Categoriearchief: Onderzoek

Artikelen uit Vakblad GROEN (1975-2017)

Op 10 januari publiceerde ik hier een Bericht met een lijstje artikelen van mijn hand, uit het tijdschrift Tuinjournaal van de Nederlandse Tuinenstichting, geschreven tussen 1988 en 1999.

Nu heb ik aanvullend een lijst gemaakt van mijn artikelen in het Vakblad Groen, verschenen tussen 1975 en 2017. Dat zijn 35 artikelen, die nog niet alle gedigitaliseerd zijn. Bent u nieuwsgierig naar een van die niet-gedigitaliseerde artikelen, dan kunt u dat hier kenbaar maken in een reactie, en dan kan ik alsnog vragen aan de Bibliotheek WUR of het mogelijk is die te digitaliseren.

Voor de goede orde, groen gemarkeerd betekent doorklikken naar artikelen mogelijk.

Hier volgt de lijst met artikelen (1975-2017):

Waar zijn de ontwerptekeningen van de tuin achter het Vredespaleis, ontworpen in 1978 door Elias en Liesbeth Cannemen, gebleven?

Dat was de vraag die ons vanmiddag werd gesteld door Jacobine Wieringa, curator van de kunstverzamelingen van het Vredespaleis. Deze tekeningen staan afgebeeld in ons rapport dat we in 2005 opstelden over deze tuin, getiteld De tuin van het Vredespaleis: waardestelling en aanbevelingen voor herstel en beheer.

NedDenHaagVredespaleisOntwerpCanneman.jpegTuin – ontwerp bij het Internationale Hof van Justitie, 1977; E. en L. Canneman. ?oorden rechts. Coll. Vredespaleis.

NedDenHaagVredespaleisDoorsnedeCanneman.jpegDoorsnede van tuinontwerp bij Internationale Hof van Justitie, 1977. Ontwerp E. en L. Canneman.

Ik beloofde de curator te zoeken in de database van Tuinjournaals van de Nederlandse  Tuinenstichting /NTs, in de database TUiN van de Bibliotheek WUR en in onze eigen database (niet openbaar). In de laatste waren de tekeningen opgeslagen die wij zelf hadden gefotografeerd (300×300 dpi). Dat was dus een aardige vangst, maar daarmee waren de originele tekeningen nog niet teruggevonden.
Waarschijnlijk zwerven ze toch ergens rond in het Vredespaleis, tussen alle schitterende kunstvoorwerpen uit de hele wereld. Kijk voor de aardigheid eens op You Tube naar de interieurs en kunstschatten.
Voor de beplanting van de Canneman-tuin zou ik het volgende boekje willen aanraden, getiteld De tuin van Elias en  Liesbeth Canneman-Philipse in de tuin van het Vredespaleis, van de auteur Carla Romijn-Schütte, dat te bestellen is via info@tuinenstichting.nl.     Ook in dit boekje is de plattegrond van de Vredespaleistuin afgebeeld met een referentie naar het “archief Carnegiestichting” (Vredespaleis).
En dan is er nog een heel nummer van het Tuinjournaal (Nederl. Tuinenstichting) aan Elias en Liesbeth Canneman gewijd,
Achterin dit nummer staat een plantenlijst van hun eigen tuin  op de Walenburg, een ridderhofstad gelegen aan de Langbroekerwetering in Neerlangbroek. Daar woonden Elias en Liesbeth in de jaren zeventig en tachtig van de twintigste eeuw. Elias restaureerde het kasteel en Liesbeth legde een nieuwe tuin aan, die in grote lijnen langs geometrische patronen werd aangelegd en tegelijkertijd in de stijl van ‘wild garnering’ werd beplant.
De Vredespaleis-tuin was op een andere leest geschoeid. Hier overheerste de geometrie, in de vorm van hagen en zichtlijnen.
De boeken Decoratieve Tuinbeplanting (1913;1922), van de hortulanus van Amsterdam, A.J. van Laren en het boek De Villatuin, (1929) van Th. J. Dinn geven  wat soorten beplanting betreft wel een aardig beeld van de toegepaste beplantingen, vooral interessant omdat Liesbeth Canneman als jonge tuinierster in dienst is geweest van Dinn en daar veel geleerd heeft. Van Laren geeft ook beplantingsplannen, zodat duidelijk is welke soorten hij graag gebruikt en welke planten hij naast elkaar plant. 
Beide boeken kunnen in de Bibliotheek WUR worden geleend.
Mocht iemand meer weten over de verblijfplaats van de beide ontwerpen van de tuin van Liesbeth Canneman achter het Vredespaleis, stuur dan een e-mail naar ons (oldenburgers2@gmail.com) of naar het Vredespaleis  (j.wieringa@peacepalace.org)

Is de ommuring rond de moestuin op buitenplaats Molenbosch (Zeist) ook een onderdeel van het ontwerp van Zocher jr.?

Dit is een reactie op een vraag van Anne Wolff/Platform Historische Moestuinen: Wie kent Nederlandse uitzonderingen op de vorm van moestuinen die doorgaans rechthoekig zijn. Zij noemde daarbij zelf Het Molenbosch te Zeist en dat bracht mij er toe deze vraag uit te werken en in Zocher-perspectief te plaatsen.

Kaart 1. Situatiekaart van buitenplaats Molenbosch vervaardigd door Rijksdienst Monumentenzorg (RCE), 1999. Noorden boven. De min of meer ovale moestuin ligt in het noordwesten van de plaats.
Kaart 2. Kaartbeeld van buitenpaats Molenbosch met aangegeven de bestaande en de verdwenen gebouwwen. Noorden boven. Moestuin in noordwesthoek. Bron: genealogybos.com

De buitenplaats Molenbosch is gelegen tussen Zeist en Driebergen, aan de noordkant van de Driebergseweg. De bankier Johannes Bernardus Stoop (1781-1856) kocht in 1835 een bos met dennen en hakhout van de weduwe Margaretha van Oosthuyse en liet hier vanaf 1837 eerst een landschappelijk park met slingerende waterpartij aanleggen, voordat hij in 1849 daar een huis liet bouwen. Zowel de aanleg als het huis werden ontworpen door de tuinarchitect J.D.Zocher jr.

