbomen voorzienen TUIN met broei- en bloembakken, een terrein van vermaak (siertuin), opgaande bomen en bouwland. Deze combinatie van tuin, moestuin, boomgaard en bouwland komt vaker voor bij Zocher en Zoon, maar is toch niet het algemene beeld van dit duo. Het aflopende terrein was natuurlijk een moeilijke opgave.

Het huis Rosorum langs de Amsterdamseweg bij de rode stip. De achtergevel met tuin ligt aan de zuidkant (onder) van het grote huis. Links op de plattegrond de tuinmanswoning en oranjerie te zien en daaronder het volkstuincomplex.

Oude historische kaarten leveren helaas weinig op. Op de kadastrale kaart van Gemeente Arnhem (Sectie G, genaamd Ligtenbeek) uit ca. 1821 is geen huis of herberg te onderscheiden. Op de veldminuut van de Top. Militaire Kaart uit 1845 (hieronder) is in het midden onder de Amsterdamseweg (van rechtsonder naar linksboven) even voorbij de splitsing van de Bakenburgseweg en de Amsterdamseweg, het woord Rosorum (o.i.d.) te lezen en onder het perceel van Rosorum het woord Heidenoord. Boven het woord Rosorum is aan de weg een vierkant huis te onderscheiden met daaronder een wat kleiner huis (een van beiden kan de herberg ‘Ruyssoren’ geweest zijn). Het terrein achter het huis loopt duidelijk af naar het zuiden. Er is nog geen tuinaanleg. Op de kaart uit ca. 1900 zien we eigenlijk geen hoofdhuis langs de weg. Het lijkt er op dat de situatie hier niet correct is ingetekend.

Detail van veldminuut van Topografische Militaire Kaart, 1845
Detail Topografische Kaart 1900. De weg van rechtsonder naar linksboven is de Amsterdamseweg. De situatie van het hoofdhuis op het perceel Rosorum is onduidelijk

Wat weten we verder over dit huis en de omgeving? Rosorum is in 1852 gebouwd in eclectische stijl, in opdracht van Hendrikje Martinus (echtgenote van Hendrik Jan Verweerd), op de plaats van een vroegere herberg (Lit. Gelders Arcadië, 2011) met de naam ‘Ruyssoren’. Het huis ligt op een van de uitlopers van het stuwwallenmassief van de Veluwe, op het hoogste punt langs de Amsterdamseweg, met (achter)uitzicht op de stad en de Rijn. Naast de architect van de bijgebouwen, H.C. Berends (zie advertentie) wordt als architect van het herenhuis genoemd Henri Guillaume Fromberg (1812-1882) uit Kleef. Fromberg was al bekend als architect van Musis Sacrum (1847) en Huis Beaulieu (1851) en als een projectontwikkelaar. In die laatste functie ontwikkelde hij in 1853 de Fromberghuizen langs het Willemsplein, in het zelfde jaar waarin hij Villa Bronbeek kocht, om deze aan Koning Willem III te verkopen, als paleis voor zijn moeder Anna Paulowna.

In 1848 komt het uitgestrekte landgoed de Sterrenberg te koop en ook de herberg Rosorum (Ruyssoren) met omringende grond. Het wordt gekocht door Joh. Hendrik Tromp (1818-1858), om er een nieuw huis op te laten bouwen (het middendeel van het tegenwoordige Rosorum). Na 4 jaar is dit huis weer te koop. het gaat dan om een Heerenhuis, tuin met koepel, koetshuis en een tuinmanshuis (advertentie Algemeen Handelsblad 8 maart 1852). Hendrikje Martinus (1785-1870), weduwe van Hendrik Jan Verweerd is dan de koper (met dank aan Christian Korbeld).

Tuinmanswoning annex oranjerie, boombeplanting en rododendronpartij

Na het overlijden van Hendrikje werd het huis omstreeks 1871 gekocht door Hendrikus J.S.M. van Wageningen (1830-1905), gehuwd (1872) met Jacoba Gerarda Romein (1838-1931) die na de dood van haar man het complex liet uitbreiden met een tuinmanswoning annex oranjerie en een woning voor de rozenkweker J.C. Damsté, die in de periode 1916 tot 1935 een kwekerij had op Rosorum (zie volgende foto). De grond van de kwekerij en de grond van de tegenwoordige volkstuinvereniging Heijenoord komen min of meer overeen.

Jacoba Gerarda liet na haar dood in 1931 het huis en een groot kapitaal na aan de stichting Pro Senectute. Het huis werd toen naar plannen van architect Gerrit Feenstra uitgebreid met zijvleugels. Dit alles toen ten behoeve van een rusthuis voor Protestantse ouderen. Later diende het huis als asylzoekerscentrum en sinds 2009 is er een particulier verzorgingshuis in gevestigd.