In het boek van P.J. Lutgers en W.J. Hofdijk Gezichten in de omstreken van Utrecht (1869) wordt over Het Molenbosch vermeld: Mede aan den Straatweg, dankt zijn schoone aanleg weder aan het talent des Heeren Zocher, op last van den Heer J.B. Stoop, wiens erven het nog in eigendom bezitten”. De dochter van Stoop, Anna Aleida Stoop (1812-1885) trouwde in 1841 met Arnold Johan de Beaufort (1797-1866). Zij waren de volgende eigenaars van de buitenplaats. Arnold Johan de Beaufort verhuurde het huis vanaf 1858 voor 2 x 4 jaar aan de Heer John Melvil te Amsterdam.

Bij de huur hoorde toen ook de moestuin. In het huurcontract tussen Arnoud Jan de Beaufort en Johan Melvil (1858) staat vermeld: “Alle mogelijke kosten van onderhoud zowel het dagelijkse van daghuur of arbeidsloon als hetgeen van tijd tot tijd moet plaats hebben tot onderhoud van de gebouwen broeijerij hekken en rasteringen is voor rekening en koste van den verhuurder, als ook mede van den moestuinaanleg van broeijerij met alleswat daaronder tot onderhoud wordt begrepen.  Blijven alle producten van groente boomvruchten enz zoowel van den kouden grond als in de kasten en de broeierij voor den huurder. Het hakhout en opgaand boomgewas alsmede het grasgewas van het gazon is hier niet onder begrepen en blijft voor den verhuurder. (Noot 1). Over de ommuring van de moestuin wordt niet gerept, alleen over ‘broeijerij, hekken en rasteringen’. Mogelijk dat de moestuinmuur pas in een later stadium is gebouwd.

Wat kunnen oude kaarten ons vertellen over de geschiedenis van de aanleg van de moestuin en speciaal over het ontstaan van de moestuin, die niet zoals gebruikelijk rechthoekig, maar eerder amorf van vorm is te noemen. Zie kaart 4.

Kaart 3.. Topografische Militaire Kaart, 1850. Buitenplaats Molenbosch ligt in de rechthoek met het woord Schoonoord. Ten noorden van de toegangslaan is bos en geen open grasbaan en ten oosten van het huis geen slingervijver

De oudste topografische kaart die ons informatie kan verschaffen is het kadastrale minuutplan van de gemeente Zeist, getekend tussen 1811 en 1832. Op deze kaart is helemaal nog geen sprake van een parkaanleg op Molenbosch. Het enige wat van deze kaart valt af te lezen, is de ruitvormige vorm van het eigendom en de naam van de eigenaar P.J. Oosthuyse. Op de eerste Topografische Militaire Kaart van Nederland (kaart 3, TMK, ca. 1850) is wel een bosaanleg met enkele paden te onderscheiden, maar nog geen moestuin en slechts een minieme slingervijver in de zuidoosthoek van de plaats.

Na 1850 is de situatie veranderd en dat is te zien op de TMK van 1873. In de noordwesthoek van de plaats is een grote moestuin te onderscheiden (de rode lijn geeft een ommuring aan), die tussen 1932 en 1962 is getransformeerd tot volkstuincomplex. De topografische kaarten geven aan dat de moestuin nooit rechthoekig van vorm is geweest. De groentebedden waren oorspronkelijk niet rechthoekig van vorm maar langs golvende lijnen aangelegd, passend bij de landschapsstijl. Dit is nog te zien op de topografische kaart van 1873 (kaart 4).

Kaart 4. Topografische Militaire Kaart / Bonnebladen. Buitenplaats Molenbosch, detail 1873. In het noordwesten rood omlijnd de moestuin. Deze is ingedeeld in golvende perken. Ten zuidwesten van de moestuin een boomgaard. Ten zuiden van de moestuin en aan de noordzijde van de toegangslaan v.l.n.r. de paardenstal, het koetshuis en de tuinmanswoning. Tussen de toegangslaan en de Driebergseweg een oranjerie uit 1873.. Achter het huis een open grasbaan en ten oosten van het huis een slingervijver in open terrein

De ommuring van de tuin roept vragen op. Op de Topografische Militaire Kaart uit 1873 is de moestuin dik rood omlijnd. Dit zou kunnen betekenen dat de tuin in 1873 of in de periode dat de kaart werd ingemeten, werd ommuurd. Of is de rode lijn met de hand toegevoegd omdat men het plan had een muur rond de moestuin te bouwen? Ook de oranjerie werd in 1873 (helaas in 1962 afgebroken), toen Anna Aleida Molenbosch bewoonde, gebouwd (Noot 2.), dus in dat jaar is zeker sprake van grote bouw-activiteiten. Het is dus mogelijk dat de tegenwoordige moestuinmuur uit ongeveer 1873 dateert.

Foto (2023) Moestuinmuur Molenbosch, gezien vanuit de boomgaarden.. Duidelijk is dat de steunberen aan de buitenkant staan, dat de muur gepleisterd is en dat de muur qua vorm enigszins gebogen is. Foto Karen Veenland

Op de kaart van 1932 (kaart 5) is de rode lijn verdwenen en veranderd in een omgrenzing van bomen, zowel om de moestuin als om de twee boomgaarden ten zuidwesten van de moestuin. Op de Topografische Kaart van 1962 (kaart 6) is de rode lijn rondom de moestuin weer terug, waaruit we kunnen concluderen dat in dat jaar in ieder geval sprake is van een ommuring, die waarschijnlijk tot heden stand heeft gehouden. Direct ten zuidwesten van de moestuin ligt dan een groentenkelder, die tegenwoordig dienst doet als vleermuizen- onderkomen. Het padenstelsel in de buurt van de moestuin is sterk verveelvoudigd. Dit heeft te maken de flatgebouwen, die in de jaren vijftig op grond van Molenbosch gebouwd zijn langs de Arnhemse Bovenweg.De bewoners maken natuurlijk graag een wandeling op Molenbosch.

Kaart 5. Topografische Militaire Kaart / Bonnebladen. Buitenplaats Molenbosch, detail 1932. De omgrenzing van de moestuin is niet meer rood aangegeven. Het lijkt alsof de moestuin nu rondom beplant is met bomen. De golvende perken zijn verdwenen. De boomgaard is uitgebreid en het open zicht naar het noorden en oosten is met elkaar verbonden. De bomen direct ten oosten van het huis zijn verdwenen en aan de overkant van de vijver is een nieuwe clump bomen gepoot
Kaart 6.Topografische Kaart Nederland, 1:25.000. Detail Molenbosch, 1962. De moestuin is nu weer rood omlijnd; dit geeft een stenen ommuring aan. De boomgaard is gehalveerd. Op de vrijgekomen plaats is een groentekelder gebouwd. Het padenstelsel is sterk verveelvoudigd en de toegangslaan half verhard. Op het terrein langs de Arnhemse Bovenweg zijn flatgebouwen verschenen

Verder wordt de plaats gekarakteriseerd door grote solitairen voor het huis, onder meer een Japanse Notenboom, een moerascypres en een tulpenboom. Wanneer die zijn geplant is onduidelijk.

Op het terrein ten westen van het huis bevinden zich enkele interessante bijgebouwen, namelijk een koetshuis (1855, niet door Zocher gebouwd), een paardenstal en een gepleisterde tuinmanswoning (1840, Architect Zocher jr.); ten noorden van het huis een kippenpaleis (1898) en ten oosten van het huis een houten tuinprieel. Tussen 1989 en 1991 is door de huidige bewoners een kleine privé-kapel gebouwd naar een voorbeeld uit het modellenboek Magazijn van Tuinsieraaden (1802-1809), geschreven door Gijsbert van Laar.

Noot 1. Familiearchief De Beaufort, toegang 53, inv. nr. 1764, artikel vier. Met vriendelijke dank aan Karen Veenland.

Noot 2. Pierre Rhoen. ‘De uitzichten zeer mooi en het huis solide’: het landhuis Molenbosch van J.D. Zocher jr. (1791-1870) exact gedateerd. Oud-Utrecht (2002)7, p. 182-186.

Artikelen over de eerste foto van de Bond van Nederlandse Tuinarchitectuur / BNT en over de eerste Nederlandse tuinarchitecten

Artikelen uit de jaren tachtig van de twintigste eeuw, over de Bond van Nederlandse Tuinarchitectuur en de eerste Nederlandse tuinarchitecten, geschreven door Carla S. Oldenburger-Ebbers, destijds conservator van de Bibliotheek van de Landbouwuniversiteit (nu WUR), en gepubliceerd in het tijdschrift GROEN, zijn in verband met het 100-jarig bestaan van de BNT nu opgenomen in de digitale catalogus van de WUR. Klik op de titelwoorden( in het groen) en u wordt doorgeleid naar het artikel op Internet.

Zie verder alle Publicaties van Carla en Juliet Oldenburger.

Lijstje 2022 Binnenstad & Buitenleven, Oldenburgers.nl

Drie gevelstenen Keizersgracht 175, Amsterdam. Foto’s Walther Schoonenberg en website VVAG / Gevelstenen van Amsterdam. Voorstelling van Out Schaep, De Bonte Os en Jong Lam, telkens links vóór en rechts na restauratie

Het is tegenwoordig de gewoonte aan het eind van het kalenderjaar een overzicht te geven van wat men zoal privé of zakelijk heeft bereikt in het leven, door een lijstje te presenteren van werkzaamheden en resultaten over het afgelopen jaar. Eigenlijk riekt het mij te veel naar reclame, maar aan de andere kant is het natuurlijk ook best leuk voor lezers die ons een warm hart toedragen, om te zien wat ons werk uiteindelijk heeft opgeleverd. Te meer omdat wij vanaf 2016 al proberen naast de ontwikkeling van groen erfgoed, ook kleuronderzoek en -toepassing in de architectuur een volwaardige plaats te geven. Dit laatste onderwerp begint nu langzaamaan steeds een belangrijker rol te spelen.

Juliet op de steiger tijdens restauratiewerkzaamheden van de gevelstenen op Keizersgracht 175. Foto Walther Schoonenberg

Hieronder volgt nu het lijstje adviseringen en projecten van Bureau Binnenstad & Buitenleven over 2022, afgewisseld met enige foto’s.

TENSLOTTE WENSEN JULIET EN CARLA OLDENBURGER U EEN GELUKKIG, VREDIG EN GEZOND 2023.

  • Artikelen:
  • a) Carla en Juliet Oldenburger. Brakestein komt weer tot leven: De tuin van Texels laatste buiten. Het Buiten Jg.4, nr. 10.p. 44-47.
  • b) Juliet Oldenburger. Reconstructie Koningsplein 10: snoepje en sieraad voor de stad. Binnenstad Jg. 56, nummer 308, p. 49.
  • c) Juliet Oldenburger. Bezwaren verbouwing Amsterdam Museum. Binnenstad Jg. 56, nummer 308, p. 52.
  • d) (Carla Oldenburger, medewerking aan artikel van) Peter van Wingerden. Ontdekking in een voormalig stukje Heemstede. Heerlijkheden Jg. 49, nummer 193, p. 3-10.
  • Ontwerpen: Reorganisatie-ontwerp deel Belmonte Arboretum, Wageningen; Zie Bericht 31 januari 2022.
Vroegbloeier tijdens ons eerste oriënterend bezoek aan Belmonte in januari 2022. Hamamelis mollig ‘Pengo’? Foto Carla Oldenburger
Juliet Oldenburger op de steiger vóór Keizersgracht 175, Foto Walther Schoonenberg, 12 april 2022
  • Kleuronderzoek en -ontwerp:
  • a). Onderzoek en conceptplan Gevelstenen Keizersgracht 175 Amsterdam. Zie Bericht 16 april 2022.
  • b) Kleuradvies buitenschilderwerk rond binnentuin Claes Claesz Hofje. Uitvoering 2021/2022.
  • c) Kleurontwerp gevelwand Claes Claesz Hofje in Egelantiersstraat. Uitvoering in 2023.
Binnentuin Claes Claesz Hofje Amsterdam. Kleuradvies schilderwerk Juliet Oldenburger, 2021-2022. Foto Walther Schoonenberg
  • Lezingen / Colleges: (Juliet docent), college in Module Erfgoed en Ruimte / Erfgoedopleidingen Hogeschool Utrecht.
  • Website: Losse adviseringen / artikelen, uitgewerkt in 30x ‘Berichten’ op de website oldenburgers.nl en in Bijdragen op LinkedIn.com. Bijv. advies gevraagd door Uitgeverij Blauwdruk m.b.t. 100 jaar BNT; en door de VVAB over de vraag of er nog iets rest van het plan van de Fa. Zocher voor het Frederiksplein te Amsterdam?