Kwekerij van J.C. Damsté, achter de siertuin van Huis Rosorum (1916-1935). Hij kweekte rozen en zo te zien ook sparren en andere gewassen in koude bakken. Coll. Gelders Archief
Recente foto van volkstuinen achter voormalige oranjerie. De moestuinmuur is helaas verdwenen
Huis Rosorum met achter het huis de tuin van vermaak. Laatste kwart 19de eeuw.. Coll. Gelders Archief
Huis met een uitstalling van kuipplanten achter het huis. Foto laatste kwart 19de eeuw. Coll. Gelders Archief

Vanwege het grote hoogteverschil heeft de tuin een behoorlijk verval. Tussen het laagste punt in de zuidwesthoek van de tuin en de hoofdingang aan de Amsterdamseweg is acht meter verschil. De tuinarchitect heeft met onderstaand ontwerp getracht via verschillende terrassen het uitzicht over de aflopende tuin te optimaliseren. Links van huis en tuin (aan westzijde) ligt het volkstuincomplex Heijenoord.

Van een Zocher-aanleg is niets te bespeuren, misschien alleen nog een enkele oude boom, maar dat is toch onwaarschijnlijk omdat de bouw van de zijvleugels in de jaren dertig het behoud van deze bomen waarschijnlijk onmogelijk heeft gemaakt.

Ontwerp Buro Poelmans Reesink. Arnhem, Ca. 2006. Noorden boven.
Huis Rosorum langs de Amsterdamseweg met enkele oude bomen die door de bouw van de zijvleugels zijn verdwenen.
Ca. 1850. Coll.Gelders Archief

Huis en Tuin van Brakestein Texel worden rijksmonument

Net als gisteren de verheugende mededeling binnenkwam over het winnen van het Belvedère-ontwerp (in Heemstede, zie vorige bericht), komt vandaag het blijde bericht binnen dat de buitenplaats Brakestein op Texel bij Oudeschild tot rijksmonument zal worden aangewezen.

We zijn zeer happy en verrast te horen dat Brakestein (huis en tuin) – zo snel na het verschijnen van ons rapport – de status van rijksmonument tegemoet kan zien. Onze waardestelling heeft mogen bijdragen tot deze beslissing. We gaan nu adviseren aangaande het inrichtingsplan. Het wandelpad door de boomsingel buiten de gracht is al gekapt en vrijgemaakt; het uitbaggeren van de gracht is het volgende winterproject.

Buitenplaats genaamd Braaken Steen op het eiland Texel behorende aan den heer Den Berger, ongesigneerd en ongedateerd [vanaf 1786] (noorden rechts). Collectie Noord-Hollands Archief, toeg.nr 269, inv.nr 1046.

In het voorjaar 2020 gaat Juliet beginnen met het maken van enige schetsen / alternatieve voor een inrichtingsplan.

NIEUWE BELVEDÈRE VOOR GROENENDAAL HEEMSTEDE

In de vandaag (12-12-2019) ontvangen mededeling hieronder is -na vergroting- te lezen dat ons bureau Binnenstad en Buitenleven in een samenwerkingsverband met KPG Architecten uit Heemstede, zal meewerken aan de totstandkoming van een nieuwe Belvedère op de buitenplaats / openbaar park Groenendaal in Heemstede.

In het Glossy Tijdschrift HIK ( = Heemstede in Kaart), nummer  18, 2019,  zijn heel kort de 6 architectenbureaus beschreven, die een ontwerp hebben ingezonden voor een nieuwe Belvedère op de buitenplaats Groenendaal te Heemstede. Oldenburgers Binnenstad & Buitenleven deed mee als partner van KPG-Architecten. Zie de foto van Juliet (midden) in de laatste bureau-beschrijving. Ons samenwerkingsverband is na stemming -door de bewoners van Heemstede- op 6 anonieme ontwerpen met de meeste stemmen uit de bus gekomen met het ontwerp “De Wandeling”.

Voorlopig ontwerp ‘De Wandeling’ voor nieuwe Belvedère Groenendaal. In tweede instantie zal nu met de heer Bids besproken worden hoe dit ontwerp aan te passen tot definitief ontwerp

De hele stemming is echter niet naar tevredenheid van de burgers van Heemstede verlopen. Zie hieronder nog eens een samenvatting wat er allemaal gebeurde en hoe ver het proces nu gevorderd is, dd. 15 januari 2020. In de laatste zin van dit bericht staat te lezen dat het winnende ontwerp deze week bekend zal worden gemaakt. Dat betekent dus dat we vandaag of morgen nader bericht ontvangen.

En hier is dan de officiële uitslag in het Haarlems Dagblad van 17 januari 2020:

Bericht uit Haarlems Dagblad, 17 januari 2020

VOEDESELBOSSEN

Het ‘voedselbos’ staat vol exoten, is dat wel slim?

(Artikel van Emiel Hakkenes. Overgenomen uit TROUW, 2 november 2019)

Nu er steeds meer voedselbossen komen, geeft de NVWA een waarschuwing af: veel van de vruchtbomen en eetbare planten zijn exoten. Die kunnen een risico vormen voor de inheemse Nederlandse natuur.

De ambities liegen er niet om: in het Brabantse Schijndel komt het grootste voedselproductiebos van Europa. Verdeeld over twee locaties, 20 hectare groot. Dat is de omvang van een bescheiden akkerbouwbedrijf. Maar het is dus een bos. Of eigenlijk: een bos en een akkerbouwbedrijf tegelijk. Een voedselbos is namelijk een landbouwmethode waarbij bomen en struiken eetbare producten leveren. Denk aan fruit en noten, maar ook eetbare bladeren, bloemen en scheuten. Een voedselbos functioneert biologisch als een bos, dus geheel op eigen kracht, zonder dat er mest of water wordt toegevoegd. Economisch gezien is het een vorm van landbouw: hier wordt eten geproduceerd.

De grond voor het Schijndelse bos wordt in pacht gegeven door het Groen Ontwikkelfonds Brabant, een BV van de provincie Noord-Brabant die optreedt als subsidieverstrekker voornatuurontwikkeling. Behalve pachtgrond geeft het fonds ook geld voor de inrichting en aanplanting van het voedselbos. Op de website van het fonds laat directeur Mary Fiers weten dat zij overtuigd is van de meerwaarde van een grootschalig, agrarisch voedselbos. “De voedselbossen zijn de hobby voorbij. Een voedselbos van de omvang zoals die in Schijndel wordt gerealiseerd moet op termijn winstgevend worden. Dit initiatief is wat ons betreft een mooi voorbeeld van ondernemende natuur. Met winst voor de biodiversiteit van het gebied en uiteindelijk ook winst voor de agrariër die het gaat exploiteren.”

Green Deal Voedselbossen

Het voedselbos in Schijndel is mede bedacht door ecoloog Wouter van Eck, pionier op dit gebied in Nederland. Zelf heeft hij een bescheiden voedselbos bij Groesbeek (onder Nijmegen), maar hij is ervan overtuigd dat het ook op grote commerciële schaal kan. 

Mede dankzij Van Eck bestaat er sinds vorig jaar zomer een Green Deal Voedselbossen, een convenant waarin onder meer provincies, ministeries, onderzoeksinstellingen en waterschappen beloven te werken aan een groter areaal voedselbossen in Nederland. ‘Voedselbossen vormen bij uitstek een voorbeeld van intensieve agro-ecosystemen waarbij economie en ecologie samengaan’, staat er in het document. De wens is om uiteindelijk te komen tot 25 duizend hectare voedselbos.

Temidden van al het optimisme valt evenwel een kritische noot te horen. Die komt van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), die onlangs onderzoek heeft laten doen naar voedselbossen in Nederland. Welke bomen en planten worden daar zoal geplant? En wat hebben die voor effect op de omliggende natuur? Er blijken een kleine negentig voedselbossen in Nederland te bestaan. Verreweg de meeste zijn kleinschalig, in veertien gevallen wordt er serieus werk van gemaakt. In deze veertien ‘serieuze’ voedselbossen groeien 593 verschillende plantensoorten. De overgrote meerderheid daarvan is van uitheemse origine: ruim 80 procent van wat er groeit, is afkomstig uit Azië, Noord-Amerika en andere delen van Europa.

Dwergmispel

Is dat een probleem? Volgens de NVWA wel, want deze uitheemse soorten kunnen een risico vormen voor de natuur in de omgeving van het voedselbos. De geïmporteerde soorten kunnen zich verspreiden buiten het bos en dan inheemse soorten verdringen. Van de uitheemse soorten vormt volgens het onderzoek van de NVWA ruim twintig procent (het gaat dan om 104 verschillende soorten bomen of planten) een risico. Bij twaalf soorten die groeien in Nederlandse voedselbossen is dat risico zelfs ‘hoog’, volgens de onderzoekers. Het betreft bijvoorbeeld de klimaugurk, het erwtenboompje en de dwergmispel, maar ook de aardpeer, de rimpelroos en de cranberry.

“Die twaalf soorten met een hoog risico zou je moeten weren uit Nederland”, reageert Wilfred Reinhold. Hij is de drijvende kracht achter het Platform Stop Invasieve Exoten. Het platform strijdt – via bestuurlijke en juridische weg – voor behoud van de inheemse natuur in Nederland en de bescherming ervan tegen schadelijke soorten van buiten. Reinhold kijkt op van de bevindingen van het NVWA-onderzoek naar voedselbossen, zegt hij. “Ik had me niet eerder gerealiseerd dat er zoveel exoten in een voedselbos worden geplant. Ik vermoed dat het noodzakelijk is, omdat het bos anders economisch niet interessant is. Laten we wel zijn, het is uiteindelijk een verdienmodel. Maar meer dan 80 procent uitheemse soorten, is dat nou nodig?”