Nederlandse tuinlieden met de naam William Kent, 4 generaties

Op de website van het Tuinhistorisch Genootschap Cascade (cascade1987.nl) is een rubriek opgenomen met de titel “Eerste kennismaking met…”. Omdat nu in verband met het 100-jarig bestaan van de NVTL (Ned. Ver. Tuin- en Landschapsarchitectuur) weer verschillende tuinarchitecten uit het verleden in het zonnetje worden gezet, wil ik graag op deze website een aantal beschrijvingen (van mijn hand) nog eens herplaatsen om aandacht te vragen voor deze personen uit dit vakgebied.

Inleiding
De aanleiding voor dit onderzoekje naar William Kent in Nederland, dateert al van 1975, toen ik bemoeienis had met de nieuwe aanplant van de kruidentuin van Beeckestijn. In dat verband werd mij gevraagd welke kruiden toe te passen. Ik ging om die vraag te beantwoorden op zoek naar een plantenlijst uit de tijd van de verlandschappelijking van Beeckestijn (laatste kwart 18de eeuw) en liefst ook uit de omgeving van Velsen. Ik vond in de Stadsbibliotheek van Haarlem Catalogus Plantarum quarum usus in re medica horti medici Harlemensis, uitgegeven in Haarlem in 1784, met een voorwoord van W. Kent.
Natuurlijk dacht ik direct aan de beroemde William Kent, de Engelse landschapsarchitect. Maar hij bleek al te zijn overleden in 1748. En wie dan wel deze William Kent kon zijn, geen idee.
Sindsdien is deze interessante vraag blijven liggen totdat ik in 2010 in Cascade Bulletin een artikel las van Ronald van Immerseel over de Haarlemse hortulanus Arent Bolleurs.1)  Hij beschrijft ene William Kent, uit London afkomstig en in 1777 benoemd als hortulanus van de Haarlemse hortus medicus. Ook de tuinhistoricus Willem Overmars had William Kent gespot in Nederland.
Nu eindelijk maar eens tijd uitgetrokken om deze man(nen) beter te leren kennen, dus op zoek naar meer gegevens over de persoon William Kent in Nederland.

Even het geheugen opfrissen over de Engelse William Kent.
Hij werd geboren in Bridlington, Yorkshire, eind 1685 en is overleden in London, 12 April 1748. Deze bekende Engelse landschapsarchitect en interieurontwerper werd 1 Januari 1686 gedoopt als William Cant. Hij is nooit getrouwd geweest en de William Kents, die in Nederland actief zijn geweest, zijn dus zo goed als zeker geen directe afstammeling.
De Engelse Kent is in de eerste plaats bekend door de omvorming van de barokke tuinen van Stowe House (1731), die even later ook door Capability Brown onder handen werden genomen. Stowe is onder andere voor de Duits-Nederlandse tuinarchitect J. G. Michael (in dienst van Jacob Boreel op Beeckestijn) een sprekend voorbeeld van een geslaagde landschappelijke aanleg geweest.

Haarlem 1777-1784
De eerste William Kent die we in Nederland tegen komen, heeft dus een connectie met Arent Bolleurs. Deze Arent werd op 26 juni 1784 uit vijf sollicitanten gekozen voor de vrijgekomen post van hortulanus van de Haarlemse hortus medicus in het Prinsenhof (getoonde ill. geeft een beeld van de tuin anno 1689). Er stonden toen zeker ruim 300 plantensoorten in bedden gerangschikt. Bolleurs volgt de uit London afkomstige William Kent op, die in 1777 was benoemd.
Uit het feit dat de boven vermelde catalogus dateert uit het jaar van zijn vertrek (of mogelijk pensioen?) bij de hortus, kunnen we constateren dat hij zijn werk in Haarlem degelijk heeft afgesloten met het samenstellen van deze gedrukte plantenlijst.
Door een mededeling in de Nieuwe Nederlandsche Jaerboeken van juli 1779 komen we nog iets meer over deze Kent in Haarlem te weten, want onder Besluyten der Vergader. des Oecon. Taks van 1779 staat geschreven: “… is geresolveerd den Hortulanus William Kent door het ter leen verstrekken van vijftig Dukaaten instaat te stellen tot het ontbieden van Zaaden ten dienste van het Publiecq”. Hij heeft dus een lening gevraagd om zaden te kopen en deze weer aan de burgers van Haarlem uit te delen of te verkopen. Hij deed dit waarschijnlijk vanuit zijn zaadhandel. Uit een advertentie in de Oprechte Haerlemmer Courant van 19 maart 1799 blijkt namelijk dat hij in 1779, maar misschien al veel langer een zaadhandel heeft en ook ‘aanlegger van Engelse tuinen en bloemperken’ is:
By William Kent, Aanlegger van Engelsche tuinen en Bloemperken op de Grote Krogt te Haarlem, zijn te bekoomen: Veelerlei fraaije BLOEMZAADEN, de 20 soorten voor één gulden. Waarvan de Gedrukte Lijsten bij hem te bekoomen zijn…
Een jaar later vermeldt een familie-advertentie (via CBG) dat ene Elisabeth Kent, weduwe van Gijsbert van der Horst, per 20 november 1800 de zaadwinkel van haar broer heeft overgenomen. Of William dan intussen is overleden is tot heden onbekend. Zuster Elisabeth overlijdt in 1801.
In 1802 duikt William (II) Kent op in Harderwijk (zie beneden). Het meest waarschijnlijk is dat het hier gaat om een zoon (met de zelfde naam) van de eerst genoemde William Kent en Louisa Hendrika de Vries (geb. 1779 in Haarlem).2)
In de 18de eeuw kwam het vaker voor dat jonge tuinlieden uit Duitsland en Engeland naar Nederland reisden om zich verder in het kwekersvak of als hovenier te bekwamen. Zij zochten bij voorkeur de streek rond Haarlem uit als stageplaats. Zo is bekend dat Zocher sr. in deze zelfde tijd naar Nederland is gekomen. Hij vond werk bij de kweker/tuinarchitect J. G. Michael in Velsen.