Botanisch armlastig Europa

Een deel van het antwoord geven de beheerders van de Nederlandse voedselbossen zelf. Zij zijn in het NVWA-onderzoek gevraagd om te motiveren waaróm zij voor bepaalde bomen en planten kiezen. Hoog scoren dan ‘goede smaak of hoge voedingswaarde’ en ‘goede kans van winteroverleving’ en ‘bijdrage aan de bodemkwaliteit’. Het laagst scoort ‘voorkeur voor inheemse soort boven uitheemse soort’.

Cranberries kunnen uit een voedselbos ‘ontsnappen’ naar de wilde natuur en daar inheemse soorten verdringen, waarschuwt de NVWA. Beeld Colourbox

Maar waarom hebben inheemse soorten zo weinig prioriteit? “Omdat Europa botanisch armlastig is”, zegt mister voedselbos Wouter van Eck. “Er zijn heel weinig inheems eetbare soorten. Veel van wat we tegenwoordig eten en als Hollands beschouwen, zoals de aardappel, de tomaat of de komkommer, is van oorsprong een exoot.”

“Ik vind dat een wonderlijke, bagatelliserende houding”, reageert Wilfred Reinhold van het Platform Stop Invasieve Exoten. “Het onderzoek toont aan dat er in de voedselbossen soorten groeien die een potentieel risico vormen. Als je niet oppast, kunnen die uitgroeien tot een invasieve exoot. In de Green Deal Voedselbossen staat expliciet dat er voor invasieve exoten geen plaats is. Merkwaardig, hoor.” Wouter van Eck zucht. Hij wijst op de nuance: “Potentieel invasief is niet hetzelfde als invasief.”

Kan een bosbeheerder iets doen om ervoor te zorgen dat een soort die een risico vormt voor de inheemse natuur niet uit het voedselbos ‘ontsnapt’? “Aanpakken en terugsnoeien”, zegt Van Eck. “Maar luister, zulk oversteken komt bijna nooit voor. We hebben het nagevraagd bij het oudste voedselbos van noordwest Europa. Er heeft zich vandaaruit nog nooit een soort verspreid naar elders. Ik vind het rapport van de NVWA erg overtrokken, paniekvoetbal.”

Hoge ambities

Het is juist heel goed dat de NVWA dit heeft laten onderzoeken, vindt Reinhold – die doorgaans uiterst kritisch is op de aanpak van uitheemse planten- en diersoorten door de voedselautoriteit. “Er bestaan hoge ambities voor voedselbossen, de bedoeling is dat het echt serieuze vormen gaat aannemen. Maar die voedselbossen komen in en bij bestaande natuur. Dan moet je heel goed opletten met de soorten die je daar aanplant.”

Van Eck blijft het een overdreven angst vinden, zegt hij. “Die zogenaamd riskante soorten kun je kopen in tuincentra, ze staan in parken en plantsoenen. Als hun aanwezigheid een probleem is voor voedselbossen, is het dat ook in de tuin van mijn tante of in het plantsoen van de gemeente. Vogels en insecten zijn juist blij met deze bomen en planten. Je moet geen heksenjacht op ze beginnen. Ik vind dat de NVWA de prille beweging van de voedselbossen ongenuanceerd de maat neemt.”

Voor Wilfred Reinhold is het menens. Hij vindt dat er moet worden opgetreden tegen invasieve exoten in het voedselbos. “Een belangrijke vraag is: als het in de Green Deal opgenomen verbod op aanplant van invasieve exoten niet wordt nageleefd, heeft men dan nog recht op subsidie? Ik ga dit volgen. Als de NVWA met de kennis uit dit rapport niet gaat handhaven, dan breng ik het zelf onder de aandacht.”

Hoe zien voedselbossen eruit?

Van de veertien ‘serieuze’ voedselbossen in Nederland komt het grootste, 30 hectare groot, in Flevoland als onderdeel van de Floriade in Almere in 2022. In tegenstelling tot het voedselbos in Schijndel krijgt dat in Almere geen bedrijfsmatig karakter. Een voedselbos bestaat uit beplanting in zeven verticale lagen, die ieder eetbare producten geven. Van boven naar beneden zijn dat:

1. Kruinen van grote bomen (bijvoorbeeld tamme kastanje)

2. Kleinere bomen en grotere struiken (bijvoorbeeld halfstam-fruitbomen)

3. Lagere struiken (bijvoorbeeld kruisbes)

4. Kruidlaag (bijvoorbeeld struisvaren)

5. Grondbedekkers (bijvoorbeeld aardbei)

6. Wortel- en knollenlaag (bijvoorbeeld aardamandel)

7. Klimplanten die zich door de andere lagen slingeren (bijvoorbeeld kiwi)

Riskante soorten

In het rapport ‘Risicobeoordeling van voedselbossen als introductieroute voor invasieve plantensoorten’ (dat de Radboud Universiteit Nijmegen, de stichting Floron en het Nederlands Expertise Centrum Exoten maakten voor de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit) worden twaalf uitheemse plantensoorten genoemd die voorkomen in Nederlandse voedselbossen en die een ‘hoog risico’ vormen voor de inheemse natuur.

Dat zijn:

Akebia quinata (klimaugurk)

Caragana arborescens (erwtenboompje)

Cotoneaster franchetii (dwergmispel)

Euonymus fortunei (kruipkardinaalsmuts)

Helianthus tuberosus (aardpeer)

Lonicera japonica (Japanse kamperfoelie)

Lupinus polyphyllus (vaste lupine)

Populus alba (witte abeel)

Rhus typhina (azijnboom)

Robinia pseudoacacia (robinia)

Rosa rugosa (rimpelroos)

Vaccinium macrocarpon (cranberry).

picturalisme in de fotografie

FOTOGRAFIE WORDT KUNST is de titel van een nieuwe tentoonstelling in het Fotomuseum Den Haag (Stadhouderskade 43, naast het Gemeentemuseum). Duur t/m 8 december.

KUNSTFOTOGRAFIE

Voorbeeld van een ‘picturalistische’ kunstfoto: Achtergrond Vredespaleis. Coll. Fotomuseum Den Haag

De tekst die het museum op Internet erbij levert legt uit wat Picturalisme in de fotografie betekent en waar het vandaan komt: “Al snel na de uitvinding van de fotografie in de 19e eeuw ontstaat bij de fotografen de drang om niet slechts de werkelijkheid vast te leggen, maar de concurrentie aan te gaan met de beeldende kunst. In Nederland nemen de zogenaamde picturalisten de thematiek en composities over van de schilderkunst. Zij keken zowel naar de zeventiende-eeuwse genrekunst als naar de landschappen van de Haagse School. Het is dit picturalisme waartegen Piet Zwart zich later met zijn Nieuwe Fotografie afzet. Maar de scheidslijn tussen de beide stromingen in Nederland is niet zo scherp als lang wordt gedacht. De typische kenmerken van de Nieuwe Fotografie, zoals verrassende uitsnedes, geometrische composities en bewegingsonscherpte werden al eerder door kunstfotografen toegepast. De tentoonstelling Fotografie wordt Kunst. Photo-Secession in Holland vertelt het verhaal van deze vroege Nederlandse kunstfotografie en laat zien dat het onderscheid tussen picturalisme en Nieuwe Fotografie geen harde grens is, maar een graduele overgang.”

De aankondiging van deze tentoonstelling maakte bij mij een gevoel van vertrouwdheid wakker. Het geval wil dat een van de hobbies van mijn vader (Jan Ebbers jr. 1906-1977) was fotograferen, liefst geen kiekjes, ook al werd hij door de familie daar juist toe aangespoord, maar kunstfoto’s. Hij heeft er niet veel gemaakt, want hij werd al gauw te veel in beslag genomen door zijn andere hobbies, zoals botanie en ornithologie, oftewel planten verzamelen (in zijn botaniseer-trommel) en vogels spotten, vaak in een bootje op een van de plassen rond Amsterdam (Loosdrechtse Plassen, Maarsseveense Plassen, Vinkeveen, Kortenhoef, Naardermeer, Nieuwe Meer).

Jan op de fiets op weg naar Loosdrecht/Maarsseveen. Fotograaf onbekend, Ca. 1930
Blikken Botaniseertrommel om verzamelde planten mee naar huis te nemen voor onderzoek

Een foto-album (aangeschaft bij zijn fotozaak DE AMATEUR, P.C. Hooftstraat 66, Amsterdam) bevat naast de familie-kiekjes 10 geselecteerde kunstfoto’s, waar hij bijzonder trots op moet zijn geweest. Waarom? Omdat, als je goed kijkt, al deze foto’s op de hoeken punaise-gaatjes vertonen en hij ze dus waarschijnlijk thuis aanvankelijk ergens had tentoongesteld.

Hieronder volgen eerst de 10 geselecteerde landschapsfoto’s. Ik heb ze niet bewerkt en ik houd de volgorde aan zoals ze in het album zijn ingeplakt. Schrik niet, het lijkt soms of ze een beetje bewogen zijn, maar het beeld moet juist een beetje impressionistisch lijken.