Harderwijk 1802 – 1811 (1815)
William (II) Kent wordt door H. Veendorp en L. G. M. Baas Becking in het boek Hortus Academicus Lugduno Batavus 1587-1937: the development of the gardens of Leyden University. (Haarlem, 1938) beschreven als hortulanus van de botanische tuin van Harderwijk, tot 1811, toen de universiteit van Harderwijk werd opgeheven.
Hij is in 1802 als hortulanus van de hortus in Harderwijk aangesteld. In 1804 werd zijn zoon William (III) Hendrik geboren en in 1810 zijn dochter Maria Elisabeth.
Tussen 1800 en 1808 was Caspar G. C. Reinwardt (zie ill.) hoogleraar chemie, natuurlijke historie en botanie aan de Universiteit van Harderwijk en in 1810 werd hij tot hoogleraar aan het Atheneum Illustre te Amsterdam benoemd. Reinwardt en Kent kenden elkaar dus van hun tijd in Harderwijk en het was dan ook niet verwonderlijk dat Reinwardt Kent aanstelde als hortulanus in Leiden. Later vanaf 1816 maakten zij samen wetenschappelijke verzamelreizen in Nederlandsch Indië, in opdracht van de Koninklijke Commissie voor de Koloniën.

Leiden 1811 (1815) – 1816
Na de Franse tijd begon Nederland weer belangstelling te krijgen voor de koloniën. Koning Willem I benoemde Reinwardt met dat doel voor ogen tot directeur van landbouwkundige aangelegenheden, wetenschappen en kunsten, en tot lid van de Koninklijke Commissie voor de Koloniën. In die hoedanigheid vertrok Caspar Reinwardt 29 oktober 1815 vanuit Texel naar Ned. Indie3), in gezelschap van onder anderen William Kent die na een tijdelijk contract tussen 1811 en 1815, in februari 1815 tot hortulanus in Leiden was benoemd.
In de tuin staan dan ongeveer 3200 plantensoorten. In 1805 maakte C. H. Persoon een lijst, getiteld Synopsis plantarum.
Reinwardt en Kent namen samen deel aan verschillende expedities vanaf 1816. Een jaar later adviseerde Reinwardt aan de koning een botanische tuin te stichten in Buitenzorg bij Batavia, zoals gebeurde in 1817.

Buitenzorg, Nederlandsch-Indië, 1817-1827
Na verscheidene wetenschappelijke verzamelreizen tussen 1817 en 1822 over Java en naar Timor, de Molukken en Celebes, keerde Reinwardt in 1822 terug naar Leiden waar hij in 1823 tot professor in de botanie werd benoemd.4) Uit de uitgegeven correspondentie van Reinwardt komt naar voren dat Kent financieel slecht voor zijn vrouw en kinderen in Leiden zorgde en ook lang niet altijd goed en voldoende werk afleverde. Het klimaat, vermoeidheid en ziektes speelden hem parten. Ook zou het kunnen dat botanisch verzamelen en de zorg voor nieuwe planten hem meer in het bloed zat dan belangstelling voor en verzamelen van tropische dieren. En dat laatste was ook hun opdracht.
Tot opvolger van Reinwardt in Buitenzorg was intussen in 1823 dr. C. L. Blume benoemd. Hij beschikte over twee hortulani, James Hooper en William (II) Kent. Kent aanvaardde tenslotte in juni 1825 de functie van adjunct-inspecteur van de koffiecultuur voor het regentschap Limbangan (West-Java).5) Hij overleed aldaar 11 juli 1827.
Uit het feit dat het plantengeslacht Kentia (een palm, zie ill.) en verschillende plantenspecies de naam van Kent dragen, mogen we afleiden dat zijn botanische kennis hoog werd aangeslagen.

Franeker 1834-1845; Groningen 1845-1863
William (III) Hendrik Kent werd in 1804 geboren in Harderwijk als zoon van William (II) Kent, de Kent die op dat moment in Harderwijk de functie van hortulanus vervulde, en Louisa Hendrika de Vries. Hij trouwde in Leiden 11 februari 1830 met Maria van der Vlugt. In 1833 nam hij de functie van meesterknecht van de Leidse hortus6) over van Jan Binnendijk, maar hij had meer in zijn mars.
Toen de universiteit van Franeker in 1811 werd opgeheven op decreet van Napoleon, is er direct als compensatie een rijks atheneum gesticht en dit bleef bestaan tot 1845, met bijbehorende hortus. In 1812 werden er 293 planten in bakken en potten vanuit Franeker naar Groningen overgebracht.
In Franeker was tot 1811 Arent Vlaskamp hortulanus, de broer van de overgrootvader van Gerrit Vlaskamp aan wie deze zomer (2014) een tentoonstelling in het Fries Museum was gewijd.
Na Leiden is Willem (III) Hendrik Kent heel snel in Franeker te werk gesteld want zijn zoon William (IV) Kent werd in 1834 in Franeker geboren.7) Deze laatste trouwde in 1860 in Baarderadeel met Johanna Maria Tjepkema en bleef in de hortus werkzaam tot de sluiting van het atheneum.
De laatste periode van zijn werkzame leven heeft William IV de post van hortulanus in Groningen vervuld. Hoe lang hij in deze stad de hortus heeft mogen leiden is mij onbekend, maar ik neem aan tot 1863, omdat zijn naam met dit jaartal op een gedenksteen staat, die is ingemetseld in de muur van de tegenwoordige hortus in Haren, Kerklaan 34.

De voorlopige conclusie van dit onderzoekje is dat minstens vier generaties Kent met de naam William (H.) Kent in Nederlandse botanische tuinen werkzaam zijn geweest, te weten in de horti botanici (medici) van Haarlem, Harderwijk, Leiden, Buitenzorg, Franeker en Groningen. William (II) Kent noemde zich naast hortulanus ook “Aanlegger van Engelse tuinen en bloemperken”. Wat een mooie conclusie. Het begint aardig op de Zochers, de Copijnen, de Van Lunterens, etc. te lijken. En dit is nog maar een begin. Wie pakt het op?

Carla Oldenburger 15 september 2014.

1) Ronald van Immerseel, Minder in tel en aanzien, en toch toch ook knap is eene Boleurs. De Haarlemse hortulanus Arent Bolleurs en zijn zoon Jan, Cascade Bulletin 19 (2010), nr.1. p. 33-45.
2) Cyclopaedia of Malesean Collectors (www.nationaalherbarium.nl/fmcollectors).
3) P.C. Molhuysen en P.J. Blok (red.), Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 4, Leiden 1918.
4) T. W. van Heiningen, The correspondence of Caspar Georg Carl Reinwardt, Den Haag, 2011; Andreas Weber. Hybrid Ambitions: Science, Governance, and Empire in the Career of Caspar G.C. Reinwardt (1773-1854). Leiden, 2012.
5) Colonial Collection (KIT). Leiden University Libraries. Encyclopaedie van Nederlandsch-Indië. 1 January 1896, p. 280.
6) Aktenummer 12, Collectie Archief van de ambtenaar van de burgerlijke stand Leiden, 1816 – 1928, Deel: 4821, Periode: 1830, Boek Huwelijken 1830. http://genbook.dordtenazoeker.nl/Overige%20Genealogie%C3%ABn/binnendijk_leiden.htm.
7) William Kent IV (geb. Franeker 27 juni 1834 – overl. ?). Getrouwd 12 juli 1860 in Baarderadeel met Johanna Maria Tjepkema (Dronrijp, 1838 – overleden (?).