1. Plassen-landschap met boerderij, 2 hooimijten en bruggetje. Foto Jan Ebbers, ca. 1930
2. Paard in weiland. Foto Jan Ebbers, ca. 1930. Jan Ebbers werkte later (vqnqf 1945) bij een Paarden- en Rundvee-Verzekeringsmaatschappij. Was dit een voorbode, liefde voor paarden en koeien? Zie ook volgende foto. Bovenaan foto de punaise-gaatjes
3. Zondagochtend bij Maarsseveen. Dit is de enige foto met ondertiteling. Foto Jan Ebbers, ca. 1930. Zie opmerking bij vorige foto
4. Vondelpark Amsterdam? Foto Jan Ebbers, ca. 1930. Zie op de vier hoeken de punaise-gaatjes
5. Melkbussen op een steiger. Kortenhoef? Foto Jan Ebbers, ca. 1930
6. Steigertje aan grote plas. Loosdrecht? Foto Jan Ebbers, ca. 1930
7. Waterkant aan grote plas. Foto Jan Ebbers, ca. 1930. Zie ook hier de punaise-gaatjes
8. Koeien weiden aan een plas. Molen op de achtergrond. Foto Jan Ebbers, ca. 1930
9. Gezicht over riet en waterlelies. Foto Jan Ebbers, ca. 1930
10. Waterranonkel of Ranunculus aquatilis. Foto Jan Ebbers, ca. 1930

Welke foto vind ik nu de mooiste? Moeilijk kiezen. De meest impressionistische is misschien nr. 8, Koeien weiden aan een plas. Ook nr. 3 Zondagochtend bij Maarsseveen geeft door de afdruk in chamois een impressionistisch dromerig beeld. Ik moet bij deze koeienfoto’s ook direct aan Willem Maris denken, een oudoom van mijn vader.

Het moge duidelijk zijn, Jan Ebbers was meer een romanticus en een dromer dan een realist. Iedere keer een wonder dat iemands karakter zo in de kunst tot uiting kan komen.

Tot slot 2 foto’s uit 1929 waar hij met dezelfde uitgangspunten mijn moeder (Maria Catharina Jeanette Amse, 1908-1978) heeft gefotografeerd. Deze foto’s zitten in een ander album en horen duidelijk niet tot de voorgaande landschapsreeks.

Maria C. J. Amse (21 jaar) in jurkje van Hirsch & Cie., haar lievelingswinkel? Foto Jan Ebbers, tijdens vacantie in Castricum, augustus 1929
Maria C.J. Amse (21 jaar). Foto Jan Ebbers, tijdens vacantie in Castricum, augustus 1929

Al met al een mooie serie foto’s die ik ontdekte dankzij de zojuist geopende fototentoonstelling in het Fotomuseum Den Haag.

weer en wind; VROUWENPORTRETTEN; THE WHITE BLOUSE

NIEUWE TENTOONSTELLINGEN IN SINGER MUSEUM.

Het weer was vandaag (5 sept.) zeer geschikt voor een bezoek aan Tentoonstelling ‘Weer en Wind’ in het Singer Museum Laren. Dreigende luchten die de kleur van bloemen opstookten en temperden en die de bezoeker naar buiten lokten naar de tuin van Piet Oudolf en ook weer naar binnen riepen om de tentoonstellingen bij dit wisselende licht te bekijken. Hoewel wij het tuinontwerp van 1910, gemaakt door Leonard Springer, maar al te goed kennen en misschien ook wel liefst dat plan aangepast en gereconstrueerd hadden willen zien, omdat de eenheid tussen huis en tuin dan misschien scherper tot uiting was gekomen, constateren wij toch dat de tuin van Piet Oudolf zeer geslaagd is.

Beeldentuin Singer Museum. Beplantingsplan en ontwerp Piet Oudolf. Foto Carla Oldenburger

Eenmaal binnen bezochten we eerst de tentoonstelling ‘Weer en Wind’. Omdat er direct om 11 uur al veel bezoekers waren liep ik direct door naar de laatste zaal met tekeningen en grafisch werk. En daar ontmoette ik direct werk van Charles Donker, zo geliefd in onze familie. Zie hieronder de ets op de tentoonstelling en onze eigen ets waarvan we al heel veel jaren genieten,

Charles Donker. Landschap bij Rhijnauwen. April 2015. Ets. Pat. collectie. Foto Carla Oldenburger
Charles Donker. ‘Rhijnauwen met vogelnamen’ (in het Rijks-prentenkabinet aanwezig onder de titel Kromme Rijnlandschap, 1972). Part. Collectie. Foto Carla Oldenburger

De tentoonstelling ‘Weer en Wind’ is opgebouwd in weertypen. Stormen op zee en land, opkomend onweer, dijkdoorbraken, noodweer dat onrust baart, besneeuwde landschappen, avondrood en poëtische mistbanken, vastgelegd door kunstenaars als Hendrick Avercamp, Jan van Goyen, Piet Mondriaan, George Hendrik Breitner, Hendrik Johannes Weissenbruch, Jan Sluijters, Maurits Cornelis Escher en Carel Willink. Kortom schitterende kunst, samen met gedichten uit de publicatie Weer en wind – 100 gedichten en 100 gezichten, samengesteld door Nicolaas Matsier, Helmi Goudswaard en Boudewijn Bakker. Beeldende kunst en poëzie, wat een unieke combinatie! Wat de mooiste schilderijen zijn, is voor iedereen anders. Enkele die mij troffen heb ik gefotografeerd en beeld ik hieronder af.

Jan van Kessel (1641-1680). Het Spui en de Nieuwezijds Voorburgwal in de winter. Ca. 1655-1675. Links op de hoek staat nu Boekhandel Athenaeum. Amsterdam Museum. Foto Carla Oldenburger.

Opvallend op schilderij van Jan van Kessel hierboven is de houten boombescherming (rechts). Het onderwerp 17de eeuwse boombescherming komt ook ter sprake op de Cascade-weblog.

Dirk Nijland (1881-1955). Wilgen, 1941. Groninger Museum, bruikleen van het J.B. Scholtenfonds. Foto Carla Oldenburger

Zelf hebben we ook een landschapschildering met een dreigende lucht, zo bijzonder, vinden wij zelf, dat het best ook op deze tentoonstelling had gepast. Een landschap met wilgen en dreigende lucht. Het is een olieverf op doek van de schilder Bartholomeus Boogaerdt ’t Hooft (1874- 1943) uit 1915. Hij was lid van Ver. St. Lukas in Amsterdam en heeft een paar maal in het Stedelijk Museum geëxposeerd. Onze grootvader / overgootvader Ebbers heeft dit schilderij waarschijnlijk op een veiling in Amsterdam gekocht.

Bartholomeus Boogaerdt ’t Hooft (1874- 1943). Landschap met wilgen en dreigende lucht. 1915. Part. Collectie. Foto Carla Oldenburger
Signatie kunstenaar Bartholomeus Bogaerdt ’t Hooft, 1915. Zie hierboven. Foto Carla Oldenburger

Na de tentoonstelling ‘Weer en Wind’ viel er nog heel veel meer te genieten, de tentoonstellingen ‘Vrouwenportretten’ en ‘The White Blouse’. De Vrouwenportretten die in deze tentoonstelling hangen zijn voor een deel verzameld door Anna Singer zelf. Alle portretten bevinden zich in de Singer Collectie, ze zijn gedateerd eind 19de eeuw tot eerste helft 20ste eeuw. U ontmoet karakteristieke vrouwen in felle kleuren, geschilderd door de “ultramodernen” Jan Sluijters, Leo Gestel en Kees van Dongen. Verder o.a. Isaac Israels, Albert Neuhuys, Carolus-Duran en Gustave Jean Jacquet.

Ik beeld hieronder een portret af van Isaac israels’ Vrouw op Parijs balkon’, vervaardigd tussen 1903-1934, gevolgd door een schilderij van Jacob Maris, dat ook een vrouw op balkon in Montmartre / Parijs voorstelt, namelijk onze eigen (bet)overgrootmoeder Johanna Hendrika Maris (1852-1924), nicht van Jacob, die volgens de verhalen van mijn grootmoeder (dochter van Johanna Hendrika) hiervoor model heeft gestaan.

Isaac Israels. Vrouw op Parijs balkon, begin 20ste eeuw. Singer Collectie Laren. Foto Carla Oldenburger
Jacob Maris. Het Breistertje, of Vrouw op balkon in Parijs. 1869. Zijn nicht Johanna Hendrika Maris heeft hiervoor model gestaan. Collectie Kunstmuseum Den Haag. Foto Kunstmuseum Den Haag.

Ik eindig met een vrouwenportret uit onze eigen verzameling, dat ik heel graag nog eens nader onderzocht zou willen hebben, een vrouwenportret uit ca. 1870, schat ik. Ik vind dit zo mooi en verfijnd dat ik het graag aan onze lezers laat zien. Tot heden is de schilder onbekend, zo ook de geportretteerde vrouw. Ik denk dat ook dit schilderij, dat misschien al bijna 100 jaar in onze familie is, afkomstig is van een veiling in Amsterdam.

Schilder onbekend. Vrouwenportret van onbekende dame. Ca. 1870. Part. Collectie. Foto Carla Oldenburger

De derde tentoonstelling die ik bezocht en die op zeer bijzondere wijze gekoppeld was aan de “Vrouwenportretten’, was ‘The White Blouse’. Bij het bewonderen van de ‘Vrouwenportretten’ zag ik al vanuit mijn ooghoeken het schilderij ‘Symphony in White’ / The girl in the Muslin Dress’ (ca. 1870) in de volgende zaal hangen. Dit schilderij van James McNeil Whistler (1834-1903) was in 1956 aan Singer Laren geschonken door Anna Singer-Brugh. Het was lang in het depot bewaard totdat enkele jaren geleden het ‘opnieuw ontdekt’ werd als een echte Whistler. Nu heeft dit schilderij uit ca, 1870 een centrale plaats gekregen temidden van 26 gefotografeerde dames en heren, alle kunstwerken van de fotografe Marie-Jeanne van Hövell tot Westerflier.