Leo van der Meer leverde 22 sep 2014 meer gegevens aan:

26 augustus 1785
Verkoping in Haarlem. Willem Kent. (Opbrengst ƒ 358 – 5 – 4 NAH oud archief kast 31-254)

21 juni 1787 Oprechte Nederlandsche courant (Delpher)
HAARLEM, den 16 Juny. Gepasseerde week by U Ed. in de Stad zynde, spraken wy onder anderen over de onbezonnenheid van het tekenen van Oranje-Requesten, en konden niet begrypen de mooglykheid, dat iemand bezield met een eerlyk hart, zich in de bresse konde stellen voor zulk eenen Willem den Vyfden, de bron van alle onheilen, daar ons Vaderland onder zucht; maar helaas! thans zien wy hier in onze Kwartieren onder Heemstede, eene Vrouwe, die zich daar toe door drift laat vervoeren; ik zeg drift, dewyl my verzekerd word, dat ze gantsch niet van natuurlyk verstand en oordeel onteloor is. Deze Vrouw is, Mevrouwe (“van haar zelf eene Juffrouw van der Hoeven, zuster van de Ex-Burgemeester en Raad van der Hoeven, te Rotterdam, hun Voorouderen worden in de GRONDWETTIGE HERSTELLING wegens geheime Deuren te Rotterdam, duidelyk genoeg aanstipt”) de Weduwe van den eerlyken, braven Menschen Vriend, den Heer JAN HOPE, in leven Raad en Schepen enz. enz. van de Stad Amsterdam, een man wanneer hy noch in leven was, onder het getal van de wezentlvke Vaderlanders, een plaats zou bekleed hebben; want hy konde geen onderdrukking noch ongerechtigheid dulden; dit was zyn Natuur! Deze Mevrouw heeft dan een Oranje – Request opgesteld, of laten opstellen; daar ze haar Tuinman William Kent, een Engelschman, (hier overal te Hillegom en te Haarlem bekend, en zelfs haar benadeeld) mede heeft rond gezonden, om te doen tekenen. Haar onnozele Werklieden, die naauwlyks weten wat een Request is, heeft ze zulks opgedrongen, en de genen die weigerden te tekenen, gecasseerd. Hier by heeft ze het niet laten berusten, te Heemstede is dit fraai stuk ook gepresenteerd, en de genen die zulk weigerden, alle met haar ongenade gedreigd. Wat dunkt U Ed. van zulk eene Vrouwe? steld ze haar drie Zoonen (Jongelingen van groote verwagting, Edel van inborst, om nuttig te zyn aan de zamenleving) niet bloot aan verachting van elk, die deze jonge Heeren niet byzonder kennen? My is zelfs voorgekomen, om dit Plan mede toe te schryven aan den waardigen Vaderlander, in zyn hart, en een der nuttigsten Menschen Vrienden die niets doet als goed, den Heer HENRY HOPE. Te meer noch, dewyl hy tot zyn geassociëerde gehad heeft, (doch ‘er zich direct van ontslagen) den ontrouwen en s1egten Hartsinck, welke, zo men zegt, het gantsche Capitaal van het Comptoir van HOPE en COMP., aan de Oranje-Calanten ter dispositie zou aangeboden hebben.

3 september 1789
Verkoping in Haarlem. Willem Kent, Jacob Hoofd, Juffr. Bosch en C. Buys. (Opbrengst ƒ 251 – 2 – 4 NAH oud archief kast 31-258)

19 maart 1799 Haerlemse Courant
By WILLIAM KENT, Aanlegger van Engelsche Tuinen en Bloemperken, op de Groote Krogt te Haarlem, zyn te bekomen; Veelerlei fraaije BLOEMZAADEN, de 20 zoorten voor één Gulden. Waarvan de gedrukte Lysten by hem te bekomen zyn.

24 april 1800 Haerlemse Courant
By WILLIAM KENT, Aanlegger van Engelsche Tuinen en Bloemperken, op de Krogt te Haarlem, zyn te bekomen veelerlei fraaije BLOEMZAADEN, de 20 zoorten voor een Gulden. Waarvan de gedrukte Lyst by hem te bekomen zyn.

22 november 1800 Haarlemse courant (Delpher)
De ondergetekende maakt mits deezen bekend, dat zy de Zaad-Winkel van haar Broeder William Kent heeft overgenomen, verzoekt ieders gunst en recommandatie. Haarlem den 20 November 1800. Elisabeth Kent, Wed. Gysbert van der Horst.

3 februari 1801 Haarlemse courant (Delpher)
Die iets te pretendeeren heeft van, of verschuldigt zyn, aan den Boedel van wylen ELISABETH KENT, Weduwe van wylen Gysbert van der Horst, onlangs binnen Haarlem in de Battejoristraat overleden; gelieven daarvan opgave of betalinge te doen aan Pieter de Vos, op-de Krayenhorstergragt te Haarlem voornoemt, uiterlyk met den laatsten Februari 1801.

WIE IS DE ONTWERPER VAN DE TUIN VAN BROEKBERGEN?

Even geleden kreeg ik van mijn kleindochter een Whatsappje met de volgende vraag: “je moet me vanmiddag wel even wat vertellen over landgoed Broekbergen in Driebergen”, ervan uitgaande dat haar grootmoeder alles weet over alle buitenplaatsen in Nederland. Het enige wat ik van deze buitenplaats in Driebergen wist was dat ik er in Zocher-online één zin aan had gewijd, namelijk: “Bij naspeuringen komen we tot heden maar één naam als leerling [van Zocher sr.] tegen en dat is de naam van Christiaan George Breitensteyn uit Zeist (1788-1867), waarvan bekend is dat hij tussen 1815 en 1820 de landschappelijke aanleg van Dennenburg in Driebergen heeft ontworpen, evenals de landschappelijke aanleg op Broekbergen naast Dennenburg”.