James McNeil Whistler. ‘Symphony in White’ / The girl in the Muslin Dress’ (ca. 1870). Singer Museum, Laren. Foto Carla Oldenburger

Zij fotografeerde sinds ca. 2010 dames (en later ook enkele heren en kinderen, o.a. Jenny Arean, Alexandra Radius en Toer van Schayk en onze eigen Juliet Oldenburger) in de witte kanten blouse (uit ca. 1920) van haar oudtante. De directeur van het Singer Museum selecteerde 26 foto’s uit een serie van 75, alle dames en heren in deze blouse. Het zijn zeer fijnzinnige portretten, die op onnavolgbare wijze eenvoud, rust en geluk uitstralen. Wilt u meer weten over deze gepassioneerde fotografe? Zie Agenda van Singer Laren en onze eigen aankondiging van tentoonstelling en bijbehorend boek met tekst van Titus M. Eliëns en foto’s van Marie-Jeanne van Hövell tot Westerflier, fotografe met een schildersziel (ook engelse tekst).

DE TAFELBERG IN RHENEN

Anthonie van Borssom. (Amsterdam 1630/31 – Amsterdam 1677). Tafelberg bij Rhenen. Gewassen pentekening. Coll. Met. Museum New York.

Het woord Tafelberg doet mij direct denken aan Zuid-Afrika, maar in geval van bovenstaande tekening gaat het om de Tafelberg in Rhenen, mijn woonplaats, welke locatie in Rhenen bekend staat als de Koningstafel. De locatie is wat onherkenbaar voor de tegenwoordige inwoners van Rhenen, omdat de berg hier onbegroeid is, terwijl de plek juist tamelijk donker is en zeer bomenrijk. Wel zien we de rivier de Rijn beneden aan de berg stromen, gestoffeerd met enige zeilboten en het uiterwaarden-landschap tegenover Rhenen. De berg werd pas halverwege de 19de eeuw met bomen beplant en voor die tijd moet het er dan ook ongeveer zo hebben uitgezien als op de tekeningen van Van Borssom (boven, omstreeks 1660) en Van Liender (hieronder, 1789).

Paulus van Liender (Utrecht 1731-Haaarlem 1797). Tafelberg Rhenen. 1789. Tekening pen en penseel. Coll. Teylers Museum Haarlem

In Rhenen bestaan er verschillende theoriën over wat er nu met de Tafelberg of Koningstafel wordt bedoeld. Gaat het nu om het boswachtershuis dat tot 1991 als zodanig dienst heeft gedaan, waarvan door sommigen beweerd wordt dat het mogelijk is gebouwd op de fundamenten van het jachthuis van Frederik van de Pfaltz (die in 1620 vanuit Bohemen naar Nederland vluchtte) of gaat het om de oriëntatietafel daar vlakbij, die ongeveer op dezelfde plaats staat als de stenen tafel op de tekening van Van Borssom en verwijst naar verschillende herkenbare punten in de omgeving?

Onder het geboomte de oriëntatietafel die uitzicht biedt op de Rijn en de Betuwe

Na bewoning door de laatste boswachter is het boswachtershuis verlaten, verwaarloosd en niet meer hersteld.

Op route.you vind ik een verhelderende tekst over de Koningstafel: “Aan de rand van het open veld staat het restant van een gebouw dat door de vorm en kantelen op een fort lijkt. Een deken van groen woekert over de achterzijde van de ruïne. Navraag bij terreinbeheerder het Utrechts Landschap leert dat het een voormalige boswachterswoning is. Op de plek van deze oude boswachterswoning stond vanaf de 17e eeuw een achtzijdige, hardstenen zerk op een voetstuk: de Koningstafel. Deze is neergezet door de Boheemse koning Frederik V van de Palts (1596-1632). Rond 1840 is de Koningstafel vernield en in 1847 werd hier de boswachterswoning gebouwd.” Einde citaat.

Dat de Koningstafel dus van origine een oriëntatietafel was, zoals op de tekening van Van Borssom (hier zeshoekig i.p.v. achthoekig, maar wie daar oplet…), en niet een jachthuis, lijkt heel waarschijnlijk. Te meer daar men weet dat het huis is gebouwd in 1847, een tijdperk waarin men graag bouwde in neogotische stijl (met kantelen).

De voormalige boswachterswoning. Let op de neogotische bouw met kantelen.

Het huis staat niet op de gemeentelijke of rijksmonumentenlijst. Tot slot een topografische kaart waarop de Koningstafel staat aangegeven (na zoomen wordt het woord Koningstafel duidelijk op de grens van bos en het water van de Blauwe Kamer, ongeveer in het midden van de kaart).