Driebergen, Buitenplaats Broekbergen. ontwerp Jan Copijn en Zn, of H. Copijn? Collectie Broekbergen

Patricia Debie heeft onderzoek naar de tuinhistorie van Broekbergen gedaan. In het Rapport Ontwikkelingsvisie en waardestelling Buitenplaats Broekbergen (2009) staat te lezen dat Broekbergen in 1755 bestaat uit een “een fraaije en wel gestitueerde buijtenplaats genaamd Broekbergen, met sijne heerehuijzinge, koetshuijs, stallinge en tuinkamer, trekkast en verder getimmerte, broeituijn, moestuijnen, boomgaarden, en al het geen op dezelve aard en nagelvast is met vier en twintig morgen lands”. De eigenaar tot en met 1874 is de familie Van de Muelen. Vanaf 1875 tot 1996 heeft het huis dienst gedaan als klooster van de zusters Benedictinessen van de Altijddurende Aanbidding. Het huis is nu een beschermd monument.

Het onderzoek leverde drie ontwerpkaarten van Broekbergen op, en wel één uit 1789 (door Patrica genoemd de Rococo-periode, ik noem deze periode altijd liever de vooraankondiging van de landschapsstijl en mijd liever het woord Rococo), één uit de vroeg-landschappelijke periode (1812) en één uit de laat-landschappelijke periode (tweede helft 19de eeuw). De laatste is een ongesigneerd en ongedateerd ontwerp van Broekbergen dat volgens Patricia Debie een vroeg (ca. 1860) ontwerp van de hand van H. Copijn zou kunnen zijn, maar volgens ons toe te schrijven is aan Jan Copijn in samenwerking met zijn zoon H. Copijn.

De woorden die op het ontwerp staan geschreven zijn “Broekbergen” op het huis; “Mestvaalt” onder het rechter huis langs de zuidwest-grens van de buitenplaats; en “Peren Loop” tussen linker (tuinmans-?)huis en boomgaard. Dit is het pad naar de boomgaard waar appel-(met rond gebladerte) en perenbomen (met puntig gebladerte) staan aangegeven.

Een nadere analyse van dit ontwerp wordt in de vorm van een artikel door ons uitgewerkt in samenwerking met Ir. Lia Copijn-Schukking. Nadere aankondiging zal volgen bij publicatie.

Onbekende Copijn-ontwerpen

Vandaag bespreking met Lia en Jorn Copijn over Copijn – ontwerpen die nog niet bekend waren toen het dikke Copijn-boek van Uitgeverij De Hef werd gepubliceerd onder de titel “COPIJN 1763-2013. Twee honderd vijftig jaar tuinlieden, boomkwekers, boomverzorgers en tuin- en landschapsarchitecten”.

Voorbeeld onbekend ontwerp van Hendrik Copijn uit 1919. Coll. Jorn en Lia Copijn.

Het zijn deels waarschijnlijk hele vroege ontwerpen uit de begin- en oefenperiode van de jonge Hendrik Copijn. We gaan de concepten en tekenstijlen van deze met de reeds bekende ontwerpen vergelijken en uitzoeken om welke gebieden / buitenplaatsen het gaat.

Amsterdam Kleur in de stad: 3 gevelstenen op één huis

Juliet op de steiger voor Prinsengracht 175. Gevelstenen v.l.n.r. OUT SCHAEP, D+BONTE OS (ANNO 1661) en IONG + LAM (foto: Walther Schoonenberg)

(278) Zoals op de Welkomspagina van deze website is te lezen: Kleur in de architectuur is (sinds 2015) een nieuwe richting van ons bureau. Wij doen onderzoek naar historisch kleurgebruik en maken ontwerpen voor de toepassing van kleur op gevels en in interieurs.

Ons eerste project was Huis De Ladder Jacobs, Oudezijds Voorburgwal Amsterdam (2015). Dit hield in onderzoek naar en kleurontwerp voor de gevel van genoemd huis, in 1655 ontworpen door Philips Vingboons. De centrale gevelsteen stelt Jacobs Droom voor.

Detail gevel van Huis Ladder Jacobs, Oudezijds Voorburgwal. Midden Jacobs Droom en aan weerszijden vruchten-guirlandes (schildering: Juliet Oldenburger, foto: Wim Ruigrok)
Gevelsteen Jacobs Droom. Oudezijds Voorburgwal (Schildering: Juliet Oldenburger, foto: Wim Ruigrok)

Een ander project was bijvoorbeeld het maken van een kleurontwerp voor het Claes Claesz. Hofje te Amsterdam (2021)

Onlangs zijn we door de Verenigde Doopsgezinde Gemeente Amsterdam gevraagd drie gevelstenen op de Prinsengracht te ‘restaureren’. Zoals gezegd de kleuren baseren wij op (kleur)historisch onderzoek, de plaatselijke bouwtraditie en praktische kennis van historische verfpigmenten. Zo wordt bepaald welke kleuren in de loop van de tijd op een locatie zijn toegepast. Onze kleurontwerpen zijn gebaseerd op een combinatie van historisch onderzoek en meer esthetische overwegingen.

Juliet op de steiger voor Prinsengracht 175. Gevelsteen D + Bonte Os (Anno 1661). Foto: Walther Schoonenberg

Hoe komen de drie gevelstenen, waar we nu mee bezig zijn, ‘D + Bonte Os’, ‘Out Schaep’ en ‘Iong + Lam’ nu op de gevel van Prinsengracht 175 terecht en wat is hun geschiedenis?

Onno Boers (†) en Hans Brandenburg (huisonderzoek) hebben dit uitgezocht. Hun tekst (voor dit doel enigszins aangepast) is te vinden op de website van de Vereniging Vrienden van Amsterdamse gevelstenen. Citaat: ‘In 1652 koopt Hendrick Jansz Vet, vleeshouwer/slager van beroep een huis en erf op de Prinsengracht. Tien jaar later, in 1661 laat hij het vervangen door het huidige pand, Prinsengracht 175 en laat, en dat is wel uitzonderlijk, in het fries drie gevelstenen aanbrengen, links een schaap, OUT SCHAEP, midden een os, D+BONTE OS en rechts een lam, IONG + LAM.

Gevelsteen D+Bonte Os. Prinsengracht 175 (foto: Frank Lucas)
Gevelsteen Out Schaep. Prinsengracht 175 (foto: Frank Lucas)
Gevelsteen Iong + Lam. Prinsengracht 175 (foto: Frank Lucas)

De Bonte Os is op de bovenrand gedateerd ANNO 1661. Het zijn alle drie verwijzingen naar zijn beroep. In 1667 verkopen de erven van Hendrick Jansz Vet het pand. Hendrik Coevoet, beroep brandewijnkoper, wordt de nieuwe eigenaar. Uit de periode 1667-1689 zijn geen koop/verkoopakten bewaard gebleven. In dat laatste jaar wordt Jacob Harmensz Bomhof, ook weer een vleeshouwer, de nieuwe eigenaar. In deze koop-/verkoopakte wordt, net als in de voorgaande, geen huisnaam genoemd; de omschrijving ‘huis en erf op de Prinsengracht, oostzijde, bij de Prinsenstraat’ lijkt voldoende. Pas in 1747, als de erven van Jacob Bomhof het pand verkopen, luidt de akte: =Een huijs en erve, staande en gelegen binnen deze stad, en aldaar op de Prinsengracht, aan de oostzijde, het vierde huijs van de Prinsenstraat daar ‘Out Schaep’, ‘D+ Bonte Os’ en ‘Iong + Lam’ in de gevel staan”=. Nieuwe eigenaar wordt Richard de Haas, een uit Zutphen afkomstige koperslager. Zijn erven verkopen in 1781 het pand aan de Diakenen van de Mennonieten-gemeente, de beheerders van het achtergelegen Zons Hofje. Het huidige pand wordt in de Noord-Hollandsche Oudheden (6de stuk, pag 72) afgebeeld en beschreven als een fraaie trapgevel van gebakken en gehouwen steen met nieuwe pui. Later (onbekend wanneer) is deze pui in oude stijl gerestaureerd.”

Landgoed De Wielewaal te Eindhoven meer dan 100 jaar Particulier Eigendom en straks een openbaar park?

Poort en toegangslaan tot Landgoed De Wielewaal. Foto gemeente Eindhoven

(273) Deze week (2de week februari 2022) is bekend geworden dat de gemeente Eindhoven het landgoed De Wielewaal (tot 2017 eigendom van Frits Philips) gaat kopen om de te verwachten uitbreiding van de stad ’te verzachten’ met een mooi openbaar park. Nu is het hek nog dicht, maar dat zal niet lang meer duren.

Op Google Earth is het landgoed duidelijk te onderscheiden. Het is gelegen in het noordwesten van de stad, in stadsdeel Strijp en in de buurt Wielewaal. Verscheidene lanen zien we op de luchtfoto lopen en ook in het zuidelijk deel een sterrenbos.

In 1850 was dit gebied nog heide. In de 2e helft van de 19e eeuw werd het bebost. In 1912 kocht Anton Philips, de vader van Frits Philips,  het dennenbos en hij liet dit bos, genaamd ‘Het Zwarte Huis. als landgoed inrichten, maar Anton heeft er nooit gewoond. Een deel van het landgoed, ten noorden van de Oirschotsedijk, werd in 1920 geschonken aan de bevolking en staat sindsdien bekend als het Philips de Jongh Wandelpark. Het gebied ten zuiden van deze dijk is landgoed De Wielewaal waar Frits Philips in 1934 een huis liet bouwen door de vrij onbekende architect Frans Stam.

Landhuis De Wielewaal afgebeeld in het tijdschrift ‘Het landhuis’, jrg 30, 1935, no 16 (28-08-1935)

Midden op de luchtfoto hieronder zien we het grote huis en vanuit dit huis loopt een ‘tapis vert‘ (een brede grasloper omgrenst door hoog bos) schuin zuidwaarts naar een ‘rotonde’, die het middelpunt vormt van een sterrenbos.

Het landgoed (met in eerste instantie een pinetum, een sterrenbos, een rockery en een doolhof), werd tussen 1912 en 1920 aangelegd naar ontwerp van de bekende tuinarchitect Dirk Frederik Tersteeg (1876-1942). Over de laatste is te lezen in het boek ‘Nederlandse Tuinarchitectuur tussen 1850 en 1940, waard om beschermd te worden‘ (1986), door Bonica Zijlstra.

Grootste deel van het landgoed op Google Earth. Middenin de woning. Vanuit de woning schuin naar beneden een gras-laan (tapis vertelt) naar een rotonde, die het centrum van het sterrenbos vormt. Hier vandaag lopen 7 lanen door het bos.

Op het landgoed groeien veel monumentale bomen en rododendrons; bovendien gedijen er veel paddenstoelen en bijzondere planten. De bomen zijn grotendeels geplant in opdracht van Anton Philips, in de eerste twee decennia van de 20e eeuw. Tersteeg werkte op De Wielewaal in gemengde parkstijl, waarbij rechte lanen en natuurlijke vormen elkaar versterken.

Dirk Frederik Tersteeg’s werk op De Wielewaal werd algemeen gewaardeerd in Nederland. Dit is bekend omdat de Bond van Nederlandse Tuinarchitecten (BNT) in 1940 een foto (onderstaand) van het park opnam in haar reizende Foto-tentoonstelling. Ook zijn in de Bibliotheek WUR enige ontwerpen van Tersteeg terug te vinden, namelijk ontwerpen voor het sterrenbos, de rockery en het doolhof.

Eindhoven Pinetum Het Zwarte Huis. D.F. Tersteeg, ontwerp 1917-1919. Foto uit BNT-Tentoonstelling 1940. Bibliotheek WUR / Speciale Collecties
Eindhoven. Ontwerp Sterrenbos Het Zwarte Huis. D. F. Tersteeg, 1920. Aan de Postdijk, Kromme sloot, Wemschedijk. Bibliotheek WUR / Speciale Collecties 
Eindhoven. Ontwerp Rockery bij Het Zwarte Huis.. D. F. Tersteeg (1917-1919). Bibliotheek WUR / Speciale Collectie 
Eindhoven. Ontwerp Doolhof bij Het Zwarte Huis. D. F. Tersteeg, 1917 . Doolhof nog aanwezig. hoewel aan restauratie toe.
Bibliotheek WUR / Speciale Collectie 

Of al deze tuinonderdelen nog aanwezig zijn, is mij niet bekend. Het zou in ieder geval zeer de moeite waard zijn nader onderzoek naar dit historische landgoedpark te doen, omdat er nooit een publicatie over is verschenen en het zeer interessant zou zijn dit park met andere grote parken en in het licht van de Nederlandse tuinhistorie te plaatsen en te vergelijken.